Historicus Thorbecke
werd minister en
rondwetshervormer
h 'diorama's' de natuur bekijken
Een erflater? Ja en nee!
IUW/KWARTET ZATERDAG 3 JUNI 1972
Binnenland T13/K13
floor dr. R. H. Bremmer
>npp 4 juni 1872, morgen een eeuw geleden dus, overleed Thorbecke in zijn huis op de hoek van
—het Kanaal, nu Koninginnegracht, te 's-Gravenhage. Sinds zijn overlijden verscheen over hem
heel wat literatuur, vooral lofprijzend, ook kritisch. De discussie over deze grote Nederlander
hal nog wel enige tijd doorgaan. Jan Romein, die hem in zijn 'Erflaters' sympathetisch-kritisch
esprak, opende met hem de rij uit de negentiende eeuw. Wat hij zo'n erflater? Laat ons zien!
lohan Rudolf Thorbecke werd op 14
.uairi 1798 te Zwolle geboren. Zijn
leide ouders droegen de naam Thor-
lecke: zij waren neef en niicht. Het
leslacht van zijn vader woonde reeds
ï2lang te Zwolle, zijn moeder kwam
jut Osnaibrück. Zij sprak en schreef
Immer Nederlands. De familie
'honbecke was luthers. Moeilijke
lomiische omstandigheden verhin-
lerden de vader niet zijn begaafde
loon een zo goed mogelijke oplei-
ig te bezorgen. Al jong excelleer-
Ie Thorbecke boven zijn medeleerlin-
Hij zag antwoorden op academl-
prijsvragen bekroond, studeer-
klassieke talen in Amsterdam en
idem en promoveerde in 1820 op
dissertatie over de Romeinse
Idiheer en redenaar Asinius Pollio.
jinister Falok bezorgde hem, op
'oorspraak van J,ohan Melchlor
Temper, een beurs, waardoor hij
";ele jaren in Duitsland kon stude-
>n. Van 1822 tot 1824 was hij daar
tlfs privaatdocent te Giessen. Hij
verder dan het wat duffe Ne-
.rland van na 1815. In 1825 lukte
iet hem buitengewoon hoogleraar te
lent te worden in een wat vreemde
Vakkencombinatie die hem overigens
3"itstekend lag: de diplomatieke en
taalkundige geschiedenis en de sta-
stiek. Het leek een beetje op wat
cffü tegenwoordig politieke geselde-
Tienis noemen. Weer zat Thorbecke
J_simiten de grenzen van het oude
'Vaderland, nu in een meer door
,örrankrijk beïnvloed geestelijk kli
maat. 'Het stijf Holland-heertje', zo
'typeerden zijn tijdgenoten in Gent
|5I
>5<|n 1830 overviel hem de opstand. In
,5Qén van zijn brieven aam Groen
,5<ichreef hij, dat hij moest wachtlo-
,5feen bij de burgerwacht. Thorbecke
,5(ftiet een geweer over de schouder:
.5Jij gebruikte dat beeld later bij het
,2!»ptreden van zijn laatste ministerie
,5(p 1871. De opstand verjoeg hem uit
iet Zuiden. Hij werd buitengewoon
oogleraar te Leiden, tot zijn erger
nis. moet gezegd: 'liever gewoon te
Ironingen, dan buitengewoon te
.eijdem' schreef hij Groen. Hij do-
eerde opnieuw diplomatie en staat
kundige geschiedenis in de juridi-
ïche faculteit. Deze promoveerde
.em daarom honoris causa in de
eahten. Voortaan noemde de oud-
classicus zich steevast Mr. J. R.
horbecke. In 1834 werd hij gewoon
oogleraar. In zijn 'Historische
chetsen' valt na te gaan hoe hij
i.jn taak opvatte. Hij bestudeerde de
eschiedenis vooral met het oog op
e staatkundige vormgeving. De tijd
an 1795 tot 1813 had zijn bijzonde-
interesse: een zeldzaamheid bij
Jederlandse historici.
