Drie Amerikanen
in Rotterdam
De muze in
Vlaanderen III
i
«Een film die tot 'niets' leidt
■s«*Tc<m
Avondje uit?
Avondretour!
Enkele reis
+één kwartje
Jonger dan 21?
Dan een maand
door heel Europa
sporen voor
f240.-
«TROUW/KWARTET VRIJDAG 24 MAART 1972
door G. Kruis
['Kunst', zei de Amerikaanse kun
stenaar Robert Morris eens, 'is
tunst omdat het zo bekeken
wordt'. Dus (bijvoorbeeld) zodra
iets in een (kunst-) museum
komt te hangen of te staan,
wordt het kunst. Want men gaat
ïaar een museum om kunst te
jien. Zoals nu, naar Boy mans-
Van Beuningen, het Rotterdamse
nuseum, dat de laatste jaren op
vallend veel Amerikaanse kun-
itenaars presenteerde en zelfs
ntroduceerde.
Rauschenberg, Lee Bontecou,
Uien Jones, R. B. Kitaj, Jim
)ine, Richard Smith, Man Ray,
lark Rothko en George Segal nu
Irie, nog vrij jonge en in Neder-
and nog niet zó bekende kun-
tenaars. Joe Goode, Edward
tuscha en Kenneth Price.
)e laatste twee waren een paar jaar
eleden vertegenwoordigd op de
lindhovense Kompas 4-tentoonstel-
ng, waar de kunst van de Ameri-
aanse Westkust geïntroduceerd werd.
Vant daar komen deze drie vandaan,
it Los Angeles, dat in de loop der
aren, zo lees ik in de catalogus, San
rancisco voorbij streefde als kunst-
entrum. Hoe zo'n 'broedplaats' ont
laat, kun je eigenlijk nooit precies
aststellen, 't Zal meestal wel iets te
laken hebben met het verlaten van
en plaats, waar het artistieke klimaat
iet gunstig is voor ontwikkelingen
an bepaalde aard. Vandaar dat er in
ö'n wat nieuwer centrum aanvanke-
jk veel geestverwantschap is op te
erken. Overigens moet je heel voor-
chtig omspringen, vind ik, met het
erdelen van die centra in categorieën
an belangrijkheid. Want wie maakt
at eigenlijk uit? Wie is hij, die
«weert dat, laat ik maar zeggen,
arijs heeft afgedaan, dat daar totaal
iks meer gebeurt, dat je voor de
ezenlijke ontwikkeling van de beel-
ende kunst naar Londen moet, nee,
aar New York of nee, naar Los
ngeles. Daarentegen wil Ik ook heie
aal niet ibeweren, dat er in Parijs
ADVERTENTIE
De Internationale
Spoorweg Unie bestaat
50 jaar en trakteert!
Wie nog geen 21 jaar is,mag
van 1 maart t/m 30
november een maand lang
onbeperkt per trein door
19 Europese landen reizen
voor f 240.-.
Bovendien: reducties op
vele autobuslijnen,
bootverbindingen enz. en
50% reductie op treinreizen
in eigen land.
Vraag op 't station naar de
d folder over de kaart Inter-
Jlê
wèl wat gebeurt en in Los Angeles
niet.
't Gaat erom. dat er overal en altijd
wel iets aan de hand is en dat ik
wil het echt eens een keer kwijt
niemand het recht heeft vast te stel
len wat de ander moet zien als de
meest markante kunst-uiting van zijn
tijd. Toch gebeurt dat zonder blikken
of blozen. Met een hoogmoed die, als
je er goed over nadenkt, aan het
ongelooflijke grenst. Met een zeker
heid. die je niet voor mogelijk houdt,
worden de paradepaardjes gepresen
teerd Tegenspraak wordt niet geduld.
Iemand, die er blijk van geeft het
allemaal een beetje anders te zien.
wordt medelijdend bekeken. Zo van:
hij kan er ook niets aan doen, dat hij
het niet ziet. Laten overigens de men
sen die, hoewel ze toch geregeld mu
sea bezoeken, het dikwijls niet zo
direct 'zien', toch alsjeblieft blijven
kijken.
Ook nu weer, in Rotterdam. Want net
zo min als je iets maar één-twee-drie
kunt verheffen tot 'het belangrijkste',
kun je het na ampele beschouwing
afdoen als alleen maar onzin. Je moet
er zo al van uitgaan, dat er naast en
buiten je eigen misschien wel wat al
te vast omlijnde wereldje, zich heel
wat afspeelt, waar je totaal geen notie
van had. Dan kan je wel eens ontdek
ken dat wat je tot nu toe als bedrog,
als troep of op zijn best als waanzin
hebt gezien, toch altijd ook pogingen
zijn, iets menselijks uit te drukken.
