zoeloe kunst uit zuid-afrika
De muze in Vlaanderen (4)
NS-Lente-
dagtochten
Iets over de Wegenwacht
Witte zwanen, zwarte zwanen
„O
Barnett Newman
in het Stedelijk Museum
TROUW/KWARTET VRIJDAG 31 MAART 1972
KUNST 17
li
cf-.;
door G. Kruis
Zo omstreeks de eeuwwisseling
werd de negerkunst 'ontdekt'.
Voordien kende de destijds strak
en hoogmoedig aan eigen cul
tuurbeeld vasthoudende Euro
peaan alleen maar de 'rariteiten'
uit verre, vreemde en in zijn
ogen vooral ook 'onbeschaafde'
landen.
Rare maskers, gekke beelden en
wel aardige kleedjes En plot
seling en tegelijkertijd hoe
wel ze elkaar uiteraard ook wel
een beetje aanstaken zagen
een paar mensen het.
Picasso (om een heel bekende naam
te noemen), Braque, Derain, De Vla-
minck, Matisse vooral ook. Die had
den dan ook niet naar die maskers,
beelden of wat dan ook gekeken als
ethnologen of oudheidkundigen, niet
als wetenschapsmensen, maar als kun
stenaars.
Ze keken niet meer op die koloniaal-
goedgunstige beschermende school
meestersmanier, maar als mede-men
sen, als mede-kustenaars. Ze werden
getroffen door vorm en kleur, door de
monumentaliteit en fantasie, door de
vaak ongelooflijke expressiviteit.
Daéruit putten zij hun inspiratie,
dééruit ontstonden er volkomen ande
re vormidiomen, zó kwam het westen
tot kubisme en expressionisme.
En tot een soms volslagen losgeslagen
adoratie van ieder stukje houtsnij
werk ,als het maar uit Afrika kwam...
In Afrika daarentegen liep toen juist
de zaak vast: de échte, laat ik maar
zeggen 'klassieke', negerkunst was een
uitermate belangrijk onderdeel van
de religieuze cultus.
Kolonisatie, islam, christendom, be-
vrijdingsoorlogen, trek naar de ste-
1 den, verandering van velerlei waar
den, allemaal zaken, die de traditione-
I le kunst tot de kern hebben aange
tast. En een weg terug is er niet, is er
I bij de kunst nooit.
-j En toen trokken er wéér Europeanen
naar Afrika. Ze stichtten er kunst-
i scholen, academies en werkplaatsen.
Het werk uit een van die instituten,
het ELC Art and Craft Centre in
Rorkes Drift, Natal, is nu, tot 6 mei
te zien in de Galerie Pluymen, Zieker-
straat 38 te Nijmegen.
Dat centrum het omvat naast de
academie ook nog een huishoudschool
en werkplaatsen voor beeldhouwen,
I textielkunst en pottenbakken werd
in 1962 gesticht door de Zweedse
zending. Nu zijn de Lutherse kerken
(ELC staat voor Evangelican Luthe
ran Church) daar zelfstandig en ook
het Art en Craft Centre kan zichzelf
bedruipen. Er is nog wel een tweetal
Zweedse (en door de Zweedse kerk
betaalde) leerkrachten, de beeldhou
wer Otto Lundbohm en de schilderes
Malin Lundbohm.
Die doen daar. met anderen, zoals een
lerares uit Kaapstad (een pottenbak
ster) en een groep 'eigen' mensen
voortreffelijk werk. De tentoonstel
ling na veel moeite en tegenslagen
toch hier gekregen door twee enthou
siastelingen. Eimert Brandenhorst en
Klaas van Twillert laat dat op een
boeiende en vooral verrassende manier
zien. Want Natal staat nu niet be
paald bekend als een kunst-produce-
rende streek. Een gebied met een
stormachtige geschiedenis, dat wel,
wie nog voor-oorlogse boeken las,
weet het.
Zoeloe-land, het land van de Kaffers
(van het Arabische kafir ongelovi
ge) een tamelijk rustig en niet zo
belangrijk volk dat, en dat hoor je
(ADVERTENTIE)
'n Dagje feestelijk voor
jaar vieren. Naar de
heuvelruggen van de
Eifel of naar de Floriade,
naar Rotterdam/Blij dorp
of naar het Evoluon in
Eindhoven, naar het
Dolflrama in Zandvoort
of naar de Ke u ker f
Keuze uit 15 geheel
verzorgde dagtochten.
