Drie Amerikanen in Rotterdam De muze in Vlaanderen III i «Een film die tot 'niets' leidt ■s«*Tc<m Avondje uit? Avondretour! Enkele reis +één kwartje Jonger dan 21? Dan een maand door heel Europa sporen voor f240.- «TROUW/KWARTET VRIJDAG 24 MAART 1972 door G. Kruis ['Kunst', zei de Amerikaanse kun stenaar Robert Morris eens, 'is tunst omdat het zo bekeken wordt'. Dus (bijvoorbeeld) zodra iets in een (kunst-) museum komt te hangen of te staan, wordt het kunst. Want men gaat ïaar een museum om kunst te jien. Zoals nu, naar Boy mans- Van Beuningen, het Rotterdamse nuseum, dat de laatste jaren op vallend veel Amerikaanse kun- itenaars presenteerde en zelfs ntroduceerde. Rauschenberg, Lee Bontecou, Uien Jones, R. B. Kitaj, Jim )ine, Richard Smith, Man Ray, lark Rothko en George Segal nu Irie, nog vrij jonge en in Neder- and nog niet zó bekende kun- tenaars. Joe Goode, Edward tuscha en Kenneth Price. )e laatste twee waren een paar jaar eleden vertegenwoordigd op de lindhovense Kompas 4-tentoonstel- ng, waar de kunst van de Ameri- aanse Westkust geïntroduceerd werd. Vant daar komen deze drie vandaan, it Los Angeles, dat in de loop der aren, zo lees ik in de catalogus, San rancisco voorbij streefde als kunst- entrum. Hoe zo'n 'broedplaats' ont laat, kun je eigenlijk nooit precies aststellen, 't Zal meestal wel iets te laken hebben met het verlaten van en plaats, waar het artistieke klimaat iet gunstig is voor ontwikkelingen an bepaalde aard. Vandaar dat er in ö'n wat nieuwer centrum aanvanke- jk veel geestverwantschap is op te erken. Overigens moet je heel voor- chtig omspringen, vind ik, met het erdelen van die centra in categorieën an belangrijkheid. Want wie maakt at eigenlijk uit? Wie is hij, die «weert dat, laat ik maar zeggen, arijs heeft afgedaan, dat daar totaal iks meer gebeurt, dat je voor de ezenlijke ontwikkeling van de beel- ende kunst naar Londen moet, nee, aar New York of nee, naar Los ngeles. Daarentegen wil Ik ook heie aal niet ibeweren, dat er in Parijs ADVERTENTIE De Internationale Spoorweg Unie bestaat 50 jaar en trakteert! Wie nog geen 21 jaar is,mag van 1 maart t/m 30 november een maand lang onbeperkt per trein door 19 Europese landen reizen voor f 240.-. Bovendien: reducties op vele autobuslijnen, bootverbindingen enz. en 50% reductie op treinreizen in eigen land. Vraag op 't station naar de d folder over de kaart Inter- Jlê wèl wat gebeurt en in Los Angeles niet. 't Gaat erom. dat er overal en altijd wel iets aan de hand is en dat ik wil het echt eens een keer kwijt niemand het recht heeft vast te stel len wat de ander moet zien als de meest markante kunst-uiting van zijn tijd. Toch gebeurt dat zonder blikken of blozen. Met een hoogmoed die, als je er goed over nadenkt, aan het ongelooflijke grenst. Met een zeker heid. die je niet voor mogelijk houdt, worden de paradepaardjes gepresen teerd Tegenspraak wordt niet geduld. Iemand, die er blijk van geeft het allemaal een beetje anders te zien. wordt medelijdend bekeken. Zo van: hij kan er ook niets aan doen, dat hij het niet ziet. Laten overigens de men sen die, hoewel ze toch geregeld mu sea bezoeken, het dikwijls niet zo direct 'zien', toch alsjeblieft blijven kijken. Ook nu weer, in Rotterdam. Want net zo min als je iets maar één-twee-drie kunt verheffen tot 'het belangrijkste', kun je het na ampele beschouwing afdoen als alleen maar onzin. Je moet er zo al van uitgaan, dat er naast en buiten je eigen misschien wel wat al te vast omlijnde wereldje, zich heel wat afspeelt, waar je totaal geen notie van had. Dan kan je wel eens ontdek ken dat wat je tot nu toe als bedrog, als troep of op zijn best als waanzin hebt gezien, toch altijd ook pogingen