Dat iets, hoe ver het ook van je af
staat, gewoon zonder meer mooi kan
zijn. Of dat, zoals bij deze drie Ameri
kanen, het technisch allemaal fijn in
elkaar zit.
Dat is naast de hen sterk bezighou
dende belangstelling -oor de tegen
stelling 'werkelijkheid-illusie' en een
nadrukkelijke thema-gebondenheid
een stukje van die al eerder genoem
de geestverwantschap. Overigens ver
werken ze die problematiek als het
dat al is, want waarom zou het ook
niet zo maar een vondst zijn. een
aanleiding, een ideetje om tot iets te
komen? op een volkomen eigen
manier. Ik bedoel, dat er geen sprake
is van 'school'-vorming. Joe Goode's
meest voorkomende thema is een wol
kenlucht. Hij doet er van alles mee,
foto's van wolken, die soms échte
fotografieën zijn, soms getekende,
waaien in velerlei stadia van verkreu
keld, verscheurd of verfrommeld zijn.
langs weer andere wolkenlucht.
Werkelijkheid-allusie: grote litho's van
(weer) wolkenluchten met een sterke
ruimtewerking Maar daar zet Goo
de dan een nuchtere domper op door
die bladen het aanzi ente geven, dat ze
eens gevouwen waren. Die vouwen
geven een nadrukkelijk idee van echt
heid. maar blijken dan weer te zijn
getekend. De middenzaal van het
prentenkabinet waar deze tentoon
stelling tot en met 30 april te zien zal
zijn wordt ingenomen door pren
ten en boeken van Edward Ruscha,
die vooral bekend werd door zijn
'letter'-schilderijen.
Hij schildert die letters op een ma
nier, die drie dimensies suggereert.
Het woord 'Nnnie' op het bekende
schilderij van die naam, s c h ij n t
geschilderd met stroop, maar 't is
(nog) olieverf. De meeste van zijn
letter-litho's en zeefdrukken op deze
expositie zijn ook zo gedaan. Het
woord 'Adios' bijvoorbeeld ziet eruit
alsof het met druppelend bloed werd
geschreven en allerlei andere woorden
krijgen een bepaalde gerichte sfeer
door de kleur. Ook vormt hij, zoals
bij 'Sin', letters die vervaardigd schij
nen te zijn uit blaadjes papier, die
dan van bovenaf belicht worden, 't Is
allemaal erg knap gedaan, kijk maar
naar zo'n enorm grote zeefdruk als
die met de duizenden vliegjes.
Toch komt het bij mij allemaal
meer over als een luchtig speeltje dan
als een wezenlijk zoeken naar nieuwe
wegen en mogelijkheden, 't Zijn vaak
door R. L. K. Fokkema
Edward Ruscha
zo heel duidelijk 'vondsten'. Ruscha
maakt bijvoorbeeld eerst een serie
letters, die eruit zien alsof ze inder
daad van honing, stroop of iets derge
lijks zijn en keert daarna dan de zaak
om door een serie woorden 'News,
Mews. Pews, Brews, Stews and Dues'
in statische gotische letters te druk
ken met, zoals dat in de catalogus
heet 'organische stoffen'. News. om
een voorbeeld te noemen met pastei
vulling en rode zalmkuit, Brews met
smeerolie en kaviaar en Stews met
gekookte bonen, kaviaar, verse aarbei-
den, kersentaartvulling, mango chut
ney, tomatenpuree, narcissen, tulpen
en bladeren.
Als je dat allemaal niet weet, zie je
het ook niet: de bladen zien eruit als
gewone zeefdrukken, alleen de kleur
tjes zijn een beetje flets. Heel anders
dus dan de ook met allerlei 'organi
sche stoffen' samengestelde kunstwer
ken van de Zwitser Diter Rot, die het
van het bederven moeten hebben, 't
Is allemaal erg 'verzonnen' en de
belangrijkste achtergrond lijkt me de
verbijzondering, een inspelen op de
kennelijk grote behoefte aan het 'lek
ker gekke'. Zo is er bij zijn 'boeken'
een uitgave,die 'Stains' heet, Vlek
ken: 78 losse bladen in een leren
doos. 76 vlekken elk op een apart vel
papier, vlekken van kraanwater, melk,
oliën, eau de cologne, urine (uiter
aard, zonder dót schijnt dit soort
experimenten niet te kunnen) en
tenslotte op de met zijde beklede
binnenzijde van de doos een
bloedvlek van d^ kunstenaar. Verder
fotografeerde hij alle huizen aan bei
de zijden van Sunsetstrip Wim
Gijzen doet bij ons die dingen en
maakte er een vouwboek van, 't werd
een strook van zeven-en-een-halve me
ter. Ook fotografeerde hij vier en
dertig parkeerplaatsen in Los Ange»
Kenneth Price
Joe Goode
Edward Ruscha, Eye, 1969, litho
les; negen zwembaden en een gebro
ken glas en 21 gebakjes en maakte
daar 'boeken' van.
