Jacques Ellul
contra de theologie
van de revolutie
Aandacht voor elkaar
li
Tjalling voelde wat bij zichzelf ontwaken
Beroepfngs-
werk
a
Trouw
Kwartel
i KOUW/KW ARTET ZATERDAG 22 .APRIL 1972
KEItK
door ds. A. A. Spijkerboer
Onlangs stond op de voorpagina van dit blad een grote foto van een vliegtuig,
waarvan de neus door een bom was vernield; daarnaast stond het verhaal
van de ontvoering van een personeelschef van Renault door Franse maoïsten,
en de onderkant van de pagina werd in beslag genomen door het verslag van
een bankroof.
Het is niet de eerste keer dat een
pagina van de krant gevuld is met
geweld. Toch is, zegt de Franse schrij
ver Jacques Ellul in zijn jongste boek
'Contre les Violents', onze tijd niet
gewelddadiger dan andere. Maar wel
komt het probleem van het geweld in
deze jaren in al zijn hevigheid op ons
af. Het houdt in ieder geval Jacques
Ellul hevig bezig en daarom heeft hij
er een boek over geschreven, een
boek met een felle aanval op de
'theologie van de revolutie' en een
niet minder felle poging uit de vi
cieuze cirkel van het geweld te ko
men.
Drie standpunten
Er zijn, schrijft Ellul, in de christelij
ke kerk eigenlijk altijd drie standpun
ten ten opzichte van het geweld ge
weest Het eerste is dat van het
compromis: christenen vonden, dat je
het hele gebouw van maatschappij en
cultuur niet zomaar door geweldloos
heid aan de duisternis prijs kon ge
ven, ze zagen de staat vooral positief,
In het licht van Romeinen 13, maar
ze slepen zodoende wel de scherpe
kantjes van het christelijke leven af.
Het is het standpunt van de gematig
den en men vindt het vooral bij
kerkelijke beleidsfiguren. Opvallend
is dat veel mensen op dit standpunt
staan, maar dat er bijna geen theo
loog meer te vinden is, die het er
vierkant voor opneemt.
Het tweede standpunt is dat van de
geweldloosheid: van de dienstweige
raars in de eerste eeuwen loopt er
een duidelijk aanwijsbare lijn naar
het moderne christen-pacifisme. Dat
laatste heeft vooral na de oorlog van
1914-1918 in de kerken grote psycholo
gische overwinningen geboekt. Vraagt
men deze christen-pacifisten naar de
politieke betekenis van hun stand
punt, dan wijzen zij op Gandhi. Maar.
zegt Ellul, Gandhi had de prachtige
traditie van het Hindoeïme achter
zich en de toch altijd min of meer
fatsoenlijke Engelsen tegenover zich:
in het Rusland van 1925 of het Duits
land van 1933 zou Gandhi spoorloos
verdwenen en vermoord zijn. Opval
lend is. dat de christen-pacifisten in
nerlijk onzeker tegenover de 'theologie
van de revolutie' staan. Het derde
standpunt is dat van het geweld. El
lul zegt, dat er ook altijd christenen
zijn geweest, die de weg van het
geweld hebben gekozen: dat begint al
bij de wonderlijke en harige kluize
naars uit het Egypte van de 3de en
4de eeuw, die soms de bevolking in
de grote steden overvielen met de
prediking van Gods toorn en die hun
profetieën kracht bijzetten door met
knoestige stokken op de menigte in te
slaan. Vandaar via de middeleeuwen,
Jan van Leiden, Cromwell en Lilbur-
ne naar de theologen van de revolu
tie.
Een aanklacht
Ellul komt met de opmerkelijke stel
ling, dat men er op al deze drie
standpunten van uitgaat, dat het Ko
ninkrijk van God en de wereld elkaar
uiteindelijk zullen kunnen en moeten
verdragen. We zouden in alle drie de
gevallen te maken hebben met chris
tenen, die zich in de wereld willen
installeren en die niet meer willen
weten van de enorme spanning tussen
het Koninkrijk van God en de wereld.
M.i. kan hij dat voor het standpunt
van het christen-pacifisme nog het
minste waar maken (behalve daar
waar het tot iedere prijs zijn politieke
betekenis duidelijk wil maken). 'Er is
geen christelijke oplossing, er is geen
christelijke organisatie van de maat
schappij mogelijk!roept Ellul, 'er is
alleen het getuigenis van het Konink
rijk van God in de wereld'.
