Jacques Ellul contra de theologie van de revolutie Aandacht voor elkaar li Tjalling voelde wat bij zichzelf ontwaken Beroepfngs- werk a Trouw Kwartel i KOUW/KW ARTET ZATERDAG 22 .APRIL 1972 KEItK door ds. A. A. Spijkerboer Onlangs stond op de voorpagina van dit blad een grote foto van een vliegtuig, waarvan de neus door een bom was vernield; daarnaast stond het verhaal van de ontvoering van een personeelschef van Renault door Franse maoïsten, en de onderkant van de pagina werd in beslag genomen door het verslag van een bankroof. Het is niet de eerste keer dat een pagina van de krant gevuld is met geweld. Toch is, zegt de Franse schrij ver Jacques Ellul in zijn jongste boek 'Contre les Violents', onze tijd niet gewelddadiger dan andere. Maar wel komt het probleem van het geweld in deze jaren in al zijn hevigheid op ons af. Het houdt in ieder geval Jacques Ellul hevig bezig en daarom heeft hij er een boek over geschreven, een boek met een felle aanval op de 'theologie van de revolutie' en een niet minder felle poging uit de vi cieuze cirkel van het geweld te ko men. Drie standpunten Er zijn, schrijft Ellul, in de christelij ke kerk eigenlijk altijd drie standpun ten ten opzichte van het geweld ge weest Het eerste is dat van het compromis: christenen vonden, dat je het hele gebouw van maatschappij en cultuur niet zomaar door geweldloos heid aan de duisternis prijs kon ge ven, ze zagen de staat vooral positief, In het licht van Romeinen 13, maar ze slepen zodoende wel de scherpe kantjes van het christelijke leven af. Het is het standpunt van de gematig den en men vindt het vooral bij kerkelijke beleidsfiguren. Opvallend is dat veel mensen op dit standpunt staan, maar dat er bijna geen theo loog meer te vinden is, die het er vierkant voor opneemt. Het tweede standpunt is dat van de geweldloosheid: van de dienstweige raars in de eerste eeuwen loopt er een duidelijk aanwijsbare lijn naar het moderne christen-pacifisme. Dat laatste heeft vooral na de oorlog van 1914-1918 in de kerken grote psycholo gische overwinningen geboekt. Vraagt men deze christen-pacifisten naar de politieke betekenis van hun stand punt, dan wijzen zij op Gandhi. Maar. zegt Ellul, Gandhi had de prachtige traditie van het Hindoeïme achter zich en de toch altijd min of meer fatsoenlijke Engelsen tegenover zich: in het Rusland van 1925 of het Duits land van 1933 zou Gandhi spoorloos verdwenen en vermoord zijn. Opval lend is. dat de christen-pacifisten in nerlijk onzeker tegenover de 'theologie van de revolutie' staan. Het derde standpunt is dat van het geweld. El lul zegt, dat er ook altijd christenen zijn geweest, die de weg van het geweld hebben gekozen: dat begint al bij de wonderlijke en harige kluize naars uit het Egypte van de 3de en 4de eeuw, die soms de bevolking in de grote steden overvielen met de prediking van Gods toorn en die hun profetieën kracht bijzetten door met knoestige stokken op de menigte in te slaan. Vandaar via de middeleeuwen, Jan van Leiden, Cromwell en Lilbur- ne naar de theologen van de revolu tie. Een aanklacht Ellul komt met de opmerkelijke stel ling, dat men er op al deze drie standpunten van uitgaat, dat het Ko ninkrijk van God en de wereld elkaar uiteindelijk zullen kunnen en moeten verdragen. We zouden in alle drie de gevallen te maken hebben met chris tenen, die zich in de wereld willen installeren en die niet meer willen weten van de enorme spanning tussen het Koninkrijk van God en de wereld. M.i. kan hij dat voor het standpunt van het christen-pacifisme nog het minste waar maken (behalve daar waar het tot iedere prijs zijn politieke betekenis duidelijk wil maken). 