Marx èn Van Niftrik gebruiken het woord 'ideologie' NAVELSTAREN vandaai Bcroepings- werk e '0 Trouw Kwartet TROUW/KWARTET ZATERDAG 10 JUNI 1972 Kerk T2 Nieuwe woorden weerspiegelen nieuwe inzichten. Of om deze stel ling meteen maar wat af te zwak ken (want is alles er al niet van overoude tijden geweest?): nieu we ontdekkingen van oude waarheden. Misschien kunnen we nog beter zeggen: oude waarhe den krijgen nieuwe namen omdat ze ook in andere kringen aan bod komen. Zo komt het dat we die nieuwe woorden die eigenlijk dus niet nieuw zijn ineens overal gebruikt vinden. Een dergelijk proces maakt vandaag het woordje Ideologie door. Nieuw is het niet. De Franse maatschappij-filo sofen van de 18e eeuw gebruikten het reeds en Karl Marx schreef er al een heel boek over. Maar het woord bleef in het gebruik beperkt tot de marxis tische kringen. Het hoorde als het ware tot het gangbare jargon ervan. Je kon op een afstand al horen of je met een marxist te maken had. Dat is intussen allemaal veranderd. Ieder een gebruikt het woord. We treffen het niet alleen bij kritische theologen aan maar ook in het z.g. Getuigenis of in een redevoering van prof. Van Niftrik. En in alle gevallen dat moet erbij in een negatieve beteke nis. Ideologie is iets verkeerds volgens alle mensen die deze term gebruiken. Van iets een ideologie maken of op een of andere manier ideologisch den ken. behoren wij niet te doen. Daaro ver zijn rechts en links merkwaardig eenstemmig. Vandaar dat de vraag op zijn plaats is wat dat woordje dan wel mag betekenen. Het is wel aardig om van andermans opvattingen te bewe ren dat ze ideologisch geladen zijn of kortweg: dat ze een ideologie zijn, maar als dergelijke opmerkingen méér willen betekenen dan: uw opvat ting is de mijne niet en daarom is ze fout, moeten we wel enige zindelijk heid in ons taalgebruik betrachten. Anders gaat het met het woordje ideologie net zoals met woordjes als secularisatie, horizontalisme. polarisa tie enz. Ze worden een scheldwoord dat men dan wel gemakkelijk op alles kan plakken dat anders is dan vroeger maar dat niets meer verheldert. Dus: wat is Ideologie? Laat ik begin nen met nog even aan te knopen bij de negatieve betekenis van de term. Zij heeft betrekking op een theorie of een leer. welke dan ook Wanneer een leer of een theorie tot ideologie wordt verklaard, zal de spreker eigenlijk die theorie of die leer ontmaskeren. Van daar dat de term ideologie vooral voorkomt in een samenstelling als Ideologiekritiek. Het is lelijk hol lands. dat geef ik toe, maar het is nu eenmaal gangbaar, en de bedoeling van de term is duidelijk: ideologiekri tiek leveren is een leer of een theorie ontmaskeren als ideologie. We zijn de naam van Karl Marx al even tegengekomen, aan wie de ideo logiekritiek veel te danken heeft. Marx bedoelde met het ontmaskeren van een leer of een theorie als ideolo gie niet dat de betreffende leer bv. het christendom) of theorie (b.v. het Duitse idealisme) bewuste leugens be vatte. Men moet eerder zeggesi dat Marx vooral op een soort van verkla- ringstheorie uit was: Waarom houden bepaalde mensen of groepen bepaalde waarheden zo graag overeind. Marx vond dat op zijn minst verdacht. Waarom willen mensen die zich mate rieel veilig gesteld hebben, zo graag dat de overheid Gods dienaresse is, dat opstand verboden is enz. Doen ze dat omdat ze allereerst bescherming voor hun persoonlijk bezit zoeken? Is hun overheidsleer m.a.w. een leer die hun eigen privileges moet beschermen tegenover aanvallen van mensen die niets hebben (en die waren er nogal wat in