irieduizend vierkante leter kunst in Epe Boekenetalage /KWARTET ZATERDAG 13 MEI 1972 Kunst T15/K1S G. Kruis :ht laatste jaren nogal stil ge- om kunsthandelaar-kunst- tor Roelof Lenten. Al in tijd hoorde je niet meer van nstellingen in zijn Nijmeeg- rij en ook veel kunstenaars, geregeld over de vloer t, zullen node zijn bezoeken vaak resulteerden in een ankopen gemist hebben. Lenten had heel andere aan zijn typisch Drent- tioofd. Zaken waar'ie het al het prille begin van zijn landelaarschap steeds weer ad. hij enthousiast aan het werk jn galerij, (die hij had geves een met geleend geld gekochte nakerij, annex winkel) uit- met een grote overdekte tuin- tentoonstellingen hield, kun- s en veilingen bezocht en ook sten maakte, broedde hij intus- zijn grote idee: een soort intrum met velerlei mogelijk- ergens midden in Nederland, het kon, niet te ver van Duits- erover begon liet je hem 't klonk allemaal nogal her- mmerig en onbereikbaar. En hij had toch een uitstekende laar als je hem na verloop van er eens ontmoette, brandde hij ch gegeven moment toch weer \er zijn kunstcentrum, dat ach- helemaal geen hersenschim maar dat vanmiddag feestelijk i wordt aan de Weerdsweg 9-11 bij Deventer, aan de voet van het talud van |iwe E 8 IJsselbrug als die imber klaar is, ben je in een Amsterdam, of Rotterdam a gebouwencomplex van zo'n leafarieduizend vierkante meter djn door een evengrote tuin, die gd werd door de (nu pas) de ecoloog Louis le Roy uit .veen. 't Wós een oude boerde- >etïo ziet het er (van buiten) nog m beetje uit. Binnen vooral Itte architect B. van Aalderen Adfoden wonderen. Er werd niets p beloop gelaten, niets half of artistiek gedaan. Liever dan uwvallig gedeelte zo goed mo- te restaureren, werd de hele eergehaald en opnieuw opge- ■gi. Dat is de grote zaal gewor- ör de toekomstige specia- ponstellingen. En voor concer- jtoneel. Want een paar honderd l gaan er wel in, zeker als je t hebt, waarvan een deel ook Vreden is met een plaatsje op nd. Overigens ligt het helemaal p Lenten's bedoeling er een k of super-modieuze toestand maken. Dat is nu al te zien, er is smaakvol, practisch en degelijk verbouwd en alles, ook de inrichting, was een rui me week voor de opening, al helemaal klaar. Tot en met de prijskaartjes. Bij het binnenkomen sta je in een grote zaal met werk uit de Romanti sche en Haagse School. Er vlakbij zijn drie prentenkabinetjes, waar eigen tijdse grafiek, maar ook, om een voor beeld te noemen, oude Engelse koper gravures hangen. Dan is er nog een iets kleinere zaal met vooral buiten landse im- en (ook een paar vroege) expressionisten, een brede corridor met veel grafiek en aquarellen en dan tenslotte die grote zaal, waar nu hoofdzakelijk eigentijdse kunst geëx poseerd wordt. 'Iedereen', zegt Roelof Lenten, 'die geïnteresseerd is in de kunst van 1800 tot heden, kan hier in principe te recht. Kijk, ik dacht dat er gewoon behoefte was aan een dergelijk cen trum, dat nu eens niet gespecialiseerd is in een bepaalde tijd of stijl. Een plaats waar mensen van alles kunnen zien, nèt als in een museum, en het dan nog kunnen kopen óók. Want daar is dit idee toch eigenlijk vooral uit gegroeid: als je een museum be zoekt, moet je eens kijken hoeveel reprodukties daar verkocht worden. Je ziet bij Kröller-Mliller of het Rijks museum in Amsterdam bijvoorbeeld, de mensen met stapels tegelijk de deur uitgaan. Dat prikkelt je. die mensen zijn immers allemaal poten tiële kopers. En nu kan je natuurlijk wel een heleboel argumenten aanvoeren tegen de kunsthandel, op de idealistische toer gaan, maar zo lang er nog geen redelijk alternatief is, zal kunst ver handeld moeten worden. Op een eer lijke manier'. Lenten doet dat alle maal zonder inmenging van buitenaf. Hij wilde, en wil niet gesubsidieerd worden, heeft zelfs nooit de befaamde 25 pet rijksaankoopsubsidie aange vraagd. Als kunsthandelaar zit ook de contraprestatieregeling hem nogal hoog. Niet omdat hij kunstenaars een minimum inkomen zou misgunnen, maar heel gewoon om het te controle ren feit, dat hij al sinds jaren al geen kunstenaar in zijn zaak kreeg, die werk kwam aanbieden. 