De dam naar Ameland maakt maar weinig kans van zeevis naar stadsschoon iJVat de Friezen dinsdag ook mogen besluiten: [trouw/kwartet zaterdag 18 maart 1972 ltI.WEM..\.M» 13 door Jan Roelfs Koot, oud-padvinder, oud-on- 'onduidelijk' jimbte- adviseur van 'Den Haag', aller slotvoogden het Muider Slot)maar ook publicist en 'degen- met vele groten in den praat gemakkelijk. binnenkort af van vele de pensioengerechtigde eind maart in zicht. De Amsterdammer Koot 'Je moet op een gegeven ruimte laten aan jonge- je geen oudemannetjes-allure aanmeten.' zijn in zijn flat in Amsterdam- uid, voor een terugblik en een in- ptarisatie van het heden. 'Mijn fa- pilie heeft vijf en een halve eeuw in e binnenstad gewoon, kleine midden- anders, die vroeger Koet, later oth heetten. Het waren kooplieden, irishandelaren, huidekopers, betrok- i bij kleine scheepswerven. Ik ben f een succesvol zeevishandelaar ge- rootvader j heeft school gegaan op de verdwe- n Alberdinck Thijmschool aan de erengracht bij de Brouwersgracht, iel heeft hij te danken gehad aan t schoolhoofd E. J. van Deth, de an. die later de beroepskeuze van de ond heeft helpen komen. En aan z'n ootvader. ie wandelde met me door oud-Am- erdam en wees me met z'n wandel- ok met zilveren knop op het ver- .andefhil tussen een klokgevel en een ipgevel. Toen de Thijmschool al- ngs -verd opgeheven, ging ik naar t Burger Weeshuis aan de Kalver- Doraat, daar werd de lagere school ortgezet. Historische grond', n Koot ging naar de Handelsschool i het Raamplein, kreeg van z'n Ier een zaak in de zeevishandel, de Prinsengracht bij de Wester- markt. 'Ik was blijkbaar een goed zakenman, het zakelijke element in mijn culturele taken later heeft mij altijd bezig gehouden'. In de avonduren studeerde hij voor. onderwijzer. Zes jaar hielp hij jonge Jordaners opvoeden in de Karthuizer- schooL Avondgymnasium bij de oude dr. Knorringa, blokken op oude talen. 'Dan hield je om 12 uur 's avonds je hoofd onder de koude kraan, om wak ker te blijven'. Zijn belangstelling voor cultuurge schiedenis bracht hem in contact met dr. Hein Boeken, de classicus, Tachti ger, vriend van Kloos, 40 jaar diens mederedacteur van 'De Nieuwe Gids'. 'Ik was zijn laatste leerling. Hij be hoort tot de mensen, die mijn leven sterk hebben beïnvloed. Hij, Baden Powell en jhr. dr. David Röell, des tijds directeur van de Amsterdamse gemeentemusea en zoals gezegd mijn grootvader. 'Maar laat ik het een beetje geordend houden. Ik heb alle rangen in de padvinderij doorlopen, de regering gaf me in 1936 als onderwijzer vrij stelling om anderhalf jaar mee te werken aan de voorbereiding van de wereldjamboree in Vogelenzang. In negentien-drie-zeven, dan zul je wat beleven.Dan komt de jamboree naar Nederland'. Ik ben er perscommissaris geweest en hoofdredacteur van de Jamboreekrant, het was een der hoogtepunten in mijn leven. Veel relatievorming. Ik breek nog altijd een lans voor een goede jeugdbeweging, een stuk karaktervor ming tot en met. Ik heb er gekam peerd met de jonge Schüttenhelm en mannen als de oud-minister (uit het kabinet Cort van der Linden) J. J. Rambonnet, groten der aarde ont moet, zoals de prins van Wales, graaf Feliki van Hongarije, Gustaf Adolf en graaf Bernadotte van Zweden. 