Een lange en ongelofelijk felle aan
klacht stelt Ellul op tegen de theolo
gen van de revolutie: ze zijn horig
aan maatschappelijke krachten, die
buiten het evangelie om werken, ze
nemen het op voor armen, voor wie
anderen het al lang vóór hen hebben
opgenomen, ze delen de veronderstel
ling dat 'oplossing' van de armoede in
feite de 'oplossing' van alle andere
problemen is, èn de veronderstelling,
dat de 'mondig geworden mens' door
middel van de techniek alles aan kan,
ze willen met de anderen leven van
wat ze veroveren en niet van wat ze
krijgen. Ze nemen het op voor de
armen, wier verdediging tegelijk een
aanval op Europa, het kapitalisme en
de Verenigde Staten is. Ellul vindt
het allemaal best, zo lang men maar
niet doet alsof men uit christelijke
motieven handelt. Doet men dat wel,
dan vraagt hij: 'Waarom nemen jullie
het dan niet op voor de negers in het
Zuiden van de Soedan, de Koerden,
de Tibetanen en de koningsgezinde
Yemenieten? Misschien omdat zij tot
het 'verleden' behoren en alleen het
vege lijf willen redden?' Een welwil
lend christen antwoordt: 'Maar we
hebben zo weinig informatie over de
ze mensen!' en onverbiddelijk ant
woordt Ellul: 'Juist dat is een blijk
van hun armoede'.
Het zal de lezer inmiddels wel duide
lijk zijn dat Ellul zijn aanklacht niet
op kan stellen zonder halsbrekende
toeren te verrichten. Ieder ogenblik
dreigt hij van het slappe koord af te
vallen en in de gevestigde orde te
recht te komen. Maar wat zo treffend
is in dit boek, is dat het eigenlijk
buiten het gezichtsveld van de schrij
ver ligt, dat een christen het op zou
kunnen nemen voor de gevestigde
orde. Hij zegt uitdrukkelijk dat de
revolutionair gezinde christenen de
beste zijn, omdat zij duidelijk zien
dat het christendom nog wel iets
anders is dan wat sentimentaliteit en
goede woorden. Maar wat Ellul dui
delijk ziet is dat het kruis niet iets is
om er de kapitalisten mee op het
hoofd te slaan: je neemt het zelf op
je, of je houdt op christen te zijn.
Ellul wil het eigenlijk christelijke,
hij is buiten het 'establishment' non
conformist ten opzichte van een theo
logie van de revolutie, die gewelddadig
denkt of het gebruik van geweld op
enigerlei wijze rechtvaardigt. Daarin
«n niet in zijn waarschijnlijk alleen
De Franse jurist, socioloog en historicus Jacques Ellul (links ontving in 1965 een eredoctoraat in de
rechtsgeleerdheid van de toen 85-jarige Vrije Universiteit te Amsterdam. Zijn promotor was prof. mr.
S. Gerbrandy (rechts).
medestanders overtuigende aanklacht
ligt de kracht van zijn boek.
Ellul eist van de christenen, dat ze
weten wat ze doen, en dat ze niet als
naïeve imbecielen met bommen rond
scharrelen in de illusie dat dóór iets
goeds uit voortkomt. Ellul eist realis
me: de christenen moeten weten dat
de aarde vol is van geweld. De staat
berust op niets anders dan geweld
(het onderscheid tussen macht en ge
weld is voor de schrijver een door
zichtig trucje) in het economische en
sociale leven lópen de rijken over de
armen, en socialisatie helpt niets, om
dat macht en geweld dan uit de
handen van de ondernemers overgaan
In die van de staat
Van geweld is sprake wanneer iemand
gedwongen wordt iets te doen, dat hij
hever niet zou willen en het gebruik
van geweld gehoorzaamt aan wetten:
wie ermee begint kan er niet meer
mee ophouden, geweld roept tegenge
weld op, en er is een wezenlijke
identiteit van verschillende vormen
van geweld (een salvo granaten, eco
nomische uitbuiting en propaganda
hier is m.i. wel iets op af te dingen,
want er is verschil tussen een ontplof
fende granaat en een boodschap van
de STER). De geweldenaars hebben
de sterkste troeven in de hand, ook
daarover moeten we ons geen illusie
maken.