Stijve heertje'
Iet 'stijve Hollandse heertje' uit
Jent ontwikkelde zich in zijn Leidse
aren tot een briljant politicus. Zijn
:estage studie in die wat vreemde
akken begon vrucht te dragen. In
1839 publiceerde hij zijn 'Aanteeke-
ling op de grondwet', in 1840 ge-
'olgd door zijn 'Proeve'. Olivier ka-
akteriseerde het geschrift uit 1839
tls 'een schot in een slapend woud'.
•Ion de 'Aanteekening' begon Thorbe-
eike voorzichtig te wrikken aan het
ng
Koning Willem III, wiens per
soonlijkheid lijnrecht tegen
overgesteld was aan die van
Thorbecke
Nederlandse establish ment van Ko
ning Willem I: meest nog vragen
derwijs. Hij begreep dat het autocra
tisch regiem van de eerste Koning
wegsleet onder diens halsstarrige
houding tegenover de Belgen.
Thorbecke kreeg de kans zijn ge
dachten in praktijk te brengen. In
1840 koos de provincie Holland hem
in de Dubbele Kamer, die de grond
wetswijziging met het oog op de
afscheiding van België ter - hand
moest nemen. Hij stemde tegen alle
ontwenpen: 'wegens ongenoegzaam
heid'. In 1841 hield hij als rector
magnificus zijn beroemde rede over
'Simon van Slingelandt's toeleg om
den staat te hervormen'. Hij hield
daarin een streng requisitoir tegen
de staatsinrichting van de Repu
bliek. De Fransen verjoegen in 1795
'de schim eener Republiek, die door
eigen karakterloosheid reeds was be
zweken. In 1844 hield hij zijn gro
te rede voor de derde klasse van het
Koninklijk Instituut van Weten
schappen 'Over het hedendaagsche
staatsburgerschap'. Hij was nu ge
rijpt tot de liberale politicus zoals
wij hem later uit de praktijk van
zijn staatsmanschap leren kennen.
'Staatsburgerschap, een woord, dat
de grondwet mijdde, zal dan beteek
en medewerking of stemregt, krach
tens het lidmaatschap van den Staat,
bij de algemeene regeer in g'. Ieder
een in Nederland wist nu wat hij
aan Thorbecke had. De Leidse pro
fessor werd de politieke leider van
de liberalen. In datzelfde jaar op
nieuw lid van de Tweede Kamer,
diende hij met acht anderen de
bekende voorstellen van de 'Negen
mannen' tot grondwetswijziging in
liberale zin in. Zij werden verwor
pen. Koning Willem II wilde nog
niet van grondwetswijziging weten
Kans van zijn leven
Het jaar 1848 bracht Thorbecke de
kans van zijn leven. Nergens staat
hij zo ten voeten uit voor ons ails in
zijn 'Dagverhaal aan Adelheid', zijn
Duitse vrouw met wie hij in 1836
was gehuwd. Adelibedd Solger was
toen nog maar negentien jaar. Het
werd een heel gelukkig huwelijk
met de zoveel oudere man. In dit
achter de gebeeldhouwde zinnen van
emotie trillend verhaal, dicteerde
Thorbecke Adelheid was hem over
kwam als lid van de door Koning
WiHLem II op 17 maart 1848 benoem
de commissie tot grondwetsherzie
ning. Het is vreemd dat Romein aan
dllt eigenhandig verhaal zo weinig
aandacht schonk.
De Koning, die onder druk van de
Europese gebeurtenissen in één
nacht van conservatief liberaal was
geworden, gaf de commissie een
dubbele opdracht. Zij had de nieuwe
grondwet voor te bereiden en tevens
uit te zien naar geschikte ministers
om haar door te voeren.
De Koning benoemde vijf liberalen
van de avant-garde tot haar leden:
Mr. Dirk Donker Curtius; Mr. I. M.
de Kempenaer; Mr. L. C. Luzac; Mr.