de tijd van Marx)? Ontmaskeren Het Is maar een voorbeeld, vrijwel letterlijk ontleend aan Marx zelf. Ide ologie is voor Marx de term geweest waarmee hij de (in zijn tijd bestaan de) filosofieën en leerstelligheden wil de ontmaskeren als theorieën die aan gehangen werden door mensen die maatschappelijk belang bij deze theo rieën hadden: ze bewaakten er hun bevoorrechte positie mee. Of om het in marxistische termen te zeggen: de leerstellingen en theorieën van de bur gers (de toenmalige heersende klasse) weerspiegelen de bestaande economi sche machtsverhoudingen. Nu kan iedereen wel voorbeelden vin den van leerstellige waarheden of the orieën die inderdaad de functie gekre gen hebben bevoorrechte posities ook geestelijk te funderen. Om maar een greep uit de kast te doen: de Zuidafri- k aan se gereformeerden (maar ik zelf moest dat vroeger ook nog op de lagere school leren) hebben lange tijd als christelijke waarheid geleerd dat de negers van Cham afstammen, dat Cham uitdrukklijk tot ondergeschik te van zijn broers is verklaard, door niemand minder dan God zelf, en dat de ondergeschikte positie van de ne gers, resp. het baasskap van de blan ke. dus een door God gewilde toe- door prof. ar. H. M. Kuitert Prof. Van Niftrik stand was. Ik vermeld dit hier slechts als een bijna wat al te gemakkelij ke illustratie. Natuurlijk denkt geen gereformeerde Zuidafrikaan er meer zo over. Het gaat mij meer om het model van een tot ideologie geworden leer, dat er voorbeeldig mee geschetst is. Enorm probleem Nu is de marxistische ideologiekritiek in de loop van haar ontwikkeling op een enorm probleem gestoten. Na tuurlijk wel op meer dan één pro bleem. laat ik dat er haastig bijvoe gen, maar dan toch op één probleem van zo fundamentele aard. dat alle ideologiekritiek erdoor onmogelijk scheen te worden. Als het waar is, dat leer en theorie altijd de maatschappe lijke machtsverhoudingen van een be paalde tijd weerspiegelen, of om Marx' eigen woorden te gebruiken: als de heersende leer altijd de leer van de heersende klasse is, waar komt Marx zelf dan met zijn kritiek op de heersende leer vandaan? Staat hij zelf buiten schot, houdt hij zichzelf mis schien opzettelijk of onbewust buiten schot? Dat kan natuurlijk niet. Als alle theo rie maatschappelijk bepaald is, dan ook lie van Marx zelf. Op dat spoor zijn de sociologen (we zijn dan al 60 70 jaar na Marx bezig) verder gegaan met hun uiterst interessante ontdekkingen op het gebied van de z.g. kennissociologie. Laten we hun conclusies kortweg omschrijven als de erkenning dat alle theorie, alle leer en alle kennis maatschappelijk gebon den is. Het heeft geen zin de ander op dit punt verwijten te maken; men doet het zelf even hard. Ieders theo rie of hij nu rechts georiënteerd is of links weerspiegelt zijn maat schappelijke gebondenheid en daar mee zijn maatschappelijk belang. Daarmee staat de impasse waarin de ideologiekritiek terecht kan komen, levensgroot voor ons. Als er niet meer te zeggen valt, zijn alle katten even grauw, alle theorieën en leerstel ligheden even sterk gekleurd door het maatschappelijk belang dat hun aan hangers hoog zit, en heeft de term ideologie zijn ontmaskerende beteke nis verloren. We kunnen met het woord dan inderdaad niets meer be ginnen. Maar is er inderdaad niet méér te zeggen? Ik meen van wel. Hierboven heb ik reeds een voorbeeld gegeven van een leer die elk zinnig mens langzamerhand als ideologie heeft le ren doorzien. Dat wil zeggen: de prak tijk om met dit beroep op de ervaring maar te beginnen wijst inderdaad uit dat het bestaat: