De dam naar Ameland maakt maar weinig kans
van zeevis
naar stadsschoon
iJVat de Friezen dinsdag ook mogen besluiten:
[trouw/kwartet zaterdag 18 maart 1972
ltI.WEM..\.M» 13
door Jan Roelfs
Koot, oud-padvinder, oud-on-
'onduidelijk' jimbte-
adviseur van 'Den Haag',
aller slotvoogden
het Muider Slot)maar ook
publicist en 'degen-
met vele groten in den
praat gemakkelijk.
binnenkort af van vele
de pensioengerechtigde
eind maart in zicht. De
Amsterdammer Koot
'Je moet op een gegeven
ruimte laten aan jonge-
je geen oudemannetjes-allure
aanmeten.'
zijn in zijn flat in Amsterdam-
uid, voor een terugblik en een in-
ptarisatie van het heden. 'Mijn fa-
pilie heeft vijf en een halve eeuw in
e binnenstad gewoon, kleine midden-
anders, die vroeger Koet, later
oth heetten. Het waren kooplieden,
irishandelaren, huidekopers, betrok-
i bij kleine scheepswerven. Ik ben
f een succesvol zeevishandelaar ge-
rootvader
j heeft school gegaan op de verdwe-
n Alberdinck Thijmschool aan de
erengracht bij de Brouwersgracht,
iel heeft hij te danken gehad aan
t schoolhoofd E. J. van Deth, de
an. die later de beroepskeuze van de
ond heeft helpen komen. En aan z'n
ootvader.
ie wandelde met me door oud-Am-
erdam en wees me met z'n wandel-
ok met zilveren knop op het ver-
.andefhil tussen een klokgevel en een
ipgevel. Toen de Thijmschool al-
ngs -verd opgeheven, ging ik naar
t Burger Weeshuis aan de Kalver-
Doraat, daar werd de lagere school
ortgezet. Historische grond',
n Koot ging naar de Handelsschool
i het Raamplein, kreeg van z'n
Ier een zaak in de zeevishandel,
de Prinsengracht bij de Wester-
markt. 'Ik was blijkbaar een goed
zakenman, het zakelijke element in
mijn culturele taken later heeft mij
altijd bezig gehouden'.
In de avonduren studeerde hij voor.
onderwijzer. Zes jaar hielp hij jonge
Jordaners opvoeden in de Karthuizer-
schooL Avondgymnasium bij de oude
dr. Knorringa, blokken op oude talen.
'Dan hield je om 12 uur 's avonds je
hoofd onder de koude kraan, om wak
ker te blijven'.
Zijn belangstelling voor cultuurge
schiedenis bracht hem in contact met
dr. Hein Boeken, de classicus, Tachti
ger, vriend van Kloos, 40 jaar diens
mederedacteur van 'De Nieuwe Gids'.
'Ik was zijn laatste leerling. Hij be
hoort tot de mensen, die mijn leven
sterk hebben beïnvloed. Hij, Baden
Powell en jhr. dr. David Röell, des
tijds directeur van de Amsterdamse
gemeentemusea en zoals gezegd
mijn grootvader.
'Maar laat ik het een beetje geordend
houden. Ik heb alle rangen in de
padvinderij doorlopen, de regering
gaf me in 1936 als onderwijzer vrij
stelling om anderhalf jaar mee te
werken aan de voorbereiding van de
wereldjamboree in Vogelenzang. In
negentien-drie-zeven, dan zul je wat
beleven.Dan komt de jamboree
naar Nederland'.
Ik ben er perscommissaris geweest en
hoofdredacteur van de Jamboreekrant,
het was een der hoogtepunten in mijn
leven. Veel relatievorming. Ik breek
nog altijd een lans voor een goede
jeugdbeweging, een stuk karaktervor
ming tot en met. Ik heb er gekam
peerd met de jonge Schüttenhelm en
mannen als de oud-minister (uit het
kabinet Cort van der Linden) J. J.
Rambonnet, groten der aarde ont
moet, zoals de prins van Wales, graaf
Feliki van Hongarije, Gustaf Adolf en
graaf Bernadotte van Zweden.
'General Inspektor'
In 1939 werd ik onderdirecteur van
de VW Amsterdam, onder J. Nikerk.
De oorlog kwam, ik raakte betrokken
bij de verzetsgroep Vrij Nederland.