L. D. Storm en Mr. J. R. Thorbecke.
De vaak wat saaie parlementaire
geschiedenis van de negentiende
eeuw kwam opeens in stormgetij
Het lot van het vaderland, constitu
tioneel en gouvernementeel, werd in
handen van dit vijftal gelegid.
Er volgende een stormachtige week.
Thorbecke werd daarin het slachtof
fer van de meest onverwachte ge
beurtenissen. Het begin van het dag
verhaal meldde: 'mijne volstrekte
ongenegenheid om minister te wor
den en te blijven'. Daarin bedroog
Thorbecke zichzelf. Dat heeft Jan
Romein scherp gezien. Onder Thor
becke's presidium hielden de 'vijf'
zich de eerste dagen intensief bezig
met de verdeling van de portefeuil
les. In feite was de voorzitter de
enige man die precies wist wat hij
wilde. De anderen wisten dat niet zo
zeker: ze zagen er kennelijk tegen
op met de 'ijzeren Thor' het schip
van staat te bemannen.
Schimmelpenninck
Midden in de week, woensdag 22
maart, arriveerde in Den Haag, als
een komeet aan de politieke hemel,
Graaf Gerrit Schimmelpenninck,
zoon van Rutger Jan. Hij was onze
gezant te Londen en door de Koning
al eerder ontboden. Hij bood de
Koning, die nog steeds geen ministe
rie gevormd zag, aan een kabinet te
formeren. Op donderdagmorgen, 23
maart, liet de Koning de brief met
het aanbod van Schmimmelpenninck
van diezelfde morgen, bij de com
missie bezorgen. Nu grepen Thor-
becke's mdeleden in een 'lange,
hartstochtelijke en verdrietige dis
cussie' hun kans zioh van hem als
mede-minister te ontdoen. Een ge
sprek tussen Schimmelpenninck en
Thorbecke diezelfde donderdagavond
maakte op de laatste de indruk, dat
de graaf aarzelde. Hij was een
slecht mensenkenner: de zaak was
reeds beklonken. Tijdens een ge
sprek, dat Thorbecke de volgende
morgen namens de commissie met
de Koning had, scheen deze 'verle
gen'. Geen wonder: Willem II die
in het begin van de week er bij
Thorbecke op aain had gedrongen
minister te worden, had hem al
laten vallen voor de graaf. Ter
wijl op zaterdagmorgen de commis
sie zich boog over haar grondwets
ontwerpen, verscheen Sohimmelpen-
niinck tegan de middag in de Twee
de Kamer om de Vorming van zijai
kabinet mede te dielen. Thorbecke
zat er niet in, drie van de vijf leden
der commissie wèl. Aam het einde
van zijn dagverhaal schreef hij uit
de grond van zijn hart de befaamde
woorden dat zijn medeleden hem
terecht uit het kabinet hadden ge
houden, 'want met deze inderdaad
onbekwame, jaloersche, kuipzieke,
zwakke en valsche menschen ,'et
wel: de liberale 'bondgenoten'), zou
ik toch hoogstwaarschijnlijk niet
langer dan eenige dagen gezeten
hebben'.
Grondwet aanvaard
Intussen: de nieuwe vrijwel geheel
door Thorbecke geconcipiëertle
grondwet ging *er door. Koninklijke
onschendbaarheidministeriële ver
antwoordelijkheid, vrijheid van on
derwijs, vergadering en vereniging,
al d'ie principes waarvoor Thorbecke
gepleit had. ze kwamen in de nieu
we grondwet. Een jaar later kon
niemand en niets Thorbecke meer
keren als minister en regeringslei
der. In 1849 trad het eerste ministe-
rie-Thorbecke op. Onder voortduren
de grimmige strijd met Koning Wil
lem III bouwde hij zijn staat af: er
kwam een nieuwe kieswet, provin
ciewet en gemeentewet. Twee geheel
verschillende persoonlijkheden ston
den in Koning Willem III en Thor
becke lijnrecht tegenover elkaar. Op
29 maart 1850, kort na zijn optreden
als minister had Thorbecke een on
derhoud met die Koning over het
ontslag van de commissarissen des
Konings in de provincies Utrecht en
Groningen. Het ging er hard aan
toe, zo hard dat de ministerraad
reeds de volgende dag aan de Ko
ning schreef: 'dat Uw Majesteit hem
(Thorbecke) voorts woorden had
toegevoegd, die hij moest afweren
en niet genegen was andermaal aan
te horen'. Kon het krasser? Willem
A*», tv -L#
- /tM
A»*»
Zo eindigde de jonge Thorbecke een brief aan zijn jeugdige
(Duitse) verloofde.