'Vroeger gebeurde dat nogal eens. Dan kwamen ze met iets voor laat ik maar zeggen, vier, vijfhonderd gul den. Later kwamen ze dan in de Lenten in zijn kunstcentrum regeling en dan zochten de mensen van de contraprestatie bijvoorbeeld drie schilderijen uit voor duizend gul den per stuk. Daar is niet tegen op te boksen. Op die manier krijg je ook een soort prijsbepaling van het rijk en dat werkt dan weer door op de aankoopsubsidie. Als je 't gewoon op een goede zakelijke manier doet, is iedereen beter uit en kun je dezelfde of zelfs nog lagere prijzen vragen als met die rijkskorting.' En daarbij krijgen de mensen, die in Een deel van het kunstcentrum. Epse een kunstwerk kopen, ook nog'- es een soort garantie: niet helemaal tevreden met de aankoop, dan iets anders voor hetzelfde geld. Keus is er genoeg, tussen erg veel moois. En als je er namen vindt, die niet zo bekend in de oren klinken, heeft dat niets met 'twèède keus' te maken. Wat de 'oudere' kunst betreft: Lenten had ze altijd 'in huis', die namen, Breitner, de Marissen, Mauve, Roelofs, Weissen bach of noem maar op. Maar hij heeft nooit schilderijen ge- of ver kocht alleen, zoals'ie dat plastisch uit druk 'om die verrekte namen'. Hij koopt, wat hij mooi vindt, grote naam of kleine naam, populair (nu) of niet. Daarom hangen er nu, naast Tholen, Mesdag of Neuhuys, ook werken van kunstenaars als A. S. van Praag, J. G. van Jole, Peter Job of W. G. F. Jansen; namen, die je op moet zoeken in 'Scheen', maar schilderijtjes, die er kwalitatief niet om liegen, die punt gaaf blijken. Zo is het ook met de eigentijdse kunst, gevariëerd en zeer uiteenlo pend, van zeer bekende, bekroonde, 'n beetje bekende en nog volledig onbekende kunstenaars. Oude en jon ge. Gekocht omdat ze hem 'wat de den'. Omdat'ie ze mooi vond. Of inte ressant. Of om een andere reden op vallend. Als het maar kwaliteit heeft. En menig kunstenaar heeft dezelf de verzuchting geslaakt als Lenten op bezoek geweest was: Die pikt altijd het beste eruit. Dat is zijn talent een goeie neus voor kunst waar hij nu meer dan ooit zal moeten gaan woekeren. Want er zal daar aan de Weerdsweg, onder de rook van Deventer en een paar meter beneden het straks langssuizen- de verkeer, heel wat moeten omgaan om die kunstboerderij draaiende te houden. Maar ik heb niet het idee, dat Roelof Lenten daarover loopt te tobben. Wèl een beetje over het ge brek aan belangstelling van bijvoor beeld de 'officiële' mensen: museum- functionarissen en andere culturele ambtenaren. 'Want' zegt hij, 'er zou toch over gepaat moeten kunnen wor den hier ook schilderijen of wat dan ook uit museumcollecties te expose ren. En ik zou ook wel eens willen neuzen in wat er allemaal van de regeling staat. Daar zou toch ook van alles mee te doen zijn? En weet je waar ik ook steeds over loop te den ken? Over een museumtocht met een grote helicopter, misschien nog te duur. maar dat moet toch te doen zijn. En tenslotte, grijnzend: 'Maar 'k zal nu eerst maar eens proberen me hier waar te maken. Adriaan Venema. Homosexualiteit in de Nederlandse literatuur. Paris-Man- teau, 1972. Grote Marnix-pocket 