Dans ontspringen
Hoe kunnen we deze dodendans ooit
ontspringen? Ellul antwoordt: door
het Koninkrijk van God op ons af te
laten komen en er radicaal uit te
leven. Zo wordt de keten van het
geweld doorbroken door de liefde, die
De hier afgedrukte cartoon is
uit een krant die in tweehonderd
duizend exemplaren de gereformeer
de wereld is ingegaan onder de titel:
'Diakonaat: aandacht voor elkaar'. Het
is namelijk zo dat morgen het binnen
lands diakonaat in de gereformeerde
kerken centraal staat. Niet om hier
mee de zoveelste bijzondere zondag te
creëren, maar wel om de gemeente op
deze dag nog eens duidelijk te maken
wat diakonaat vandaag betekent: het
gaat niet meer of niet meer alleen om
het geven van geld of het uitdelen
van soep, maar vooral om het geven
van jezèlf, om een bepaalde gezind
heid en houding waarmee je in het
leven staat.
Nu leven, gelukkig, inveel kerken de
gemeenteleden met elkaar mee en zijn
zij elkaar, waar nodig, van dienst.
Maar daarnaast blijft de vraag of ze
wel precies weten waar de verschil
lende noden zitten en of we soms niet
te gauw de mensen die nit tot onze
kerk horen, uit het oog verliezen.
Ziedaar iets over de motieven die het
ben geleid tot deze zondag-voor-het-
binnenlands-diakonaat die, nogmaals,
geen traditie wil worden, want ten
slotte is het diakonaat, d.w.z. het
dienstbetoon aan de medemens, de aan
dacht voor elkaar, een zaak die te
inherent is aan het christelijke ge
meente-zijn, dan dat aparte diakonaats-
zondagen nodig zouden zijn.
Om deze zondag gestalte te geven zijn
er drie aktiemodellen ontworpen,
waarvan het eerste model het eenvou
digste is. Daarbij is het de bedoeling
de gemeente te laten zien wat diako
naat is.
Bij het tweede model wordt boven
dien de gemeente opgeroepen om in
een of enkele konkrete noden of
leemten te voorzien, zoals bijvoor
beeld een tekort aan bejaardenhelp
sters of de huisvesting van buiten
landse werknemers.
Het derde model kost de meeste tijd.
Daarbij is het de bedoeling om de
gemeente niet alleen te laten zien wat
diakonaat is, maar om alle gemeente
leden te mobiliseren en mobiel te
houden. Bij dit model worden zij niet
gevraagd om extra geld in de collecte-
zak te doen, maar om er een 'offer-in-
tijd' kaart in te doen, waarmee men
zich op kan geven voor een van de
vele plaatselijke vormen van hulpver
lening.
geen oog heeft voor collectieven maar
voor mensen. Het is dan ook geen
wonder dat Martin Luther King onge
veer de enige is, die ongeschonden uit
dit boek naar voren komt! Niet dat
wij het Koninkrijk van God kunnen
bouwen, want dat Koninkrijk is al
leen revolutionair in de mate waarin
wïj beseffen, dat ons doen in geen
enkele verhouding staat tot Gods
doen. Het Koninkrijk is hoogst onge
makkelijk, omdat het alles wat wij
doen en bereikt menen te hebben
onder zijn critiek stelt.
Het is dan ook konsekwent dat Ellul
als maatstaf voor de oprechtheid van
geëngageerde christenen de vraag
stelt of zij bereid zijn om na de
overwinning het kamp van de over
winnaars te verlaten en dat van de
verliezers op te zoeken. Zijn zij na de
overwinning op het kapitalisme be
reid te kiezen voor de dan onteigen
de, geschonden en vermoorde bourge
oisie?
Christenen moeten meer doen en an
ders handelen dan de heidenen: ze
hebben dc strijd aan te binden tegen
de 'machten' waarover Paulus in zijn
brieven spreekt, en ze zij niet wijs als
ze die 'ontmythologiseren'. Mochten
christenen ondanks alles 'toch betrok
ken raken bij gewelddadige acties,
dan moeten ze weten dat dat op geen
enkele manier te rechtvaardigen is,
en dat ze de vrijheid, die ze in
Christus hebben, hebben ingeruild te
gen de kringloop van het geweld.