Johau Rudolf Thorbecke in zijn
jongere jaren, tijdens welke hij
in Gent aangeduid werd als 'een
stijf Hollands heertje'.
III antwoordde het strekt hem
tot eer dat hij zich iin die
oonfenemtiie wel eens 'door een diep
ontvangen indruk had laten wegsle
pen tot het bezigen van mogelijk al
te levendige bewoordingen' 1). Is
het billijk Willem III te verwijten,
dat hij zich niet terstond ün het
door Thorbecke ontworp enregeer-
systeem kon schikken?
Aprilbeweging
Het voert te ver te beschrijven hoe
de Aprilbeweging dn 1853 Thorbecke
ten val gebracht Prof. C. W. de Vries
schreef: 'De Koning heeft zijn tijd
om zich van dit ministerie te ont
doen onrustig afgewacht, maar die
tijd is gekomen. Spontaan", zo ver
volgt de Vries, 'had hij, na Thorbec
ke lang te hebben verdragen en
geduld, op het bekende, door het
ministerie gestelde alternatief, ge
antwoord met aan het ministerie
zijn persoonlijk vertrouwen op te
zeggenJ2). Het is voor het vormen
van een historisch verantwoord oor
deel goed, dat na de lovende publi-
katies van I. J. Brugmans en K. H.
Boersema het boek van De Vries
'De ongekende Thorbecke' ver
soheen.
Van 1853 .ot 1862 was Thorbecke in
de oppositie. Hij regeerde toen, al
dus Groen, over en door die minis
ters. Zijn tweede ministerie 1862-
1866) bracht o.a. de wetten die de
Nieuwe Waterweg en het Noordzee
kanaal mogelijk maakten: 'Ik ben
hier gekomen met de spade op de
schouder'. Zijn laatste ministerie
duurde kort: van 1871 tot 1872. In
zijn laatste grote parlementaire de
bat stond Thorbecke tegenover de
jong-liberiale Van Houten, die hem
verweet de tijdgeest niet te ver
staan. Nota bene: hem, Thorbecke,
die zich in zijn politieke filosofie
altijd op de geest van de tijd en wat
die eiste, had beroepen. Hij ant
woordde Van Houten ironisch: 'Ik
zou, Mijnheer de President, naar de
specialisten van den tijdgeest met
de uiterste belangstelling luisteren,
indien de tijdgeest niet een wat
verwarde geest scheen; indien zijne
specialiteiten het meer of minder
met elkaar eens waren'3). Zo be
streed hij in feite zijn eigen grond
stellingen.
Politicus zonder frase
Zo noemde Jan Romein hem in de
titel boven zijn verhandeling. Hij
had wel mogen vermelden, dat hij
dit aan Brugmans ontleende: 'een
van phrasen afkerig man als hij'
(blz. 181). Toch is dit nog maar een
indirecte typering. Zijn tijdgenoten -
pro en contra- hadden oog voor zijn
grootheid als staatsman. Bronsveld,
een scherp observant, vroeg kort na
zijn dood: wat was het aantrekkelij
ke in Thorbecke? Hij antwoordde:
Thorbecke Imponeerde. Groen oor
deelde: Het imponerende van Thor
becke lag doorgaans in zijne superi
oriteit. Gedeeltelijk evenwel ook in
het apodictische zijner uitspraak'.