'Er is geen christelijke oplossing, er is geen christelijke organisatie van de maat schappij mogelijk!roept Ellul, 'er is alleen het getuigenis van het Konink rijk van God in de wereld'. Een lange en ongelofelijk felle aan klacht stelt Ellul op tegen de theolo gen van de revolutie: ze zijn horig aan maatschappelijke krachten, die buiten het evangelie om werken, ze nemen het op voor armen, voor wie anderen het al lang vóór hen hebben opgenomen, ze delen de veronderstel ling dat 'oplossing' van de armoede in feite de 'oplossing' van alle andere problemen is, èn de veronderstelling, dat de 'mondig geworden mens' door middel van de techniek alles aan kan, ze willen met de anderen leven van wat ze veroveren en niet van wat ze krijgen. Ze nemen het op voor de armen, wier verdediging tegelijk een aanval op Europa, het kapitalisme en de Verenigde Staten is. Ellul vindt het allemaal best, zo lang men maar niet doet alsof men uit christelijke motieven handelt. Doet men dat wel, dan vraagt hij: 'Waarom nemen jullie het dan niet op voor de negers in het Zuiden van de Soedan, de Koerden, de Tibetanen en de koningsgezinde Yemenieten? Misschien omdat zij tot het 'verleden' behoren en alleen het vege lijf willen redden?' Een welwil lend christen antwoordt: 'Maar we hebben zo weinig informatie over de ze mensen!' en onverbiddelijk ant woordt Ellul: 'Juist dat is een blijk van hun armoede'. Het zal de lezer inmiddels wel duide lijk zijn dat Ellul zijn aanklacht niet op kan stellen zonder halsbrekende toeren te verrichten. Ieder ogenblik dreigt hij van het slappe koord af te vallen en in de gevestigde orde te recht te komen. Maar wat zo treffend is in dit boek, is dat het eigenlijk buiten het gezichtsveld van de schrij ver ligt, dat een christen het op zou kunnen nemen voor de gevestigde orde. Hij zegt uitdrukkelijk dat de revolutionair gezinde christenen de beste zijn, omdat zij duidelijk zien dat het christendom nog wel iets anders is dan wat sentimentaliteit en goede woorden. Maar wat Ellul dui delijk ziet is dat het kruis niet iets is om er de kapitalisten mee op het hoofd te slaan: je neemt het zelf op je, of je houdt op christen te zijn. Ellul wil het eigenlijk christelijke, hij is buiten het 'establishment' non conformist ten opzichte van een theo logie van de revolutie, die gewelddadig denkt of het gebruik van geweld op enigerlei wijze rechtvaardigt. Daarin «n niet in zijn waarschijnlijk alleen De Franse jurist, socioloog en historicus Jacques Ellul (links ontving in 1965 een eredoctoraat in de rechtsgeleerdheid van de toen 85-jarige Vrije Universiteit te Amsterdam. Zijn promotor was prof. mr. S. Gerbrandy (rechts). medestanders overtuigende aanklacht ligt de kracht van zijn boek. Ellul eist van de christenen, dat ze weten wat ze doen, en dat ze niet als naïeve imbecielen met bommen rond scharrelen in de illusie dat dóór iets goeds uit voortkomt. Ellul eist realis me: de christenen moeten weten dat de aarde vol is van geweld. De staat berust op niets anders dan geweld (het onderscheid tussen macht en ge weld is voor de schrijver een door zichtig trucje) in het economische en sociale leven lópen de rijken over de armen, en socialisatie helpt niets, om dat macht en geweld dan uit de handen van de ondernemers overgaan In die van de staat Van geweld is sprake wanneer iemand gedwongen wordt iets te doen, dat hij hever niet zou willen en het gebruik van geweld gehoorzaamt aan wetten: wie ermee begint kan er niet