Liedje van verlangen: de cinematheek ss Amsterdamschen Schouwburgs :Op den puinhoop .knipsels van Vincent van Gogh 'De schouwburg kan geen deugden voeden' 'Geen Christen zoekt het wulps toneel' "'Kjr 20 KT/KWARTET ZATERDAG 20 MEI 1972 Kunst TPOIS 21K21 JSPIRATIEBRONNEN EN VOORBEELDEN G. Kruis prison Newgate', en dat beroemde beeld van die in het rond sjokkende gevangenen op die kleine met hoge muren omgeven binnenplaats zal al leen insiders doen denken aan Doré. Bij dat ernaar vervaardigde ongeloof lijk mooie en indringende schilderij van Van Gogh, denkt toch niemand aan een 'voorbeeld'? Het voorbeeld, dat hier hangt, door lijnen verdeeld in negen vierkanten, op de manier, zoals je dat vroeger op de vooroor logse natekenlessen nog leerde. Die gevangenen op die binnenplaats; Vin cent's schilderij'het is allerminst noodzakelijk dat de componist de eni ge is die zijn eigen composities speelt'. Nu is het ook weer niet zo, dat Van Gogh nooit eerder gecopiëerd zou hebben. De tijd, dat hij samen met Theo in Parijs woonde, was hij zeer geïmponeerd door de Japanse houtsneden, die eigenlijk toen pas min of meer door het westen ontdekt werden. Daarvan heeft hij er ook een paar nageschilderd, waarschijnlijk om er technisch vat op te krijgen. In ieder geval had dat tot gevolg dat zijn palet veel minder somber, sprankelen- der werd. Van Gogh bezat een flinke collectie van die prenten, meer dan tweehonderd stuks. Er hangen er hier ongeveer twintig. Ir. Van Gogh spreekt in het voorwoord van de cata logus van 'mindere grootheden' omdat Vincent geen geld had voor de be^ roemde meesters, maar bij deze twin tig hangen er al zeven Hiroshiges. En dat is toch ook niet niks. Boeken verder, boeken, die hij las en soms ook gebruikte voor zijn stillevens. Van Zola, De Maupassant, de gebroeders De Goncourt, tijdschrif ten en catalogi van tentoonstellingen. Van Manet bijvoorbeeld, uit 1884, met een voorwoord van Zola, Prix: fr. 1. Een heel fijne tentoonstelling zowel voor document-vorsers en allesbewaar- ders als voor plaatjeskijkers, 't Zou helemaal éf geweest zijn, als er een paar schilderijen van Vincent van Gogh gehangen hadden, duidelijk voortgekomen uit deze of gene 'bron van inspiratie'. Misschien dat daar binnenkort nog eens iets aan te doen is, in het nieuwe Van Goghmuseum. Dat schiet al op! 'Kunststudenten copieëren schilderijen in het Louvre te Parijs'. Houtgravure door Froment naar een werk van A. B. wie dat ook moge zijn. De prent is afkomstig uit een Engels tijdschrift. Begin mei is het Nederlands Film museum te Amsterdam in zijn nieu we behuizing getrokken: het Vondelparkpaviljoen. De wekelijkse filmvoorstellingen zullen in het ko mende seizoen voorlopig nog in de aula van het Stedelijk Museum gege ven worden, want pas in het volgen de jaar zal daarvoor de nieuwe zaal gereed zijn en zal directeur Jan de Vaal datgene kunnen gaan reali seren wat hij al twee jaar lang in de titel van zijn voortreffelijk mu seumblad in uitzicht stelde: een ci nematheek. Een 'huis' dus, waar de filmliefhebber en de filmstudent ruimschoots in de gelegenheid zijn oude en minder oude films te leren kennen, het oeuvre van een belang rijk filmer in retrospectief bijeen gebracht te zien, en daarnaast ook ultra-moderne films te aanschouwen, die om welke reden dan ook via de officiële kanalen ons land niet kun nen bereiken. Jan de Vaal is uiteraard erg geluk kig met dat vooruitzicht, maar hij verliest zich niet in een oeverloos idealisme. Vier avonden per week een filmvoorstelling dat is zijn voorlopige, voorzichtige schatting, en hij stelt er zich dan ook nog bepaald geen overvolle zalen bij voor. Nu hoeft dat bij een cinema theek ook niet zo nodig, maar waar