zijn, iets menselijks uit te drukken. Dat iets, hoe ver het ook van je af staat, gewoon zonder meer mooi kan zijn. Of dat, zoals bij deze drie Ameri kanen, het technisch allemaal fijn in elkaar zit. Dat is naast de hen sterk bezighou dende belangstelling -oor de tegen stelling 'werkelijkheid-illusie' en een nadrukkelijke thema-gebondenheid een stukje van die al eerder genoem de geestverwantschap. Overigens ver werken ze die problematiek als het dat al is, want waarom zou het ook niet zo maar een vondst zijn. een aanleiding, een ideetje om tot iets te komen? op een volkomen eigen manier. Ik bedoel, dat er geen sprake is van 'school'-vorming. Joe Goode's meest voorkomende thema is een wol kenlucht. Hij doet er van alles mee, foto's van wolken, die soms échte fotografieën zijn, soms getekende, waaien in velerlei stadia van verkreu keld, verscheurd of verfrommeld zijn. langs weer andere wolkenlucht. Werkelijkheid-allusie: grote litho's van (weer) wolkenluchten met een sterke ruimtewerking Maar daar zet Goo de dan een nuchtere domper op door die bladen het aanzi ente geven, dat ze eens gevouwen waren. Die vouwen geven een nadrukkelijk idee van echt heid. maar blijken dan weer te zijn getekend. De middenzaal van het prentenkabinet waar deze tentoon stelling tot en met 30 april te zien zal zijn wordt ingenomen door pren ten en boeken van Edward Ruscha, die vooral bekend werd door zijn 'letter'-schilderijen. Hij schildert die letters op een ma nier, die drie dimensies suggereert. Het woord 'Nnnie' op het bekende schilderij van die naam, s c h ij n t geschilderd met stroop, maar 't is (nog) olieverf. De meeste van zijn letter-litho's en zeefdrukken op deze expositie zijn ook zo gedaan. Het woord 'Adios' bijvoorbeeld ziet eruit alsof het met druppelend bloed werd geschreven en allerlei andere woorden krijgen een bepaalde gerichte sfeer door de kleur. Ook vormt hij, zoals bij 'Sin', letters die vervaardigd schij nen te zijn uit blaadjes papier, die dan van bovenaf belicht worden, 't Is allemaal erg knap gedaan, kijk maar naar zo'n enorm grote zeefdruk als die met de duizenden vliegjes. Toch komt het bij mij allemaal meer over als een luchtig speeltje dan als een wezenlijk zoeken naar nieuwe wegen en mogelijkheden, 't Zijn vaak door R. L. K. Fokkema Edward Ruscha zo heel duidelijk 'vondsten'. Ruscha maakt bijvoorbeeld eerst een serie letters, die eruit zien alsof ze inder daad van honing, stroop of iets derge lijks zijn en keert daarna dan de zaak om door een serie woorden 'News, Mews. Pews, Brews, Stews and Dues' in statische gotische letters te druk ken met, zoals dat in de catalogus heet 'organische stoffen'. News. om een voorbeeld te noemen met pastei vulling en rode zalmkuit, Brews met smeerolie en kaviaar en Stews met gekookte bonen, kaviaar, verse aarbei- den, kersentaartvulling, mango chut ney, tomatenpuree, narcissen, tulpen en bladeren. Als je dat allemaal niet weet, zie je het ook niet: de bladen zien eruit als gewone zeefdrukken, alleen de kleur tjes zijn een beetje flets. Heel anders dus dan de ook met allerlei 'organi sche stoffen' samengestelde kunstwer ken van de Zwitser Diter Rot, die het van het bederven moeten hebben, 't Is allemaal erg 'verzonnen' en de belangrijkste achtergrond lijkt me de verbijzondering, een inspelen op de kennelijk grote behoefte aan het 'lek ker gekke'. Zo is er bij zijn 'boeken' een uitgave,die 'Stains' heet, Vlek ken: 78 losse bladen in een leren doos. 76 vlekken elk op een apart vel papier, vlekken van kraanwater, melk, oliën, eau de cologne, urine (uiter aard, zonder dót schijnt dit soort experimenten niet te kunnen) en tenslotte op de met zijde beklede binnenzijde van de doos een