Ik zie dat allemaal niet zo zitten,
evenmin als dat kopjes-complex van
-Kenneth Price, 't Is even interessant,
maar verveelt direct. In Eindhoven
heb ik destijds hele mooie ceramiek
van Price gezien. Hier is alleen gra
fiek. Er is geen blad zonder kopjes,
kopjes zonder meer of in interieur.
Kopjes die een beetje doen denken
aan het precolumbiaanse aardewerk,
met figuurtjes, kikkers of naakjes als
handvat of kopjes, die gedragen wor
den door een schildpad of een hage
dis. De kleuren zijn hard en fel. In
de catalogus lees ik, dat Price al in
1960 begon met het maken van litho's
van theekopjes, hij doet dat nu nog
steeds: 't enige wat hij eraan toevoegt
is een wat star decor.
Na het bekijken van deze expositip
dringt die steeds terugkerende vraag
zich dan weer met hernieuwde hevig
heid op: vanwaar toch die bijzondere
internationale belangstelling voor be
paalde kunstenaars, terwijl je toch
overal, in galerietjes in binnen- en
buitenland meermalen kunstenaars
ontmoet, die minstens zo inventief,
zeker zo origineel zijn cn die vooral
heel wat duidelijker kenbaar maken
waar ze eigenlijk mee bezig zijn. Mis
schien is die duidelijkheid juist wel
hun struikelblok
De vroegere poëzie van Paul Snoek
exploreert de ruimten van een denk
beeldige wereld die bovendien nog
onecht aandoet, de poëzie van zijn
tijdgenoten onderzoekt de ruimte van
het zintuiglijk leven en sluit als zoda
nig aan bij de poëzie van Hollandse
Vijftigers. Voor Hugues C. Pernath is
de poëzie een middel tot zelfexplora
tie en een middel tot plaatsbepaling
te midden van zijn lotgenoten, de
mens. De cerebrale en hermetische
poëzie van Pernath is even uniek in
Vlaams gezelschap als de idealistische
poëzie van Snoek. Waar de laatste
met typisch poëtische middelen werkt,
is Pernath de dichter die de grenzen
van de taal en de metaforiek onder
zoekt teneinde zo dicht mogelijk zijn
kern en de nog ongehoorde waarheid
omtrent zichzelf te benaderen. De on
doordringbaarheid van zijn gedichten
maakt hem tot een eenzame; het is
beter deze redenering om te draaien
en te zeggen dat de diepe eenzaam
heid cn verlatenheid van zijn poëzie,
een gevolg is van menselijke eenzaam
heid. Voor hem geldt wat T. S. Eliot
over een 'moeilijk' dichter heeft ge
zegd: 'er kunnen persoonlijke oorza
ken zijn die het een dichter onmoge
lijk maken, zich anders dan op een
duistere wijze uit te drukken, dit
moge dan al spijtig zijn, maar wij
zouden toch. dunkt mij, blij moeten
zijn dat de man, hoe dan ook, in staat
was, tot zelf-expressie te komen.'
Zo wordt Pernaths poëzie een soort
therapeutische poëzie die een kathar-
sis op het oog heeft.
Iemand die geldt als de gangmaker en
voorlichter van de moderne Vlaamse
poëzie. Paul de Vree. schrijft: 'Een
sociaal verminkt mens want ont
goocheld zowel in vriendschap en lief
de en betrouwen gaat Pernath
een verminkte zin componeren, zo
cryptisch, d.i. gesluierd van aspect,
dat alleen scherven van gevoeligheid,
beklemming en ergernis nog toelaten
hem te benaderen' Elders schrijft
dezelfde dat voor Pernath de taal het
masker van de dichter is, die in het
'blijvend, bleke woord' 'het trots ge-
boortespoor voltrekt'. De taal vormt
zijn instrument waarmee hij de tra
giek van het leven kan overwinnen.