er zijn altijd en overal maatschappelijk be voorrechte groepen geweest die de leer of de theorie gebruikten om hun voorrechten veilig te stellen of voor anderen onaantastbaar te maken, of op de leerstellingen toegepast: er zijn altijd theorieën en leerstellingen ge weest die de maatschappelijke afhan kelijkheid, onmondigheid en zelfs on derdrukking van bepaalde groepen hebben gecontinueerd. Dat laatste woord is niet voor niets gekozen. Een theorie of leer Is niet ideologie, maar wordt het; en wel op dat moment waarop de bestaande macht niet wordt gebruikt hoewel dat mogelijk is om de voorrechten te delen maar juist ora deze voor de eigen groep te bewaren. Om het heel kort samen te vatten: een leer of een theorie kan als ideolo gie ontmaskerd worden, wanneer ze bestaande ongerechtigheid in de hand noemt, en continueert die achterhaal de kennishorizont ook om haar me ningen niet behoeven te veranderen. Ook als je nog nooit een duivel hebt gezien, moet je toch blijven bij de mening dat duivelen boze geesten zijn, want de leer kan zichzelf niet opgeven. Als vierde kenmerk ziet Sttittgen het ondoorzichtig laten van de vooronder stellingen van alle weten en alle ken nis. Ideologisch geworden leer heeft geen behoefte aan het doorzichtig ma ken daarvan, want het zou betekenen dat zij haar aanspraak op totaliteit (alles kunnen bestrijken) zou moeten prijsgeven. Ze zou moeten erkennen dat er meer aan waarheid is dan bij haar in de winkel te vinden is; en een dergelijke erkentenis kan er niet af wil ze zichzelf tenminste onveranderd (en onveranderlijk) handhaven. Vooroordeel Tenslotte het vijfde kenmerk. Elke ideologisch geworden leer rekt haar bestaan met behulp van vooroordeel en cMché's. Daarmee bedoelt Stüttgen niet te zeggen dat vooroordelen taboe zijn. Hij ziet zeer wel in, dat alle kennis met vooroordeel begint Het gaat om het al of niet bereid zijn vooroordelen te toetsen, resp. om de bereidheid die vooroordelen te laten vallen die onhoudbaar blijken te zijn. Over de cliché's hoef ik niet veel te zeggen: Stüttgen heeft het hier over het eindeloos ongecontroleerd napra ten van anderen. Iets is waar omdat we het ook al bij Marx lezen; dat is een aardig voorbeeld van een cliché dat een argument moet vervangen. Heel veel christendom maakt trou wens van dezelfde manier van redene ren gebruik. De conclusie van Stüttgen is dat elke leer of theorie die deze kenmerken vertoont, zeker een ideologie is, dat wil voor hem in de eerste plaats zeggen: een leer of theorie die zichzelf wil handhaven en niet een theorie of leer die de waarheid wE dienen. En ver volgens zal deze theorie nog steeds Stüttgen zonder twijfel alle ken merken vertonen van een in maat schappelijk opzicht knevelende theo rie, d.w.z. een theorie die onmondig heid, onrecht en onderdrukking in de hand werkt en begunstigt Dat laatste zou z.i. door elk sociologisch onder zoek bevestigd kunnen worden. ZONDEVAL Het verhaal van Genesis 3 kend als het verhaal van de zoq De eerste zonde, zet de Nieuw ling erboven. Dat kan; de eersi de waarvan de bijbel vertelt. Dj de eerste zonde waarvan de vertelt. Daarmee is dan nog i slist of het DE zondeval of F zondeval is. Voor de schrijver beide. Wij worden ingeleid weten wat zonde is. In de déta het verhaal herkennen we situal gelegenheden uit ons eigen Ook dat is de bedoeling. Het wil ons zeggen: daar komt de tl vandaan en daar komt het altiji daan. Op die manier gaat het Daarin is het verhaal hard en Het is een hard verhaal op de van een harde heelmeester die stinkende wonden wil maken worden aangegrepen