HUBERT HUMPHREY
GENIET VGLOP VAN
Z'N LAATSTE KANS
Vijf jaar na juni-oorlog
nog geen vrede in zicht
TROUW/KWARTET ZATERDAG 3 JUM 1972
Buitenland Til Kil
jet was een oude, vermoeide man,
[gebukt onder de lange schaduw
pan Lyndon Johnson en onder de
herinneringen aan de rampzalige
feonventie van Chicago, die in no
vember 1968 moest toegeven dat
pij de Amerikaanse presidentsver-
iezingen verloren had. Maar de
lubert Humphrey anno 1972 is
heel anders. De levens- en vecht
lust stralen hem uit de ogen en hij
keniet zichtbaar als hij zich han
denschuddend door uitgelopen
nenigten werkt, handtekeningen
fen complimentjes uitdeelt.
bok uiterlijk is hij veranderd. Zijn
haar is plotseling weer donkerbruin
fen het is nu zo lang, dat het krult in
lijn nek. In een modieus kostuum
pet wijde pijpen en dito revers, met
ujn hippe schoenen met hoge hakken,
Ujn wilde stropdas en zijn zonnebrii
pet grote glazen, lijkt hij eerder op
(lason King van de beeldbuis dan op
le babbelzieke presidentskandidaat
lit het rampjaar 1968. Maar deze
nodernisering van Humphrey's uiter
lijk kan toch niet verhullen, dat hij
pl jaar zal zijn als hij volgende
naand naar de conventie gaat. Dit is
Humphrey's laatste kans en hij heeft
[ich voor de gelegenheid extra feeste-
ijk gekleed.
Het voeren van een verkiezingscam
pagne beschouwt Humphrey als een
eest en zeker nu hij het knellende
uk van Lyndon Johnson kwijt is. 'Ik
roei me veel meer ontspannen, vrijer,
peer geëmancipeerd', zegt hij. 'Ik be-
Boel dat niet kritisch, maar toen ik
rice-president was moest ik er voort-
purend op letten, dat ik de president
tiet tegen de schenen schopte'. Zijn
[rouw Muriel was het verschil ook
tpgevallen, vertelt hij: 'Ze voelt dat
k een heel ander mens ben, dat ik
tiet op dezelfde wijze voel of denk
drie jaar geleden'.
[aar de kiezers en de naderende
[onventie ervan te overtuigen, dat
.umphrey veranderd is, zal de zwaar-
opgave van zijn verkiezings-
:ampagne zijn. Waarom zouden zij de
'oorkeur moeten geven aan de enige
■erliezer uit het Democratische gezel-
ühap? 'Ik wil niet teveel stilstaan bij
at in '68 gebeurde', zegt Humphrey
>m begrijpelijke redenen, 'maar wel
ril ik zeggen, dat het een goede
ianloop was voor '72. En de strijd-
unten zijn verschillend. In '68 had-
en we een zittende president, een
'emocraat We hadden een grote oor-
we hadden een teleurgestelde
:ugd. Ik moest in '68 lasten dragen,
ie ik in '72 niet te dragen heb. Ik
eb niemand te verdedigen en ik voel
e meer op m'n gemak om vrijuit te
;unnen spreken, om me zelf te
:unnen zijn, de problemen te
imschrijven zoals ik ze zie, mijn ei-
;en alternatieven voor te stellen en
tiet de in druk te wekken, dat ik
ndirect kritisch ben ten opzichte van
lijn eigen regering. Daarom zult u
ten heel andere persoon zien'.
door Jelte Rep
Het vice-presidentsohap had Hum
phrey al eens omschreven als 'de lastig
ste baan ooit door mensen bedacht en
gecreëerd' en dat was zeker waar
onder Lyndon Johnson. De kleurrijke
Humphrey verbleekte in de schaduw
van de Texaanse veeboer en zijn po
pulariteit en geloofwaardigheid daal
den met die van de president. Terwijl
veel partijgenoten in verzet kwamen
tegen Johnsons politiek, was Hum
phrey gedwongen die ijverig te verde
digen. Op zijn reizen buiten Amerika
werd hij het middelpunt van betogin
gen en een onwillige afnemer van
afgekeurd fruit. Toen Humphrey tij
dens het pandemonium van Chicago
de presidentsnominatie kreeg, geloof
den slechts enkele doorgewinterde op
timisten dat hij de Republikein
Nixon kon verslaan. Het lukte dan ook
niet. Een geslagen en vernederde
Humphrey keerde werkloos terug
naar de winderige uitgestrektheid van
Minnesota.