Niet toevallig heet de bundel waarin
Pernath zijn poëzie uit de jaren 1955-
1960 heeft verzameld, Instrumentari
um voor een winter (1963). In Mijn
gegeven woord (1966) staat de poëzie
d;e hij tot 1964 heeft geschreven.
Evenals Snoek schrijft hij de laatste
tijd gedichten die inspelen op de
politieke realiteit van vandaag.
De jury die hem bij monde van Karei
Jonckheere in 1961 de Arkprijs van het
Vrije Woord uitreikt, erkent in haar
rapport eveneens de harmonie tussen
'de uiterlijke gedraging' van zijn vers
en de te bevroeden innerlijke nood
zaak ervan. De jury onderkent als
themata van deze poëzie 'de vaderen,
de ouders, de genegenheden' en als
toonzetting' een mompelend branden'.
Daarin komt tot uitdrukking de on
macht van één die misschien een vaag
visioen heeft van een onherhaalbaar
Pinksterfeest, als zodanig is ten
minste naar mijn gevoel het volgende
te lezen:
Gespleten, oud een hart geworden
moest de tempel anders spreken,
hoog de eerste zoon, kan niets
het sterven van de aarde dragen.
Figuur uit niemand, verdwaald
een kleine beker, icarme adem.
Met vele handen, dit levend stil
der fluisterstemmen bracht een wolk
de drempeltaal, een mompelend bran
den.
En elders-
In passie, staal en zoeken
genoeg vergeten vlakten, werd koud
ivat ik een glimlach noem.
Ofschoon Pernaths poëzie niet in een
ogenblik valt te begrijpen, laat zijn
poëzie en ontwikkeling zien van zoe
ken naar de oorzaken van zijn een
zaamheden (verlies van liefde tot in
dividu en collectief) over het explore
ren van die eenzaamheid naar zoeken
van gemeenschap. In het contact met
de lezer van zijn gedicht hoopt hij op
begrip voor zijn isolement dat hij
zowel tracht op te heffen als te
versterken. Daaraan lijdt hij én zijn
poëzie. De hardheid, ondoorgronde
lijkheid ervan is een middel om niet
aan elegische weemoed te bezwijken.
Hoewel hij op zoek is naar zichzelf,
vriendschap en liefde, wenst hij hier
aan inherente emoties niet bloot te
geven. Zijn grootste kwaal is het
leven zelf:
Dit was mijn beven. Het erven
En het dulden van de verkeerde klem
toon,
De onbewogen wacht der herinnering
In een vaderland van vreemden, de
gunsten
Van de maaier die de maten meet
Ik ben nu drieëndertig jaar,
Na de avond kroop ook middernacht
voorbij
En tergend treedt de tijd
De tederheid tegemoet. En schuldig
En ver en verder, ligt laag
Sinds lang dit land.
Mijn leven, van kreet tot reutel
Blijft mijn wreedste dood.
De verstaanbaarheid van Paul Snoek,
wiens poëzie gemakkelijk valt te in
ventariseren, staat lijnrecht tegenover
de moeilijkheid van Pernaths poëzie.
Het merkwaardige is evenwel dat ik
Pernaths poëzie eerlijker en echter
vind klinken dan die van Snoek. Per
nath worstelt en komt nauwelijks bo
ven, Snoek speelt. De poëzie van de
laatste ontspruit niet van een inner
lijke noodzaak, die van Pernath wel.
Daarbij komt dan, eerlijkheidshalve
dient dit opgebiecht, dat de poëzie
van Vlamingen in bovenmoerdijkse
oren altijd wat overdreven aandoet,
zwaarwichtig of al te jongensachtig.
Het is niet onwaarschijnlijk dat de
Zuidnederlander het Nederlands niet
durft af te vallen uit vrees overwel
digd te worden door het Frans. De
brave taal die de dichters spreken, is
vaak die van het stadhuis en doet in
Noordnederland vreemd aan. De enige
dichter die die gevoelens niet op
roept, is Hugo Claus. Maar misschien
klinkt die in Vlaamse oren, wel weer
bovenmoerdijks.
(ADVERTENTIE)
Voordelig reizen
na 6 uur 's avonds.