als mense menen dat wij nog een andeiae sprekspartner zouden kunnen 1 iten dan God en elkaar. Een vreemd rvaJ V( Toepassing Karl Marx werkt of continueert. Het woord onge rechtigheid laat zien dat heus niet alle leer of elke theorie een weerspie geling van maatschappelijke belangen van bovenliggende groepen behoeft te zijn. Er is met de term gerechtig heid wel degelijk eon norm aan te geven waaraan leer en theorie geme ten kan en mag worden. Wanneer? Maar wanneer versluiert een leer of een theorie bestaand onrecht resp. werkt het onrecht in de hand? Zie daar een van de lastigste vragen waar de z.g. ideologiekritiek voor staat. Ie mand kan $vel beweren dat een be paalde leer de reeds bevoorrechten (nog meer) bevoordeelt en de achter blijvers (nog meer) onvrij maakt, maar hoe bewijs je het, dat het maatschappelijk belang van de bevoor rechten hier de boventoon voert? De genen die het zouden kunnen bewij zen, zouden de onderdrukten zelf moeten zijn. Zij zouden eenvoudig kunnen zeggen: Wij worden onder drukt, dat is onze ervaring. Maar zouden de onderdrukten daarmee de leer van de bevoorrechten op steek houdende manier ontmaskerd hebben als ideologie? Bij dit onbevredigende bewijs uit de praktijk want dat is het eigenlijk kan het niet blijven, hoezeer het ook nummer één staat en moet staan. Er is daarom al he,-l wat gedaan aan het zoeken naar een bepaalde test waaraan men een leer zou moeten onderwerpen om te zien of ze als ideologie ontmaskerd zou moeten wor den. Of wat anders gezegd: zouden er ook bepaalde kenmerken op te noe men zijn, die onweerlegbaar onthul len dat een bepaalde leer of theorie een ideologie is geworden en als zoda nig ontmaskerd dient te worden? Welnu, dit lange verhaal dient er eigenlijk voor om op een boekje te wijzen dat een rijtje van dergelijke kenmerken wil geven waardoor een ideologie zich als ideologie bloot geeft. Het is van de hand van een duitse filosoof Albert Stüttgen en draagt de eenvoudige titel Kriterien eincr Ideologiekritiek. Het leuke van het boekje is niet alleen de helder heid en kortheid waarmee het ge schreven is (bepaald on-duits in dit opzicht) maar vooral de manier waar op het een vijfvoudige test invoert waaraan afgemeten kan worden of een leer. resp. een theorie tot ideologie is geworden of niet. Deze test wordt ditmaal niet vanuit de praktijk onder nomen (kijken, wat voor maatschap pelijk effect een leer heeft), ook niel vanuit de inhoud van een leer of theorie, maar vanuit de manier waar op mensen met leer of theorie om gaan. Volgens Stüttgen wordt eigen lijk daardoor ideologie pas tot ideolo gie. Concreet gemaakt: je hoeft vol gens Stüttgen niet eerst sociologisch onderzoek te verrichten om leer als ideologie te kunnen ontmaskeren maar je kunt gewoon kijken of een leer resp. een theorie een vijftal ken merken vertoont, die uitvoerig door hem beschreven worden. Ik kan daar van maar een kleinigheid naar voren halen, hoe boeiend dit stuk van zijn boek ook mag wezen. Eerste kenmerk Eerste kenmerk van een tot idéologie geworden leer is voor Stüttgen: de aanspraak op exclusiviteit en totali teit. Daarmee bedoelt hij dat de leer alle waarheid voor zich opeist (daar buiten is geen waarheid) en dus ook voor alle vragen van heel onze werke lijkheid een antwoord heeft. Elders vat hij dit eerste kenmerk samen met de term: holistisch, een woord dat van het Griekse 'holos' geheel) komt. De leer die pretendeert heel de wer kelijkheid te kunnen dekken, is per definitie een ideologie. Zij vertoont ook alle andere kenmerken van ideo logie, tot en met de