HUBERT HUMPHREY GENIET VGLOP VAN Z'N LAATSTE KANS Vijf jaar na juni-oorlog nog geen vrede in zicht TROUW/KWARTET ZATERDAG 3 JUM 1972 Buitenland Til Kil jet was een oude, vermoeide man, [gebukt onder de lange schaduw pan Lyndon Johnson en onder de herinneringen aan de rampzalige feonventie van Chicago, die in no vember 1968 moest toegeven dat pij de Amerikaanse presidentsver- iezingen verloren had. Maar de lubert Humphrey anno 1972 is heel anders. De levens- en vecht lust stralen hem uit de ogen en hij keniet zichtbaar als hij zich han denschuddend door uitgelopen nenigten werkt, handtekeningen fen complimentjes uitdeelt. bok uiterlijk is hij veranderd. Zijn haar is plotseling weer donkerbruin fen het is nu zo lang, dat het krult in lijn nek. In een modieus kostuum pet wijde pijpen en dito revers, met ujn hippe schoenen met hoge hakken, Ujn wilde stropdas en zijn zonnebrii pet grote glazen, lijkt hij eerder op (lason King van de beeldbuis dan op le babbelzieke presidentskandidaat lit het rampjaar 1968. Maar deze nodernisering van Humphrey's uiter lijk kan toch niet verhullen, dat hij pl jaar zal zijn als hij volgende naand naar de conventie gaat. Dit is Humphrey's laatste kans en hij heeft [ich voor de gelegenheid extra feeste- ijk gekleed. Het voeren van een verkiezingscam pagne beschouwt Humphrey als een eest en zeker nu hij het knellende uk van Lyndon Johnson kwijt is. 'Ik roei me veel meer ontspannen, vrijer, peer geëmancipeerd', zegt hij. 'Ik be- Boel dat niet kritisch, maar toen ik rice-president was moest ik er voort- purend op letten, dat ik de president tiet tegen de schenen schopte'. Zijn [rouw Muriel was het verschil ook tpgevallen, vertelt hij: 'Ze voelt dat k een heel ander mens ben, dat ik tiet op dezelfde wijze voel of denk drie jaar geleden'. [aar de kiezers en de naderende [onventie ervan te overtuigen, dat .umphrey veranderd is, zal de zwaar- opgave van zijn verkiezings- :ampagne zijn. Waarom zouden zij de 'oorkeur moeten geven aan de enige ■erliezer uit het Democratische gezel- ühap? 'Ik wil niet teveel stilstaan bij at in '68 gebeurde', zegt Humphrey >m begrijpelijke redenen, 'maar wel ril ik zeggen, dat het een goede ianloop was voor '72. En de strijd- unten zijn verschillend. In '68 had- en we een zittende president, een 'emocraat We hadden een grote oor- we hadden een teleurgestelde :ugd. Ik moest in '68 lasten dragen, ie ik in '72 niet te dragen heb. Ik eb niemand te verdedigen en ik voel e meer op m'n gemak om vrijuit te ;unnen spreken, om me zelf te :unnen zijn, de problemen te imschrijven zoals ik ze zie, mijn ei- ;en alternatieven voor te stellen en tiet de in druk te wekken, dat ik ndirect kritisch ben ten opzichte van lijn eigen regering. Daarom zult u ten heel andere persoon zien'. door Jelte Rep Het vice-presidentsohap had Hum phrey al eens omschreven als 'de lastig ste baan ooit door mensen bedacht en gecreëerd' en dat was zeker waar onder Lyndon Johnson. De kleurrijke Humphrey verbleekte in de schaduw van de Texaanse veeboer en zijn po pulariteit en geloofwaardigheid daal den met die van de president. Terwijl veel partijgenoten in verzet kwamen tegen Johnsons politiek, was Hum phrey gedwongen die ijverig te verde digen. Op zijn reizen buiten Amerika werd hij het middelpunt van betogin gen en een onwillige afnemer van afgekeurd fruit. Toen Humphrey tij dens het pandemonium van Chicago de presidentsnominatie kreeg, geloof den slechts enkele doorgewinterde op timisten dat hij de Republikein Nixon kon verslaan. Het lukte dan ook niet. Een