Alle inlichtingen vindt u
in de folder „Lente
dagtochten" die u op 't
station kunt krijgen.
voordelig uit met NS
ter-
wel meer, onder koning Tsjaka (1818-
1828) plotseling tot (een streng gedis
ciplineerd militair) leven gewekt
werd. Mannen kregen pas laat toe
stemming om te trouwen en dat was
niet zó bezwaarlijk want ook de jonge
vrouwen kregen hun taak in het leger
toebedeeld.
De zoon van Tsjaka, Dingaan, kreeg
het al gauw aan de stok met de
Boeren èn de Engelsen, een strijd, die
nog door een paar vorsten na hem
werd voortgezet, lot het land, zoals
dat destijds heette, onder Engelse
'protectie' kwam te staan. De rest van
de geschiedenis is bekend genoeg.
In ieder geval was het enkele decen
nia geleden zo, dat éls er daar nog
kunstenaars waren, die niets meer te
doen hadden voor medicijnmannen,
vorsten of geheime genootschappen.
Het zich steeds verbreidende toerisme
opende nieuwe mogelijkheden, althans
voor de broodwinning: de (gemanie-
reerde, bij honderdduizenden vervaar
digde) souvenirs verschenen en het
laatste restje kunst leek te verdwij
nen. En dat was niet alleen in een
toch al kunst-arm gebied al het zuid
en, overal waren culturen, juist door
wat wij 'civilisatie' gaan noemen, ge-
rr/'-i
Dit is een van de zestig Afrikaan
se dansmaskers, die tot 19 april
in de Galerie d'Eendt, Spuistraat
zijn.
Tegelijkertijd wordt er een expo
sitie gehouden van schilderijen
en beeldhouwwerken van de Ita
liaanse kunstenares Fulvia Levi.
doemd te verdwijnen.
Toen kwam de Cyrene-missie bij Bu-
lowayo in Rhodesië, de ateliers van
(particuliere) kunstenaars als Pierre
Lods in Poto Poto (Congo) en Piefre
Combes in Ivoorkust en de academies
in verschillende stedelijke centra, ver
spreid over heel Afrika. En het ELC
and Craft Centre in Rorkes Drift, waar
ze, bij wijze van spreken helemaal
opnieuw moesten beginnen.
Maar dan blijkt en nu ga ik
helemaal allen af op wat ik op deze
tentoonstelling zag dat het wonder
baarlijke gevoel, de ingewortelde aan
leg, die de Afrikaanse neger voor het
kunstzinnige bezit, niet kapot is te
krijgen. Nadat er heel lang bijna
niets gebeurd is, er in ieder geval
geen gunstig milieu was, komen ze
daar in Rorkes Drift in een kleine
tien jaar tijd met resultaten voor de
dag, die je gerust uniek kunt noemen.
De grote figuratieve wandkleden bij
voorbeeld, steeds door meerdere kun
stenaressen gemaakt, hebben iets vol
komen eigens. De mensen in Rorkes
Drift doen dan ook alles zelf, te
beginnen bij de ruw ingekochte kara-
kul of mohair wol. De oorspronkelijke
ontwerpen worden onderling zeer uit-
Van de vader van de 'postpain-
terly abstraction', de Amerikaan
se kunstenaar Barnett Newman
is tot 23 mei een grote over
zichtstentoonstelling te zien in
het Stedelijk Museum te Amster
dam.
Newman werd in 1905 in New York
geboren en heeft daar tot zijn dood in
1970 gewoond. Nog steeds wordt hij
in een adem genoemd met het ab
stracte expressionsime, dat na de
tweede wereldoorlog de eerste oor
spronkelijke Amerikaanse bijdrage
aan de moderne kunst was. Maar
hoewel verschillende kunstenaars uit
die hoek, zoals Kline, Pollock en
Rothko (kortgeleden in Boymans-Van
Beuningen) leeftijdsgenoten en vrien
den waren, ontwikkelde zijn eigen
kipist zich al sinds 1948 helemaal
onafhankelijk en in een volkomen
andere richting. Toen namelijk deelde
hij een klein roodbruin geschilderd
doek van een staand formaat vertikaal
in tweeën door een strook band op
het linnen te plakken. De strook
schilderde hij oranjerood. Later bleef
hij plakband gebruiken, maar hoofdza
kelijk om 'af te plakken'; op dit
voerig besproken en dan uitgevoerd
op een manier, die een grote vrijheid
van handelen mogelijk maakt.