maatschappelijke toe. Zij weet niet van wijken, weet niet van ongelijk, nog minder van onzekerheid, en zet daarom altijd door tot het bittere einde, d.w.z. het bittere einde van de tegenstander. Geen heerszuchtiger ideologie dan een leer die zich holistisch aandient Als tweede kenmerk noemt Stüttgen de breuk met de ervaringswereld. Een tot ideologie geworden leer kan geen nieuwe ervaringsgegevens gebruiken; die worden dan ook hardhandig ge weerd of ze nu uit de ervaring van alle dag stammen dan wel uit de z.g. ervaringswetenschappen. Galilei kreeg geen voet aan j grond, toen hij met nieuwe inzichten omtrent de omwen teling van onze aarde kwam. Bepaalde wetenschappelijke vondsten krijgen vandaag nog geen voet aan de grond, b.v. in de Sowjet Unie. Niet opgeven Verder kan ik met mijn overzicht niet gaan. Dat is jammer, want het belangrijkste de toepassing zou men kunnen zeggen die Stüttgen aan zijn stellingen vastknoopt, moet nog komen. Hij besteedt de tweede helft van zijn boek er namelijk aan om zowel het christendom als het marxisme (beide in de vorm van hun leer) de ideologietest te laten onder gaan aan de hand van de vijf kenmer ken die ik hierboven noemde. Het verrassende is dat dit procédé noch het christendom noch het marxisme veroordeeld om altijd en eeuwig ideo logisch te zijn of te blijven, hoeveel ideologie de schrijver en wij ver moedelijk met hem ook in beide systemen vermag te ontdekken. Er is immers niet alleen een ideologische maar ook een open vorm van leerstel ligheid mogelijk. En 'open' betekent dat zelfkritiek mogelijk is die via anderen en hun waarheid wordt aan geleerd. Waar christendom en marxis me zo tegenover elkaar staan niet meer van weerskanten zich als ideolo gie opstellend ziet Stüttgen de beste kansen voor een dialoog tussen beiden. Met het oog daarop heeft hij zijn boek eigenlijk geschreven. Er is méér mogelijk tussen mensen dan confrontatie; e; is ook méér nodig, willen we niet aan onze eigen con frontatie-politiek te gronde gaan. Al leen al vanwege dit pleidooi is Stüttgens boek hoogst actueel. Maar voor mijzelf heb ik ook vooral ge dacht aan het christendom en de manier waarop het zichzelf bevriezen kan in een leer die tot ideologie is geworden, met alle kenmerken daar van. Onthullend Stüttgéns boek is een onthullend boek; het laat zien hoezeer ook het christendom, juist om christendom te blijven en geen ideologie, kritiek en ontmaskering verdient. Het is ook een boek met een appèl op de christenheid om het anders te doen dan vroeger, om ook zelf kritisch te zijn tegenover zichzelf. Ergens in het boek merkt Stüttgen over het dogmatisch marxis me op: het kent alleen vertegenwoor digers van zichzelf, geen critici. Daar voor mogen kerk en christendom be waard blijven: dat ze alleen maar ver tegenwoordigers van hun zaak kennen en niet (ook) critici. zich niet voorgesteld heeft, die e bij hoort, die buitenspel gezet wege zijn vernietigenle bedoel Maar dat is voor ons geen toen l om op zijn discussievragen in te en 1 Wij geven hem daarbij de gé ,n heid, want wij zijn nieuwsgiei u hebben aan God en de mede mei genoeg (we hebben ons eigen: iin fc niet goed), om ons te bedrieg aa leugen voor ons op te hangen a aantrekkelijk verhaal. Ik leerde [ich> ger dat dit eigenlijk de eerste eur was: dit luisteren van de vrouw wo de slang. En van die gedachte va met los als ik eraan denk dat in, de hele bijbel gaat om het horenhn de stem van God. Hoor, Israël! yon is al meteen de omkering, de do m herken dit luisteren naar de slai de had het nooit moeten doen, zeg ,est kan ook