Toen kwam het moment, dat ik in de
kunst verwikkeld raakte. Men vroeg
mij in dienst te komen van de ge
meente, afdeling kunstzaken. Waar
om? Ze hadden iemand nodig om het
kunstbezit in de door Duitsers gevor
derde huizen los te weken en over te
•brengen naar de schuilkelder bij
Zandvoort. Ik moest kunst ruilen, dat
wil zeggen: de Duitsers bewegen min
der belangrijke stukken, zoals gravu
res en etsen van mij in ontvangst te
nemen en de waardevolle schilderijen
af te staan. Mijn titel werd 'Gemeen
telijk inspecteur voor het kunstbezit'.
Tegenover de Duitsers gaf ik mij uit
als 'General Inspektor'.
Ton Koot vertelt dan een van zijn
hachelijke avonturen. Dr. Bömker,
een Duitse topfiguur, woonde in de
Apollolaan, hij had veel kunst in
huis, dat, zoals overal elders, bij bom
bardementen gevaar kon lopen. 'Ik
ging er heen, trof alleen het dienst
meisje thuis, legitimeerde me en liet
een handkar van het 'Stedelijk' ko
men om de kunstschatten weg te
halen. Dat is gebeurd. De storm, die
toen losbrak, was niet gering. Ik werd
bij Bömker ontboden, die mij dreigde
met een pistool en schreeuwde: 'En
gelse spion.
Hij had geen ongelijk, want aan zijn
kapstok had ik mijn regenjas en mijn
hoed opgehangen. In de voering van
de hoed zat kopij voor het eerstvol
gende nummer van Vrij Neder
land...'
Och, wat waren we in die begintijd
van de oorlog nog argeloos, ook in
het verzet. Ik weet het nog precies.
Het onderhoud had plaats aan het
Museumplein in het voormalige Ame
rikaanse consulaat-generaal. Ik ben
nog verbaasd hoe ik mij eruit heb
gered.
Toen Bömker ging schreeuwen, ging
ik het ook doen. 'U bent een academi
cus, een kunstzinnig mens, het Duitse
volk is toch een kunstzinnig volk.
Wat denkt u wel? Ik doe als
General Inspektor mijn plicht'. Het
liep met een sisser af. Op het Mu
seumplein trilde ik als een espenblad,
ik was bovendien drijfnat'.
Ton Koot komt voor in het boek van
mej. L. E. Winkel De Ondergrond
se Pers (Oorlogsdocumentatie). Hij
vormde (als eindredakteur) een on
derdeel van de organisatie, die over
12 stenoilbureaus in Amsterdam be
schikte, om dagelijks Vrij Nederland
in een oplaag van 40.000 de wereld in
te zenden. In zijn toenmalig woonhuis
op Sloterdijk had de illegaliteit voor
hem een kabeltje vanuit de door
Duitsers bezette r.k. school aangelegd.
.Hij kan boeiend vertellen over -zijn
contacten met Voüte, de toenmalige
door de Duitsers aangestelde burge
meester van Amsterdam. Koot heeft
een soort dagboek bijgehouden rond
om het optreden van Voüte, die vóór
de oorlog de 'troep-oom' van z'n pad
vinderstroep was geweest. Koot vindt,
dat Voüte wel eenzijdig is beoordeeld.
Wel weegt het hem zwaar dat Voüte
destijds de Duitsers heeft verzocht
hem tot burgemeester te benoemen.
Maar hij vindt, dat er stellig positieve
kanten aan Voüte zijn geweest.
In brandweerauto
'Een keer kreeg ik er lucht van. dat
de Duitsers een reeks historische pak
huizen in het Oosterdok wilden opbla
zen. Volkomen zinloos. In een auto
van de brandweer (het was Sperr-
tijd) ging ik naar de ambteswoning
van de burgemeester. Voüte wist. van
niets, werd razend en belde in mijn
bijzijn met Duitse 'toppen' in Den
Haag. Hij dreigde met aftreden als de
Duitsers dit plan zouden uitvoeren.
De vernietiging is niet doorgegaan.
Al in 1943 vroeg jhr. dr. D. J. Röell
mij in dienst te treden van het rijks
museum. Hijzelf zou er na de oorlog
hoofddirecteur worden. Hij had ie
mand nodig voor de organisatie en de
administratie, ook voor het perso
neelsbeleid. Ik heb dat later gedaan
en ben algemeen secretaris geweest
van 1945 tot 1970. In laatstgenoemd
jaar werd ik adviseur van de minister
van CRM, met recent de op
dracht in Paleis Het Loo voorberei
dingen te treffen voor de totstandko
ming van een Rijksmuseum'.