65. Prijs ƒ12,90 Adriaan Venema heeft uit het werk van meer d>an tachtig (merkwaardiger wijs vnl. twintigste-eeuwse) schrijvers fragmenten gekozen, die op de een of andeie manier een of ander facet van wat men zou kunnen noemen homo- erotiek behandelen. Dat ik me zo vaag uitdruk, is Venema's schuld. Nergens legt hij uit wat wel en wat geen homo-sexualiteit moet heten. De bloemlezing bevat dan ook teksten van heel verschillende aard, die op een wilde, ondoordachte manier maar op de grote hoop zijn gegooid. Het typeert Venema's werkwijze. De ene keer zegt hij b.v. naar volledigheid te streven, bij een andere gelegenheid lapt hij die volledigheid aan zijn laars. De presentatie van de gebloemleesde teksten moet hoogst verwarrend ge noemd worden. Venema houdt van 27 januari tot en met 4 juni van een zeker jaar een dagboek bij. waarin hij haast elke dag een of meer fragmen ten opneemt. Hij stoort zich noch ran chronologie, noch aan inhoudelijk verband.maar stort in complete wille keur (hij is nu eenmaal emotioneel, zegt hij zelf, alsof dat een excuus is voor zo'n rommelige structuur) zijn dubieus gekozen teksten uit, gelar deerd met praatjes voor de vaak. Dat hij zich met een boek als dit begeeft op terreinen waarvan hij blijkbaar niet het minste benul heeft (van lietaruur, van literatuurhistorie, van sociale en culturele context van lite raire teksten, etc.) weerhoudt Venema niet allerlei klinkklare onzin te ver kondigen met een wel heel doorzich tig aplomp. Wie immers de kwatrij nen van J. I. de Haan terecht prijst, maar diens proza 'Pijpelijntjes 'verzwijgt, doet maar alsof hij zijn auteurs kent. Wie niet vermeldt dat Vestdijks 'Een Alpenroman' een van de meest omvangrijke Nederlandse ro mans is over een lesbische liefde, kent gewoon zijn literatuur niet. Wie wel ander werk van Marnix Gijsen, maar uitgerekend niet diens 'De lange nacht' vernoemt, begin ik, met reden me dunkt, te wantrouwen. Het is werkelijk onvoorstelbaar hoe Venema zo'n dagboek gepubliceerd krijgt, waar in over de geciteerde teksten nauwe lijks één eigen, zinnig woord als com mentaar gezegd wordt. Het meeste mag men zich ergeren aan de hum bug. waarmee sommige keuzen bere deneerd worden; bijvoorbeeld bij een gedicht van Hans Lodeizen: 'het mooiste gedicht, dat naar mijn me ning in de jaren veertig is geschre ven'. Dit boek zou 'voor het volk' geschre ven zijn (lees, samengesteld zijn), en dan vooral voor het nog grote aantal mensen dat 'niet wil inzien, dat de homo-erotische liefde even groots en intens kan zijn als de heterosexuele'. Nu, dat zie ik heel goed in maar ondanks pleitbezorger Venema, die niet alleen in zijn scheppend proza (vgl. de slechte roman 'Een sterfgeval in Duitsland'), maar nu ook al in zijn bloemlezingen een slordig en niet overtuigend auteur is. T.v.D. 3 W lerechtshof van Massachu- erklaarde in 'n besluit, vast- op 7 juli 1966, dat 'The Lunch' (De naakte lunch) illiam S. Burroughs niet ob is. Met het opheffen van de eleggingen van obsceniteit :onclusie dat het boek onder cherming valt ^an het Eer- nendement van de U.S.A.- wet, hetzag het Gerechtshof assachusetts een eerder be an de rechtbank van Boston Istad van de staat Massa- ts) en nam de dreiging van itenban op het boek weg. 