geslagen en vernederde Humphrey keerde werkloos terug naar de winderige uitgestrektheid van Minnesota. Maar toen hij eenmaal de bitterheid van zijn nederlaag had weggeslikt, de verkiezingsuitslagen nog eens nauw keurig had bestudeerd en tot de con clusie was gekomen, dat hij slechts 510.000 stemmen (minder dan 1 pro cent) tekort was gekomen, doemde in Humphrey's brein het idee op toch maar weer door te zetten in de poli tiek. Hij kon toch moeilijk blijven zitten treuren? Had zijn goeie vader hem niet altijd voorgehouden: 'Sta vroeg op, zorg dat je iets te doen hebt en werk. Teveel mensen sterven in bed?' Humphrey voelde zich nog te vitaal om zijn onstuimige carrière, die was begonnen achter de toonbank van een drugstore in South Dakota, te laten doodbloeden tijdens een ver vroegd pensioen. Twee jaar later maakte Humphrey zijn rentree in Washington door met een record-overwinning de vacante se naatszetel van Minnesota te ver overen. Dat was niet gemakkelijk geweest, want de vete met Eugene McCarthy had de Democratische Bóe ren-Arbeiderspartij in hun beider thuisstaat ernstig gescheurd. Maar hij slaagde erin de stukken te lijmen. Na zijn grote verkiezingszege scheen Humphrey een gelukkig en tevreden mens. Verdere ambities scheen hij niet te hebben. Hij vertelde journalis ten, dat hij als titulair leider van de Democraten zou proberen de partij te verenigen achter de koploper voor de presidentsnominatie. Alleen dan zou hij overwegen aan de verkiezingsstrijd mee te doen, als er geen duidelijke koploper was tegen het eind van 1971. Eind 1971 vond er een tuinfeestje plaats in Miami Beach, georganiseerd door Humphrey voor een aantal goed bij kas zittende vrienden. Maanc lang had hij zitten wikken en wegen wat zijn kansen waren en hij vond het nogal bemoedigend. De opiniepei lingen hadden hem geleerd dat Ed ward Kennedy de onbetwiste koploper was. Maar Kennedy had geen in teresse in de nominatie. Zijn, 'run ning-mate' van '68, Muskie, was wel populairder, maar niet zo populair als Kennedy. Doet Kennedy niet mee, dan krijgt Humphrey het grootste gedeelte van diens aanhang. En dat maakt Humphrey minstens even sterk als Muskie, Aldus Humphrey's bere keningen. Niet al zijn vrienden waren enthou siast toen hij op het feestje zijn plannen onthulde om zich te laten inschrijven voor de voorverkiezingen van Florida. Ze dachten dat het ver standiger was af te wachten. Maar Humphrey bracht daar tegenin, dat als hij de nominatie wilde hebben, hij de nominatie moest zien te krijgen en niet moest wachten tot ze hem werd toegeworpen. 'De mensen willen im mers weten: Kan Humphrey winnen?', zo betoogde de senator. 'Daarom wil ik die uitdaging aannemen'. Weinig gasten waren zo enthousiast als Humphrey zelf. 'Ik heb hem altijd gesteund', vertelde één van de gasten later. 'Maar ik meende dat hij een verschrikkelijk figuur zou slaan in Florida en achter Muskie en mis schien zelfs achter Jackson zou eindi gen. Maar hij had die blik in z'n ogen. Hij had de campagne-ziekte. Niemand durfde zijn bezwaren naar voren te brengen'. Zodoende is 'good old Hubert' weer terug op het verkiezingspad om zijn gedeukte imago te herstellen en zich te ontdoen van zijn rampzalige Johnson-jaren. Want wie herinnert zich Humphrey nog als de wilde poli ticus, die op de conventie van 1948 Harry Truman een pakket zo ver strekkende burgerrechten-voorstellen opdrong, dat de zuidelijke 'Dixie-crats' woedend wegliepen? Hij was toen nog maar burgemeester van Minneapolis, maar zou weldra afgevaardigd worden naar de senaat, waar hij