het om gaat, is dat Amsterdam, dat toch Nederlands meest uitgesproken 'filmstad' is, toch ook maar een beperkt 'filmklimaat' heeft, en dat de groep echte Cinefielen ook déér maar klein is. Het bezoekersaantal van de wekelijkse museumvoorstel lingen wisselt natuurlijk sterk al naargelang het vertoonde program ma; maar één ding is heel zeker: dat heel veel programma's van meester werken uit een ver of nabij ver leden maar matig bezocht worden en dat alles wat niet actueel, mo dieus, en 'engagé' is, per definitie een onzeker lot heeft in de museum programmering. Dat verschilt natuurlijk allemaal heel wat van wat er in de Parijse cinematheek van Henri Langlois ge beurt. In twee zalen één in de rue d'Ulm en één in het Palais de Chaillot worden per week tiental len films vertoond. In het Palais de Chaillot worden vanaf 3 uur 's mid dags tenminste 4 voorstellingen gegeven om 15.00, 18.30, 20.30 en 22.30 en op enkele dagen is er dan nog een voorstelling om half een 's nachts. In ieder van die voorstellingen ziet men een andere film. Het programma van een wille keurige dag: 'Steamboat Bill jr' met Buster Keaton T pugni in tasca' van Beilochio (1966), "Kvln- nors vantan' van Ingmar Bergman (1951), 'Wild in the wind' van Ge orge Cukor (1957) en in de nacht voorstelling dan nog een film uit de cyclus "Vijf en zeventig jaar Japanse film'. Men hoeft daar niet lang over te praten: zoiets komt in Amsterdam nog lang niet van de grond, hoe begerenswaard het de cinefiel ook lijken mag. En dat zit hem natuur lijk wel voor een deel in het ver schil in de omvang van populatie van beide steden, maar vooral in het verschil in 'filmklimaat'. Een paar weken geleden zag ik in het Palais ie Chaillot een film van Bresson, 'Une femme douce' €e"v?n .^5 nieuwste films, die in Nederland zegge en schrijve één maal vertoond is op de Cinemanifestatie. Na het echec van de film "Pickpocket een van de knapste en gaafste films, ooit gemaakt heeft hel Neder landse bioscoopwezen zich niet meer aan Bresson gewaagd. 'Une femme douce' is, zoals te verwachten was, een strenge, sobere, ingetogen film, voortgestuwd zoals vnjwel alle Bresson-films door een 'monolo gue intérieure', want Bressons films kennen een sterke en consequente verinnerlijking. Het is een film waar in het essentiële tussen de beelden of in één oogopslag, één enkele blik, gebeurt, en waarin ieder beeld, ie dere beeldwisseling functioneel is als beeldteken. Zo ontstaat in de close-ups van deurknoppen en de herhalingsmotieven van nauwe trap penhuizen dat gesloten universum van Bresson, dat indertijd al in 'Een ter dood veroordeelde ontsnapt' zo magistraal gestalte kreeg. De beeld- signalen der geslotenheid be-tekenen de onherroepelijke ingeslotenheid der personages in zichzelf een isolement waar zij niet uit weg kunnen komen en niettemin wanho pig een uitweg uit zoeken: de man in zijn droom van een grote vlieg reis, de vrouw door uit het raam springen. Het is een film die je een geweldige opdoffer geeft, doordat hij je opeens weer zo duidelijk maakt, wat 'film' betekent en waar om je je er zo druk om maakt. Maar moeilijk is zo'n film wel: hij vergt het uiterste aan kijkconcentra- tie, al gebeurt er maar weinig spec taculairs op het doek. Niettemin aanschouwde een barstensvolle zaal daar in Parijs in ademloze stilte de vertoning. En dat op een prachtige lentedag, des avonds om half zeven. Ik wil maar zeggen. Jan de Vaal kent de beperkingen van zijn functie. Henri Langlois is een vrijbuiter en is dat gebleven ondanks de pogingen van het Gaul listisch regiem om hem te wippen, enkele jaren geleden. Hem lukken, in die gecompliceerde wereld van al door dr. H. S. Visscher dan niet verlopen filmrechten, inter