bloedvlek van d^ kunstenaar. Verder fotografeerde hij alle huizen aan bei de zijden van Sunsetstrip Wim Gijzen doet bij ons die dingen en maakte er een vouwboek van, 't werd een strook van zeven-en-een-halve me ter. Ook fotografeerde hij vier en dertig parkeerplaatsen in Los Ange» Kenneth Price Joe Goode Edward Ruscha, Eye, 1969, litho les; negen zwembaden en een gebro ken glas en 21 gebakjes en maakte daar 'boeken' van. Ik zie dat allemaal niet zo zitten, evenmin als dat kopjes-complex van -Kenneth Price, 't Is even interessant, maar verveelt direct. In Eindhoven heb ik destijds hele mooie ceramiek van Price gezien. Hier is alleen gra fiek. Er is geen blad zonder kopjes, kopjes zonder meer of in interieur. Kopjes die een beetje doen denken aan het precolumbiaanse aardewerk, met figuurtjes, kikkers of naakjes als handvat of kopjes, die gedragen wor den door een schildpad of een hage dis. De kleuren zijn hard en fel. In de catalogus lees ik, dat Price al in 1960 begon met het maken van litho's van theekopjes, hij doet dat nu nog steeds: 't enige wat hij eraan toevoegt is een wat star decor. Na het bekijken van deze expositip dringt die steeds terugkerende vraag zich dan weer met hernieuwde hevig heid op: vanwaar toch die bijzondere internationale belangstelling voor be paalde kunstenaars, terwijl je toch overal, in galerietjes in binnen- en buitenland meermalen kunstenaars ontmoet, die minstens zo inventief, zeker zo origineel zijn cn die vooral heel wat duidelijker kenbaar maken waar ze eigenlijk mee bezig zijn. Mis schien is die duidelijkheid juist wel hun struikelblok De vroegere poëzie van Paul Snoek exploreert de ruimten van een denk beeldige wereld die bovendien nog onecht aandoet, de poëzie van zijn tijdgenoten onderzoekt de ruimte van het zintuiglijk leven en sluit als zoda nig aan bij de poëzie van Hollandse Vijftigers. Voor Hugues C. Pernath is de poëzie een middel tot zelfexplora tie en een middel tot plaatsbepaling te midden van zijn lotgenoten, de mens. De cerebrale en hermetische poëzie van Pernath is even uniek in Vlaams gezelschap als de idealistische poëzie van Snoek. Waar de laatste met typisch poëtische middelen werkt, is Pernath de dichter die de grenzen van de taal en de metaforiek onder zoekt teneinde zo dicht mogelijk zijn kern en de nog ongehoorde waarheid omtrent zichzelf te benaderen. De on doordringbaarheid van zijn gedichten maakt hem tot een eenzame; het is beter deze redenering om te draaien en te zeggen dat de diepe eenzaam heid cn verlatenheid van zijn poëzie, een gevolg is van menselijke eenzaam heid. Voor hem geldt wat T. S. Eliot over een 'moeilijk' dichter heeft ge zegd: 'er kunnen persoonlijke oorza ken zijn die het een dichter onmoge lijk maken, zich anders dan op een duistere wijze uit te drukken, dit moge dan al spijtig zijn, maar wij zouden toch. dunkt mij, blij moeten zijn dat de man, hoe dan ook, in staat was, tot zelf-expressie te komen.' Zo wordt Pernaths poëzie een soort therapeutische poëzie die een kathar- sis op het oog heeft. Iemand die geldt als de gangmaker en voorlichter van de moderne Vlaamse poëzie. Paul de Vree. schrijft: 'Een sociaal verminkt mens want ont goocheld zowel in vriendschap en lief de en betrouwen gaat Pernath een verminkte zin componeren, zo cryptisch, d.i. gesluierd van aspect, dat alleen scherven van gevoeligheid, beklemming en ergernis nog toelaten hem te benaderen' Elders schrijft dezelfde dat voor Pernath de taal het masker van de dichter is, die in het 'blijvend, bleke woord' 'het trots ge- boortespoor voltrekt'. De taal vormt zijn instrument waarmee hij de tra giek van het leven kan overwinnen. Niet toevallig heet de bundel waarin Pernath