Hugenoot
Wie het niet wist zou het bij het
lezen merken: Ellul is hugenoot, hij
gaat voor geen koning en geen bis
schop een stap aan de kant, hij is
onverbiddellijk, hij stelt zeer hoge
eisen aan zichzelf, of laat die aan
zichzelf stellen. Op het eerste gezicht
lijkt hij geen begaanbare weg te wij
zen, op het tweede misschien nog
niet, en ik vrees dat hij de mogelijk
heden, die er in de politiek liggen,
onderschat Zijn landgenoot Mendes-
France is geen geweldenaar en toch
oud-minister-president. Maar van het
gepeperde en compromisloze christen
dom van Ellul is meer heil voor de
wereld te verwachten dan van een
christendom, dat zich hoe dan ook!
in de wereld gaat installeren.
Jaques Ellul: Contre les violents. Le
Centurion, 1972.
door A. J. Klei
Ook ik heb me de vijf facsimile herdrukte exemplaren van De
Standaard aangeschaft, onder andere om te kijken wat voor kerk
nieuws er in stond en hoe dat gepresenteerd werd. In het eerste
nummer, dat van 1 april 1872 dus, was de redactie er erg zuinig
mee. Ik trof alleen maar een paar korte berichtjes aan. Eén ervan
was het volgende:
Bij den kerkeraad der NecL Herv.
gem. te Amsterdam zijn door den
ouderling van Marle bezwaren inge
bracht tegen de aanneming van zes
leerlingen door ds. Van Gorkum
Punt, uit. Mijn collega van een
eeuw terug vond een nadere toelich
ting blijkbaar overbodig. Kon hij
ervan uitgaan dat iedere Standaard
lezer met de kwestie bekend was?
Helemaal compleet was het berichtje
ook niet, want behalve de heer Van
Marle had ook ouderling Van Ries-
sen bij de kerkeraad bezwaar inge
bracht tegen dr. Van Gorkum, omdat
deze zes jonge mensen als lidmaat
van de gemeente had aangenomen,
van wie de belijdenis niet was con
form de leer van de hervormde kerk.
Een commissie van onderzoek, op
verzoek van beide klagers benoemd,
kwam tot de conclusie dat de zes
'aannemelingen' de hoofdwaarheden
van de belijdenis, zoals de opstan
ding van Christus, niet geloofden.
Daarom liet de kerkeraad dr. Van
Gorkum weten dat 'de daad der
aanneming, door hem verricht, als
vernietigd moest worden be
schouwd'.
't Was niet de eerste keer dat er
een bezwaarschrift tegen dr. Van
Gorkum binnenkwam. Tegen de pre
ken van hem en trouwens ook van
de andere moderne dominees was
meer dan eens een gravamen inge
diend. Vóórdat dr. Van Gorkum
naar Amsterdam kwa m had hij al
opzien gebaard door in een avond
maalsdienst te Leiden te zeggen niet
te begrijpen dat deze maaltijd na
zoveel eeuwen nog bestond. Hij kon
in het avondmaal op z*n best de
herdenking zien van een overleden
vriend, 'dien wij achtten en liefhad
den'. Dr. Van Gorkum zei verder:
'De Roomsche Kerk verkocht in de
zestiende eeuw aflaatbrieven tot ver
geving van zonden. Welk een gods
lastering! Luther, de toaarheidlie-
vende man, verzette zich er tegen,
en velen met hem. Zij gingen uit de
Rommsche Kerk, en men noemde
hen Protestanten. Hadden zij nu de
dwalingen ook maar in de Roomsche
Kerk gelaten! Doch neen, al spoedig
leerde en geloofde men. dat God de
zonden vergaf om den dood van een
mensch! Wat is godslasterlijker, het
eerste of het laatste? Het is hei-
densch te zeggen dat God de zonden
zou vergeven om den dood van een
mensch'.
Zo was de opinie van dr. Van Gor
kum en achteraf vraag je waarom
De Standaard niet wat achtergrond
gaf en volstond met de simpele me
dedeling van broeder Van Marie's
bezwaarschrift. Maar ja, toen had je
nog geen boeken van Rullmann om
't een en ander in na te slaan.