'enstaande valt te lezen in ndix 2 van bovengenoemd lat onder de titel 'Naakte j' thans in Nederland ver in is. ■Nederland die gewend zijn aan ^ur, waarin opzettelijke obsce- worden aangewend om de verbazen, te schokken of te en tevens om de omzet te teren (immers: een bepaald lan publiek is op sensatie uit), J het misschien vreemd vinden laakte Lunch!' in een Ameri- j staat het risico liep van een fcidingsverbod. Laten we echter fergeten, dat de Verenigde Sta- n moralistische bovenlaag heb- als eerste en voornaamste de sexuele ontsporing ziet. Lunch' is geschreven door S. Burroughs, lid van het dat de wereld aan zovele machines geholpen heeft. Vijf- iar is hij verslaafd geweest aan •llrugs. Hij heeft er al eerder pschreven in 'Junkie'. houdt het midden tussen jïman en een reportage. Het f uit ten eerste een introductie auteur (Verklaring: Getuigenis fende een ziekte), ten tweede fote reeks van dromen, herinne- I en nachtmerries, ten derde mix I: 'Brief van een meester- Jfde aan gevaarlijke drugs,' een Ivan de hand van Burroughs, leeerd in 'The British Journal Idiction' (verslaafdheid); ten Appendix II, dat het verslag 'an de rechtszitting, die besliste over het lot van het boek en ten vijfde een nawoord van de vertalers. Men kan dus in waarheid van een document spreken. De vertalers hadden met bijzondere moeilijkheden te kampen. Zij, Keith Snell en Erwin Garden, wijzen er op dat het oorspronkelijke boek vol 'slang' zit en dat zij grote moeite hebben gehad met de inhoud. Zij zijn, meen ik, afgaande op de Nederlandse vertaling, uitstekend geslaagd. Eén ding begrijp ik niet; zij zeggen dat zij tijdens het vertalen bij herhaling on- der de tafel zijn gerold van het lachen en dat zij hun buik moesten vasthouden om ernstigere aandoenin gen te voorkomen. Ik heb nergens om gelachen, alhoewel ik toch een red- lijk vermogen heb tot het onderken nen van humoristische aspecten van de werkelijkheid. Het toegepaste procédé van het eigen lijke boek is ingewikkeld en zal de doorsnee-lezer, meen ik, niet aanspre ken. De hoofdfiguur is ene William Lee. Burroughs doet deze Lee verslag geven van zijn ellenden (een ware hellegang) op grond van aantekenin gen die Burroughs gemaakt heeft tij dens zijn verslaving en ontwennings kuren. Wie angst heeft voor vieze of ruwe woorden, wie angst heeft voor het beschrijven van obsceniteiten, moet dit (toch al niet boeiende) boek niet ter hand nemen. Want het geeft inzicht in een totale desorganisatie en desintegratie van de mens. Het is of men een geest in ontbinding ontmoet. De normale driften zijn los van het geheel en los van hun zin geraakt en vervullen de geest met onvoorstelbaar afstotende voorstellingen en herinne ringen. Letterlijk niets staat meer op zijn plaats. Dat het boek niet boeiend is, komt mede door dat procédé. Alles is door elkaar heen gehaald. Bij herhaling wisselen werkelijkheid en verbeel ding, wisselen ook de personen. Zij vloeien in elkaar over. Er is intrige noch draad, behalve dan het verlan gen naar de drug, de junk. Met moeite heb ik het volstrekt onsa menhangend (bewust onsamenhan gend besohreven) middendeel gelezen. Een stroom van heterofiele en homo fiele verworden dromen, gemengd met paranoïde waanvoorstellingen en voorstellingen waarin faecaliën een rol spelen is nu juist niet geschikt om een lezer te boeien. Er is in dit deel geen schoonheid, geen goedheid. geen hoop. Slechts ellende. Ik geloof, dat het boek van grote waarde is voor medici in het alge meen en voor psychologen in het bijzonder. Het is niet zo, dat het boek alle aspecten van de drugverslaving behan delt. Dat geldt alleen als ik de diepere oorzaak van de verslaving tot een aspect rekenen mag. Burroughs houdt zich in zijn boek niet bezig met de psychologische oorzaken, die tot ge volg kunnen hebben dat iemand naar de drug grijpt. Nu noemt de auteur verslaving zuiver lichamelijke afhankelijkheid. Hij heeft liet uitsluitend over junk, de algemene term voor opium en/of zijn derivaten. De auteur heeft het in