meer mee ophouden, geweld roept tegenge weld op, en er is een wezenlijke identiteit van verschillende vormen van geweld (een salvo granaten, eco nomische uitbuiting en propaganda hier is m.i. wel iets op af te dingen, want er is verschil tussen een ontplof fende granaat en een boodschap van de STER). De geweldenaars hebben de sterkste troeven in de hand, ook daarover moeten we ons geen illusie maken. Dans ontspringen Hoe kunnen we deze dodendans ooit ontspringen? Ellul antwoordt: door het Koninkrijk van God op ons af te laten komen en er radicaal uit te leven. Zo wordt de keten van het geweld doorbroken door de liefde, die De hier afgedrukte cartoon is uit een krant die in tweehonderd duizend exemplaren de gereformeer de wereld is ingegaan onder de titel: 'Diakonaat: aandacht voor elkaar'. Het is namelijk zo dat morgen het binnen lands diakonaat in de gereformeerde kerken centraal staat. Niet om hier mee de zoveelste bijzondere zondag te creëren, maar wel om de gemeente op deze dag nog eens duidelijk te maken wat diakonaat vandaag betekent: het gaat niet meer of niet meer alleen om het geven van geld of het uitdelen van soep, maar vooral om het geven van jezèlf, om een bepaalde gezind heid en houding waarmee je in het leven staat. Nu leven, gelukkig, inveel kerken de gemeenteleden met elkaar mee en zijn zij elkaar, waar nodig, van dienst. Maar daarnaast blijft de vraag of ze wel precies weten waar de verschil lende noden zitten en of we soms niet te gauw de mensen die nit tot onze kerk horen, uit het oog verliezen. Ziedaar iets over de motieven die het ben geleid tot deze zondag-voor-het- binnenlands-diakonaat die, nogmaals, geen traditie wil worden, want ten slotte is het diakonaat, d.w.z. het dienstbetoon aan de medemens, de aan dacht voor elkaar, een zaak die te inherent is aan het christelijke ge meente-zijn, dan dat aparte diakonaats- zondagen nodig zouden zijn. Om deze zondag gestalte te geven zijn er drie aktiemodellen ontworpen, waarvan het eerste model het eenvou digste is. Daarbij is het de bedoeling de gemeente te laten zien wat diako naat is. Bij het tweede model wordt boven dien de gemeente opgeroepen om in een of enkele konkrete noden of leemten te voorzien, zoals bijvoor beeld een tekort aan bejaardenhelp sters of de huisvesting van buiten landse werknemers. Het derde model kost de meeste tijd. Daarbij is het de bedoeling om de gemeente niet alleen te laten zien wat diakonaat is, maar om alle gemeente leden te mobiliseren en mobiel te houden. Bij dit model worden zij niet gevraagd om extra geld in de collecte- zak te doen, maar om er een 'offer-in- tijd' kaart in te doen, waarmee men zich op kan geven voor een van de vele plaatselijke vormen van hulpver lening. geen oog heeft voor collectieven maar voor mensen. Het is dan ook geen wonder dat Martin Luther King onge veer de enige is, die ongeschonden uit dit boek naar voren komt! Niet dat wij het Koninkrijk van God kunnen bouwen, want dat Koninkrijk is al leen revolutionair in de mate waarin wïj beseffen, dat ons doen in geen enkele verhouding staat tot Gods doen. Het Koninkrijk is hoogst onge makkelijk, omdat het alles wat wij doen en bereikt menen te hebben onder zijn critiek stelt. Het is dan ook konsekwent dat Ellul als maatstaf voor de oprechtheid van geëngageerde christenen de vraag stelt of zij bereid zijn om na de overwinning het kamp van de over winnaars te verlaten en dat van de verliezers op te zoeken. Zijn zij na de overwinning op het kapitalisme be reid te kiezen voor de dan onteigen de, geschonden