zeggen: ik had nooit n ómj luisteren. Het verhaal is ook n d We worden onderwezen aan w; wor had moeten en mogen gebeurefcme trent datgene wat wij vandaag i g doen: ons oor geopend naar de (Genesis 3, 1-5). j ge |ee.' teg pnj >1 Daar sluit een derde kenmerk bij aan. Een ideologisch geworden leer is er, volgens Stüttgen. aan te herkennen dat zij ook de mogelijkheid om nieu we ervaring op te doen, niet toestaat. Een ideologie leeft van wat Stüttgen, een achterhaalde kennishorizont Verwezen werd naar Albert Stüttgen, Kriterien einer Ideologiekritiek. Ihre Anwendung auf Christentum und Marxismus. Mainz (Griinewald) DM 16.50. ig NED. HERV. KERK ge Beroepen: te Monster: B. Have v te Nijkerkerveen. Aangenomen: naar Harskamp^ Veldjesgraaf te Wouterswoude. Bedankt: voor Ederveen en Veen: W. Verboom te Benschop. GEREF. KERKEN Beroepen: te Arnemuiden: H. B te Hoornsterzwaag. Beroepbaar: J. Sap wegens ophd^. van de predikantsplaats in Livei Voorlopig adres: Hoofdstraat Weesp. GEREF. GEMEENTEN Beroepen: te Apeldoorn, Bodeg Groningen, Nieuw-Beijerland, P gaal en Wageningen: kand. H,£ij man te Klaaswaal; te Boskoop: A. Bac te Moerkapelle. CHR. GEREF. KERKEN Beroepen: te Deventer: A. RellG.' Groningen. OUD GEREF. GEM. IN NED. Bedankt: voor Utrecht: J. van Ifra( en te Stavenisse. BAPT. GEMEENTEN Beroepbaar: kand. J. Bok, Drieb weg 16 te Zeist en O. H. de Billitonkade 47 bis te Utrecht. NED. HERV. KERK Afscheid: van Honselersdijk: F. wer. ber. te Lunteren; van Rijperf S. IJpma, ber. te Maastricht. Intrede: te Bolsward: A. J. van ?s bergen uit Jutrijp. Bevestiging Wegberg (W. Duitsland) als maehtpred.: B. W. Okma uit (Gld.). 14 juni: Intrede: te Tl kand. A. de Reuver uit Waddinxvjfr GEREF. KERKEN Afscheid: van Dokkum: G. de ber. te Werkendam; van Rotter Charlois; J. van der Klaauw, be Veendam en Meeden. Intrede: te Utrecht-N.: G. J. man uit Sneek; te Beekbergen: Zwaai uit Westmaas. Roomsen ea gereformeerden zijn enorm druk met zichzelf bezig, dat zie je aan het aantal boeken en boekjes dat zij over zichzelf schrij ven Bij hervormden is dit veel minder het geval, daar komt af en toe een nette synodale handreiking van de pers. de algemene kerkverga dering leverde nog wat op en straks misschien het getuigenis, maar met elkaar is het magertjes, vergeleken bij de vruchten van de vlijt waar mee roomse en gereformeerde scri benten de toestanden in hun kerk te lijf gaan of verdedigen. Nu is dit wel te begrijpen. In de rooms-katholieke kerk en de gerefor meerde kerken zijn de spanningen groot omdat meningen botsen in een ruimte, waarbinnen tot dusver de meningen netjes in de rij lieper, terwijl de hervormden sinds jaar en dag gewend zijn aan de meest uit eenlopende visies in het eigen huis. Intussen ben ik zo vrij de vraag te stellen of de gereformeerden (want om hen gaat het nu verder) niet gevaar lopen aan navelstaren te doen. Die vraag komt bij me op nu ik het boekje "Veranderingen in de door A. J. Klei gereformeerde kerk' (moet zijn: kerken, in 't meervoud, want zo heten ze nu eenmaal) voor me heb. In dit boekje, dat bij Kok in Kam pen uitkwam, 115 pagina's telt en 9.50 kost.