vele vormen gebruikt, van morfine, heroï ne, opium tot palfium toe. Al wat hij zegt, geldt niet voor marihuana, LSD of enig andere drug van de halluci nogeen groep. Hij heeft het ook niet over drugs als alcohol, koffie of ta bak. Hij heeft het uitsluitend over de junk, die lichamelijke afhankelijkheid veroorzaakt. Het is niet zo, dat hij andere drugs niet gevaarlijk vindt, ze spelen echter niet mee bij het bezien van zijn verslaving aan opium en de derivaten (afleidingen). De verslaving is absoluut. Erger dan honger en dorst. Dat weten de hande laren. Een verslaafde is tot alles in staat, als hij maar aan zijn junk kan komen. Op pagina 8 van zijn voor woord zegt de auteur, dat junk het schuim is van monopolie en bezit. Op pagina 9 kan men dit vinden: 'Junk is het ideale product.de volmaakte handelswaar. Je hoeft niet te praten om het aan de man te brengen. De klant zal door een riool kruipen en smeken om te kopen.De junkhan delaar verkoopt zijn product niet aan de gebruiker, hij verkoopt de gebrui ker aan zijn product. Hij verbetert en vereenvoudigt zijn handelswaar niet. Hij verlaagt en vereenvoudigt zijn klant. .Hij betaalt zijn personeel met junk.' Het is duidelijk, dat de auteur vóór alles waarschuwt tegen het gebruik van de zogenaamde hard drugs. Hij ziet het als een ziekte, die bestreden moet en kan worden. Het ethisch aspect verwaarloost hij. Dat iemand zich niet aan de verslaving mag over geven, is niet iets dat hem gedreven heeft tot het schrijven van dit boek. Ik acht dit een verdienste. Hij heeft zich aan zijn onderwerp gehouden: het beschrijven van de ellende van de ziekte. Wel raakt hij zijdelings het sociaal probleem aan, door te wijzen op de perfide rol van de handelaar. Handelen in junk is voor Burruoghs het handelen in gevaarlijke bacillen of viri. Hij geeft geen ethisch, laat staan juridische gevolgtrekkingen. Die moe ten de lezers maar maken. Duidelijk onderscheidt hij de gevolgen van het gebruik van de zogeheten hallucino geen groep, die hallucinaties ten gevol ge heeft, dus bewustzijnsverruimende middelen zijn. wellicht slécht voor het lichaam en de geest, doch niet verslavend. Men kan ermee ophouden zonder schadelijke gevolgen. De hard drugs echter verruimen het bewust zijn niet, doch vernietigen het. De daaraan verslaafde wil niets meer, zelfs niet eten of zijn afscheiding verzorgen. Hij wil echt niets meer. Hij bestaat, meer niet. Als dan zijn lichaam honger krijgt naar de junk, zal hij alles doen om die honger te stillen: moorden, verraden, zichzelf vernederen, faecaliën eten, als hij naar junk krijgt. Hij is geen mens meer, erger, hij is een volstrekt gede natureerd dier. Dc grote verdienste van dit boek is, dat het dót de lezer duidelijk maakt. Niet het verlangen naar genot, naar een vermeend of zelden gevonden ge not, drijft hem. Dus niet het verlan gen naar geluk. Wat een verlangen van het gemoed is. Dat drijft, ten onrechte misschien, de gebruiker van de hallucinogeen groep. Nee, het is het stillen van een aan de pijn ver wante gewaarwording, die de verslaaf de aan hard drugs drijft tot het ten koste van alles verwerven van de begeerde junk. Hij is hopeloos ziek. Het gebruiken van hard drugs is voor de verslaafde wat voor een zieke het niet-beleven van pijn is. Het is een negatief geluk. Heeft het boek wetenschappelijke waarde? Ik denk van wel, om dat het omstandig beschrijft, wat de verslaaf de voelt bij het verlangen naar junk en wat hij beleeft tijdens de ontwen ning. Burroughs ziet weinig heil in quarantaine, wat dan betekent, dat de verslaafde op rantsoen wordt gesteld, een rantsoen dat steeds verminderd