nationale bepalingen en commercië le voorwaarden, dingen die een an der in een ambtelijk kader nooit kunnen lukken. Dat zal dan ook wel een der overwegingen zijn van de groepering die, naar onlangs werd bekend gemaakt, een eigen cinema theek, los van het Museum, wil stichten. Maar staat de initiatiefne mers daarbij iets la Henri Lang lois voor ogen en dat zal wel, want natuurlijk is men ook van de cinematheekplannen van het Film museum op de hoogte dan valt toch wel ernstig te betwijfelen of hier qua 'klimaat' en internationale contacten zoiets van de grond zal komen. Inmiddels gaat het Filmmuseum rustig door. Het seizoen werd vorige week besloten met de vertoning van een aantal 'topfilms' van het Ober- hausen Film Festival 1972: een boeii ende marathon die hoofdzakelijk be stond uit films van achter het IJze ren Gordijn, met name uit Joegosla vië, dat zich tot een filmland bij uitnemendheid heeft opgewerkt. Op vallend is, dat de elementen van geweld, sex en experiment wel aan wezig zijn, maar niet in de 'under- ground'-achtige mateloosheid waar door Oberhausen in voorgaande ja ren gekendmerkt werd. Er zaten verbijsterend mooie en suggestieve films bij, bijvoorbeeld een Hongaar se film van Istvan Szabé, 'Alom a Hazrol', waarin het inwendige leven van een oud huis letterlijk op straat werd gebracht, of het Joegoslavische 'Predgrade' van Lordan Zafranovic: prachtige en gave verbeelding van een generatiekloof, gegoten in de vorm van een drietal oudere zattige mannen die gluren naar het liefdes spel van een heel jong stel, tot ze dat met geweld onderbreken. Een korte speelfilm, waarin humor zich paart aan een overweldigende schoonheid. Ook fotografisch een enorm gave film, maar dat geldt voor bijna alle vertoonde films of ze nu als 'cinéma vérité' gemaakt waren of als speelfilm. Ernstige en openhartige sociale kritiek leverde een andere Joegoslavische film, 'Fasade', waarin geobserveerd wordt hoe grote aanplakborden voor het 2e congres van het autonome bestuur van Joegoslavië gebruikt worden om de erbarmelijke woningtoestanden voor de congresgangers te camoufle ren... Kortom: een programma dat ons onszelf weer eens gelukkig doet prijzen dat er überhaupt een film museum bestaat. Het is goed om dat voor ogen te houden bij alle liedjes van verlangen naar die cinematheek. Al zullen ve het liedje van verlam gen blijven zingen. itoonstelling 'Vincent van Gogh, zijn bronnen van inspiratie, es, prenten, boeken, documenten', die nu, tot 26 juni te zien et Singer museum te Laren N.H., werd eerder dit jaar, dn fe- te Parijs gepresenteerd. In het Instituut Néerlandais en daar jrgoedii n- las destiJds. meer dan 10.000 mensen kijken. Eerlijk ge citeerde me dat toen een beetje. Je gooit er een honderdtal hoofdzakelijk uit tijdschriften geknipte prenten tegen aan, voegt daar een paar oude boeken, brieven en catalogi aan toe en 'iedereen' draaft gehoorzaam op. Van Gogh immers verzamelde ze Alleen die naam al, ook zonder de schilderijen, doet de bezoekcijfers steeds weer hoog oplopen. door Ber Huising roneelmuseum herdenkt, in twee zalen, met gravures, kijkkasten, fletten, andere publicaties en overblijfselen, de Amsterdamse uwburgbrand, die laaide op 11 mei 1772, en daarna nog zoveel oplaaien. Vlaams gezelschap speelde er Le teur, een opera-comique, toneel muziek, iets nieuws nog. Om het :nd te belichten zaten er teveel i en smeer in de lichtbakken, daar de schuiven voorgingen om scène effectvol te verduisteren, ?n ze te heet Een zijcoulisae vlam. Het decor vloog in lichter- Een brandscherm was er niet chouwburg, alles van hout, ging in. Niet alle mensen konden zich Achttien kwamen er om. bij waren Gerrit Brinkman de ilmeester, een