zijn poëzie uit de jaren 1955- 1960 heeft verzameld, Instrumentari um voor een winter (1963). In Mijn gegeven woord (1966) staat de poëzie d;e hij tot 1964 heeft geschreven. Evenals Snoek schrijft hij de laatste tijd gedichten die inspelen op de politieke realiteit van vandaag. De jury die hem bij monde van Karei Jonckheere in 1961 de Arkprijs van het Vrije Woord uitreikt, erkent in haar rapport eveneens de harmonie tussen 'de uiterlijke gedraging' van zijn vers en de te bevroeden innerlijke nood zaak ervan. De jury onderkent als themata van deze poëzie 'de vaderen, de ouders, de genegenheden' en als toonzetting' een mompelend branden'. Daarin komt tot uitdrukking de on macht van één die misschien een vaag visioen heeft van een onherhaalbaar Pinksterfeest, als zodanig is ten minste naar mijn gevoel het volgende te lezen: Gespleten, oud een hart geworden moest de tempel anders spreken, hoog de eerste zoon, kan niets het sterven van de aarde dragen. Figuur uit niemand, verdwaald een kleine beker, icarme adem. Met vele handen, dit levend stil der fluisterstemmen bracht een wolk de drempeltaal, een mompelend bran den. En elders- In passie, staal en zoeken genoeg vergeten vlakten, werd koud ivat ik een glimlach noem. Ofschoon Pernaths poëzie niet in een ogenblik valt te begrijpen, laat zijn poëzie en ontwikkeling zien van zoe ken naar de oorzaken van zijn een zaamheden (verlies van liefde tot in dividu en collectief) over het explore ren van die eenzaamheid naar zoeken van gemeenschap. In het contact met de lezer van zijn gedicht hoopt hij op begrip voor zijn isolement dat hij zowel tracht op te heffen als te versterken. Daaraan lijdt hij én zijn poëzie. De hardheid, ondoorgronde lijkheid ervan is een middel om niet aan elegische weemoed te bezwijken. Hoewel hij op zoek is naar zichzelf, vriendschap en liefde, wenst hij hier aan inherente emoties niet bloot te geven. Zijn grootste kwaal is het leven zelf: Dit was mijn beven. Het erven En het dulden van de verkeerde klem toon, De onbewogen wacht der herinnering In een vaderland van vreemden, de gunsten Van de maaier die de maten meet Ik ben nu drieëndertig jaar, Na de avond kroop ook middernacht voorbij En tergend treedt de tijd De tederheid tegemoet. En schuldig En ver en verder, ligt laag Sinds lang dit land. Mijn leven, van kreet tot reutel Blijft mijn wreedste dood. De verstaanbaarheid van Paul Snoek, wiens poëzie gemakkelijk valt te in ventariseren, staat lijnrecht tegenover de moeilijkheid van Pernaths poëzie. Het merkwaardige is evenwel dat ik Pernaths poëzie eerlijker en echter vind klinken dan die van Snoek. Per nath worstelt en komt nauwelijks bo ven, Snoek speelt. De poëzie van de laatste ontspruit niet van een inner lijke noodzaak, die van Pernath wel. Daarbij komt dan, eerlijkheidshalve dient dit opgebiecht, dat de poëzie van Vlamingen in bovenmoerdijkse oren altijd wat overdreven aandoet, zwaarwichtig of al te jongensachtig. Het is niet onwaarschijnlijk dat de Zuidnederlander het Nederlands niet durft af te vallen uit vrees overwel digd te worden door het Frans. De brave taal die de dichters spreken, is vaak die van het stadhuis en doet in Noordnederland vreemd aan. De enige dichter die die gevoelens niet op roept, is Hugo Claus. Maar misschien klinkt die in Vlaamse oren, wel weer bovenmoerdijks. (ADVERTENTIE) Voordelig reizen na 6 uur 's avonds. (Elke avond, behalve vrijdags en zondags.) voordelig uit met NS EN ts door dr. H. S. Visscher De lokatie van Robert Altmans film 'McCabe and Mrs. Miller' is uniek. Het is een minuscuul mijnbouwstadje in opbouw, Presbyterian Church, dichtbij de noordelijke grens van Ameri ka, temidden van een onherberg zaam winters landschap en don kere, ontoegankelijke bossen. Er ^4s aan decor en lokatie enorm iHveel aandacht besteed, zodat er 4 een sterke authenticiteit van T overkomt. Toch krijgt men nooit .