De kleuren zijn warm en sprankelend
en de motieven hoe naïef van
verbeelding ze soms ook zijn getui
gen weer van dat aangeboren gevoel
voor proportie en compositie. Titels
als: 'De slang doodt een bok', 'Zoeloe
strijders', 'Een hete dag bij een
meertje' of 'Israël trok uit Egypte', een
kleed met een prachtig rode Rode
Zee.
kleine doek echter liet hij het zitten.-
Zo ontstonden, wat Newman 'zips'
noemde (smalle) banen, van verschil
lende kleuren. Dit eenvoudige motief
heeft Newman jarenlang consequent
uitgediept in allerlei formaten en in
diverse verhoudingen. Vlak voor zijn
overlijden begonnen de plannen voor
een overzichtstentoonstelling vaste
vormen aan te nemen. Het was daar,
door een langdurige miskenning van
zijn betekenis voor de Amerikaanse
schilderkunst nog steeds niet toe ge
komen. In de V.S. had hij na 1950
enkele eenmanstentoonstellingen ge
had. o.a. in Betty Parsons' Gallery en
in 1965 hoorde hij tot de kunstenaars
die de V.S. vertegenwoordigden op de
8ste Biënnale van Sao Paulo,. Eind
1958 was er voor het eerst een groep
van vier schilderijen van Newman te
zien in het Stedelijk, maar dat viel zo
uit de toon tussen het andere werk
(Jong Amerika schildert) dat er ei
genlijk helemaal niet meer over ge
praat werd. Eind 1965 verwierf het
Stedelijk Museum twee schilderijen
van Newman. Tot en met Tweede
Pinksterdag dus, Barnett Newman,
over wie een Amerikaanse criticus
eens schreef, dat die er op uit was om
te schokken, niet het publiek, de
burgerij, 'dat is al gebeurd. Hij houdt
ervan andere kunstenaars te schok
ken'.
door R. L. K. Fokkema
Evenals vroegere bloemlezingen als
van Dirk Coster (Nieuwe Geluiden),
van D. A. M. Binnendijk (Prisma)
karakteristiek zijn voor een bepaalde
trant van dichten, zo zijn dat ook
talloze bloemlezingen die na de Twee
de Wereldoorlog zijn verschenen, zo
wel in Noord- als in Zuidnederland.
In 1950 brengt Simon Vinkenoog een
elftal experimentele dichters voor het
voetblicht in Atonaal, (Waarin de
overmoedige uitlating: 'In 1950 begint
de Nederlandse poëzie'), in 1954 geeft
Paul Rodenko 'een bloemlezing uit'de
poëzie der avant-garde', die onder de
titel Nieuwe griffels schone leien in
1969 zijn achtste druk beleefd en een
experimenteel en Europees perspec
tief schetst in 1955 verschijnt Vijf 5-
tigers. een bloemlezing van Gerrit
Kouwenaar die zijn inleiding voorna
melijk baseert op het beruchte Mani
fest (1948) van Constant Nieuwen-
huys, dat de Cobra-groep lanceert. (Ik
kom terug op deze relatie tussen
poëzie en beeldende kunst). In 1955
stelt wijlen Jan Walravens Waar is de
eerste morgen?, samen, de tegenhan
ger van Atonaal, in 1960 verschijnt
een uitgebreide druk, en in 1967 leidt
Erik van Ruysbeek de derde uitgave
in. Intussen had Ad den Besten zijn
Stroomgebied (1953, derde zeer gewij
zigde en uitgebreide druk 1958) sa
mengesteld en in 1958 Dichters van
Morgen voorgesteld. Evenmin als de
bloemlezing Paradox van Peter Ber
ger hebben den Bestens bloemlezin
gen definitieve wendingen kunnen
aangeven. Dat proberen weer Ham
Sleutelaar en (wijlen) René Gijsen in
1960 met het Ooievaartje Met andere
woorden. Jonge dichters uit Noord en
Zuid. De bundel bevat zowel poëzie
die magisch is als poëzie die registre
rend een visie verbergt. Opponerend
hiermee, zou men de bloemlezing van
Werner Cranshof kunnen noemen.