Maar toen hij eenmaal de bitterheid
van zijn nederlaag had weggeslikt, de
verkiezingsuitslagen nog eens nauw
keurig had bestudeerd en tot de con
clusie was gekomen, dat hij slechts
510.000 stemmen (minder dan 1 pro
cent) tekort was gekomen, doemde in
Humphrey's brein het idee op toch
maar weer door te zetten in de poli
tiek. Hij kon toch moeilijk blijven
zitten treuren? Had zijn goeie vader
hem niet altijd voorgehouden: 'Sta
vroeg op, zorg dat je iets te doen
hebt en werk. Teveel mensen sterven
in bed?' Humphrey voelde zich nog te
vitaal om zijn onstuimige carrière, die
was begonnen achter de toonbank van
een drugstore in South Dakota, te
laten doodbloeden tijdens een ver
vroegd pensioen.
Twee jaar later maakte Humphrey
zijn rentree in Washington door met
een record-overwinning de vacante se
naatszetel van Minnesota te ver
overen. Dat was niet gemakkelijk
geweest, want de vete met Eugene
McCarthy had de Democratische Bóe
ren-Arbeiderspartij in hun beider
thuisstaat ernstig gescheurd. Maar hij
slaagde erin de stukken te lijmen. Na
zijn grote verkiezingszege scheen
Humphrey een gelukkig en tevreden
mens. Verdere ambities scheen hij
niet te hebben. Hij vertelde journalis
ten, dat hij als titulair leider van de
Democraten zou proberen de partij te
verenigen achter de koploper voor de
presidentsnominatie. Alleen dan zou
hij overwegen aan de verkiezingsstrijd
mee te doen, als er geen duidelijke
koploper was tegen het eind van 1971.
Eind 1971 vond er een tuinfeestje
plaats in Miami Beach, georganiseerd
door Humphrey voor een aantal goed
bij kas zittende vrienden. Maanc
lang had hij zitten wikken en wegen
wat zijn kansen waren en hij vond
het nogal bemoedigend. De opiniepei
lingen hadden hem geleerd dat Ed
ward Kennedy de onbetwiste koploper
was. Maar Kennedy had geen in
teresse in de nominatie. Zijn, 'run
ning-mate' van '68, Muskie, was wel
populairder, maar niet zo populair als
Kennedy. Doet Kennedy niet mee,
dan krijgt Humphrey het grootste
gedeelte van diens aanhang. En dat
maakt Humphrey minstens even sterk
als Muskie, Aldus Humphrey's bere
keningen.
Niet al zijn vrienden waren enthou
siast toen hij op het feestje zijn
plannen onthulde om zich te laten
inschrijven voor de voorverkiezingen
van Florida. Ze dachten dat het ver
standiger was af te wachten. Maar
Humphrey bracht daar tegenin, dat
als hij de nominatie wilde hebben, hij
de nominatie moest zien te krijgen en
niet moest wachten tot ze hem werd
toegeworpen. 'De mensen willen im
mers weten: Kan Humphrey winnen?',
zo betoogde de senator. 'Daarom wil
ik die uitdaging aannemen'. Weinig
gasten waren zo enthousiast als
Humphrey zelf. 'Ik heb hem altijd
gesteund', vertelde één van de gasten
later. 'Maar ik meende dat hij een
verschrikkelijk figuur zou slaan in
Florida en achter Muskie en mis
schien zelfs achter Jackson zou eindi
gen. Maar hij had die blik in z'n
ogen. Hij had de campagne-ziekte.
Niemand durfde zijn bezwaren naar
voren te brengen'.