'General Inspektor' In 1939 werd ik onderdirecteur van de VW Amsterdam, onder J. Nikerk. De oorlog kwam, ik raakte betrokken bij de verzetsgroep Vrij Nederland. Toen kwam het moment, dat ik in de kunst verwikkeld raakte. Men vroeg mij in dienst te komen van de ge meente, afdeling kunstzaken. Waar om? Ze hadden iemand nodig om het kunstbezit in de door Duitsers gevor derde huizen los te weken en over te •brengen naar de schuilkelder bij Zandvoort. Ik moest kunst ruilen, dat wil zeggen: de Duitsers bewegen min der belangrijke stukken, zoals gravu res en etsen van mij in ontvangst te nemen en de waardevolle schilderijen af te staan. Mijn titel werd 'Gemeen telijk inspecteur voor het kunstbezit'. Tegenover de Duitsers gaf ik mij uit als 'General Inspektor'. Ton Koot vertelt dan een van zijn hachelijke avonturen. Dr. Bömker, een Duitse topfiguur, woonde in de Apollolaan, hij had veel kunst in huis, dat, zoals overal elders, bij bom bardementen gevaar kon lopen. 'Ik ging er heen, trof alleen het dienst meisje thuis, legitimeerde me en liet een handkar van het 'Stedelijk' ko men om de kunstschatten weg te halen. Dat is gebeurd. De storm, die toen losbrak, was niet gering. Ik werd bij Bömker ontboden, die mij dreigde met een pistool en schreeuwde: 'En gelse spion. Hij had geen ongelijk, want aan zijn kapstok had ik mijn regenjas en mijn hoed opgehangen. In de voering van de hoed zat kopij voor het eerstvol gende nummer van Vrij Neder land...' Och, wat waren we in die begintijd van de oorlog nog argeloos, ook in het verzet. Ik weet het nog precies. Het onderhoud had plaats aan het Museumplein in het voormalige Ame rikaanse consulaat-generaal. Ik ben nog verbaasd hoe ik mij eruit heb gered. Toen Bömker ging schreeuwen, ging ik het ook doen. 'U bent een academi cus, een kunstzinnig mens, het Duitse volk is toch een kunstzinnig volk. Wat denkt u wel? Ik doe als General Inspektor mijn plicht'. Het liep met een sisser af. Op het Mu seumplein trilde ik als een espenblad, ik was bovendien drijfnat'. Ton Koot komt voor in het boek van mej. L. E. Winkel De Ondergrond se Pers (Oorlogsdocumentatie). Hij vormde (als eindredakteur) een on derdeel van de organisatie, die over 12 stenoilbureaus in Amsterdam be schikte, om dagelijks Vrij Nederland in een oplaag van 40.000 de wereld in te zenden. In zijn toenmalig woonhuis op Sloterdijk had de illegaliteit voor hem een kabeltje vanuit de door Duitsers bezette r.k. school aangelegd. .Hij kan boeiend vertellen over -zijn contacten met Voüte, de toenmalige door de Duitsers aangestelde burge meester van Amsterdam. Koot heeft een soort dagboek bijgehouden rond om het optreden van Voüte, die vóór de oorlog de 'troep-oom' van z'n pad vinderstroep was geweest. Koot vindt, dat Voüte wel eenzijdig is beoordeeld. Wel weegt het hem zwaar dat Voüte destijds de Duitsers heeft verzocht hem tot burgemeester te benoemen. Maar hij vindt, dat er stellig positieve kanten aan Voüte zijn geweest. In brandweerauto 'Een keer kreeg ik er lucht van. dat de Duitsers een reeks historische pak huizen in het Oosterdok wilden opbla zen. Volkomen zinloos. In een auto van de brandweer (het was Sperr- tijd) ging ik naar de ambteswoning van de burgemeester. Voüte wist. van niets, werd razend en belde in mijn bijzijn met Duitse 'toppen' in Den Haag. Hij dreigde met aftreden als de Duitsers dit plan zouden uitvoeren. De vernietiging is niet doorgegaan. Al in 1943 vroeg jhr. dr. D. J. Röell mij in dienst te treden van het rijks museum. Hijzelf zou er na de oorlog hoofddirecteur worden. Hij had ie mand nodig voor de organisatie en de administratie, ook voor het perso neelsbeleid. Ik heb dat later gedaan en ben algemeen secretaris geweest van 1945 tot 1970. In laatstgenoemd jaar werd ik adviseur van de minister van CRM, met recent de op dracht in Paleis Het Loo voorberei dingen te treffen voor de totstandko ming van een Rijksmuseum'. Prettige contacten met de prinsessen Beatrix en Margriet en mr. Pieter van Vollenhoven. 