Prettige contacten met de prinsessen
Beatrix en Margriet en mr. Pieter van
Vollenhoven. 'Ik ben nooit een be
roeps-kunsthistoricus geweest in de
museumwereld, misschien wel een
vergevorderd autodidact met veel
praktijkervaring. Soms wel eens wat
eigenwijs, maar een mens moet nu
eenmaal ook z'n hebbelijkheden bezit
ten'.
Hij berijdt dan een van zijn stok
paardjes. 'Een museum van allure
behoeft een 'management', een zake
lijk leider. Een kunsthistoricus kan
dat zijn als hij twéé talenten heeft.
Maar in het algemeen is een kunsthis
toricus als museumdirecteur geen za
kelijk leider, die voldoende inzicht
heeft in verzekeringen, transporten,
verkoopbeleid, samenstellen van cata
logi, inrichtingsbeleid, financieel- en
personeelsbeleid, kortom het economi
sche beleid. Hij is er eenvoudig niet
voor opgeleid. Een hedendaags mu
seum is een bedrijf. We moeten toe
naar de aanstelling van een zakelijk
mede-directeur. Dat wordt niet of zeer
zijn we nog steeds niet op de goede
onvoldoende gezien. In dit opzicht
weg. Ik betreur dat in hoge mate'.
Heemschut
Heemschut is een van z'n twee grote
troetelkinderen. 'De Amsterdamse ar
chitect A. A. Kok leidde Heemschut
al in de jaren dertig. Na de oorlog
vroeg hij mij secretaris van de Bond
te worden. Ik deed het en werd in
1946 tevens redacteur van het maand
blad. Toen 600 leden, nu 8000, met
270 aangesloten verenigingen en in
stellingen. Een ANWB zouden we
nooit worden, zo'n service konden we
als overwegend ideële Bond nooit bie
den'.
Ton Koot zal Heemschut straks niet
helemaal loslaten. 'Er wordt te weinig
constructief opgebouwd, er is in de
na-oorlogse jaren veel te weinig visie
opgebracht. Ik ken de binnenstad van
Londen en Parijs, de Engelsen heb
ben het verkeerd gedaan, de Fransen
voorbeeldig. Oude binnensteden moet
je levend en bewoond houden. Am
sterdam ging verkeerd koersen toen
in 1953, vrijwel geruisloos en in de
spanning van de watersnooddagen, in
grijpende besluiten zijn genomen voor
de binnenstad. Publieke Werken zege
vierde toen volkomen. Burgemeester
D'Aily heeft dat erkend, later zat hij
in dezelfde stoel waarin jij nu zit.
Dat is natuurlijk nakaarten, maar de
ramp is wel gebeurd, toendertijd.
De metrodreiging.We hebben al
twintig jaar geleden onze stem verhe
ven. Nog altijd zeg ik: bouw een
centraal metrostation op het Wete
ringcircuit en zorg dan voor een ring-
lijn en aansluitende buslijnen, naast
de grote ook kleine bussen voor de
binnenstad en goedkoop taxi-vervoer.
De binnenstad van Amsterdam is de
mooiste ter wereld, die halen we nu
overhoop en maken wij kapot. Geloof
me, ik ben niet tegen de metro, ik
ben tegen de voorgestelde tracée's.
En als je dan busjes zou inzetten,
maak dan voor het gemeenschappelijk
vervoerbedrijf en de politie een tele
visiecircuit, dat zich uitstrekt over de
hele binnenstad. Hang desnoods een
verkeers-helikopter in de lucht. Dan
kunnen ze er oog op houden'.
Over Publieke Werken nu: 'Ik geloof
wel dat wethouder Han Lammers ka
rakter heeft, hij probeert het beleid
van P.W. om te buigen. Ik heb nog
enige hoop...'.
Anti-Holzbauer
Over het toekomstige stadhuis aan het
Waterlooplein: 'Ik ben geen bewon
deraar van Holzbauer, hij bouwt geen
echt Amsterdams stadhuis. Het zou
een zegen zijn als zijn project niet
wordt uitgevoerd. Ik heb geen be
zwaar tegen de plaats, hoewel ik blijf
zeggen, dat het paleis op de Dam een
stadhuis is, ook al zouden b en w het
voor representatieve doeleinden in
richten. Wel blijf ik vrezen voor het
gevaar van inwendige vernielingen.