en vermoorde bourge oisie? Christenen moeten meer doen en an ders handelen dan de heidenen: ze hebben dc strijd aan te binden tegen de 'machten' waarover Paulus in zijn brieven spreekt, en ze zij niet wijs als ze die 'ontmythologiseren'. Mochten christenen ondanks alles 'toch betrok ken raken bij gewelddadige acties, dan moeten ze weten dat dat op geen enkele manier te rechtvaardigen is, en dat ze de vrijheid, die ze in Christus hebben, hebben ingeruild te gen de kringloop van het geweld. Hugenoot Wie het niet wist zou het bij het lezen merken: Ellul is hugenoot, hij gaat voor geen koning en geen bis schop een stap aan de kant, hij is onverbiddellijk, hij stelt zeer hoge eisen aan zichzelf, of laat die aan zichzelf stellen. Op het eerste gezicht lijkt hij geen begaanbare weg te wij zen, op het tweede misschien nog niet, en ik vrees dat hij de mogelijk heden, die er in de politiek liggen, onderschat Zijn landgenoot Mendes- France is geen geweldenaar en toch oud-minister-president. Maar van het gepeperde en compromisloze christen dom van Ellul is meer heil voor de wereld te verwachten dan van een christendom, dat zich hoe dan ook! in de wereld gaat installeren. Jaques Ellul: Contre les violents. Le Centurion, 1972. door A. J. Klei Ook ik heb me de vijf facsimile herdrukte exemplaren van De Standaard aangeschaft, onder andere om te kijken wat voor kerk nieuws er in stond en hoe dat gepresenteerd werd. In het eerste nummer, dat van 1 april 1872 dus, was de redactie er erg zuinig mee. Ik trof alleen maar een paar korte berichtjes aan. Eén ervan was het volgende: Bij den kerkeraad der NecL Herv. gem. te Amsterdam zijn door den ouderling van Marle bezwaren inge bracht tegen de aanneming van zes leerlingen door ds. Van Gorkum Punt, uit. Mijn collega van een eeuw terug vond een nadere toelich ting blijkbaar overbodig. Kon hij ervan uitgaan dat iedere Standaard lezer met de kwestie bekend was? Helemaal compleet was het berichtje ook niet, want behalve de heer Van Marle had ook ouderling Van Ries- sen bij de kerkeraad bezwaar inge bracht tegen dr. Van Gorkum, omdat deze zes jonge mensen als lidmaat van de gemeente had aangenomen, van wie de belijdenis niet was con form de leer van de hervormde kerk. Een commissie van onderzoek, op verzoek van beide klagers benoemd, kwam tot de conclusie dat de zes 'aannemelingen' de hoofdwaarheden van de belijdenis, zoals de opstan ding van Christus, niet geloofden. Daarom liet de kerkeraad dr. Van Gorkum weten dat 'de daad der aanneming, door hem verricht, als vernietigd moest worden be schouwd'. 't Was niet de eerste keer dat er een bezwaarschrift tegen dr. Van Gorkum binnenkwam. Tegen de pre ken van hem en trouwens ook van de andere moderne dominees was meer dan eens een gravamen inge diend. Vóórdat dr. Van Gorkum naar Amsterdam kwa m had hij al opzien gebaard door in een avond maalsdienst te Leiden te zeggen niet te begrijpen dat deze maaltijd na zoveel eeuwen nog bestond. Hij kon in het avondmaal op z*n best de herdenking zien van een overleden vriend, 'dien wij achtten en liefhad den'. Dr. Van Gorkum zei verder: 'De Roomsche Kerk verkocht in de zestiende eeuw aflaatbrieven tot ver geving van zonden. Welk een gods lastering! Luther, de toaarheidlie- vende man, verzette zich er tegen, en velen met hem. Zij gingen uit de Rommsche Kerk, en men noemde hen Protestanten. Hadden zij nu de dwalingen ook maar in de Roomsche Kerk gelaten! Doch neen, al spoedig leerde en geloofde men. dat God de zonden vergaf om den dood van een mensch! Wat is godslasterlijker, het