Zodoende is 'good old Hubert' weer
terug op het verkiezingspad om zijn
gedeukte imago te herstellen en zich
te ontdoen van zijn rampzalige
Johnson-jaren. Want wie herinnert
zich Humphrey nog als de wilde poli
ticus, die op de conventie van 1948
Harry Truman een pakket zo ver
strekkende burgerrechten-voorstellen
opdrong, dat de zuidelijke 'Dixie-crats'
woedend wegliepen? Hij was toen nog
maar burgemeester van Minneapolis,
maar zou weldra afgevaardigd worden
naar de senaat, waar hij onmiddellijk
zijn collega's met het ene radicale
voorstel na het andere bombardeerde.
Maar zijn mede-senatoren moesten
niets hebben van die wildebras, die
met de vreemdste nieuwigheden aan
kwam zetten, zoals een kernstop, een
ontwapeningsconcept, sociale voorzie
ningen voor bejaarden en zieken, de
oprichting van een vredeskorps voor
onderontwikkelde landen. Humphrey
zou buitengesloten zijn door het exclu
sieve clubje, als Lyndon Johnson, de
toenmalige fractieleider van de Demo
craten, zich niet over hem ontfermd
had. Johnson leerde hem dat een
politicus geen theoloog is en wijdde
hem in in de kunst van het compro
mis.
Sinds Humphrey in '71 terugkeerde in
de Senaat heeft hij behoedzaam gema-
Hubert Humphrey
noeuveerd om zijn oude, vooruit
strevende imago te heroveren. Zijn
vier jaren vice-presidentschap hadden
ook in de Senaat zijn goodwill ver
speeld en dwongen hem zich voorlo
pig koest te houden. 'Er zijn veel
zaken waarover ik zou willen spreken,
waarmee ik me zou willen associëren
of waarmee ik in het verleden geasso
cieerd was, maar andere senatoren
zijn nu de woordvoerders op die ge
bieden gewórden', vertrouwde
Humphrey een verslaggever toe.
Een moeilijk dilemma was voor
Humphrey de stemming over het al
of niet voltooien van het supersoni
sche vliegtuig SST, dat een symbool
was geworden van de bedreiging van
het milieu en van prestige-objecten
ten koste van sociale noden. Als
Humphrey tegenstemde, zou hij de
vakbonden, die hem altijd trouw
steunden, tegen zich in het harnas
jagen en zijn kansen op het Witte
Huis verkleinen. Maar zou hij voor
stemmen, dan zou hij zich voorgoed
onmogelijk hebben gemaakt bij de
progressieve vleugel van de partij,
voor wie het verzet tegen de SST een
geloofsbelijdenis was geworden.
Humphrey stemde tegen het vliegtuig.
'Dat herstelde heel wat van Hum
phrey's geloofwaardigheid', zegt een
van zijn collega's nu. 'Hij riskeerde
waarschijnlijk meer dan welke andere
senator dan ook. Het vereiste heel wat
moed'.
Ook wat de oorlog betreft, schuift
Humphrey behoedzaam naar links.
Maar niet snel genoeg naar do zin van
de velen, die geprikkeld door de
nieuwste escalaties deze nachtmerrie
meer dan zat zijn. 'Ongetwijfeld zul
len een aantal jongeren en een aantal
anderen, die niet zo jong meer zijn,
mij confronteren met de kwestie-Viet-
nam', zo voorspelde Humphrey voor
zijn campagne begon, 'maar zij beho
ren er iedereen mee te confronteren,
behalve George McGovern. Alle an
deren hebben net zo gestemd als ik.
We stemden allemaal voor de Tonkin
resolutie. Wij zijn er allemaal bij
betrokken geweest'.
Jammer genoeg voor Humphrey is de
Vietnamese oorlog opnieuw een belang-;
rijk verkiezingsstrijdpunt geworden,
en is zijn gevaarlijkste concurrent;
juist die George McGovern, die hij op
dit punt niets te verwijten heeft*
Maar Hubert Horatio Humphrey laat
zich niet gemakkelijk uit het veld"
slaan. Het visioen van het Witte Huis
spookt al door zijn gedachten sinds de
conventie van 1948. Dit is zijn laatste jj
kans om zijn droom waar te maken.
Hij zal er hard voor moeten knokken.
Portretten van de twee andere Demo-
cratische koplopers, McGovern en;
Wallace, werden gepubliceerd op resp*
29 april en 27 mei.