onmiddellijk zijn collega's met het ene radicale voorstel na het andere bombardeerde. Maar zijn mede-senatoren moesten niets hebben van die wildebras, die met de vreemdste nieuwigheden aan kwam zetten, zoals een kernstop, een ontwapeningsconcept, sociale voorzie ningen voor bejaarden en zieken, de oprichting van een vredeskorps voor onderontwikkelde landen. Humphrey zou buitengesloten zijn door het exclu sieve clubje, als Lyndon Johnson, de toenmalige fractieleider van de Demo craten, zich niet over hem ontfermd had. Johnson leerde hem dat een politicus geen theoloog is en wijdde hem in in de kunst van het compro mis. Sinds Humphrey in '71 terugkeerde in de Senaat heeft hij behoedzaam gema- Hubert Humphrey noeuveerd om zijn oude, vooruit strevende imago te heroveren. Zijn vier jaren vice-presidentschap hadden ook in de Senaat zijn goodwill ver speeld en dwongen hem zich voorlo pig koest te houden. 'Er zijn veel zaken waarover ik zou willen spreken, waarmee ik me zou willen associëren of waarmee ik in het verleden geasso cieerd was, maar andere senatoren zijn nu de woordvoerders op die ge bieden gewórden', vertrouwde Humphrey een verslaggever toe. Een moeilijk dilemma was voor Humphrey de stemming over het al of niet voltooien van het supersoni sche vliegtuig SST, dat een symbool was geworden van de bedreiging van het milieu en van prestige-objecten ten koste van sociale noden. Als Humphrey tegenstemde, zou hij de vakbonden, die hem altijd trouw steunden, tegen zich in het harnas jagen en zijn kansen op het Witte Huis verkleinen. Maar zou hij voor stemmen, dan zou hij zich voorgoed onmogelijk hebben gemaakt bij de progressieve vleugel van de partij, voor wie het verzet tegen de SST een geloofsbelijdenis was geworden. Humphrey stemde tegen het vliegtuig. 'Dat herstelde heel wat van Hum phrey's geloofwaardigheid', zegt een van zijn collega's nu. 'Hij riskeerde waarschijnlijk meer dan welke andere senator dan ook. Het vereiste heel wat moed'. Ook wat de oorlog betreft, schuift Humphrey behoedzaam naar links. Maar niet snel genoeg naar do zin van de velen, die geprikkeld door de nieuwste escalaties deze nachtmerrie meer dan zat zijn. 'Ongetwijfeld zul len een aantal jongeren en een aantal anderen, die niet zo jong meer zijn, mij confronteren met de kwestie-Viet- nam', zo voorspelde Humphrey voor zijn campagne begon, 'maar zij beho ren er iedereen mee te confronteren, behalve George McGovern. Alle an deren hebben net zo gestemd als ik. We stemden allemaal voor de Tonkin resolutie. Wij zijn er allemaal bij betrokken geweest'. Jammer genoeg voor Humphrey is de Vietnamese oorlog opnieuw een belang-; rijk verkiezingsstrijdpunt geworden, en is zijn gevaarlijkste concurrent; juist die George McGovern, die hij op dit punt niets te verwijten heeft* Maar Hubert Horatio Humphrey laat zich niet gemakkelijk uit het veld" slaan. Het visioen van het Witte Huis spookt al door zijn gedachten sinds de conventie van 1948. Dit is zijn laatste jj kans om zijn droom waar te maken. Hij zal er hard voor moeten knokken. Portretten van de twee andere Demo- cratische koplopers, McGovern en; Wallace, werden gepubliceerd op resp* 29 april en 27 mei. [)rie weken geleden werd in het Centrum voor Politieke en Strate gische Studies in Cairo een sym- losium gehouden over de Sowjet- olitiek in het Midden-Oosten. De eelnemers waren van mening, at dc Sowjct-Unie er, alle belang ij heeft de huidige toestand van een oorlog en geen vrede' met sraël te continueren. Door met e mond de Egyptische politiek e steunen, maar