Pijn en pijn verdwenen, waarvan de
Van de auteur Irwin Shaw, die
grote bekendheid kreeg door zijn
'De jonge leeuwen", is in 1969 in
Amerika een roman verschenen
onder de titel: 'Rich man, poor
man', die thans in het Neder
lands verschenen is als: 'Witte
zwanen, zwarte zwanen'. Het is
een lijvige roman, die zich zeer
goed lezen laat, een echt lees
boek, boeiend en zonder ogen
schijnlijke problematiek. Ik be
doel te zeggen, dat men de ro
man lezen kan zonder zich te
voelen betrokken bij de proble
matiek van het moderne leven.
De roman verhaalt van de lotgevallen
van de drie kinderen van een Duits
emigrantengezin. Een zoon slaagt
maatschappelijk bovenmate; hij wordt
een rijk man; een dochter vindt een
bescheiden levensgeluk na een leven
van ontucht en een tweede zoon, een
bruut, die bokser wordt, vindt het
ware. eerlijke levensgeluk, doch sterft
doordat hij de vrouw van zijn rijke
broer uit een ellendige situatie weet
te redden.
Een heel bbeiend boek, waarvan ik de
inhoud niet verder vertellen wil omdat
ik het leesgeluk van eventuele kopers
van deze zeer lezenswaardige roman
ondertitel de inhoud accentueert: Jon
ge Vlaamse esthetische poëzie.
Uit zijn inleiding citeer ik: 'De estheti
sche poëzie is voornamelijk een objek-
tenpoëzie''De zin van geboorte,
leven, dood, een op welk vlak gekoes
terd godsbesef, de krullende admini
stratie van elk sociaal kontakt, marte
laars. filosofen, politici, het waarom,
de verantwoordelijkheid, iedere overi
ge ideële draagwijdte: wat gaat ons
dat nog allemaal aan?' In deze woor
den schuilt geen verschil van mening
met de dichters die vooral registre
ren. echter gaan de jonge Vlaamse
estheten een stapje verder: 'Zij nam
de aktie over, maar werkte hoofdzake
lijk door in omgekeerde richting uit
hel objekt de schakeringen te halen
welke hierin absoluut en voor iedere
individualiteit in een andere gedaante
waren opgesloten''De werkelijk
heid veronderstelt zintuigen en omge
keerd. Omdat alleen de objekten een
poëtische aanloop kunnen uitlokken,
zal de dichterlijke aktie in hoofdzaak
zintuiglijk, sensitief en uiteraard aan
de oppervlakte geschieden wat elke
psychische synthese overbodig maakt,
zelfs uitsluit. Het objekt is momen
teel, de gevoelstoestand van de dich
ter is momenteel, zij hebben elkaar
gevonden'. Wie nu deze inleidende
woorden indachtig, de gedichten zelve
leest, kan toch eigenlijk zijn ogen
niet geloven. Want regels als gy schat
mij gering schat en/ik ring je ge
raamte' zijn toch vieujeu, terwijl iets
als 'in de aula van augustus/draagt
een dichterwitte ruiter/dadels en gou
den gebaren' nu ook niet zo nieuw
klinkt (wel mooi natuurlijk). Zo is er
meer mobis in de bundel, maar het
lijkt erop alsof pas deze dichters ge
heel door bovenmoerdijkse vijftigers
zijn beïnvloed. Zij vertegenwoordigen
een late nabloei ervan in de delta van
Noord en Zuid. Ik zie er niet een
dichter die lang van zich zal laten
niet verknoeien wil. Ik schrijf name
lijk niet voor een literair tijdschrift,
maar voor een dagblad.
'Witte zwanen, zwarte zwanen' is een
ongecompliceerde roman, een verhaal.
Het is echter daarnaast veel meer.
Het geeft een. uiteraard beperkt,
beeld van het Amerika van na de
oorlog tot nu toe. De Verenigde Sta
ten zijn een groot land met ongekend
vele complicaties van velerlei aard.
Niemand kan van een auteur vergen,
dat hij het geheel van die complica
ties in een enkel verhaal zal samen
brengen.
Dat is ook bij Irwin Shaw niet het
geval.