- in dit werkje is een aantal doctorale scripties bij elkaar geveegd en vervolgens in- en uitge luid door de sociologen dr. J. van der Zouwen en dr. G Dekker, die aldus vaderlijk hun handen uitstrek ken over het werk van hun aan staande collega's. Je vraagt je af wie op een boekje als dit heeft zitten wachten. Er staan in de nogal saaie bijdragen (alleen de voorsmaak van de disser tatie van D. Th. Kuiper vond ik boeiend) geen opzienbarende din gen. Ik sla een willekeurige pagina open.42, goed.en waarom moet ik uit een tabel gewaar worden dat 'het zich al of niet conformeren van gereformeerden aan de 'oude' nor men weinig te maken heeft met (de urbanisatiegraad van) hun woon plaats en met hun opleidingsni veau?' Ieder die z'n ogen niet in zijn zak heeft en zijn familie- of kennissenkring er eens op aankijkt, weet zonder tabellen of enquetes dat in dorpen wilde progressievelingen kunnen wonen met alleen maar am bachtsschool of zo. en dat in de grote stad heren gesettled kunnen zijn die dr. voor hun naam mogen zetten en stijf staan van conservatis me of omgekeerd. Maar los daarvan: wat verwachten de gereformeerden van al dit gewurm in eigen bedoe ning. van al dit.nou ja, ik noem het maar: navelstaren? Ik vroeg aan uitgeverij Kok hoeveel boeken er in de loop der jaren al van gereformeerden over gerefor meerden waren uitgegeven. Ik wist uit het hoofd een paar titels: Gere formeerden, wat nu? Gereformeer den, waarheen? Gereformeerd- nu!. De heer J. Steunenberg, oud-direc teur en nu adviseur van uitgeverij Kok. was zo vriendelijk het voor mij na te gaan en het resultaat van zijn navorsingen was: zeven met titels beladen vellen! Mooie titels soms, zoals: Veruitwendigem onze kerken? Overigens schreef men vroeger veel meer rechtstreeks naar aanleiding van bepaalde kerkelijke gebeurtenis sen of controversen dan dat men, zoals nu, behoefte heeft met het gereformeerdendom als zodanig doende'te zijn. Dit hangt natuurlijk samen met de toenemende onzekerheid binnen de gereformeerde kring. In 1957 kon ds. H J. Spier in Gereformeerd -nu! nog schrijven, dat je over het gere formeerde kerkelijk leven alleen maar dankbaar kon zijn en dat we er maar klein onder moesten blij ven. Maar tegenwoordig hebben ze het over de crisis, de koerswijziging, het verwordingsproces, de maal stroom der verwarring en noem maar op in en van de gerefor meerde kerken. Daartussen door biedt de één een tussentijdse balans en roept een ander op tot heroriënta tie, en nauwelijks hebben de theolo gen de pen neergelegd, of de sociolo gen rukken vast aan met studies over de emancipatie van de gerefor meerden of over hun verhouding tot de vrije universiteit Thans worden we verwacht met ogen óp stelen kennis te nemen van adembenemende waarnemingen, ge daan door leerling-sociologen, als daar zijn: gereformeerden leven niet op een eiland en de diep ingrijpen de veranderingen in de Nederlandse samenleving in de laatste decennia zullen ook hun invloed gehad heb ben op de verandering in gerefor meerde levensstijl, of: een aanzien lijk deel van de leden van de gere formeerde kerken aanvaardt de 'ou de' normen niet en leeft ze ook niet na; of: het antwoord op de vraag of de actie Synoodkreet veel of weinig bereikt heeft hangt niet alleen af van het vraagstuk dat men op het oog heeft, maar ook van de verwach tingen die men heeft omtrent de invloed van actiegroepen op de be sluitvorming van een orgaan. En dit proza wordt niet opwindender door woorden als 'basisvariabelen' of wat het vakjargon maar oplevert. Geluk kig maar. dat navelstaren tenslotte niet hóéft De Rotterdammer Nieuwe Haagse Courant Nieuwe Leidse Courant Dordts Dagblad Uitgaven van N.V. De Christelijke Pers Directie: Ing. O. Postma, F. Diemer Hoofdredactie: J.de Berg (waarnemend) Hoofdkantoor N.V. De Christelijke Pers: N.Z. Voorburgwal 276 - 280, Amsterdam. Postbus 859. Telefoon 020-22 03 83. Postgiro 26 92 74. Bank: Ned. Midd. Bank (rek.nr. 69.73.60.768). Gem.giro X 500.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 2