geen offensieve 'apens te leveren voor het door- oeren van die politiek, proberen e Russen de Arabieren steeds fhankelijker van zich te maken p politiek, militair en econo- ïisch gebied, terwijl ze tege- jkertijd niet het risico lopen in en direct militair conflict met e VS verwikkeld te raken, Jdus de aanwezigen, cmder wie de elangrijkste journalisten van Egypte n enige functionarissen van het mi- isterie van buitenlandse zaken. Er erd dreigend gezinspeeld op een mo- elijke 'herwaardering' van de Russi- ;he rol in het Midden-Oosten door Igypte, indiien de Sowjet-Unie niet 'at krachtiger die Arabische lees: e Egyptische belangen zou verde gen. len diergelijke, uiterst onvriendelijke nalyse van de Russische intenties in e Arabische wereld was op zichzelf iet nieuw. Al enige maanden tevoren ad het in Beiroet verschijnende, pro- gyptische en soms ook pro-Russische eekblad Al Hawadith een vernieti- ende kritiek op die Russen gegeven. >e Sowjet-Unie aldus dit blad eeft haar politiek van dubbelhartig- eid en bedrog tegenover de Arabie- en nimmer opgegeven. Die politiek 'as al voor de zesdaagse oorlog van 967 begonnen en had in feite die orlog uitgelokt. Hadden de Russische 'iders niet in mei 1967 de Israëlische reigementen tegen Syrië enorm op- eblazen? Hadden zij toen niet aan de Igyptische minister van defensie, hams Badran, de valse melding door egeven, dat er inderdaad reusachtige oepenconcentraties aan de Israëli- ehe kant van de bestandslijn tegen yrië waren opgesteld? Hadden zij er Oen niet bij president Nasser op an gedrongen de Syriërs met alle racht te steunen, omdat, als de rege- ng in Damascus onder de Israëlische ruk zou bezwijken, het andere 'pro- ressieve bewind' dat van Egypte - ook gevaar liep door Israël onder e voet gelopen te worden? Hadden j toen niet beloofd, dat als Egypte et slachtoffer van een Israëlische gressie zou worden, de Sowjet-Unie iet zou aarzelen Egypte te helpen? laar toen de crisis door hun toedoen p een hoogtepunt was gekomen, had e Sowjet-ambassadeur in Cairo in et holst van de nacht president Nas- er een boodschap overhandigd, dat gypte onder geen beding als eerste loest aanvallen, wilde het niet de tissische steun ontberen. En wat was e belofte om te hulp te snellen raard geweest, toen Egypte inderdaad Perd aangevallen? door Michael Stein Ongeveer tegelijkertijd stelde een an der Libanees weekblad, Al Jamhour, dat de toestand van geen oorlog en geen vrede de Russen in staat stelt dieper dn de Arabische wereld te infiltreren, zonder het gevaar van een 'hete confrontatie' met de Amerika nen. Maar bovendien, zo stelde het blad, 'realiseren de Russen zich maar al te goed, dat als de crisis is opgelost hetzij door oorlog of door vrede hun rol aanzienlijk kleiner zal zijn, vanwege die ene goede reden: dat de Arabieren de vriendschap met de Sowjet-Ulnie verwelkomen en de hulp van de Russen aanvaarden, maar het communisme verwerpen'. De conclusies van dat symposium in Cairo waren dus niet zo origineel of verrassend. Wél echter het feit, dat het blad Al Ahram twee hele pagina's aan het symposium wijdde, zonder de anti-Russische aspecten te vergeten. Dit was des te merkwaardiger, omdat president An war Sadat tevoren her haaldelijk had gedreigd een ieder als contra-revolutionair te beschouwen, die de Russisch-Egyptische vriend schap op voet van volkomen gelijk heid in twijfel trok. Nu is het onmo gelijk, dat de belangrijkste Egypti sche krant een dergelijk gevoelig arti kel publiceert, als daartoe niet expli ciet opdracht van hogerhand is gege