Maar hij geeft voor wie nauwgezet
leest, veel meer dan een boeiend
geheel van gebeurtenissen. En niet
dlleen laat hij de lezer een kijk op en
in de samenleving van de Verenigde
Staten hij tracht ook de mens als
zodanig te zien in zijn erbarmelijk
heid en in zijn verlangen naar geluk.
En dat laatste maakt de roman tot
een positief gericht boek. Het is tame
lijk gemakkelijk, de samenleving zoals
die zich ontwikkelt in Amerika nega
tief te belichten. Alleen maar nega
tief. Shaw doet dat niet. Hij doet het
ook niet positief. Hij vertelt, hij laat
zien, hij schrijft niet, althans niet
merkbaar geëngageerd.
Maar wie belangstelling heeft voor de
sociale en maatschappelijke problema
tiek in een land als de Verenigde
spreken, ofschoon Eddy van Vliet
(1942), Marcel van Maele (1931),
Mark Dangin (1935) geen onbekenden
zijn. Van Dangin citeer ik een gedicht
dat misschien het klimaat aangeeft,
maar waaruit de Vlaamse dichters
althans niet de juiste consequenties
hebben getrokken. Dat het tijdperk
der rozen en nachtegalen voorbij is, is
duidelijk in Noord en Zuid. In Zuid
heeft Snoek de consequenties wel ge
trokken in Gedrichten. Misschien
wordt de bundel richtinggevend, wan
neer de al te lachwekkende passages
voorbijgezien worden en jongere met
een wat minder plechtstatig taalge
bruik de 'hard-edge'-richting uitslaan.
Nu dan Dangin:
Waren de mensen geen kleurdieren
die in hoge hutten wonen
met de stijfbevroren adem
op de lippen
van een avondlijke drenkeling,
ik sliep, alleen het duister
als een behoedzaam waker
aan mijn voeten uitgestrekt.
Onder de hemel en de halfgedoofde
sterren
hoort men nog wel de schreeuw
van een late vogel,
een droomvogel
maar geen enkeling meer,
ook niet de eenzame,
vroeger een dichter,
leeft tussen rozen
en nauw te onderscheiden klanken.
Nieuwe mogelijkheden stipt Hugo
Claus aan, hij is niet voor niets de
Keizer der Vlaamse experimentelen
geheten, in de bundels Van horen
zeggen (1970) en Heer Everzwijn
(1970), bundels die na zijn verzamel
de gedichten, Gedichten 1948-1963
(1965), nieuwe geluiden laten horen.
(wordt vervolgd)
Staten zal toch ook in dit boek veel
vinden van wat hij zoekt: informatie
over de mens zoals die zich tracht te
vinden in een kapitalistische maat
schappij, 'als het er opaan komt, gaan
alle drie de kinderen mar de onder
gang. Er is geen ideaal, geen werke
lijk ideaal.
In dit boek gaat de mens troosteloos
ten onder. Maar dat is toch niet
helemaal waar. De drie kinderen vin
den een geschonken geluk, doordat zij
trachten, na veel ellende en worste
len, goed te zijn. Of er dan een sterft
of dat een derde zijn vrouw tracht te
behouden van de ondergang, doet er
niets toe. Geschonken geluk, maar een
menswaardig bestaan, een bestaan dat
zijn waarde vindt in het zoeken naar
goedheid. Daarom noem ik deze roman
een christelijke romah. Niet omdat
hij geschreven is met het doel, propa
ganda te maken voor kerk en geloof,
maar omdat hij, vermoedelijk onbe
doeld, geschreven is uit het verlangen
naar zuiverheid en goedheid, althans,
dat verlangen, levend in ieder mens
van goeden wille, gestalte geeft. Een,
nogmaals, boeiende roman, zeer posi
tief en ontroerend.
Bij Elsevier te Amsterdam en Brus
sel. Gebonden. Aantal bladzijden 710.
Irwin Shaw: 'Rich man, poor man'.
Nederlandse titel: 'Witte zwanen,
zwarte zwanen'. Vertaling van Dolf
Koning. Gebonden. Prijs ƒ24,50.