kleermaker, een dweerman, Cornelis Rauws de architect, de heer en mevrouw ville van Lennep, en mevrouw eira de Mattos, waarvan de juwe- later in de as werden gezocht enden verdrongen zich die avond bruggen en grachten om de d te zien, waarvan de gloed, zei tot op Texel was waargenomen, •rand schokte de gemoederen. Te kenaars en graveurs haastten zich om, er al dan niet gekleurde, prenten van uit te geven. Ze waren te zien in kijkkasten, waarmee mannen rond gingen (zoals nu menigeen met zijn kleurendia's). Er werden verslagen gedrukt, en treurgalmen, en lierzan gen. Er werd over gepreekt, al had de bugemeester, die het zag aankomen, vriendelijk verzocht het niet te doen. Ofschoon de baten van de schouwburg altijd voor het Hervormde Weeshuis en Oudemannenhuis waren, zagen niet alle gelovigen er enig voordeel in. Zo schreef Hermanus Coster in zijn Dichtlievende Gedachten op den Puinhoop des Amsterdamschen Schouwburgs bijvoorbeeld: 'De schouwburg kan geen deugden voe den' of: 'Geen Christen zoekt het wulps toneel'. Er waren er die meen den, dat de vertoornde God met de brand zelf had ingegrepen om de satansbende aan de Keizersgracht te straffen. En het zo zeiden ook. Waar op Betje Wolff, toen nog dominees vrouw, in haar Zedenzang aan de Mensenliefde weer vroeg: 'schijnheili gen, hebt ge dan harten als staal? en noemt ge u Christenen? God! wil hun dat vergeven'. Zo werd er over en weer geschreven, in meer dan tweehonderd pamfletten, antwoord op antwoord, zodat er één 'vriendelijke verdediging op het zoge naamde zeedig antwoord aan den tee- gendichter van het vers getytult Op den verbranden Schouwburg' heet en er tenslotte een berijmd verzoek aan dichters en rijmelaars verscheen om er eindelijk eens mee op te houden. Twee jaar na de brand stond er trouwens alweer een noodschouwburg op het Leidseplein, de 'houten kast' die pas in 1894 zou verbranden. De plaats van de eerst verbrande schouw burg bleef een binnenplaats. Alleen het poortje van Jacob van Campen staat er nog (Keizersgracht 384). Het Leidseplein was gekozen omdat daar meer parkeerruimte was. Op de Kei zersgracht stonden de equipages soms tot aan de Westermarkt. De brand veranderde ook veel aan het toneel. Jan Punt, groot actèur, directeur, gra veur en 'kastelein' aan de Keizers gracht, die alles kwijt raakte en na vergeefse pogingen in Rotterdam in armoe stierf, was de man van de 'Hollandschen Heldentoon'. Zijn op volger Martin Corver speelde natuur lijker, en zocht in zijn historische patriottische drama's ook naar histori sche kostuums en decors. Jan Punt speelde klassieke griekse helden rus tig met een poederpruik. Het Toneel museum toont dat allemaal, tot aan september, in prachtige oude prenten, van decors, kostuums, spelers, de brand, met de interessantste pamflet ten, met leuke kijkkasten, en door Kors van Bennekom gemaakte mooie foto's van hoe het er nu uitziet, waar die schouwburg eens stond. Overigens is het in dit geval ook best mogelijk dat die vele bezoekers afgegaan zijn op mondreclame en en thousiaste perscommentaren. Want 't is zonder meer een zeer attractieve en boeiende expositie, een echte ouder wetse 'kijk'-tentoonstelling, die zelfs even attractief en boeiend geweest zou zijn, dacht ik tijdens de rond gang, zonder dat de naam Van Gogh eraan was verbonden. Maar dat was dan een denkfout, want 't was Vin cent van Gogh, die uit oude jaargan gen van Engelse, Franse en ook wel Nederlandse geïllustreerde bladen de, volgens hem, mooiste houtsneden uitknipte en op grijs papier plakte. Uiteraard lang niet allemaal 'bronnen van inspiratie': er zijn er echt ook wel bij, dacht ik, die hij gewoon uitgeknipt heeft omdat hij ze leuk vond. Zoals die houtsnede