'Ik ben nooit een be roeps-kunsthistoricus geweest in de museumwereld, misschien wel een vergevorderd autodidact met veel praktijkervaring. Soms wel eens wat eigenwijs, maar een mens moet nu eenmaal ook z'n hebbelijkheden bezit ten'. Hij berijdt dan een van zijn stok paardjes. 'Een museum van allure behoeft een 'management', een zake lijk leider. Een kunsthistoricus kan dat zijn als hij twéé talenten heeft. Maar in het algemeen is een kunsthis toricus als museumdirecteur geen za kelijk leider, die voldoende inzicht heeft in verzekeringen, transporten, verkoopbeleid, samenstellen van cata logi, inrichtingsbeleid, financieel- en personeelsbeleid, kortom het economi sche beleid. Hij is er eenvoudig niet voor opgeleid. Een hedendaags mu seum is een bedrijf. We moeten toe naar de aanstelling van een zakelijk mede-directeur. Dat wordt niet of zeer zijn we nog steeds niet op de goede onvoldoende gezien. In dit opzicht weg. Ik betreur dat in hoge mate'. Heemschut Heemschut is een van z'n twee grote troetelkinderen. 'De Amsterdamse ar chitect A. A. Kok leidde Heemschut al in de jaren dertig. Na de oorlog vroeg hij mij secretaris van de Bond te worden. Ik deed het en werd in 1946 tevens redacteur van het maand blad. Toen 600 leden, nu 8000, met 270 aangesloten verenigingen en in stellingen. Een ANWB zouden we nooit worden, zo'n service konden we als overwegend ideële Bond nooit bie den'. Ton Koot zal Heemschut straks niet helemaal loslaten. 'Er wordt te weinig constructief opgebouwd, er is in de na-oorlogse jaren veel te weinig visie opgebracht. Ik ken de binnenstad van Londen en Parijs, de Engelsen heb ben het verkeerd gedaan, de Fransen voorbeeldig. Oude binnensteden moet je levend en bewoond houden. Am sterdam ging verkeerd koersen toen in 1953, vrijwel geruisloos en in de spanning van de watersnooddagen, in grijpende besluiten zijn genomen voor de binnenstad. Publieke Werken zege vierde toen volkomen. Burgemeester D'Aily heeft dat erkend, later zat hij in dezelfde stoel waarin jij nu zit. Dat is natuurlijk nakaarten, maar de ramp is wel gebeurd, toendertijd. De metrodreiging.We hebben al twintig jaar geleden onze stem verhe ven. Nog altijd zeg ik: bouw een centraal metrostation op het Wete ringcircuit en zorg dan voor een ring- lijn en aansluitende buslijnen, naast de grote ook kleine bussen voor de binnenstad en goedkoop taxi-vervoer. De binnenstad van Amsterdam is de mooiste ter wereld, die halen we nu overhoop en maken wij kapot. Geloof me, ik ben niet tegen de metro, ik ben tegen de voorgestelde tracée's. En als je dan busjes zou inzetten, maak dan voor het gemeenschappelijk vervoerbedrijf en de politie een tele visiecircuit, dat zich uitstrekt over de hele binnenstad. Hang desnoods een verkeers-helikopter in de lucht. Dan kunnen ze er oog op houden'. Over Publieke Werken nu: 'Ik geloof wel dat wethouder Han Lammers ka rakter heeft, hij probeert het beleid van P.W. om te buigen. Ik heb nog enige hoop...'. Anti-Holzbauer Over het toekomstige stadhuis aan het Waterlooplein: 'Ik ben geen bewon deraar van Holzbauer, hij bouwt geen echt Amsterdams stadhuis. Het zou een zegen zijn als zijn project niet wordt uitgevoerd. Ik heb geen be zwaar tegen de plaats, hoewel ik blijf zeggen, dat het paleis op de Dam een stadhuis is, ook al zouden b en w het voor representatieve doeleinden in richten. Wel blijf ik vrezen voor het gevaar van inwendige vernielingen. Een stadhuis aan het Waterlooplein, best. Laat men daar dan de schrijffa- briek van de gemeente situeren'. 