eerste of het laatste? Het is hei- densch te zeggen dat God de zonden zou vergeven om den dood van een mensch'. Zo was de opinie van dr. Van Gor kum en achteraf vraag je waarom De Standaard niet wat achtergrond gaf en volstond met de simpele me dedeling van broeder Van Marie's bezwaarschrift. Maar ja, toen had je nog geen boeken van Rullmann om 't een en ander in na te slaan. Om het verhaal van het bezwaar schrift af te maken, dr. Van Gorkum liet het er niet bij zitten: na ont vangst van de boodschap van de kerkeraad wendde hij zich tot de classis. De hele affaire sleepte zo'n drie jaar voort en leidde er in mei 1875 toe dat de Amsterdamse kerke raad veroordeeld werd om de catechi santen van dr. Van Gorkum alsnog in te schrijven als lidmaten. Daartoe besloot de kerkeraad overi gens pas in hartje zomer van dat jaar, toen veel kerkeraadsleden met vakantie waren: op 19 augustus 1875. Van de 84 leden waren er 48 present en toen viel de beslissing met 25 tegen 23 stemmen! Dit nadat ds. Steinfort verklaard had dat de kerkeraad door niet-inschrijven zich in feite zou afscheiden van het kerk verband. We zitten hier midden in de voorge schiedenis van de doleantie. De tussenliggende nummers van De Standaard (ik heb het nog steeds over de vijf herdrukte exemplaren) bieden geen opwindend kerknieuws. Ik constateerde dat men toen, net als wij nu elke vrijdag, een rubriek afscheid en intrede had, maar wij schrijven er niet bij, zoals in 1920 gebeurde, dat 'velen waren opgeko men om den geliefden herder en leeraar te hooren'. In het laatstverschenen nummer van De Standaard, dat van vrijdag 15 december 1944, staat wel weer kerk- Tjalling en het 'frissche arbeiderskind'. nieuws dat noodt tot enige overpein zing. Moesten in 1872 de gerefor meerde kerken nog op het toneel verschijnen, in 1944 maken we néé, niet het eind van de gerefor meerde kerken mee, maar wel het eind van de glorietijd zoals ze die achter de rug hadden, compleet met Colijn, villakerken en drukke toog- dagen. Want je verliest natuurlijk je ge zicht als je midden in een periode, waarin de toestand voor land en volk allerellendigst is, de rubriek 'Kerk en school' van Dc Standaard aLleen maar stof levert over Bedum, waar bezwaarde gereformeerden in een boerenschuur kerkten (er waren 300 tot 400 kerkgangers); over Schiedam, waar de vrijgemaakten naar het gebouw van de protestan tenbond gingen; over Den Haag- Oost, waar ze dan nog zachtjes-aan deden in verband met de 'benarde tijdsomstandigheden', enz. Kortom, berichtjes over kerkscheu ringen, en ik probeer me in te denken hoe de broeders in Schiedam naar de vrijzinnigen gingen: ietwat bedremmeld, want 't is natuurlijk niet leuk aan de buitenwacht te moeten vertellen dat je uitgerekend in de hongerwinter een kerkelijk conflict aan het uitvechten bent; of hoe ze in Bedum naar een boer gingen niet om eten, maar om kerk ruimte De Standaard van 15 december 1944 zat nog midden in een feuilleton. Een authentiek streekverhaal, getui ge dit fragmentje: 'Krekt', zei schielige Ritske en Tjal ling vergat wat te zeggen en knikte alleen maar omdat het frissche ar beiderskind daar eensklaps zoo'n in druk op hem gemaakt had en hij wat bij zichzelf voelde ontwaken, dat hij nooit eerder had gekend Welnu, met die laatste Standaard voor me, voelde ook ik iets in me ontwaken. Geen gevoelens van eroti sche aard, zoals bij onze laatbloeier de 59-jarige Tjalling, maar gevoelens van (uiteraard, zou 'k zeggen) ver bazing. In het dorp waar ik de oorlogsjaren passeerde, was geen kerkscheuring. De gereformeerde