(Elke avond, behalve
vrijdags en zondags.)
voordelig
uit met NS
EN
ts
door dr. H. S. Visscher
De lokatie van Robert Altmans
film 'McCabe and Mrs. Miller'
is uniek. Het is een minuscuul
mijnbouwstadje in opbouw,
Presbyterian Church, dichtbij
de noordelijke grens van Ameri
ka, temidden van een onherberg
zaam winters landschap en don
kere, ontoegankelijke bossen. Er
^4s aan decor en lokatie enorm
iHveel aandacht besteed, zodat er
4 een sterke authenticiteit van
T overkomt. Toch krijgt men nooit
.-een overzicht van het stadje:
■»|!men ziet het bij brokstukken,
I I Ij fragmenten, afzonderlijke ge
bouwen, een kerk. De indruk
van iets onafs vindt een duide
lijke versterking in de aard van
de bouwsels, die veelal nog hou
ten staketsels in opbouw zijn, of
al wat oudere gebouwen die al
weer in het stadium van afbraak
of vergaan verkeren. Het kerkje
imag dan de hele film door als
'een schijnbaar geheel voltooid
,'bouwwerk boven het plaatsje
uittorenen maar tegen het
einde van de film blijkt het in
terieur allesbehalve 'af' te zijn:
veeleer lijkt het op een opslag
plaats van timmerhout en afval
41
W
Dl
VI
:n
Niet alleen daarin brengt Altmans
film bewust en opzettelijk de indruk
eldqvan het onafgemaakte aan de toe-
nt. schouwer over. Men vindt het ook
terug in de beeldvorming, bijvoor-
beeld in die van de aanvangssekwen-
tie, waarin wij McCabe de dorpsher
berg zien betreden om er zijn gok
spel te introduceren. De camera tast
nijver het interieur van de herberg
af, maar levert in feite slechts heel
wazige, onderbelichte beelden op,
alsof er iets niet in orde is hetzij
met de belichtingstechniek, hetzij
met de filmprojektor. Mogelijk kijkt
men daar onwennig en vreemd tege
naan, maar dat zal men dan zeker
ook doen t.a.v. het plot, dat wel in
heel sterke mate 'onaf is, in zoverre
dat het steeds bepaalde 'aanzetten'
levert die vervolgens in korte tijd
verlopen of helemaal van het doek
verdwijnen. Neem alweer het
begin: de intocht van McCabe in
Presbyterian Church. Zoals hij daar
op de smalle hangbrug staat, die
naar de herberg leidt, roept hij
ogenblikkelijk de herinnering op
aan een stereotypering: de geslepen
beroepszwendelaar terwijl hij te
gelijk het 'aureool' meekrijgt een
gevaarlijk pistoolschutter te zijn, die
een moord op zijn geweten heeft.
Maar al die opgewekte 'verwachtin
gen' lopen op niets uit: McCabe
blijkt helemaal niet zo'n zwendelaar
te zijn en evenmin een revolver-
held, al bindt hij dan aan het slot
in z*n eentje de strijd aan tegen
drie moordenaars zoals eenmaal
de sheriff uit 'High Noon'..In fei
te is hij een tamelijk naieve zaken
man, die helemaal niet beseft wat
het betekent, in de klauwen van het
grootkapitaal terecht te komen, en
die ook tegenover de markante mrs.
Miller allerminst een 'heldenrol'
speelt. Tussen hem en mrs. Miller is
wel 'iets', maar ook dat blijft voor
de toeschouwer tamelijk onaf. Mrs.
Miller doet haar intrede in het stad
je, als McCabe daar al van zijn met
spelen verdiende geld, een soort pri
mitief bordeel heeft opgezet, dat in
die geïsoleerde mannenomgeving on
getwijfeld een kans van slagen zal
hebben. Mrs. Maller arriveert uit 'de
grote stad' en gaat samen met MoCa-
be een veel groter, 'verfijnder' en
winstgevender bordeel opzetten. Dan
tracht de mijnbouwmaatschappij de'
ze florerende business van McCabe
los te kopen, Mc Cabe weigert op
het aanbod in te gaan en krijgt pas
later door, dat hij daarmee zijn
leven op het spel gezet heeft. Drie
huurmoordenaars openen de jacht
op hem, en al weet McCabe ze alle
drie neer te schieten, hij verliest er
zelf ook het leven bij, terwijl mrs
Miller op datzelfde moment zichzelf
in de opium wegdroomt in een van
de opiumkitten in het Chinese ge
deelte van het stadje.