'Ik werd in 1948 slotvoogd van het kasteel aan de monding van de Vecht. Ik wou niet, was al overbelast met het Rijksmuseum. Den Haag zei: Je moet. Ik werd qua salariëring min der dan de jongste museumbediende. In 1948 kreeg ik vijftig gulden bruto salaris als slotvoogd, daarvan ging dertig gulden naar de belasting. Maar ik zag de functie tenslotte als een uitdaging en een eretaak. Ik laat het slot in goede staat achter. Bijna 150.000 bezoekers per jaar, es sentiële restauraties en accommodatie- verbeteringen zijn verricht. Het was er heerlijk om er ook gastheer te zijn. Ik denk aan mijn eerste improvisatie, de P. C. Hooftherdenking in 1947'. Ton heeft veel boeken geschreven. Lief is hem het boek 'Proza en Poëzie', uitgave De Wereldbibliotheek, dat hij samen met anderen schreef over dr. Hein Boeken. In de oorlog verschenen van zijn hand 'En nu..Amsterdam in', 'En nu.Nederland in'. Zijn oogmerk? Mensen wijzen op de schoonheid temidden waarvan zij le ven, eye-openers...'. Zijn levensboek heeft nog een aantal niet genoemde hoofdstukken zoals zijn na-oorlogse uitnodiging van de Rockefeller Foundation (90 Ameri kaanse musea in drie maanden), zijn studiereizen naar Zuid-Afrika en Ja pan. Derde jeugd 'Ik verheug me op m'n derde jeugd. Schrijven-en reizen'. Er komt een boek over het monumentale verleden van zijn geboortestad, over aanspreekbare huizen, aanspreekbaar verteld. Met il lustraties van de tekenaar-schilder Willem Hofker. Maar een van zijn eerste programmapunten is een rustig bezoek aan Parijs, met zijn vrouw Bep. En dan zouden nog allerlei uitnodi gingen van de 'vele buitenlandse rela ties moeten worden gehonoreerd. Ook filmen en fotograferen en meer frequent samenzijn met goede vrienden. Een derde jeugd zonder verveling, dat beslist wel. Anton Koot, een Amsterdammer pur sang, treedt terug. TON KOST: elii sohi >mid< appaij or Rimmer Mulder 1EUWARDEN Provinciale iten van Friesland gaan dinsdag l praten over het vermetele om de Waddenzee voorgoed ijs te geven aan de Vooruitgang ir de aanleg van een verkeers- van de vaste wal naar Ame- Er is een grote kans, dat de irderheid zal zeggen, dat het ivinciaal bestuur zijn uiterste moet blijven doen om die reg door het Wad aangelegd krijgen. grote ijveraars voor het behoud het Waddengebied zullen hun bijeen voelen krimpen bij die >raak. Maar erg ziek hoeven ze er van te worden, want wat de staten ook zullen besluiten, de ns, dat de Amelander dam er komt [voorlopig bijzonder klein. Het Wad- ingebied heeft momenteel veel en bloedrijke beschermers, die een (entuele druk vanuit Friesland zon- f veel moeite kunnen weerstaan. maanden geleden leek het er dat het dammenplan ook in Fries- 1 in de ijskast zou worden gezet, ^deputeerde staten kwamen met een werp-voorstel, waarin stond, dat a dam ontzettend duur was en dat t daarom geen zin had om er nog energie aan te besteden. Maar #ect daarop bleek, dat grote groepen 1 Friesland zich nog lang niet ver- Jsnd hebben met het idee, dat het i die dam wel nooit iets zal wor- is niet zo verwonderlijk, want dit heeft in dit gewest altijd in hoog gn gestaan. Het is geboren in de kringen van de Maatschappij voor Nij verheid en Handel, een naam, die vertrouwen wekt. Daar komt bij, dat het aanleggen van dammen dwars door de zee en zo in dit Deltaland het bloed toch wat sneller doet stromen. In dit licht gezien mag het een won der heten, dat er nog steeds geen dam ligt. Dat is waarschijnlijk te danken aan de omstandigheid, dat we in Ne derland altijd gefixeerd zijn geweest op de Noordzeestranden in het wes ten. Daardoor is er nooit iemand op het idee gekomen, dat je met dijken de Waddeneilanden aan de vaste wal kunt verbinden, waardoor vele kilo meters strand binnen het bereik komen van allen die een voertuig hebben. In Duitsland hebben ze lang geleden al een Waddeneiland op die manier aan het vaste land geklonken. Die dans zijn de Nederlandse Waddeneilanden ontsprongen, terwijl het toch hele maal in 's lands aard had gelegen om daar eens flink aan de slag te gaan. 