[)rie weken geleden werd in het
Centrum voor Politieke en Strate
gische Studies in Cairo een sym-
losium gehouden over de Sowjet-
olitiek in het Midden-Oosten. De
eelnemers waren van mening,
at dc Sowjct-Unie er, alle belang
ij heeft de huidige toestand van
een oorlog en geen vrede' met
sraël te continueren. Door met
e mond de Egyptische politiek
e steunen, maar geen offensieve
'apens te leveren voor het door-
oeren van die politiek, proberen
e Russen de Arabieren steeds
fhankelijker van zich te maken
p politiek, militair en econo-
ïisch gebied, terwijl ze tege-
jkertijd niet het risico lopen in
en direct militair conflict met
e VS verwikkeld te raken,
Jdus de aanwezigen, cmder wie de
elangrijkste journalisten van Egypte
n enige functionarissen van het mi-
isterie van buitenlandse zaken. Er
erd dreigend gezinspeeld op een mo-
elijke 'herwaardering' van de Russi-
;he rol in het Midden-Oosten door
Igypte, indiien de Sowjet-Unie niet
'at krachtiger die Arabische lees:
e Egyptische belangen zou verde
gen.
len diergelijke, uiterst onvriendelijke
nalyse van de Russische intenties in
e Arabische wereld was op zichzelf
iet nieuw. Al enige maanden tevoren
ad het in Beiroet verschijnende, pro-
gyptische en soms ook pro-Russische
eekblad Al Hawadith een vernieti-
ende kritiek op die Russen gegeven.
>e Sowjet-Unie aldus dit blad
eeft haar politiek van dubbelhartig-
eid en bedrog tegenover de Arabie-
en nimmer opgegeven. Die politiek
'as al voor de zesdaagse oorlog van
967 begonnen en had in feite die
orlog uitgelokt. Hadden de Russische
'iders niet in mei 1967 de Israëlische
reigementen tegen Syrië enorm op-
eblazen? Hadden zij toen niet aan de
Igyptische minister van defensie,
hams Badran, de valse melding door
egeven, dat er inderdaad reusachtige
oepenconcentraties aan de Israëli-
ehe kant van de bestandslijn tegen
yrië waren opgesteld? Hadden zij er
Oen niet bij president Nasser op
an gedrongen de Syriërs met alle
racht te steunen, omdat, als de rege-
ng in Damascus onder de Israëlische
ruk zou bezwijken, het andere 'pro-
ressieve bewind' dat van Egypte
- ook gevaar liep door Israël onder
e voet gelopen te worden? Hadden
j toen niet beloofd, dat als Egypte
et slachtoffer van een Israëlische
gressie zou worden, de Sowjet-Unie
iet zou aarzelen Egypte te helpen?
laar toen de crisis door hun toedoen
p een hoogtepunt was gekomen, had
e Sowjet-ambassadeur in Cairo in
et holst van de nacht president Nas-
er een boodschap overhandigd, dat
gypte onder geen beding als eerste
loest aanvallen, wilde het niet de
tissische steun ontberen. En wat was
e belofte om te hulp te snellen
raard geweest, toen Egypte inderdaad
Perd aangevallen?
door Michael Stein
Ongeveer tegelijkertijd stelde een an
der Libanees weekblad, Al Jamhour,
dat de toestand van geen oorlog en
geen vrede de Russen in staat stelt
dieper dn de Arabische wereld te
infiltreren, zonder het gevaar van een
'hete confrontatie' met de Amerika
nen. Maar bovendien, zo stelde het
blad, 'realiseren de Russen zich maar
al te goed, dat als de crisis is opgelost
hetzij door oorlog of door vrede
hun rol aanzienlijk kleiner zal zijn,
vanwege die ene goede reden: dat de
Arabieren de vriendschap met de
Sowjet-Ulnie verwelkomen en de hulp
van de Russen aanvaarden, maar het
communisme verwerpen'.
De conclusies van dat symposium in
Cairo waren dus niet zo origineel of
verrassend. Wél echter het feit, dat
het blad Al Ahram twee hele pagina's
aan het symposium wijdde, zonder de
anti-Russische aspecten te vergeten.