dominee was on dergedoken en over bezwaarden of vrijgemaakten hoorde je niet. Achter af vermoed ik dat het beleid van de kerkeraad gedicteerd werd door de overweging: geen slapende hon den wakker maken! Pas later heb ik me wat in deze dingen verdiept en een paar jaar geleden, toen een kwart eeuw vrij making werd herdacht, nog eens grondiger. Bij die gelegenheid las ik bijvoorbeeld ook de zgn. bidbrief van de gereformeerde synode, die 5 juni 1944 de deur uitging, om vijf dagen later gevolgd te worden door een 'opwekkingsbrief, waarin al weer minder over verootmoediging en meer over de synode ten dienste staande middelen gepraat werd Daar kijk je dan wel even met ogen op stelen naar. Nu houd je die Standaard van 15 december 1944 in je handen, en het lijkt iets dichterbij te komen en nóg verbazingwekkender te worden: je had mannenbroeders die, misschien in 't zelfde kerkeraadsvertrek als waarin ze de avond tevoren als verzetsmensen vergaderd hadden, schorsingsbesluiten namen, terwijl zijzelf misschien zojuist ternauwer nood aan een razzia ontkomen wa ren. Je had synodeleden wier trein beschoten was en uit het raam hadden ze een hongertocht gezien, maar niets kon ze van hun apropos afbrengen: nu moesten toch werke lijk tuchtmaatregelen genomen wor den. In 1944 stond de wereld in brand, nu ook. Toen zaten we er midden in, nu zijn we er weliswaar minder rechtstreeks bij betrokken, maar we weten er meer van en zien er bedui dend meer van. Elke avond opnieuw kunnen we op de televisie zien hoe de ellenden voortduren en zich op stapelen. Maar waar staan de kerk bladen vol van en wanneer heerst er synodale opwinding? Als een mening van X of een uitspraak van IJ aan de orde komt. Ik wou maar zeggen dat we niet te vlug op 1944 moeten neerzien. Maar de medaille heeft een keerzij de en ik ben niet de eerste die hem laat zien: ook de meest schrij nende nood van de wereld maakt de kerkelijke zaak niet tot een bagatel en ook de meest diepe ellende kan niet uitvlakken dat bepaalde zaken overeind dienen te blijven staan. Tussen haken: of in '44 zodanige zaken aan de orde waren, is de vraag! Met andere woorden, als vandaag iemand net zulke praatjes zou staan te verkopen als dr. Van Gorkum in de vorige eeuw en het bleef stil, zou je met recht verbaasd moeten vra gen: nemen jullie de boodschap die je beweert voor de wereld te heb ben, eigenlijk zelf wel serieus? In tussen maken we die boodschap evenzeer ongeloofwaardig als we in enorme opwinding raken zo gauw een mening van X of een uitspraak van IJ in ons verkeerde keelgat schiet, maar rustig in onze stoel blijven hangen als we het nos-jour- naal bekijken: vluchtende mensen, uitgehongerde kinderen, vermoorde soldaten.Ja, 't is wat tegenwoor dig, maar ze moeten X nu toch eens behoorlijk aanpakken! Of ik generaliseer? Jazeker!, en het doet me deugd te kunnen attenderen op het aprilnummer van het gerefor meerd maandblad voor jongeren Ri sico. Dit geeft uitgebreid informatie over Vietnam vanwege het meedoen aan 'Jongeren voor Vietnam'. Dit is typisch gereformeerd in de goeie zin: de gereformeerde jeugd stapt er niet in omdat anderen dat ook doen, ze willen weten waarom en hoe. En wie meent dat hij met lieden te maken heeft, die een modern soort werkheiligheid bedrijven, moet het hele nummer maar eens nalezen. Gelukkig hoeven we dus anno 1972 niet te zeggen dat de kerk, doende alsof er buiten niets aan de hand is, alleen maar vlijtig en luidruchtig eigen "boontjes aan het doppen is. Maar soms maakt de lectuur van een stapel kerkbodes het je moeilijk, deze