Wat betreft zijn integriteit als re
geerder: de engelse gezant Lord Na
pier die veel in die wereld had
Zo tekende de jonge Thorbecke
zijn verloofde, Adelheid.
rondgezien en achter de schermen
keek, schreef in 1860 'his honesty is
unquestionable' 4). Thorbecke had
een enorm doorzettingsvermogen en
grote karaktervastheid. Groot was
hij ook in de liefde, men leze zijn
in 1936 uitgegeven 'Brieven aan
Adelheid'. Ik geloof niet in de bij
hem door Romein geconstrueerde
isoloringsdrang. Hij leefde voor zich
zelf op zulk een hoogte dat hij voor
velen ongenaakbaar scheen.
Thorbecke en Groen
Wat waren de diepste motieven van
dit werkzame en constructieve le
ven? Wat maakte hem tot de ver
nieuwer van het door Hogendorp in
de jaren 1813 ontworpen Konink
rijk?
Een vergelijking van Thorbecke met
Groen van Prünsterer is voor het
peilen van zijn diepste motieven
bijzonder vruchtbaar. Ze is niet ge
zocht C. W. de Vries noemde Groen
'Thorbecke's eenige groote tegen
stander onder de tijdgenooten'. Wat
hadden deze twee grootste vertegen
woordigers van de eerste generatie
uit het nieuwe Koninkrijk na 1813
veel gemeen. Ze waren bijna even
oud: Groen drie jaar jonger dan
Thorbecke. Ze waren beiden uitmun
tende discipelen van de Leidse hoge
school: Groen promoveerde in de
klassieke letteren en het recht in
1823, Thorbecke in de klassieken in
1820. Huin taal en stijl had veel
gemeen. Daar wees Pierson al op: ze
braken met de gezwollen rhetoriek
van een vorig geslacht. Ze waren
bovendien studievrienden. De Thor-
becke-brieven, die Groen kort na de
dood van zijn vroegere vriend uit
gaf, boeien. Ze dateren uit de jaren
van de Belgische opstand. Thorbecke
bewonderde daarin Groens visie op
de opstand zoals hij die vorm gaf in
zijn Nederlandsche Gedachten'. Pas
in 1837 kwam de breuk. Groen nam
het in dat jaar publiek op voor de
Afgescheidenen en trotseerde in zijn
kritiek op de (regeringsmaatregelen
de ongunst van de Vorst Thorbecke
van zijn kant nam het op voor de
regering. Hij begon zijn artikelen in
bet 'Journal de la Haye' (het offi
cieuze regeringsblad) met 'Groen
zoekt het leven bij die doden. Hij
begrijpt niet dat zij hebben geleefd
om een nieuw leven mogelijk te
maken'.
Er zit een paradox in de onderlinge
verhouding van deze twee grote ne
gen tiende-eeuwse Nederlanders. Ter
wijl Thorbecke in de ondergang van
de oude Republiek de geboorte van
de vrijheid begroette en zijn leven
lang voor de rechtsgelijkheid van
ail le burgers vocht, verdedigde hij de
verdrukking van de Afgescheidenen.
Omgekeerd: terwijl Groen hem zijn
leven lang beschuldigde dat in de
door hem geschapen centraliseren
de wettemstaat de vrijheid ondier-
ging, wierp Thorbecke Groen voor
de voeten dat hij terug wilde naar
het oude regiem van vó6r 1795 met
zijn rechtsongelijkheid. Groen aar
zelde niet Thorbecke dictator te noe
men: *Ministeriële. in stede van
landsvaderiijke autocratie-Willem I
herlevend in Thorbecklaansche
vorm'. Door Thorbecke werd de
Groen van Prinsterer, in wie de
calvinistische traditie uit de
grootste jaren van de Republiek
vocht voor een vrijheid die
Thorbecke niet verstond
Tweede Kamer 'eentalrijke raad
van State', die wetten mocht beoor
delen. maar niet 'de hartader van
het Nederiandsche volk, waar de
Regering de natie aan de pols
voelt' 5).