Een stadhuis aan het Waterlooplein,
best. Laat men daar dan de schrijffa-
briek van de gemeente situeren'.
'Ik werd in 1948 slotvoogd van het
kasteel aan de monding van de Vecht.
Ik wou niet, was al overbelast met
het Rijksmuseum. Den Haag zei: Je
moet. Ik werd qua salariëring min
der dan de jongste museumbediende.
In 1948 kreeg ik vijftig gulden bruto
salaris als slotvoogd, daarvan ging
dertig gulden naar de belasting. Maar
ik zag de functie tenslotte als een
uitdaging en een eretaak.
Ik laat het slot in goede staat achter.
Bijna 150.000 bezoekers per jaar, es
sentiële restauraties en accommodatie-
verbeteringen zijn verricht. Het was
er heerlijk om er ook gastheer te zijn.
Ik denk aan mijn eerste improvisatie,
de P. C. Hooftherdenking in 1947'.
Ton heeft veel boeken geschreven.
Lief is hem het boek 'Proza en Poëzie',
uitgave De Wereldbibliotheek, dat hij
samen met anderen schreef over dr.
Hein Boeken. In de oorlog verschenen
van zijn hand 'En nu..Amsterdam
in', 'En nu.Nederland in'. Zijn
oogmerk? Mensen wijzen op de
schoonheid temidden waarvan zij le
ven, eye-openers...'.
Zijn levensboek heeft nog een aantal
niet genoemde hoofdstukken zoals
zijn na-oorlogse uitnodiging van de
Rockefeller Foundation (90 Ameri
kaanse musea in drie maanden), zijn
studiereizen naar Zuid-Afrika en Ja
pan.
Derde jeugd
'Ik verheug me op m'n derde jeugd.
Schrijven-en reizen'. Er komt een boek
over het monumentale verleden van
zijn geboortestad, over aanspreekbare
huizen, aanspreekbaar verteld. Met il
lustraties van de tekenaar-schilder
Willem Hofker. Maar een van zijn
eerste programmapunten is een rustig
bezoek aan Parijs, met zijn vrouw
Bep.
En dan zouden nog allerlei uitnodi
gingen van de 'vele buitenlandse rela
ties moeten worden gehonoreerd. Ook
filmen en fotograferen en meer
frequent samenzijn met goede
vrienden. Een derde jeugd zonder
verveling, dat beslist wel. Anton
Koot, een Amsterdammer pur sang,
treedt terug.
TON KOST:
elii
sohi
>mid<
appaij
or Rimmer Mulder
1EUWARDEN Provinciale
iten van Friesland gaan dinsdag l
praten over het vermetele
om de Waddenzee voorgoed
ijs te geven aan de Vooruitgang
ir de aanleg van een verkeers-
van de vaste wal naar Ame-
Er is een grote kans, dat de
irderheid zal zeggen, dat het
ivinciaal bestuur zijn uiterste
moet blijven doen om die
reg door het Wad aangelegd
krijgen.
grote ijveraars voor het behoud
het Waddengebied zullen hun
bijeen voelen krimpen bij die
>raak. Maar erg ziek hoeven ze er
van te worden, want wat de
staten ook zullen besluiten, de
ns, dat de Amelander dam er komt
[voorlopig bijzonder klein. Het Wad-
ingebied heeft momenteel veel en
bloedrijke beschermers, die een
(entuele druk vanuit Friesland zon-
f veel moeite kunnen weerstaan.
maanden geleden leek het er
dat het dammenplan ook in Fries-
1 in de ijskast zou worden gezet,
^deputeerde staten kwamen met een
werp-voorstel, waarin stond, dat
a dam ontzettend duur was en dat
t daarom geen zin had om er nog
energie aan te besteden. Maar
#ect daarop bleek, dat grote groepen
1 Friesland zich nog lang niet ver-
Jsnd hebben met het idee, dat het
i die dam wel nooit iets zal wor-
is niet zo verwonderlijk, want dit
heeft in dit gewest altijd in hoog
gn gestaan. Het is geboren in de
kringen van de Maatschappij voor Nij
verheid en Handel, een naam, die
vertrouwen wekt. Daar komt bij, dat
het aanleggen van dammen dwars
door de zee en zo in dit Deltaland het
bloed toch wat sneller doet stromen.