Dit was des te merkwaardiger, omdat
president An war Sadat tevoren her
haaldelijk had gedreigd een ieder als
contra-revolutionair te beschouwen,
die de Russisch-Egyptische vriend
schap op voet van volkomen gelijk
heid in twijfel trok. Nu is het onmo
gelijk, dat de belangrijkste Egypti
sche krant een dergelijk gevoelig arti
kel publiceert, als daartoe niet expli
ciet opdracht van hogerhand is gege
ven. Er waren dus duidelijke politie
ke redenen voor het houden van een
dergelijk symposium en het etaleren
van de Egyptische afkeer van de Rus
sische politiek.
Die ergernis over de SowjetUnie was
nog toegenomen, toen bekend werd
onofficieel natuurlijk dat een
Egyptisch marineschip tijdens oefe
ningen in de Middellandse Zee in
moeilijkheden was gekomen en geen
toestemming had gekregen in de ha
ven van Mersa Matruh voor anker te
gaan.
Mersa Matruh ligt in een onherberg
zaam gebied aan de Middellandse Zee,
vlakbij de grens met Lybië. De Rus
sen willen daar een aantal permanen
te militaire bases vestigen ter onder
steuning van hun Middellandse Zee-
vloot. De haven van Mersa Matruh
zelf dient al geruime tijd als een
basis voor hun vloot. Er liggen per
manent vijf tot zes Russische marine
schepen. De Russen oefenen een der
mate strenge controle in die haven
uit, dat zij niet wensen dat schepen
van andere landen ook niet die
van hun Egyptische bondgenoot
daar voor anker gaan. Het Egyptische
schip, dat panne had gekregen, werd
President Anwar Sadat van Egypte neemt op het vliegveld van Moskou af
scheid van de premier van de Sowjet-Unie, Aleksje Kosygin (links), terwijl de
Russische minister van buitenlandse zaken Andrej Gromiko het tafereel be
ziet.
Sadat ging eind april naar Moskou om bij de Sowjet-leiders opnieuw te pleiten
voor de levering van de allernieuwste Russische aanvalswapens aan Egypte in
zijn komende slag tegen Israël.
dus de toegang geweigerd en door een
Sowj et-schip op sleeptouw genomen
naar de haven van Alexandrië. Men
kan zich de emoties van de Egypti
sche officieren voorstellen: 'De Rus
sen beweren, dat ze ons bij de bevrij
ding van ons bezette land zullen hel
pen, maar de daarvoor benodigde wa
pens krijgen we niet en onze schepen
kunnen niet eens meer vrij onze ei
gen havens aandoen'.
Het is dan ook niet verwonderlijk,
dat president Anwar Sadat met ware
hartstocht tegenover zijn volk heeft
ontkend, dat hij de Russen militaire
bases heeft gegeven. Zij hebben
slechts 'militaire faciliteiten' gekre
gen, hetwelk ook voor Egypte van
belang is, zo deelde hij mee.
Egypte zit voor een onmogelijk dilem
ma. Overmorgen is het vijf jaar gele
den, dat de junii-oorlog uitbrak. Poli
tiek noch militair is men erin ge
slaagd de Israëli's uit de bezette ge
bieden te verdrijven. De 'uitputtings
oorlog', die Nasser in 1968 begon, liep
op een catastrofe voor Egypte uit:
gemiddeld sneuvelden duizend man
per dag. De flirt met Washington
vorig jaar heeft niet een zodanige
pressie van Amerika op Israël opgele
verd, dat de bezette gebieden zonder
veel eigen concessies teruggegeven
werden. En de verhouding met Mos
kou werd er door de toenaderingspo
gingen tot Washington ook niet beter
op. De Russen zagen niet graag, dat
Sadat openlijk de Amerikanen aan
bood, een deel van de Russische mil>
taire adviseurs uit Egypte weg te
zenden, als de Amerikanen erVoor
zorgden dat Israël de bezette gebieden
ontruimde.
Tot dusver heeft Moskou geweigerd
het ultra-moderne oorlogstuig in gro
ten getale aan Egypte te leveren, dat
Cairo voor de komende oorlog tegen
Israël nodig denkt te hebben: lange
afstands-raketten om de Israëlische
bevolkingscentra vanuit Egypte te
kunnen beschieten; voldoenide MIG-23-
straailjagers (diiie sneller en hoger
kunnen vliegen dan de Israëlische
Phantoms) om een luchtoorlog te kun
nen beginnen en meer amfibie-tanks
om het Suezkanaal over te steken.