ven. Er waren dus duidelijke politie ke redenen voor het houden van een dergelijk symposium en het etaleren van de Egyptische afkeer van de Rus sische politiek. Die ergernis over de SowjetUnie was nog toegenomen, toen bekend werd onofficieel natuurlijk dat een Egyptisch marineschip tijdens oefe ningen in de Middellandse Zee in moeilijkheden was gekomen en geen toestemming had gekregen in de ha ven van Mersa Matruh voor anker te gaan. Mersa Matruh ligt in een onherberg zaam gebied aan de Middellandse Zee, vlakbij de grens met Lybië. De Rus sen willen daar een aantal permanen te militaire bases vestigen ter onder steuning van hun Middellandse Zee- vloot. De haven van Mersa Matruh zelf dient al geruime tijd als een basis voor hun vloot. Er liggen per manent vijf tot zes Russische marine schepen. De Russen oefenen een der mate strenge controle in die haven uit, dat zij niet wensen dat schepen van andere landen ook niet die van hun Egyptische bondgenoot daar voor anker gaan. Het Egyptische schip, dat panne had gekregen, werd President Anwar Sadat van Egypte neemt op het vliegveld van Moskou af scheid van de premier van de Sowjet-Unie, Aleksje Kosygin (links), terwijl de Russische minister van buitenlandse zaken Andrej Gromiko het tafereel be ziet. Sadat ging eind april naar Moskou om bij de Sowjet-leiders opnieuw te pleiten voor de levering van de allernieuwste Russische aanvalswapens aan Egypte in zijn komende slag tegen Israël. dus de toegang geweigerd en door een Sowj et-schip op sleeptouw genomen naar de haven van Alexandrië. Men kan zich de emoties van de Egypti sche officieren voorstellen: 'De Rus sen beweren, dat ze ons bij de bevrij ding van ons bezette land zullen hel pen, maar de daarvoor benodigde wa pens krijgen we niet en onze schepen kunnen niet eens meer vrij onze ei gen havens aandoen'. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat president Anwar Sadat met ware hartstocht tegenover zijn volk heeft ontkend, dat hij de Russen militaire bases heeft gegeven. Zij hebben slechts 'militaire faciliteiten' gekre gen, hetwelk ook voor Egypte van belang is, zo deelde hij mee. Egypte zit voor een onmogelijk dilem ma. Overmorgen is het vijf jaar gele den, dat de junii-oorlog uitbrak. Poli tiek noch militair is men erin ge slaagd de Israëli's uit de bezette ge bieden te verdrijven. De 'uitputtings oorlog', die Nasser in 1968 begon, liep op een catastrofe voor Egypte uit: gemiddeld sneuvelden duizend man per dag. De flirt met Washington vorig jaar heeft niet een zodanige pressie van Amerika op Israël opgele verd, dat de bezette gebieden zonder veel eigen concessies teruggegeven werden. En de verhouding met Mos kou werd er door de toenaderingspo gingen tot Washington ook niet beter op. De Russen zagen niet graag, dat Sadat openlijk de Amerikanen aan bood, een deel van de Russische mil> taire adviseurs uit Egypte weg te zenden, als de Amerikanen erVoor zorgden dat Israël de bezette gebieden ontruimde. Tot dusver heeft Moskou geweigerd het ultra-moderne oorlogstuig in gro ten getale aan Egypte te leveren, dat Cairo voor de komende oorlog tegen Israël nodig denkt te hebben: lange afstands-raketten om de Israëlische bevolkingscentra vanuit Egypte te kunnen beschieten; voldoenide MIG-23- straailjagers (diiie sneller en hoger kunnen vliegen dan de Israëlische Phantoms) om een luchtoorlog te kun nen beginnen en meer amfibie-tanks om het Suezkanaal over te steken. Mondjesmaat worden de wapens gele verd, teneinde van de Egyptenaren meer bases los te krijgen en hun aanvalslhonger