In dit licht gezien mag het een won
der heten, dat er nog steeds geen dam
ligt. Dat is waarschijnlijk te danken
aan de omstandigheid, dat we in Ne
derland altijd gefixeerd zijn geweest
op de Noordzeestranden in het wes
ten. Daardoor is er nooit iemand op
het idee gekomen, dat je met dijken
de Waddeneilanden aan de vaste wal
kunt verbinden, waardoor vele kilo
meters strand binnen het bereik komen
van allen die een voertuig hebben. In
Duitsland hebben ze lang geleden al
een Waddeneiland op die manier aan
het vaste land geklonken. Die dans
zijn de Nederlandse Waddeneilanden
ontsprongen, terwijl het toch hele
maal in 's lands aard had gelegen om
daar eens flink aan de slag te gaan.
'Nationale zaak'
Zo'n tien jaar geleden scheen dat er
toch van te zullen komen. In Fries
land ging men het door fabrieksdirec
teuren en andere handelslui bedachte
dammenplan zien als een nationale
zaak. Velen zagen hierin een wonder
middel, waarmee Friesland voorgoed
kon worden opgestoten in de vaart
der volkeren.
De Amelander Dam zou de te traag
lopende motor weer op toeren kunnen
brengen. Friesland zou als woonge
bied zoveel aan aantrekkelijkheid win
nen, dat de grote ondernemers van
elders, die tot dan halsstarrig weiger
den om eens naar het noorden te
kijken, zich nu plotseling zouden ver
dringen op de weg naar Friesland,
een duizelingwekkend aantal arbeids
plaatsen in hun kielzog meenemend.
Natuurlijk waren er ook toen wel van
die natuurbeschermers, die gingen
zeuren over de vogels en de vissen
van- het Wad, en andere lieden, die de
geest des tijds niet verstonden en
klaagden over de aantasting van het
zo eigen karakter van Ameland. Maar
de grote stroom was vooruit en de
geestdrift en het geloof in de nieuwe
toekomst waren 25 oktober 1966 in de
Friese statenzaal voelbaar toen beslo
ten werd, dat de aanleg van een
verkeersdam 'dient te worden bevor
derd'.
Stichting
In 1968 deed men weer een belangrij
ke stap. De stichting Verkeersdam
Ameland werd in het leven geroepen.
Deze stichting, waarin de provincie en
de Stichting Darrtmen Ameland gin
gen zitten, zou de aanleg en de ex
ploitatie van de autosnelweg door het
Wad op zich moeten nemen. Drie jaar
later kwam het bericht van de minis
ter van binnenlandse zaken, dat een
stichting hiervoor niet de meest ge
schikte rechtsvorm is en daarom ont
hield hij goedkeuring aan het besluit
van provinciale staten. Er zou dus
naar een andere rechtsvorm gezocht
moeten worden, maar er is in die
tussentijd meer gebeurd wat de dam-
menbouwers van Friesland niet in de
kaart speelde. Om te beginnen heeft
de inflatie niet stil gestaan. Alles is
duurder geworden, maar de aanleg
van een dam wel in het bijzonder.
Volgens de ramingen van 1966 zou
men aan zo'n 35 miljoen gulden ge
noeg hebben.
Het voornemen was er een toldam
van te maken. Met die tolgelden was
de zaak wel te financieren, zo leek
het. Maar nu kost de dam in de
goedkoopste uitvoering al ruim 71
miljoen gulden. Dat vinden gedepu
teerde staten eigenlijk al te veel.
Maar deze goedkope dam zou geen
doorstroomopeningen bevatten. Dat is
onaanvaardbaar, omdat nog niet goed
te zeggen is wat voor gevolgen zo'n
hermetische afgrendeling precies zal
hebben op het leefmilieu van het
Wad. En dat leefmilieu staat momen
teel in hoog aanzien.
Vast staat wel, dat zo'n gesloten dam
grote invloeden zou hebben op de
slib- en planktontransporten. Visserij
deskundigen hebben zich er al vier
kant tegen verklaard en zij hebben
een krachtig pleitbezorger in de per
soon van ir. Lardinois, minister van
landbouw en visserij. Als het dan
geen gesloten dam mag zijn valt er te
denken aan één met hele grote ope
ningen. Maar in dat geval stijgen de
kosten tot zo'n 135 miljoen gulden en
dat haal je er natuurlijk nooit uit
met tolgelden.