Mondjesmaat worden de wapens gele
verd, teneinde van de Egyptenaren
meer bases los te krijgen en hun
aanvalslhonger niet al te zeer te prik
kelen.
In Cairo werd men helemaal verbit
terd over de Russische houding, toen
in december van het vorige jaar Rus
sische wapenvoorraden in grote hoe
veelheden naar India werden overge
bracht voor de strijd tegen Pakistan
en de Indiërs daarmee zo gemakkelijk
bleken te winnen. En nog woedender
werd men, toen de Sowjet-Unie zeer
onlangs een verdrag van vriendschap
en samenwerking sloot met Irak, de
eeuwige rivaal van Egypte in de Ara
bische wereld. Hoe boos men was,
bleek wel uit de reactie van Sadats
trouwste bondgenoot, president Khad-
daffi van Lybië. Deze verbrak onmid
dellijk de diplomatieke betrekkingen
met Irak, uit protest tegen het schan
delijke verdrag dat de Irakezen had
den gesloten, nagenoeg eenzelfde
soort verdrag als vorig jaar met Egyp
te was gesloten. De Russen lieten met
hun nieuwe bondgenootschap in de
Arabische wereld fijntjes blijken, dat
ze bepaald niet uitsluitend op Egypte
aangewezen zijn.
Men kan zich afvragen, waarom de
Egyptenaren dan niet toch een poli
tieke oplossing zoeken door middel
van het sinds jaren door Israël zo fel
begeerde directe overleg. Zelfs als
dergelijke besprekingen zouden mis
lukken, zouden de Egyptenaren hier
uit toch nog een geweldige propagan
distische winst kunnen slaan, door te
verkondigen dat de Israëli's geen vre
de willen, maar uitsluitend op zo veel
mogelijk Arabisch grondgebied uit
zijn.
Zowel Nasser als Sadat hebben op
deze vraag herhaaldelijk geantwoord,
dat onderhandelen terwijl de vij
and een stuk van het vaderland bezet
houdt slechts capitulatie betekent
Israël, zo betoogden beiden., stelt in
zijn eentje in feite niets voor. Het is
alleen zo gevaarlijk, omdat het een
voorpost is van het Amerikaanse im
perialisme in het Midden-Oosten. Van
daar. dart het onzin is om met Israël
te onderhandelen. Als Amerika bereid
is zaken te doen, dan zal Egypte met
de Amerikanen over een politieke
oplossing kunnen onderhandelen.
Deze houding lijkt mij eenzelfde als
die van de Amerikaanse regering, die
niet wenst toe te geven dat de oorlog
in Vietnam een verloren zaak is. In
Washington verwijt men immers Mos
kou het jongste Noord Vietnamese of
fensief, alsof de machthebbers in Ha
noi geen eigen mening hebben of een
eigen politiek zouden kunnen voeren.
De Egyptische houding zou echter
ook wel eens hert gevolg kunnen zijn
van de traditioneel-islamitische waar
den, die nog zo sterk de Arabische
politieke ideeën kleuren. De opkomst
van de Arabieren ging gepaard met
de reusachtige expansie van een nieu
we religieuze leer, die islam. In min
der dan honderd jaar hadden de isla
mitische Arabieren een imperium ge
vestigd, dat een groot deel van de
beschaafde wereld omvatte. In dat
theocratische rijk vormden de Joden
een minderheid. Als één van de vol
keren van het Boek, golden zij als
een zogenaamde 'beschermde minder
heid'. Maar uiteraard waren de islami
tische Arabieren, die van de Profeet
de laatste en volmaakste openbaring
hadden gekregen, in dit rijk de mees
ters. Zij waren de militairen, de over
winnaars; de Joden de n iet-militairen,
de overheersten.