-een overzicht van het stadje: ■»|!men ziet het bij brokstukken, I I Ij fragmenten, afzonderlijke ge bouwen, een kerk. De indruk van iets onafs vindt een duide lijke versterking in de aard van de bouwsels, die veelal nog hou ten staketsels in opbouw zijn, of al wat oudere gebouwen die al weer in het stadium van afbraak of vergaan verkeren. Het kerkje imag dan de hele film door als 'een schijnbaar geheel voltooid ,'bouwwerk boven het plaatsje uittorenen maar tegen het einde van de film blijkt het in terieur allesbehalve 'af' te zijn: veeleer lijkt het op een opslag plaats van timmerhout en afval 41 W Dl VI :n Niet alleen daarin brengt Altmans film bewust en opzettelijk de indruk eldqvan het onafgemaakte aan de toe- nt. schouwer over. Men vindt het ook terug in de beeldvorming, bijvoor- beeld in die van de aanvangssekwen- tie, waarin wij McCabe de dorpsher berg zien betreden om er zijn gok spel te introduceren. De camera tast nijver het interieur van de herberg af, maar levert in feite slechts heel wazige, onderbelichte beelden op, alsof er iets niet in orde is hetzij met de belichtingstechniek, hetzij met de filmprojektor. Mogelijk kijkt men daar onwennig en vreemd tege naan, maar dat zal men dan zeker ook doen t.a.v. het plot, dat wel in heel sterke mate 'onaf is, in zoverre dat het steeds bepaalde 'aanzetten' levert die vervolgens in korte tijd verlopen of helemaal van het doek verdwijnen. Neem alweer het begin: de intocht van McCabe in Presbyterian Church. Zoals hij daar op de smalle hangbrug staat, die naar de herberg leidt, roept hij ogenblikkelijk de herinnering op aan een stereotypering: de geslepen beroepszwendelaar terwijl hij te gelijk het 'aureool' meekrijgt een gevaarlijk pistoolschutter te zijn, die een moord op zijn geweten heeft. Maar al die opgewekte 'verwachtin gen' lopen op niets uit: McCabe blijkt helemaal niet zo'n zwendelaar te zijn en evenmin een revolver- held, al bindt hij dan aan het slot in z*n eentje de strijd aan tegen drie moordenaars zoals eenmaal de sheriff uit 'High Noon'..In fei te is hij een tamelijk naieve zaken man, die helemaal niet beseft wat het betekent, in de klauwen van het grootkapitaal terecht te komen, en die ook tegenover de markante mrs. Miller allerminst een 'heldenrol' speelt. Tussen hem en mrs. Miller is wel 'iets', maar ook dat blijft voor de toeschouwer tamelijk onaf. Mrs. Miller doet haar intrede in het stad je, als McCabe daar al van zijn met spelen verdiende geld, een soort pri mitief bordeel heeft opgezet, dat in die geïsoleerde mannenomgeving on getwijfeld een kans van slagen zal hebben. Mrs. Maller arriveert uit 'de grote stad' en gaat samen met MoCa- be een veel groter, 'verfijnder' en winstgevender bordeel opzetten. Dan tracht de mijnbouwmaatschappij de' ze florerende business van McCabe los te kopen, Mc Cabe weigert op het aanbod in te gaan en krijgt pas later door, dat hij daarmee zijn leven op het spel gezet heeft. Drie huurmoordenaars openen de jacht op hem, en al weet McCabe ze alle drie neer te schieten, hij verliest er zelf ook het leven bij, terwijl mrs Miller op datzelfde moment zichzelf in de opium wegdroomt in een van de opiumkitten in het Chinese ge deelte van het stadje. Uit alles wat tot nog toe beschreven is, valt op te maken dat Altmans film in het genre van de 'western' ligt zonder echter een 'western' te zijn. Het is een heel eigenzinnige dwarse film, zoals men die van de maker van 'M.A.S.H.' kan verwach ten. En men krijgt er al heel gauw oog voor, dat men