niet al te zeer te prik kelen. In Cairo werd men helemaal verbit terd over de Russische houding, toen in december van het vorige jaar Rus sische wapenvoorraden in grote hoe veelheden naar India werden overge bracht voor de strijd tegen Pakistan en de Indiërs daarmee zo gemakkelijk bleken te winnen. En nog woedender werd men, toen de Sowjet-Unie zeer onlangs een verdrag van vriendschap en samenwerking sloot met Irak, de eeuwige rivaal van Egypte in de Ara bische wereld. Hoe boos men was, bleek wel uit de reactie van Sadats trouwste bondgenoot, president Khad- daffi van Lybië. Deze verbrak onmid dellijk de diplomatieke betrekkingen met Irak, uit protest tegen het schan delijke verdrag dat de Irakezen had den gesloten, nagenoeg eenzelfde soort verdrag als vorig jaar met Egyp te was gesloten. De Russen lieten met hun nieuwe bondgenootschap in de Arabische wereld fijntjes blijken, dat ze bepaald niet uitsluitend op Egypte aangewezen zijn. Men kan zich afvragen, waarom de Egyptenaren dan niet toch een poli tieke oplossing zoeken door middel van het sinds jaren door Israël zo fel begeerde directe overleg. Zelfs als dergelijke besprekingen zouden mis lukken, zouden de Egyptenaren hier uit toch nog een geweldige propagan distische winst kunnen slaan, door te verkondigen dat de Israëli's geen vre de willen, maar uitsluitend op zo veel mogelijk Arabisch grondgebied uit zijn. Zowel Nasser als Sadat hebben op deze vraag herhaaldelijk geantwoord, dat onderhandelen terwijl de vij and een stuk van het vaderland bezet houdt slechts capitulatie betekent Israël, zo betoogden beiden., stelt in zijn eentje in feite niets voor. Het is alleen zo gevaarlijk, omdat het een voorpost is van het Amerikaanse im perialisme in het Midden-Oosten. Van daar. dart het onzin is om met Israël te onderhandelen. Als Amerika bereid is zaken te doen, dan zal Egypte met de Amerikanen over een politieke oplossing kunnen onderhandelen. Deze houding lijkt mij eenzelfde als die van de Amerikaanse regering, die niet wenst toe te geven dat de oorlog in Vietnam een verloren zaak is. In Washington verwijt men immers Mos kou het jongste Noord Vietnamese of fensief, alsof de machthebbers in Ha noi geen eigen mening hebben of een eigen politiek zouden kunnen voeren. De Egyptische houding zou echter ook wel eens hert gevolg kunnen zijn van de traditioneel-islamitische waar den, die nog zo sterk de Arabische politieke ideeën kleuren. De opkomst van de Arabieren ging gepaard met de reusachtige expansie van een nieu we religieuze leer, die islam. In min der dan honderd jaar hadden de isla mitische Arabieren een imperium ge vestigd, dat een groot deel van de beschaafde wereld omvatte. In dat theocratische rijk vormden de Joden een minderheid. Als één van de vol keren van het Boek, golden zij als een zogenaamde 'beschermde minder heid'. Maar uiteraard waren de islami tische Arabieren, die van de Profeet de laatste en volmaakste openbaring hadden gekregen, in dit rijk de mees ters. Zij waren de militairen, de over winnaars; de Joden de n iet-militairen, de overheersten. Nog steeds kan men in de Arabische wereld niet verteren, dat deze minder heid, mej wie men sinds eeuwen had samengeleefd en die in al die tijd nooit wapens droeg, nu drie maal achtereen een militaire overwinning heeft behaald, terwijl zij qua aantal nog steeds een minderheid vormt Vandaar, dat de Egyptische nederlaag van 1948 word uitgelegd als uitslui tend veroorzaakt door het corrupte 'bewind van koning Faroek; dat de nederlaag van 1956 werd verklaard door