'Nationale zaak' Zo'n tien jaar geleden scheen dat er toch van te zullen komen. In Fries land ging men het door fabrieksdirec teuren en andere handelslui bedachte dammenplan zien als een nationale zaak. Velen zagen hierin een wonder middel, waarmee Friesland voorgoed kon worden opgestoten in de vaart der volkeren. De Amelander Dam zou de te traag lopende motor weer op toeren kunnen brengen. Friesland zou als woonge bied zoveel aan aantrekkelijkheid win nen, dat de grote ondernemers van elders, die tot dan halsstarrig weiger den om eens naar het noorden te kijken, zich nu plotseling zouden ver dringen op de weg naar Friesland, een duizelingwekkend aantal arbeids plaatsen in hun kielzog meenemend. Natuurlijk waren er ook toen wel van die natuurbeschermers, die gingen zeuren over de vogels en de vissen van- het Wad, en andere lieden, die de geest des tijds niet verstonden en klaagden over de aantasting van het zo eigen karakter van Ameland. Maar de grote stroom was vooruit en de geestdrift en het geloof in de nieuwe toekomst waren 25 oktober 1966 in de Friese statenzaal voelbaar toen beslo ten werd, dat de aanleg van een verkeersdam 'dient te worden bevor derd'. Stichting In 1968 deed men weer een belangrij ke stap. De stichting Verkeersdam Ameland werd in het leven geroepen. Deze stichting, waarin de provincie en de Stichting Darrtmen Ameland gin gen zitten, zou de aanleg en de ex ploitatie van de autosnelweg door het Wad op zich moeten nemen. Drie jaar later kwam het bericht van de minis ter van binnenlandse zaken, dat een stichting hiervoor niet de meest ge schikte rechtsvorm is en daarom ont hield hij goedkeuring aan het besluit van provinciale staten. Er zou dus naar een andere rechtsvorm gezocht moeten worden, maar er is in die tussentijd meer gebeurd wat de dam- menbouwers van Friesland niet in de kaart speelde. Om te beginnen heeft de inflatie niet stil gestaan. Alles is duurder geworden, maar de aanleg van een dam wel in het bijzonder. Volgens de ramingen van 1966 zou men aan zo'n 35 miljoen gulden ge noeg hebben. Het voornemen was er een toldam van te maken. Met die tolgelden was de zaak wel te financieren, zo leek het. Maar nu kost de dam in de goedkoopste uitvoering al ruim 71 miljoen gulden. Dat vinden gedepu teerde staten eigenlijk al te veel. Maar deze goedkope dam zou geen doorstroomopeningen bevatten. Dat is onaanvaardbaar, omdat nog niet goed te zeggen is wat voor gevolgen zo'n hermetische afgrendeling precies zal hebben op het leefmilieu van het Wad. En dat leefmilieu staat momen teel in hoog aanzien. Vast staat wel, dat zo'n gesloten dam grote invloeden zou hebben op de slib- en planktontransporten. Visserij deskundigen hebben zich er al vier kant tegen verklaard en zij hebben een krachtig pleitbezorger in de per soon van ir. Lardinois, minister van landbouw en visserij. Als het dan geen gesloten dam mag zijn valt er te denken aan één met hele grote ope ningen. Maar in dat geval stijgen de kosten tot zo'n 135 miljoen gulden en dat haal je er natuurlijk nooit uit met tolgelden. Om de centen 'Laten we daarom afzien van het plan,' stelt de meerderheid van gede puteerde staten voor. Twee van hen tekenen