In Thorbecke legde de nazaat van de
niiet-gereformeerde 'dissenters' uit
de Republiek de in de Bataafse tijd
op haar veroverde vrijheid vast In
een gecentraliseerde wettenstaat In
Groen vocht de calvinistische tradi-
tie uit de grootste jaren van die
Republiek voor een vrijheid die
Thorbecke niet verstond: te leven
naar het evangelie. Groen beriep
zich voor de staat op Romeinen 13.
Thorbecke seculariseerde haar door
haar te zien als een reebtsvereniging
die de volkssouvereiniteit bedwong.
Daarom botsten dieze mannen zodra
het ging om de godsdienst, de ar
menverzorging, het onderwijs. Thor
becke vond Groen 'telkens buiten de
orde', aldus Brugmans, als hij over
deze onderwerpen vanuit het evan
gelie wilde spreken. Het moet ge
zegd: Groen heeft zijn strijd fair
gevoerd. Hij deed niet mee aan de
anti-Thorbecke hetze in de Aprilbe
weging. Dat heeft dr. J. H. A. J. S.
Bruins Slot in zijn dissertatie over
tuigend aangetoond. Van zijn kant
begroette Thorbecke Groen bij diens
terugkeer in de Kamer 'met een
gevoel van levendig genoegen'.
Was Thorbecke een erflater? Ja, zeg
gen we met Romein, als we letten
op 'de vormkracht van zijn wetten'.
We zeggen met Romein ook 'neen'
als we letten op het ontbreken van
de sociale bewogenheid bij Thor
becke.
Maar vanuit een andere achtergrond
dan bij Romein: vanuit het evange
lie dat Groen en zijn Reveil vrienden
tot ingrijpen in de sociale nood van
hun tijd bracht We zeggen boven
dien neen, als we letten op zijn
geseculariseerde politiek en zijn wat
vage politieke filosofie van het ge
heel en zijn delen.
We besluiten dit artikel met de
woorden die Thorbecke in 1841 aan
Groen schreef toen deze hem de
eerste aflevering van zijn 'Hand
boek' had toegezonden: 'Ik ben niet
van uw geloof, doch ik wenschte,
dat allen voor het hunne zoveel
dedien, als gij voor het uwe. Wij
hadden wat meer groeikracht in de
Nedeflansche natuur'.
1) E. van Raalte. Staatshoofd en
ministers, 1971, blz. 82, 83
2) C. W. dc Vries. De ongekende
Thorbecke, 1950, blz. 68. 70
3) G. G. van der Hoeven. De onuit
gegeven parlementaire redevoerin
gen van Mr. J. R. Thorbecke, VI,
1910, blz. 250
4) J. C. Boogman, De Britse gezant
Lord Napier over de Nederlandse
volksvertegenwoordiging (in 1860)
in B. M. H. G., 1957, blz. 204
5) Nederlandsche Gedachten, IV.
1872, blz. 339
Dr. R. H. Bremmer Is vrijgemaakt
gereformeerd predikant te Enschede,
zoekerscentrum bij Kennemerduinen
j3
n een onzer verslaggevers
Pe ER VEEN 'Ik ben bang dat heel wat milieu-beschermers hel op den duur alleen zal gaan om de
aren voor de mens zo klein mogelijk te houden. Wat er door de vervuiling in de vrije natuur wordt
3lreigd, interesseert ze veel minder. Want ze weten nu al niet meer wat er in die natuur leeft. Ze
ten niet wat er kapot gaat. Onbekend maakt onbemind'.
praak van direkteur E. C. M.
erkerk van het nationale park 'De
inemerdulnen' nabij het Bloemen-
Ise strand. In dit unieke natuurge-
hi I werd deze week door staatssecre-
lei s Vonhoff van CRM een voor Euro-
75 exclusief bezoekerscentrum ge-
to ld-
s)
eS krap een jaar verrees daar een
'n manente expositieruimte waar aan
'nl hand van een twintigtal diorama's
3.e i professionele variant op de wel-
'^ende 'kijkdozen') het publiek op-
el Uw geleerd wordt naar de natuur
kijken. 'Van vloedlijn tot binnen-
duin' laat zien welke vogels, vissen,
herten, planten en bomen zonder veel
moedte te zien zijn in de Kennemer
duinen.