maar niet al te sterk naar een continu verhaal, een 'ontwikkeling' moet kijken. In feite is het waarschijnlijk veel zinniger om te letten op de song van Leo nard Cohen, want daar lijkt de veel meer op geënt: het is de rechtstreek se 'vertaling' van een geweldig brok lyriek over de onmacht om in het leven iets 'rond' te krijgen, voordat het weer vergaat en verglijdt in het absurde. Evenals in 'M.A.S.H.' kon- fronteert Altman ons met de absur diteit van het bestaan, maar nu niet in het kolderieke, maar in een ein Warren Beatty (midden) in Mc Cabe en Mrs Miller. deloze, trieste weemoed om de vluchtigheid en voosheid van mense lijke bestaanvormen en relaties. Het is opvallend hoezeer de 'dingen' aan wezig zijn in Altmans film: houten balken, bouwsels, een stoomwagen, een ouderwetse muziekmachine. sneeuwvlokken..En heel duidelijk is de suggestie van een 'verdinglij- king' van de mensen, zodra hun rol is uitgespeeld. Een boerenknecht wordt midden op de hangbrug k bout portant neergeschoten door een van de huurmoordenaars. Hij tui melt over de leuning heen in de halfbevroren bergstroom, en wordt daar a.h.w. teruggetrokken in 'de natuur'; een ding waar een paar dorpelingen zonder enige affiniteit naar staan te staren. De camera dringt op de noodlottige plaats in: er is een vaag vermoeden van twee handen die boven het ijs uitsteken; een gezicht is al niet meer te onder scheiden. En aan het slot zien we hetzelfde gebeuren met McCabe. Na met zijn belagers afgerekend te hebben in een allesbehalve heroïsch gevoerde strijd sterft hijzelf ook. buiten, in de metershoge sneeuw. De sneeuwvlokken bedekken hem en zijn karakteristieke bolhoed en op' een gegeven moment is er niets specifieks menselijks meer te ont dekken: onder het in-dringende oog van de camera is hij een vormeloze vorm, een ding-in-de-sneeuw gewor den En eigenlijk is mrs. Millers verslaafdheid aan opium tot twee maal toe in de film naar voren gebracht niets anders dan een parallel van dat 'uitwis'-procédé. Altman is een avontuurlijke, eigen gereide filmer dat blijkt uit alles. Het enige consistente van zijn film, is de hardnekkigheid waarmee hij iedere opgeroepen 'vorm' de mist in stuurt, ieder verwachtingspatroon laat derailleren, ieder stereotiep on der de vingers doet afbrokkelen, en in feite alles afbreekt wat hij be gint. Zijn film .leidt letterlijk 'tot niets' tot het ding-in-de-sneeuw. Maar daar gaat de film juist over: daarop is alles beeldvorming, be lichting, plot gericht. Over hoe de dingen 'een gezicht' krijgen en het weer verliezen. Een van Alt mans kleine en tot-niets-leidende ne venmotiefjes is het gegeven van de ijdele barman, die zo bezig is met de juiste vorm van zijn snor: hij is bezig zichzelf 'een gezicht' te geven. En datzelfde geldt uiteraard voor McCabe zelf, gespeeld door Warren Beatty zoals geen ander dat zou kunnen: een vreemde vogel, die met bolhoed en sigaar 'zijn gezicht' schept in Presbyterian Church, om het ook even snel en onherroepelijk weer te verliezen. Men mag van de film misschien een verwarde 'on affe' indruk meenemen Beatty's McCabe is onvergetelijk. De scènes tussen hem en Julie Christie als mrs. Miller zijn veelal erg grappig en roerend ook al wordt hun relatie nooit werkelijk uitgewerkt. Er is moed voor nodig om een film zó te maken als Altman deed, zó nadrukkelijk 'onvoltooid', waar het grote publiek juist de kant en-klare voltooidheid verwacht. Maar juist door met die verwachting te spelen, maakte hij een film van een naar mijn gevoel onvergetelijke lyrische impact over de vluchtigheid en ab surditeit van het 'menselijk leven'. Een erg ongewone en erg belangrij ke film-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 13