Uit alles wat tot nog toe beschreven
is, valt op te maken dat Altmans
film in het genre van de 'western'
ligt zonder echter een 'western' te
zijn. Het is een heel eigenzinnige
dwarse film, zoals men die van de
maker van 'M.A.S.H.' kan verwach
ten. En men krijgt er al heel gauw
oog voor, dat men maar niet al te
sterk naar een continu verhaal, een
'ontwikkeling' moet kijken. In feite
is het waarschijnlijk veel zinniger
om te letten op de song van Leo
nard Cohen, want daar lijkt de veel
meer op geënt: het is de rechtstreek
se 'vertaling' van een geweldig brok
lyriek over de onmacht om in het
leven iets 'rond' te krijgen, voordat
het weer vergaat en verglijdt in het
absurde. Evenals in 'M.A.S.H.' kon-
fronteert Altman ons met de absur
diteit van het bestaan, maar nu niet
in het kolderieke, maar in een ein
Warren Beatty (midden) in Mc Cabe en Mrs Miller.
deloze, trieste weemoed om de
vluchtigheid en voosheid van mense
lijke bestaanvormen en relaties. Het
is opvallend hoezeer de 'dingen' aan
wezig zijn in Altmans film: houten
balken, bouwsels, een stoomwagen,
een ouderwetse muziekmachine.
sneeuwvlokken..En heel duidelijk
is de suggestie van een 'verdinglij-
king' van de mensen, zodra hun rol
is uitgespeeld. Een boerenknecht
wordt midden op de hangbrug k
bout portant neergeschoten door een
van de huurmoordenaars. Hij tui
melt over de leuning heen in de
halfbevroren bergstroom, en wordt
daar a.h.w. teruggetrokken in 'de
natuur'; een ding waar een paar
dorpelingen zonder enige affiniteit
naar staan te staren. De camera
dringt op de noodlottige plaats in:
er is een vaag vermoeden van twee
handen die boven het ijs uitsteken;
een gezicht is al niet meer te onder
scheiden.
En aan het slot zien we hetzelfde
gebeuren met McCabe. Na met zijn
belagers afgerekend te hebben in
een allesbehalve heroïsch gevoerde
strijd sterft hijzelf ook. buiten,
in de metershoge sneeuw. De
sneeuwvlokken bedekken hem en
zijn karakteristieke bolhoed en op'
een gegeven moment is er niets
specifieks menselijks meer te ont
dekken: onder het in-dringende oog
van de camera is hij een vormeloze
vorm, een ding-in-de-sneeuw gewor
den En eigenlijk is mrs. Millers
verslaafdheid aan opium tot twee
maal toe in de film naar voren
gebracht niets anders dan een
parallel van dat 'uitwis'-procédé.
Altman is een avontuurlijke, eigen
gereide filmer dat blijkt uit alles.
Het enige consistente van zijn film,
is de hardnekkigheid waarmee hij
iedere opgeroepen 'vorm' de mist
in stuurt, ieder verwachtingspatroon
laat derailleren, ieder stereotiep on
der de vingers doet afbrokkelen, en
in feite alles afbreekt wat hij be
gint. Zijn film .leidt letterlijk 'tot
niets' tot het ding-in-de-sneeuw.
Maar daar gaat de film juist over:
daarop is alles beeldvorming, be
lichting, plot gericht. Over hoe
de dingen 'een gezicht' krijgen
en het weer verliezen. Een van Alt
mans kleine en tot-niets-leidende ne
venmotiefjes is het gegeven van de
ijdele barman, die zo bezig is met
de juiste vorm van zijn snor: hij is
bezig zichzelf 'een gezicht' te geven.
En datzelfde geldt uiteraard voor
McCabe zelf, gespeeld door Warren
Beatty zoals geen ander dat zou
kunnen: een vreemde vogel, die met
bolhoed en sigaar 'zijn gezicht'
schept in Presbyterian Church, om
het ook even snel en onherroepelijk
weer te verliezen. Men mag van de
film misschien een verwarde 'on
affe' indruk meenemen Beatty's
McCabe is onvergetelijk. De scènes
tussen hem en Julie Christie als
mrs. Miller zijn veelal erg grappig
en roerend ook al wordt hun
relatie nooit werkelijk uitgewerkt.
Er is moed voor nodig om een film
zó te maken als Altman deed, zó
nadrukkelijk 'onvoltooid', waar het
grote publiek juist de kant en-klare
voltooidheid verwacht. Maar juist
door met die verwachting te spelen,
maakte hij een film van een naar
mijn gevoel onvergetelijke lyrische
impact over de vluchtigheid en ab
surditeit van het 'menselijk leven'.
Een erg ongewone en erg belangrij
ke film-