Om het verhaal van het bezwaar
schrift af te maken, dr. Van Gorkum
liet het er niet bij zitten: na ont
vangst van de boodschap van de
kerkeraad wendde hij zich tot de
classis. De hele affaire sleepte zo'n
drie jaar voort en leidde er in mei
1875 toe dat de Amsterdamse kerke
raad veroordeeld werd om de catechi
santen van dr. Van Gorkum alsnog
in te schrijven als lidmaten.
Daartoe besloot de kerkeraad overi
gens pas in hartje zomer van dat
jaar, toen veel kerkeraadsleden met
vakantie waren: op 19 augustus
1875. Van de 84 leden waren er 48
present en toen viel de beslissing
met 25 tegen 23 stemmen! Dit nadat
ds. Steinfort verklaard had dat de
kerkeraad door niet-inschrijven zich
in feite zou afscheiden van het kerk
verband.
We zitten hier midden in de voorge
schiedenis van de doleantie.
De tussenliggende nummers van De
Standaard (ik heb het nog steeds
over de vijf herdrukte exemplaren)
bieden geen opwindend kerknieuws.
Ik constateerde dat men toen, net
als wij nu elke vrijdag, een rubriek
afscheid en intrede had, maar wij
schrijven er niet bij, zoals in 1920
gebeurde, dat 'velen waren opgeko
men om den geliefden herder en
leeraar te hooren'.
In het laatstverschenen nummer van
De Standaard, dat van vrijdag 15
december 1944, staat wel weer kerk-
Tjalling en het 'frissche arbeiderskind'.
nieuws dat noodt tot enige overpein
zing. Moesten in 1872 de gerefor
meerde kerken nog op het toneel
verschijnen, in 1944 maken we
néé, niet het eind van de gerefor
meerde kerken mee, maar wel het
eind van de glorietijd zoals ze die
achter de rug hadden, compleet met
Colijn, villakerken en drukke toog-
dagen.
Want je verliest natuurlijk je ge
zicht als je midden in een periode,
waarin de toestand voor land en
volk allerellendigst is, de rubriek
'Kerk en school' van Dc Standaard
aLleen maar stof levert over Bedum,
waar bezwaarde gereformeerden in
een boerenschuur kerkten (er waren
300 tot 400 kerkgangers); over
Schiedam, waar de vrijgemaakten
naar het gebouw van de protestan
tenbond gingen; over Den Haag-
Oost, waar ze dan nog zachtjes-aan
deden in verband met de 'benarde
tijdsomstandigheden', enz.
Kortom, berichtjes over kerkscheu
ringen, en ik probeer me in te
denken hoe de broeders in Schiedam
naar de vrijzinnigen gingen: ietwat
bedremmeld, want 't is natuurlijk
niet leuk aan de buitenwacht te
moeten vertellen dat je uitgerekend
in de hongerwinter een kerkelijk
conflict aan het uitvechten bent; of
hoe ze in Bedum naar een boer
gingen niet om eten, maar om kerk
ruimte
De Standaard van 15 december 1944
zat nog midden in een feuilleton.
Een authentiek streekverhaal, getui
ge dit fragmentje:
'Krekt', zei schielige Ritske en Tjal
ling vergat wat te zeggen en knikte
alleen maar omdat het frissche ar
beiderskind daar eensklaps zoo'n in
druk op hem gemaakt had en hij
wat bij zichzelf voelde ontwaken,
dat hij nooit eerder had gekend
Welnu, met die laatste Standaard
voor me, voelde ook ik iets in me
ontwaken. Geen gevoelens van eroti
sche aard, zoals bij onze laatbloeier
de 59-jarige Tjalling, maar gevoelens
van (uiteraard, zou 'k zeggen) ver
bazing.
In het dorp waar ik de oorlogsjaren
passeerde, was geen kerkscheuring.
De gereformeerde dominee was on
dergedoken en over bezwaarden of
vrijgemaakten hoorde je niet. Achter
af vermoed ik dat het beleid van
de kerkeraad gedicteerd werd door
de overweging: geen slapende hon
den wakker maken!
Pas later heb ik me wat in deze
dingen verdiept en een paar jaar
geleden, toen een kwart eeuw vrij
making werd herdacht, nog eens
grondiger. Bij die gelegenheid las ik
bijvoorbeeld ook de zgn. bidbrief
van de gereformeerde synode, die 5
juni 1944 de deur uitging, om vijf
dagen later gevolgd te worden door
een 'opwekkingsbrief, waarin al
weer minder over verootmoediging
en meer over de synode ten dienste
staande middelen gepraat werd
Daar kijk je dan wel even met ogen
op stelen naar.