J. w. D.
Er is ook een dertigtal bijzonder
mooie kleden, voor wand of vloer, dat
doet er niet toe, met de traditionele
Zoeloe-motieven in wonderlijke wisse
lende toon-variaties. Tenslotte nog
een achttal sculpturen van twee kun
stenaars en een erg fijne 'collectie
ceramiek. Alles is te koop er zijn
al kleedjes van 65,-, 110,-, en
160,-, de sculpturen blijven alle
maal beneden de vijfhonderd gulden
en de opbrengst is voor het ELC
Art and Craft Centre in Zuid-Afrika.
Een uitstekend idee, dat ook nog een
heel plezierige tentoonstelling ople
verde.
In Nijmegen, bij de Galerie Pluymen.
tot 6 mei.
door J. van Doorne
Wie leest wat op de achterzijde van 'De wegenwacht is altijd vrien
delijk' van Carel Swinkels gedrukt staat, wrijft zich wel even de ogen
uit. Het boekje is een verzameling korte verhalen, bijeengebracht
uit het werk van Swinkels, eerder verschenen in de 'geografische
ruimte' tussen Amsterdam en Johannesburg. Swinkels heeft in 1971
de Poëzieprijs van de Grootkempische cultuurdagen gekregen. Het
jury-rapport wordt geciteerd; de bedoeling is dus kennelijk, dat de
geciteerde uitspraak ook geldt voor de proza-verhalen, die in 'De
Wegenwacht is altijd vriendelijk' bijeengebracht zijn. En dan lees ik:
'ijzige consequentie van de vakman, die niet terugdeinst voor de
subtielste transformatie, noch waar het zijn personages betreft, noch
waar het de geografische of historische ruimte raakt'.
Ik weet met zulke uitspraken niet
goed raad. Terugdeinzen, of liever:
niet terugdeinzen, en ijzige conse
quentie en daarenboven subtielste
transformatie. Wat betekent dat al
lemaal? Heeft de auteur met volstrekt
en acuut levensgevaar geschreven?
Heeft hij het allerschoonste dat maar
denkbaar is. voortgebracht?
Je moet zoiets niet lezen, voor je het
boek zélf gelezen hebt, want zulke
jubelende mistigheden maken je wre
velig. Daartegenover staat, dat op die
zelfde achterkant de auteur je met
een gezicht, dat bedriegelijk veel op
dat van Toon Hermans lijkt, aankijkt.
En dat werkt meteen gunstig. Ik wil
maar zeggen, dat kleinigheden een
barrière kunnen vormen of juist een
gunstige stemming kunnen wekken
voordat tot lezen wordt overgegaan.
Toch. zwaar til ik daar ook weer niet
aan, want wie, wrevelig of niet. 'De
Wegenwacht is altijd vriendelijk' gaat
lezen, is al na het eerste verhaal
verrukt. De bundel bevat vijf en twin
tig verhalen, eerder gepubliceerd in
tijdschriften van uiteenlopend karak
ter, zoals 'De Gids', 'De Katholieke
Illustratie' en 'Elseviers Weekblad'.
Verreweg het grootste deel van die
verhalen heeft mij zéér geboeid. En
de verhalen die mij niet zéér geboeid
hebben, hebben mij toch geboeid. Ik
wil hiermee zeggen, dat de bundel de
lezer enkele uren van onvertroebeld
leesgenot geeft.
Wat de bundel zo prettig maakt, is
dat nergens platituden te vinden zijn.
Geen vieze woorden, geen modieuze
uitdagingen ten opzichten van de le
zer die prijs stelt op behoorlijk
taalgebruik.
Maar dat is slechts een negatieve
kenschetsing. De verhalen zijn zeer
verscheiden van inhoud en karakter.
Er zijn zuiver realistische verhalen
bij, zoals 'Scherven rapen' (een
oorlogsverhaal) en 'De laatste dichter'
(een verzetsverhaal). Deze beide zijn
de langste uit de bundel. Ze behoren
tot de verhalen van de bundel die mij
minder gegrepen hebben dan de
meeste andere. Niet dat ze geen ver
dienste zouden hebben, maar ze zijn,
althans ze zijn dat voor mij, verwar
rend, onoverzichtelijk. Het laatste ver
haal vooral.
Waarom de verrader uit het verhaal
de laatste dichter moet zijn. is me bij
herhaald lezen niet duidelijk gewor
den. Wat niet wil zeggen, dat het
verhaal geen verdienste zou hebben.
Als tekening van de complexheid van
de mens heeft het die zeker. Mijn
bezwaar geldt dan ook meer de betite
ling en de opzet dan het verhaal zélf.