van Frede rick Barnard uit 'n Engels tijdschrift "Venus en Mars in het Louvre': een klein, onnozel soldaatje, handen in de zak, doorgezakte houding, die met wijdopen mond naar dat beroemde ook hem kennelijk sterk imponerende stuk Griekse schoonheid staat te sta ren. Eigenlijk een prent, die je nu onder het chapiter 'cartoon' zou on derbrengen. En Daumier: toen die hoofdzakelijk nog als een grappige plaatjestekenaar gezien werd, schreef Van Gogh al over de kloeke en mannelijke interpretatie van Daumier'. Er zijn ook hele vreemde prenten, zoals 'Kunststudenten copiëeren schilderij en in het Louvre' (ook weer Engels), 'n Bizarre verzameling schilders maar vooral schilderessen op rare platforms of bijzonder hoge krukken. Ómdat de bovenste rijen schilderijen te hoog hangen om nog met het blote oog gezien te worden, zijn ze soms zelfs gewapend met toneelkijkers. In het Louvre.Toen Vincent beslist had schilder te worden, legde hij zich vooral toe op de studie van de mense lijke figuur: de anatomie van het jeugdige schilderesje links op de hier bij gereproduceerde prent zal hem zeker in hoge mate geintrigreerd heb ben. Veel theatraal-dramatische en roman tische prenten, vaak met groepen mensen, tragische mensen in de rij voor een hap eten, dappere mensen, matrozen bijvoorbeeld, die heroïsch opgesteld, weigeren een fort te verla ten, soldaten in actie die 'van ons' waarschijnlijk, want ze helpen een vluchtende vrouw met kinderen rechtszittingen, mijnwerkers, die dui delijk met de dood voor ogen in de diepe schacht afdalen en veel straat beelden, vooral bij gelegenheden dat het daar druk is. Zo door elkaar zou dat misschien een beetje verwarrend beeld geven en daarom is de tentoon stelling verdeeld in een vijftiental groepen en groepjes. De mens aan het werk o.a. of In en om de gevangenis, De liefdadigheid, Beelden uit het Pa rijse leven, illustraties uit boeken, Japanse prenten en vooral ook repro ducties van bekende schilderijen. Re- produkties, tóén houtgravures of li tho's néér die schilderijen. En dat is een uitermate interessant deel van de expositie. Hier zijn bij voorbeeld de kleine 'reproducties' te zien van Millet's reeks 'Het werk op het land' (Travaux des champs), proefdrukken, verschillende op één vel papier, die Theo, zijn broer, hem stuurde, toen hij in het Asyl St. Paul te St. Remy verbleef. Naar die voor beelden schilderde Vincent dan: geen vrije bewerkingen zeker niet, hij hield zich aan de kleinste details van het origineel. Maar, schrijft hij in september 1889 aan Theo: 'Ge zult verrast zijn van de indruk welke de 'Travaux des champs' gaan maken door de kleur,Men vraagt ons schilders altijd zelf te componeren en uitsluitend componist te zijn. Het zij zo maar in de muziek is het anders en als iemand Beethoven speelt voegt hij er zijn persoonlijke interpretatie aan toe. In de muziek is het allerminst noodzakelijk dat de compo nist de enige is die zijn eigen compo sities speelt. Goed nu ik ziek ben, zoek ik iets te doen om me te troos ten, voor mijn eigen plezier. Ik zet het wit en zwart van Delacroix of Millet of de reproduktie daarvan voor me als motief. En dan leg ik er in gedachte kleur over, maar begrijp me goed, niet geheel mijn eigen gamma doch zoekende naar herinneringen aan hun schilderijen. De herinnering, de schemerachtige herkenning van de kleuren die het juiste sentiment bepa len, dat is een interpretatie van mij.' Delacroix noemde Van Gogh al in zijn brief en dan is er Rembrandt, nog vele andere Millet's en een heel bekend voorbeeld Doré's 'Cour de je ten kos r naai Barnard; 'Venus en Mars in het Louvre, Parijs'. Hout- ire uit een Engels blad.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 21