wordt. Plotselinge onthouding zou dood of krankzinnigheid betekenen. Zelf heeft hij baat gevonden bij een kuur, waarbij apomorfine wordt toe- William S. Burroughs gediend. Volgens Burroughs is dat een volstrekt goed middel. Apomorfi ne is een braakmiddel, een derivaat van morfine, dat ontstaat bij het koken van zoutzuur met morfine. Het heeft geen bedwelmende of pijnstil lende werking, maar het werkt in op de kleine hersenen om de stofwisse ling te regelen en de bloedsomloop te normaliseren op dusdanige manier dat het enzymensysteem van verslaving (de uitwisseling van intercellulaire gegevens) wordt verwoest. Er kunnen dus geen foute gegevens worden door gegeven. Na enkele dagen zou, aldus Burroughs, het enzymensysteem voor normaal functioneren. Ik kan dat al les niet beoordelen. Medici, met name biologen, kunnen hier gezaghebbend spreken. Ik geef slechts door wat deze roman wil mededelen. Zonder twijfel is, dat het boek van waarde is inzoverre het het ziektever schijnsel beschrijft. Dit alles lijkt niet al te zeer op een literaire bespreking. Maar laten we niet vergeten, dat in de literatuur zich het ganse leven openbaart. Literatuur is allang geen verheven vermaak meer. Geen taal kundig vermaak. Zij is de stem van de mensheid, die hoe langer hoe meer slachtoffer wordt van krachten, die zijzelf niet vermoed heeft. Het avon tuur van de mensheid is een hache lijk avontuur. Dat het verschijnsel van de verslaafd heid een levensgroot, wereldwijd ge vaar is, zal bij het lezen van dit boek duidelijk zijn. Handelaars in junk zijn groter misdadigers dan dieven en moordenaars. Wat is nu de literaire waarde van het boek? Dat weet ik niet. Ik weet namelijk niet meer wat literaire waarde is. liet begrip litera tuur is niet of nauwelijks te omschrij ven. Het boek fungeert literair als het uitproberen van een procédé: het doorelkaar heengooien van personen, indrukken en herinneringen. Een vol gens mij ondeugdelijk procédé, want het vermindert het mededelen. Als iemand gaat stamelen, weet ik mees tal niet meer wat hij tegen me zeggen wil. In dit boek wordt bewust gesta meld. Dat maakt hel boek voor mij als roman van weinig waarde, om dat het stamelen bewust gebeurt. Er is gebrek aan helderheid. Wie schrijft, schildert niet en beeldhoudt niet. Hij neemt geen moment, maar een tijds duur. En die moet hij ordenen. Men kan zeggen dat die tijdsduur zich kenmerkt door wanorde. Wel, Bur roughs is geslaagd in zijn opzet, dit de lezer kenbaar te maken. Maar hij is er niet in geslaagd, de lezer te boeien, omdat de lezer in deze chaoti sche beeldenreeks geen mogelijkheid krijgt tot identificatie. Literatuur mag niet verworden tot een crypto gram. Het gaat immers niet om het verstand van de lezer te oefenen, maar om zijn hart te treffen. Daarom vind ik het boek slechts be langrijk vanwege het voorwoord en de toevoegingen. Enkele zinnen in het voorwoord hebben mij meer ontroerd dan het gehele boek. Ik kan maar niet van de nare gedachte af, dat de roman-sec mede geschreven is terwille van de commercie en terwille van de modieuze literaire stromingen die ie mand tot aanzien kunnen brengen zo hij maar schokkend schrijft. De titel vereist enige uitleg. Naakte lunch wil zeggen: lunch, waarvan de samenstelling bij de eter bekend is. Een eter moet weten wót hij eet. Een hard drugs-gebruiker moet weten waar hij aan toe is. William S. Burroughs: 'Naakte Lunch'. Oorspronkelijke titel: The na ked Lunch'. BIJ Mculenhoff te Am sterdam. Vertaling: Joyce en Co (Keith Snell en Erwin Garden). Pa perback. Aantal pagina's 286. Prijs 17.50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 15