daarbij nog aan, dat zij ook om redenen van natuurbehoud en zo tegen een dam zijn, maar dat soort bezwaren is in het voorstel niet aan de orde. Het gaat alleen om de cen ten. Twee gedeputeerden weten echter van geen wijken. Zij vinden dat men door moet gaan met de pogingen die dam daar te krijgen. Zij zien er nog steeds een middel in om het wat achterge bleven Friesland weer bij te brengen. Deze volhouders zijn ir. L. Eringa <C-HU) en P. van der Mark (ARP), die al jarenlang 'culturele zaken' doet, wat in Friesland betekent krach tig strijden voor het behoud van het 'eigen karakter' van deze provincie Het karakteristieke Wad zou daar ei genlijk ook wel toe gerekend mogen worden. Betere structuur Deze gedeputeerden hebben ook wel een oplossing voor de centenkwestie. De verkeersweg door het Wad zou de mogelijkheden van het noorden ver groten en moet dus tot de structuur- verbeterende maatregelen gerekend worden, zo redeneren zij. De rijks overheid moet er dus wel wat geld voor over hebben. Bovendien is het een belangrijk recreatie-object en ook daar wil men tegenwoordig wel eens een paar slordige miljoenen insteken. Tenslotte kun je de weg 'als een verkeersvoorziening voor de Amelan der bevolking beschouwen en dus uit de algemene middelen betalen. Dan gaan die 135 miljoen er heel anders uitzien. Het is waarschijnlijk, dat de meerder heid dinsdag wel achter het verhaal Vein deze twee gaat staan. Vooral de confessionelen, de grootste fractie vormend, kunnen eigenlijk niet an ders dan hun geestverwanten Eringa en Van der Mark bijvallen, want in hun verkiezingsprogram staat duide lijk dat die Amelander dam er moet komen. Ook het PAK (de op één na grootste fractie) heeft zoiets in het program staan, maar daar staat bij dat waterstaatkundige of biologische bezwaren eventueel zwaarder moeten wegen. De PAKmensen kunnen hier van gebruik maken om nu het dam menplan te laten varen, maar ze kun nen ook gaan zeggen dat er over die bezwaren nog te weinig bekend is en dat het onderzoek daarom voortgezet moet worden. Voor velen is het al een ver schrikkelijke gedachte, dat er nog steeds lieden bezig zijn met on derzoek naar de mogelijkheden voor dammen in een inpoldering van de Waddenzee. Maar zo'n onderzoek duurt nog wel even en intussen zal de tijd wel verder werken in het voor deel van de natuurbeschermers. Steeds meer mensen zullen zich bewust worden van de noodzaak van natuurbehoud. Vooral de be langstelling voor het Waddenge bied is strek stijgende, ook buiten Nederland. De dammenbouwers krijgen het dus steeds moeilijker. Bovendien wordt die dafri als maar duurder, en er bestaat niet zoveel behoefte aan het in uit voering nemen van geldverslin dende projecten. Het is in elk ge val zeer onwaarschijnlijk, dat deze regering er mee zou willen be ginnen. In het regeerakkoord staat trouwens, dat het beleid ge richt wordt op het 'intact laten van de Waddenzee'. En je moet wel sterk staan als je iets wat daarin staat wilt veranderen. 'Ik ben bij toeval een geboren Jordaner. Mijn ouders woonden aan de Prinsen gracht, in 1907 ging mijn moeder op bezoek bij kennissen aan de Lindengracht, hartje Jordaan. Daar beviel ze van een zoon, die zoon was ik'. Ton Koot (65) begint hiermede een reeks herinneringen, aan zijn boeiend leven. Het land kent hem als de fervente Heemschutter, het ministerie van CRM, maar dat niet alleen, als een 'enfant terrible', maar er is oneindig meer dan alleen die bijna levens lange strijdbaarheid voor het verleden, dat waard is voor de toekomst behou den te blijven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 13