Nog steeds kan men in de Arabische
wereld niet verteren, dat deze minder
heid, mej wie men sinds eeuwen had
samengeleefd en die in al die tijd
nooit wapens droeg, nu drie maal
achtereen een militaire overwinning
heeft behaald, terwijl zij qua aantal
nog steeds een minderheid vormt
Vandaar, dat de Egyptische nederlaag
van 1948 word uitgelegd als uitslui
tend veroorzaakt door het corrupte
'bewind van koning Faroek; dat de
nederlaag van 1956 werd verklaard
door de gelijktijdige aanval van Frank
rijk en Engeland, in hun laatste
grote koloniale avontuur; en dat de
nederlaag van 1967 eerst werd gewe
ten aan Amerikaanse luchtsteun voor
de Israëli's en vervolgens aan de laf
hartige en corrupte houding van en
kele Egyptische generaals. Vandaar
ook, dat de nederlaag van juni 1967
niet als een verloren oorlog wordt
gédefiniëerd. maar als een verloren
slag in een zeer langdurige oorlog.
Sinds het eind van de jaren dertig
hebben de Arabische politici eerst de
zionistische beweging en daarna de
staat Israël niet als een aparte entt-
rteiit willen zien. Men bestreed het
fenomeen niet als iets vijandigs, wat
op zichzelf staat, maar altijd als
onderdeel van een veel groter kwaad.
Daarom werd diie vijand afwisselend-
de voorhoede genoemd van het inter-;
nationale communisme en atheïsme,
van het evenzo internationale grootka- -
pitaal, van het Westerse kolonialisme
en het wereldomvattende imperialis-: -
me. De successen van een zo machtige
vijand konden door een dergelijk»
beeldvorming ook veel gemakkelijker
worden verklaard.
Die ontkenning van een stuk realiteit
had tot gevolg, dat men uitsluitend in
terman van oorlog kon denken, zodra;
men oog in oog met Israël stond.-
Israël moest weg, het moest defünitieC
en zonder concessies van de aandfoo-
dem verdwijnen. Toen strijd voerenT
na de juni-oorlog problematisch werd,-
richtte men alle hoop voor een terug-;
krijgen van de door Israël veroverde
gebieden op een ingrijpen van built»-'
naf: de Sowjet-Unie zou helpen, het
vier-mogendheden-overleg in New
York zou de oplossing brengen, een
aparte EgyptLsch-Amerikaanse over
eenkomst zou Israël tot toegeven
dwingen, druk van West-Europa (d!at
voor zijn olie de Arabische wereld eo
nodig heeft) op Amerika zou weer
pressie op Israël ten gevolge kunnen
hebben. Enz. enz.
Al die pogingen hebben niet gebaat
Zelfs de bereidverklaring van Sadiat
om met een partij van buiten zoals
bijv. de Veiligheidsraad overeen te
komen, dat de oorlog met Israël be
ëindigd was, in ruil voor de bezette
gebieden, mocht Israël niet vermur
wen. Israels conceptie over vrede
staat namelijk diametraal tegenover
die van Egypte. Egypte ziet het als
een uiterste concessie, dat het in ruil
voor de gebieden, het kankergezwel
Israël met rust laat en daar verder
geen enkele betrekking mee onder
houdt. Israël daarentegen wil direct
overleg en betrekkingen, zoals dlie
bestaan tussen nabuurstaten, die met
elkaar in vrede leven. Israël wil
m.a.w. geen vrede of een totale vrede,
Egypte geen oorlog of een totale oor
log.
Jn deze impasse wordt de Israëlische
bereidwilligheid tot ontruiming vaa
de bezette gebieden steeds geringer.
Zoals een Israëlische diplomaat het
uitdrukte: 'Naarmate er meer vrede
komt, kunnen wij meer gebied terug
geven; hoe minder vrede, des te min
der gebied krijgen ze terug'.
De vicieuze cirkel is daarmee volko
men gesloten. Want omgekeerd neemt
de toch al zo geringe Egyptische lust
om vrede te sluiten nog verder af,
naarmate Israël minder gebied tal
prijsgeven. De Israëlische minister
van defensie, Dajan, deelde dan ook
vorige week zijn landgenoten mee, dat
naar zijn mening Egypte wel eens
begin volgend jaar, na de Amerikaan
se presidentsverkiezingen, de vijande
lijkheden zal kunnen hervatten; dat
er geen enkele kans is om met Egypte
vrede te Sluiten en dat derhalve Is
raël de bezette gebieden niet zal opge
ven, maar integendeel zich gereed
moet houden de komende tien tot
twaalf jaar op voet van oorlog te
blijven leven.