LEREN KIJKEN
Direkteur Roderkerk: 'Veel mensen
die de Kennemerduinen bezoeken
hebben eigenlijk een te ruime blik, ze
zien alles tegelijk en eigenlijk niets.
De mensen zien een vink niet, omdat
ze niet meer weten wat een vink ls.
Wij proberen de mensen weer te
leren kijken'. De diorama's zijn klei
ne stukjes van het 1200 ha grote na
tuurgebied Kennemerduinen met daar
in algemeen voorkomende planten,
bomen en dieren in afwisselende situ
aties. 'Het zijn als het ware vensters
waardoor men naar bulten kijkt'.
Door die vensters zie je bijvoorbeeld::
een vloedlijn op het strand met alle
schelpen en dieren die daar te vinden
zijn; een konijnehol; een groep vos
sen; ?en voorjaarsochtend met alle be
kende zangvogels. Uniek van het laat
ste diorama is de mogelijkheid door
het omdraaien van een knop een
bepaalde vogel via een geluidsband
te laten fluiten. Door het indruk
ken van een andere knop kan men
een groep nachtvogels 'ten gehore'
brengen. Het zijn dode afbeeldingen
van een stuk levende natuur: 'Een
expositie van levende dieren in hun
natuurlijke omgeving is volstrekt on
mogelijk, van hieruit kunnen de be
zoekers het leven buiten echter beter
herkennen'.
DE MASSA
Het gaat er ir. Roderkerk niet om een
stuk kennis v«n de natuur op de
bezoeker over te brengen: 'ik vind het
verschijnsel dier belangrijker dan de
naam van het dier. Deze permanente
tentoonstelling is in de eerste plaats
bedoeld om de schoonheid van strand
en duinlandschap te laten zien'.
Daarom is 'Van vloedlijn tot binnen-
duin' ook niet bedoeld voor de na
tuurliefhebbers. 'Ik mik in de eerste
plaats op de mensen die het niet
meer interesseert, de grote massa die
de verbinding met de natuur verloren
heeft. Ik hoop ook op veel bezoek van
scholen'.
GIFTEN
De tentoonstelling werd binnen een
jaar gebouwd door de medewerkers
van het natuurgebied. Daardoor kon
den de kosten relatief laag gehouden
worden, nog geen twee ton. Het be
drag kwam bijeen door subsidies van
CRM, de provincie en particulieren.
Direkteur Roderkerk hoopt dat er nog
meer giften los komen zodat de tech
nische installatie van de expositie ver
der geperfectioneerd kan worden. Nu
al is het mogelijk aan de ingang een
draagbare bandiecorder te vragen die
tijdens de rondgang privé uitleg geeft
bij de diorama's. In een aparte projec
tieruimte kunnen films en dia's over
de natuur in de Kennemerduinen
worden vertoond.
De heer Roderkerk: 'We ervaren elke
dag welke grote behoefte er is aan
Klein drama in de natuur zoals een diorama dat laat zien. Een roof
vogel verdedigt z'n dode buit tegen concurrenten.
paardebloem. We moeten leren kijken
naar de gewone dingen. Hier zie je
alleen die gewone dingen die je bui
ten nog overal kan vinden'.
'Van vloedlijn tot binnenduin' blijft
zomer en winter open. De juiste ope
ningsuren zijn echter nog met be
kend.
informatie over gewone dingen, plan
ten en beesten om ons heen. Ook
naar een paardebloem moet je leren
kijken. We laten ons veel te veel
beïnvloeden door het predikaat 'zeld
zaam'. Iets kan wel zeldzaam zijn,
maar ze moeten me niet vertellen dat
het daarom ook mooier is als een