de gelijktijdige aanval van Frank rijk en Engeland, in hun laatste grote koloniale avontuur; en dat de nederlaag van 1967 eerst werd gewe ten aan Amerikaanse luchtsteun voor de Israëli's en vervolgens aan de laf hartige en corrupte houding van en kele Egyptische generaals. Vandaar ook, dat de nederlaag van juni 1967 niet als een verloren oorlog wordt gédefiniëerd. maar als een verloren slag in een zeer langdurige oorlog. Sinds het eind van de jaren dertig hebben de Arabische politici eerst de zionistische beweging en daarna de staat Israël niet als een aparte entt- rteiit willen zien. Men bestreed het fenomeen niet als iets vijandigs, wat op zichzelf staat, maar altijd als onderdeel van een veel groter kwaad. Daarom werd diie vijand afwisselend- de voorhoede genoemd van het inter-; nationale communisme en atheïsme, van het evenzo internationale grootka- - pitaal, van het Westerse kolonialisme en het wereldomvattende imperialis-: - me. De successen van een zo machtige vijand konden door een dergelijk» beeldvorming ook veel gemakkelijker worden verklaard. Die ontkenning van een stuk realiteit had tot gevolg, dat men uitsluitend in terman van oorlog kon denken, zodra; men oog in oog met Israël stond.- Israël moest weg, het moest defünitieC en zonder concessies van de aandfoo- dem verdwijnen. Toen strijd voerenT na de juni-oorlog problematisch werd,- richtte men alle hoop voor een terug-; krijgen van de door Israël veroverde gebieden op een ingrijpen van built»-' naf: de Sowjet-Unie zou helpen, het vier-mogendheden-overleg in New York zou de oplossing brengen, een aparte EgyptLsch-Amerikaanse over eenkomst zou Israël tot toegeven dwingen, druk van West-Europa (d!at voor zijn olie de Arabische wereld eo nodig heeft) op Amerika zou weer pressie op Israël ten gevolge kunnen hebben. Enz. enz. Al die pogingen hebben niet gebaat Zelfs de bereidverklaring van Sadiat om met een partij van buiten zoals bijv. de Veiligheidsraad overeen te komen, dat de oorlog met Israël be ëindigd was, in ruil voor de bezette gebieden, mocht Israël niet vermur wen. Israels conceptie over vrede staat namelijk diametraal tegenover die van Egypte. Egypte ziet het als een uiterste concessie, dat het in ruil voor de gebieden, het kankergezwel Israël met rust laat en daar verder geen enkele betrekking mee onder houdt. Israël daarentegen wil direct overleg en betrekkingen, zoals dlie bestaan tussen nabuurstaten, die met elkaar in vrede leven. Israël wil m.a.w. geen vrede of een totale vrede, Egypte geen oorlog of een totale oor log. Jn deze impasse wordt de Israëlische bereidwilligheid tot ontruiming vaa de bezette gebieden steeds geringer. Zoals een Israëlische diplomaat het uitdrukte: 'Naarmate er meer vrede komt, kunnen wij meer gebied terug geven; hoe minder vrede, des te min der gebied krijgen ze terug'. De vicieuze cirkel is daarmee volko men gesloten. Want omgekeerd neemt de toch al zo geringe Egyptische lust om vrede te sluiten nog verder af, naarmate Israël minder gebied tal prijsgeven. De Israëlische minister van defensie, Dajan, deelde dan ook vorige week zijn landgenoten mee, dat naar zijn mening Egypte wel eens begin volgend jaar, na de Amerikaan se presidentsverkiezingen, de vijande lijkheden zal kunnen hervatten; dat er geen enkele kans is om met Egypte vrede te Sluiten en dat derhalve Is raël de bezette gebieden niet zal opge ven, maar integendeel zich gereed moet houden de komende tien tot twaalf jaar op voet van oorlog te blijven leven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 11