opgewekte constatering staande te houden. Inmiddels zijn we wel een eind uit de buurt van de herdrukte Stan daarden geraakt, om van onze ver liefde Tjalling maar te zwijgen. DE LAATSTE PSALM Voor veel kerkmensen is d( en psalm (de 150ste) ook de n pen kende en de mooiste. Op h» erjc gezicht maakt dit lied de int niet veel meer te zijn dan e j]. ongenuanceerd opwekken om loven. Men moet daarvoor in ming zijn, is een veelgehoorom tie. Zoiets kan niet altijd. E ting kan wel eens heel veel behot 1 vc ben om te klagen of ruzie ttle i Maar de psalm is niet zo o tel, ceerd. In dé eerste plaats wojron opgeroepen om God 'ergens' verg nl. in zijn heiligdom, in zijn uitspansel, volgt erop. Kraus in het heiligdom hemel en a elkaar raken. Nu, daar wil loofd en geprezen worden, 1 ons ontmoet en waar Hij zelf afspreekt. Want zoiets is er o 'd. de mogelijkheid dat wij Hem lei ongedachte plaatsen tegt Hij spreekt met ons af: daar We worden in de tweede pl 'S opgewekt om God 'om iets' ege Niet zo maar in het wilde dichter noemt Gods machtig en zijn geweldige grootheid, veel onverklaarde en onverl omstandigheden en gebeurtei dit leven maar daar doorhee we herinnerd worden aan ;kt* doet. In zijn heil, met mensi Christus, onze Heer. In d| plaats wordt hier gesproken instrumentarium. Alle mogel ziekinstrumenten mogen de kie!' nengedragen en bespeeld worei v moet vooral gebeuren, zegt d En je moet er ook maar invoegen, ook al is dat ec ongewoon. Je moet erin, in maar eens je bank voor uitko 't niet te gauw gek vinden, slotte moet vooral iedereen i nl. alles wat adem heeft Dal we niet op te sommen, betekent gewoon: voor wie di hoort. Iedereen hoort er bij erom gaat in dit verwarde 1< geweldig uitgangspunt gevo hebben. Een plek waar ee gehoord kan worden en waa waarheid horen en licht kn genezen worden van onze wat ,p modeloosheid. erki rsit; 'erk. inte br tek< lcor no e tads ■aal ;eha he' t'. rief Ier ik Itel idbi '/2 NED. HERV. KERK Aangenomen: de benoeming^- stand in het past. te Mijdre P. H. W. M. v.d. Meer de Wtf em. pred te Utrecht. Bedankt: voor Huizen: C. v.ij, te Katwijk aan Zee. GREF. KERKEN (VRUG.) Beroepen: te Delfzijl en te ve: D. Berghuis te Breda-Alml| Bedankt: voor Schildwolde: merman te Heemse. GEREF. KERKEN (VRIJG. Beroepen: te Loosdrecht: J. fer, kand. te Kampen. GEREF. GEMEENTEN Beroepen: te Nieuwerkerk W. C. Lamain te Grand Rapi< Bedankt: voor Enschede en gen: C. de Ridder te Nunspei NED. HERV. KERK Afscheid: van Rotterdam-C: Waardenburg wegens emeril Katwijk a. Zee: J. P. van te Zeist; van Eibergen: A. man wegens benoeming tot vlj van Scheveningen: H. van te Rijnsburg. Intrede: te Middelburg: J. C. uit Hardegarijp; te Zuidhoi Stuif uit Ezinge; te Ridderki Bos uit Ameide; te Zwolli Geluk uit Dirksland; te Nijki Snijders uit Warmond; te R1 A. van Duyne uit Rotterdaj Lelystad: H. P. Swets uit Lunj GEREF. KERKEN Afscheid: van Amsterdam- dam: G. M. W. Steen, ber. te O. Intrede: te Gorinohem: J. R. uit Alteveer. CHR. GEREF. KERKEN 20 april intrede: te Murmi kand. A. v.d. Veer uit Apeldi REM. BROEDERSCHAP Afscheid: van Lochem: mej| Dorhout-Mees, ber. te Vlaardii De Rotterdammer Nieuwe Haagse Courant Nieuwe Leidse Courant Dordts Dagblad Uitgaven van N.V. De Christelijke Pe| Directie: Ing. O. Postma, F. Diem Hoofdredactie: J.de Berg (waarnemend! Hoofdkantoor N.V. Christelijke Pers: Voorburgwal 276 - 28(i^ Amsterdam. Postbus 85?^ Telefoon 020- 22 03 8^ Postgiro 26 92 74. Bant^ Ned. Midd. Bank (rek.nt^ 69.73.60.768). Gem.girjT X 500.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 2