Nu houd je die Standaard van 15
december 1944 in je handen, en het
lijkt iets dichterbij te komen en nóg
verbazingwekkender te worden: je
had mannenbroeders die, misschien
in 't zelfde kerkeraadsvertrek als
waarin ze de avond tevoren als
verzetsmensen vergaderd hadden,
schorsingsbesluiten namen, terwijl
zijzelf misschien zojuist ternauwer
nood aan een razzia ontkomen wa
ren. Je had synodeleden wier
trein beschoten was en uit het raam
hadden ze een hongertocht gezien,
maar niets kon ze van hun apropos
afbrengen: nu moesten toch werke
lijk tuchtmaatregelen genomen wor
den.
In 1944 stond de wereld in brand,
nu ook. Toen zaten we er midden
in, nu zijn we er weliswaar minder
rechtstreeks bij betrokken, maar we
weten er meer van en zien er bedui
dend meer van. Elke avond opnieuw
kunnen we op de televisie zien hoe
de ellenden voortduren en zich op
stapelen. Maar waar staan de kerk
bladen vol van en wanneer heerst er
synodale opwinding? Als een mening
van X of een uitspraak van IJ aan
de orde komt. Ik wou maar zeggen
dat we niet te vlug op 1944 moeten
neerzien.
Maar de medaille heeft een keerzij
de en ik ben niet de eerste die
hem laat zien: ook de meest schrij
nende nood van de wereld maakt de
kerkelijke zaak niet tot een bagatel
en ook de meest diepe ellende kan
niet uitvlakken dat bepaalde zaken
overeind dienen te blijven staan.
Tussen haken: of in '44 zodanige
zaken aan de orde waren, is de
vraag!
Met andere woorden, als vandaag
iemand net zulke praatjes zou staan
te verkopen als dr. Van Gorkum in
de vorige eeuw en het bleef stil, zou
je met recht verbaasd moeten vra
gen: nemen jullie de boodschap die
je beweert voor de wereld te heb
ben, eigenlijk zelf wel serieus? In
tussen maken we die boodschap
evenzeer ongeloofwaardig als we in
enorme opwinding raken zo gauw
een mening van X of een uitspraak
van IJ in ons verkeerde keelgat
schiet, maar rustig in onze stoel
blijven hangen als we het nos-jour-
naal bekijken: vluchtende mensen,
uitgehongerde kinderen, vermoorde
soldaten.Ja, 't is wat tegenwoor
dig, maar ze moeten X nu toch eens
behoorlijk aanpakken!
Of ik generaliseer? Jazeker!, en het
doet me deugd te kunnen attenderen
op het aprilnummer van het gerefor
meerd maandblad voor jongeren Ri
sico. Dit geeft uitgebreid informatie
over Vietnam vanwege het meedoen
aan 'Jongeren voor Vietnam'. Dit is
typisch gereformeerd in de goeie
zin: de gereformeerde jeugd stapt er
niet in omdat anderen dat ook doen,
ze willen weten waarom en hoe. En
wie meent dat hij met lieden te
maken heeft, die een modern soort
werkheiligheid bedrijven, moet het
hele nummer maar eens nalezen.
Gelukkig hoeven we dus anno 1972
niet te zeggen dat de kerk, doende
alsof er buiten niets aan de hand is,
alleen maar vlijtig en luidruchtig
eigen "boontjes aan het doppen is.
Maar soms maakt de lectuur van een
stapel kerkbodes het je moeilijk,
deze opgewekte constatering staande
te houden.
Inmiddels zijn we wel een eind uit
de buurt van de herdrukte Stan
daarden geraakt, om van onze ver
liefde Tjalling maar te zwijgen.