De andere verhalen zou men kunnen
rangschikken in drie groepen: de hu
moristische, de surrealistische (waar
onder enkele sprookjes) en de morali
serende. De laatste kenschetsing ver
eist enige uitleg: het is niet zo. dat
Swinkels aan het einde van zijn ver
halen die ik moraliserend noem, de
morele conclusie aan de lezer ver
schaft.
Nee, die moet de lezer zelf maar
trekken. En die is soms angstig ge
noeg. Ik noem hier het schokkende:
'Naar Mietje kijken', een van de be-
sehamendste verhalen die ik ooit in
mijn leven gelezen heb.
Het vertelt over een paar kwajongens,
logeetjes, die getracteerd worden op
een middagje bioscoop, maar er niets
aanvinden. Nee, dan 'naar Mietje kij
ken', dat is nog eens wat. En dat
blijkt dan het pesten te zijn van een
oude krankzinnige vrouw, vastgebon
den in een rolstoel op de bin
nenplaats van een gesticht.
De verteller, een neefje van de logee
tjes. is niets vermoedend meegegaan.
Hij moet overgeven van ellende. Maar
de neefjes begrijpen dat niet. Jam
mer, dat hun neefje nu net ziek
moest worden: 'Zo goed als vandaag is
Mietje maar zelden'. Zo goed wil dan
zeggen: zo verschrikkelijk woedend.
Zie de mens.
Ja, de moraal mag de lezer trekken.
De surrealistische, ofwel droom-verha-
len gelijken op sprookjes en hebben
een voortreffelijke sfeerwerking, soms
vermengd met kostelijke humor. Ver
rukkelijk onzinnig is: 'Dr. Bol en de
zwijgende rokers'.
Maar er zijn heel zinvolle bij, zoals
'Het geheim van oom Pinus', het
verhaal van een man die de bomen
kon horen spreken, en 'Oom Halmert
en de wereld der zielen'. Ik noem er
slechts enkele. De lezer ontdekke zelf
wat er allmaal aan verheugends m
de bundel te vinden is.
Nog even iets over de zuiver humoris
tische. Een zeldzaam verschijnsel in
de literatuur van vandaag: humor. Ik
noem enkele titels: 'De Wandelaar',
'Het bezoek aan dokter Himpe' en
vooral: 'De bijles van meneer Roel-
vink'. De humor van Swinkels is sterk
verwant aan die van de man op wie
bij zoveel lijkt: humaan beschaafd,
niet afgestemd op de verlangens van
de lolbroek, maar ontstaan uit wat
soms heel tekenend 'binnenpret' ge
noemd wordt. Ik heb erg veel van die
verhalen genoten. Er is grote wijsheid
in.
In al de verhalen is een 'ik' en die
'ik' vertelt steeds weer. van ooms.
tantes en neven. Weliswaar krijgt de
lezer de indruk, niet met een familie
maar met een stam te maken te
hebben, maar Swinkels suggereert
hier toch een bepaalde relatie mee.
een verband dat authentiek lijkt en
de lezer daardoor niet dwingt, bij elk
verhaal weer in een nieuw menseüjk
verband te worden ingeleid. De lezer
blijft op bekend gebied.
Door literaire bonzen zullen deze ver
halen wel niet tot de literatuur gere
kend worden. Het zij zo. Ik reken ze
er wel degelijk toe. Ik ben er heel
gelukkig mee, want de speelse toon
en de ogenschijnlijke luchthartigheid
doen ze gemakkelijk lezen door ieder
die slechts vermaakt wil worden (iets
dat zeker niét verwerpelijk is), maar
zij versluieren een hunkering naar
geluk en zuiverheid. Zij, die
speelsheid en luchthartigheid, bedek
ken soms diep verdriet en wanhoop
om wat bestaat. En openbaren die
tevens.
In verscheidene verhalen is dat ver
langen naar een bestaan zonder schen
nis gesymboliseerd in het opstijgen
vanuit een al te benauwd geworden
aarde: de lezer zal het bij het lezen
wel ontdekken.
Carel Swinkels: 'De Wegenwacht is
altijd vriendelijk'. Bij 'Orion' (N V.
Desclée De Brouwer) Utrecht. Aantal
bladzijden: 252. Paperback.