Om de centen
'Laten we daarom afzien van het
plan,' stelt de meerderheid van gede
puteerde staten voor. Twee van hen
tekenen daarbij nog aan, dat zij ook
om redenen van natuurbehoud en zo
tegen een dam zijn, maar dat soort
bezwaren is in het voorstel niet aan
de orde. Het gaat alleen om de cen
ten.
Twee gedeputeerden weten echter van
geen wijken. Zij vinden dat men door
moet gaan met de pogingen die dam
daar te krijgen. Zij zien er nog steeds
een middel in om het wat achterge
bleven Friesland weer bij te brengen.
Deze volhouders zijn ir. L. Eringa
<C-HU) en P. van der Mark (ARP),
die al jarenlang 'culturele zaken'
doet, wat in Friesland betekent krach
tig strijden voor het behoud van het
'eigen karakter' van deze provincie
Het karakteristieke Wad zou daar ei
genlijk ook wel toe gerekend mogen
worden.
Betere structuur
Deze gedeputeerden hebben ook wel
een oplossing voor de centenkwestie.
De verkeersweg door het Wad zou de
mogelijkheden van het noorden ver
groten en moet dus tot de structuur-
verbeterende maatregelen gerekend
worden, zo redeneren zij. De rijks
overheid moet er dus wel wat geld
voor over hebben. Bovendien is het
een belangrijk recreatie-object en ook
daar wil men tegenwoordig wel eens
een paar slordige miljoenen insteken.
Tenslotte kun je de weg 'als een
verkeersvoorziening voor de Amelan
der bevolking beschouwen en dus uit
de algemene middelen betalen. Dan
gaan die 135 miljoen er heel anders
uitzien.
Het is waarschijnlijk, dat de meerder
heid dinsdag wel achter het verhaal
Vein deze twee gaat staan. Vooral de
confessionelen, de grootste fractie
vormend, kunnen eigenlijk niet an
ders dan hun geestverwanten Eringa
en Van der Mark bijvallen, want in
hun verkiezingsprogram staat duide
lijk dat die Amelander dam er moet
komen. Ook het PAK (de op één na
grootste fractie) heeft zoiets in het
program staan, maar daar staat bij
dat waterstaatkundige of biologische
bezwaren eventueel zwaarder moeten
wegen. De PAKmensen kunnen hier
van gebruik maken om nu het dam
menplan te laten varen, maar ze kun
nen ook gaan zeggen dat er over die
bezwaren nog te weinig bekend is en
dat het onderzoek daarom voortgezet
moet worden.
Voor velen is het al een ver
schrikkelijke gedachte, dat er nog
steeds lieden bezig zijn met on
derzoek naar de mogelijkheden
voor dammen in een inpoldering
van de Waddenzee.
Maar zo'n onderzoek duurt nog
wel even en intussen zal de tijd
wel verder werken in het voor
deel van de natuurbeschermers.
Steeds meer mensen zullen zich
bewust worden van de noodzaak
van natuurbehoud. Vooral de be
langstelling voor het Waddenge
bied is strek stijgende, ook buiten
Nederland. De dammenbouwers
krijgen het dus steeds moeilijker.
Bovendien wordt die dafri als
maar duurder, en er bestaat niet
zoveel behoefte aan het in uit
voering nemen van geldverslin
dende projecten. Het is in elk ge
val zeer onwaarschijnlijk, dat deze
regering er mee zou willen be
ginnen. In het regeerakkoord
staat trouwens, dat het beleid ge
richt wordt op het 'intact laten
van de Waddenzee'. En je moet
wel sterk staan als je iets wat
daarin staat wilt veranderen.
'Ik ben bij toeval een geboren Jordaner. Mijn ouders woonden aan de Prinsen
gracht, in 1907 ging mijn moeder op bezoek bij kennissen aan de Lindengracht,
hartje Jordaan. Daar beviel ze van een zoon, die zoon was ik'. Ton Koot (65)
begint hiermede een reeks herinneringen, aan zijn boeiend leven. Het land kent
hem als de fervente Heemschutter, het ministerie van CRM, maar dat niet alleen,
als een 'enfant terrible', maar er is oneindig meer dan alleen die bijna levens
lange strijdbaarheid voor het verleden, dat waard is voor de toekomst behou
den te blijven.