DE LAATSTE PSALM
Voor veel kerkmensen is d( en
psalm (de 150ste) ook de n pen
kende en de mooiste. Op h» erjc
gezicht maakt dit lied de int
niet veel meer te zijn dan e j].
ongenuanceerd opwekken om
loven. Men moet daarvoor in
ming zijn, is een veelgehoorom
tie. Zoiets kan niet altijd. E ting
kan wel eens heel veel behot 1 vc
ben om te klagen of ruzie ttle i
Maar de psalm is niet zo o tel,
ceerd. In dé eerste plaats wojron
opgeroepen om God 'ergens' verg
nl. in zijn heiligdom, in zijn
uitspansel, volgt erop. Kraus
in het heiligdom hemel en a
elkaar raken. Nu, daar wil
loofd en geprezen worden, 1
ons ontmoet en waar Hij zelf
afspreekt. Want zoiets is er o 'd.
de mogelijkheid dat wij Hem
lei ongedachte plaatsen tegt
Hij spreekt met ons af: daar
We worden in de tweede pl 'S
opgewekt om God 'om iets' ege
Niet zo maar in het wilde
dichter noemt Gods machtig
en zijn geweldige grootheid,
veel onverklaarde en onverl
omstandigheden en gebeurtei
dit leven maar daar doorhee
we herinnerd worden aan ;kt*
doet. In zijn heil, met mensi
Christus, onze Heer. In d|
plaats wordt hier gesproken
instrumentarium. Alle mogel
ziekinstrumenten mogen de kie!'
nengedragen en bespeeld worei v
moet vooral gebeuren, zegt d
En je moet er ook maar
invoegen, ook al is dat ec
ongewoon. Je moet erin, in
maar eens je bank voor uitko
't niet te gauw gek vinden,
slotte moet vooral iedereen i
nl. alles wat adem heeft Dal
we niet op te sommen,
betekent gewoon: voor wie di
hoort. Iedereen hoort er bij
erom gaat in dit verwarde 1<
geweldig uitgangspunt gevo
hebben. Een plek waar ee
gehoord kan worden en waa
waarheid horen en licht kn
genezen worden van onze wat ,p
modeloosheid.
erki
rsit;
'erk.
inte
br
tek<
lcor
no e
tads
■aal
;eha
he'
t'.
rief
Ier
ik
Itel
idbi
'/2
NED. HERV. KERK
Aangenomen: de benoeming^-
stand in het past. te Mijdre
P. H. W. M. v.d. Meer de Wtf
em. pred te Utrecht.
Bedankt: voor Huizen: C. v.ij,
te Katwijk aan Zee.
GREF. KERKEN (VRUG.)
Beroepen: te Delfzijl en te
ve: D. Berghuis te Breda-Alml|
Bedankt: voor Schildwolde:
merman te Heemse.
GEREF. KERKEN (VRIJG.
Beroepen: te Loosdrecht: J.
fer, kand. te Kampen.
GEREF. GEMEENTEN
Beroepen: te Nieuwerkerk
W. C. Lamain te Grand Rapi<
Bedankt: voor Enschede en
gen: C. de Ridder te Nunspei
NED. HERV. KERK
Afscheid: van Rotterdam-C:
Waardenburg wegens emeril
Katwijk a. Zee: J. P. van
te Zeist; van Eibergen: A.
man wegens benoeming tot vlj
van Scheveningen: H. van
te Rijnsburg.
Intrede: te Middelburg: J. C.
uit Hardegarijp; te Zuidhoi
Stuif uit Ezinge; te Ridderki
Bos uit Ameide; te Zwolli
Geluk uit Dirksland; te Nijki
Snijders uit Warmond; te R1
A. van Duyne uit Rotterdaj
Lelystad: H. P. Swets uit Lunj
GEREF. KERKEN
Afscheid: van Amsterdam-
dam: G. M. W. Steen, ber. te
O.
Intrede: te Gorinohem: J. R.
uit Alteveer.
CHR. GEREF. KERKEN
20 april intrede: te Murmi
kand. A. v.d. Veer uit Apeldi
REM. BROEDERSCHAP
Afscheid: van Lochem: mej|
Dorhout-Mees, ber. te Vlaardii
De Rotterdammer
Nieuwe Haagse Courant
Nieuwe Leidse Courant
Dordts Dagblad
Uitgaven van
N.V. De Christelijke Pe|
Directie:
Ing. O. Postma, F. Diem
Hoofdredactie:
J.de Berg (waarnemend!
Hoofdkantoor N.V.
Christelijke Pers:
Voorburgwal 276 - 28(i^
Amsterdam. Postbus 85?^
Telefoon 020- 22 03 8^
Postgiro 26 92 74. Bant^
Ned. Midd. Bank (rek.nt^
69.73.60.768). Gem.girjT
X 500.