PAS OP VOOR WISKOBAS Dr. Masselink: Wie redt „Amsterdam"? Nieuwe wiskundemethode eist goede begeleiding flafc Natuur openbaring ZATERDAG 5 FEBRUARI 1972 Wat met leermiddelen mogelijk is zou je met geneesmiddelen niet hoeven te proberen. Stel je voor. Vier grote farmaceutische concerns brengen een geneesmiddel op de markt dat in het buitenland veel opgang maakt, maar in Nederland nog niet offi ciéél is goedgekeurd. Het rijksinstituut voor de volksgezondheid heeft de zaak in onderzoek, en in afwachting van de uitslag van dat onderzoek heeft de inspectie voor de volksgezondheid ge waarschuwd tegen gebruik van het nieuwe medicijn. Maar de farmaceutische industrie heeft zich daardoor niet laten afschrik ken van dit commerciële succes. Ter verontschuldiging wijzen zij naar elkaar (als er een begint kunnen de andere niet achterblij ven) en naar de consument die om het wondermiddel vraagt. hl Maar leermiddelen z!5n geen en dus is er geen vuiltje aan de lucht, wan- auneer vier uitgevers (Malmberg. [jWolters-Noordhoff. Van Gor- 9cum en Samson) elk een eigen gf methode voor wiskunde op de basisschool op de markt bren- gen. Er is vrijheid van onder wijs en dus hoeven zij zich "j niets aan te trekken van ch wrevel die zij wekken bij het lei officiële Instituut voor Ontwik lij keling van het Wiskunde-On- derwijs (IOWO) dat met een man of twaalf zorgvuldig bestu- ring van de wiskunde en dat heeft de lagere school met haar traditionele rekenarij nog meer in verlegenheid gebracht. Daar komt bij dat wiskobas een soort modeverschijnsel is: de ene school steekt de andere aan en begeleiding en nazorg. En vol gens hun eigen zeggen hébben ze de scholen steeds gewezen op het belang van een goede bij scholing. Het is zelfs niet helemaal ten onrechte, wanneer de uitgevers de bal proberen terug te kaat sen aan het ministerie van on derwijs. Het is in de Nederland se onderwijssituatie wel niet zo dat de overheid verantwoorde lijk is voor de invoering van nieuwe onderwijsmethodes (we kennen geen staatspedagogiek), maar de overheid speelt toch In januari 1971 werd wisko bas echter herboren, nu als een zeer voldragen kind. In Utrecht werd een instituut opgericht voor de ontwikkeling van het wiskunde onderwijs (IOWO), met een fors aantal medewer kers en een even forse jaarlijk se begroting. Voor andere vak ken iets om' jaloers op te zijn. Het ministerie van onderwijs zelf is nog niet helemaal van de schrik bekomen: als het zo met alle vakken moet, gaat dat een aardige cent kosten. De wiskobas-afdeling van het IOWO probeert nu met man en macht de schade in te halen. Niet dat ze zelf een methode op de markt wil brengen, maar ze probeert wel een landelijk leerplan te maken dat aansluit bij de Nederlandse onderwijssi tuatie. Daarnaast wordt ge- fleert hoe wiskobas het beste Clean worden ingevoerd in de Nederlandse basisschool. En dankzij diezelfde vrijheid van onderwijs hoeven de scholen aazich niets aan te trekken van de ar brief die zij een jaar geleden van de inspecteurs van het on- j derwijs kregen en waarin de inspectie waarschuwde: pas op wiskobas. Althans voor de niet officiële wiskobas. Want de tqterm wiskobas wordt zowel ,j|door het IOWO als door ieder ander die iets aan wiskunde op de basisschool doet gebruikt. Tot ongenoegen van het IOWO, a dat nog altijd bedroefd is dat zijn „handelsmerk" door ande- n (ren gègapt is. Misschien kun je het die paar (■jlhonderd scholen die met wisko- bas begonnen zijn niet eens kwalijk nemen, dat fcij zich door >1 de uitgevers hebben laten ver- vo leiden. De bestaande rekenme thodes (er zijn er zo'n vijftig) 'zijn ook niet allemaal even ge lukkig en enige vernieuwing in het rekenonderwijs kon heus va geen kwaad. Het voortgezet onderwijs is in log 1968 begonnen met modernise ert! lal ouders vragen de onderwijzers verontwaardigd waarom hun kinderen nog niet zijn ingewijd in het mysterie van de verza- melingenleer. Zo werd wiskobas een van de maatstaven waaraan je kunt aflezen of een school wel 'modern' is. Ook de uitgevers kun je niet zoveel verwijten. In het buiten land is men ons ver vooruit en de uitgevers zouden zich bijna aan plichtsverzaking schuldig maken, wanneer zij niet hun best deden hun fondsen in dit opzicht meer up to date te ma ken. Daar komt bij dat zij zich zelf wel enige beperkingen op gelegd hebben. Bij dc eerste in troductie van hun methodes hebben zij het aantal deelne mende scholen kunstmatig klein gehouden om enig zicht te kun nen houden op de invoering. Ze hebben hun best gedaan de scholen zo goed mogelijk voor te bereiden en te 'coachen.' Ze maakten handleidingen voor de onderwijzers, belegden voor lichtingsbijeenkomsten. en de den zo mogelijk ook een stukje wel een steeds belangrijker rol in de hele leerplan-ontwikke ling. De uitgevers hebben niet helemaal ongelijk, wanneer zij zeggen dat de overheid die rol ten aanzien van wiskobas aan vankelijk niet erg duidelijk heeft gespeeld. In 1968 stelde de officiële Commissie Modernisering Leer-' plan Wiskunde een subcommis sie in voor het basisonderwijs. De commissie had inmiddels zijn sporen op het terrein van het voortgezèt onderwijs al ver diend, en streefde naar een to tale vernieuwing van het hele wiskunde onderwijs vanaf vijf tot achttien jaar. In hetzelfde jaar werd een tienjarenplan ontworpen dat voorzag in bij scholing van het hele onderwij zerscorps, vernieuwing van het wiskundeonderwijs op pedago gische academies en een lande lijke leerplanontwikkeling. Dat project kwam in 1969 goed en wel op gang. maar in 1970 kwam er een kink in de kabel: er was te weinig geld voor een zo brede opzet. Tot dc tv-uitzendingen waarnaar ik altijd weer jgeboeid k|jk, behoren de natuurfilms. Men moet daarbij niet onmiddellijk godsdienstig gaan doen. Toen de N.C.R.(eis) Ver. pas opgericht was, was op bergen en in dalen psalm 19 niet van de lucht. Er is ten aanzien van de natuur een romantische godsdienstigheid geweest, die oppervlakkig en ten d'cpste onwaarachtig genoemd moet worden. Dat de hemelen Gods eer vertellen, weten we niet uit de natuur, maar uit de openbaring. Natuurfilms leren ons in eerste instantie naar, de natuur kijken zoals die in zichzelf is. Een ont stellend geheimenis. Leven voedt zich met leven. voo(Als het vogeltje met z|jn lied de Schepper dankt, keerjioc zit het dan met dc worm die even later in snavel kronkelt? En met datzelfde vogeltje, everjdat een prooi wordt van de huiskat? Hoe kan ten jaanzicn van dc voedselketen van plankton tot lechJncns met Albert Schweitzer worden volgehouden, r Mflat men eerbied voor het leven moet hebben? Het en ifeven zelf heeft geen eerbied voor het leven. e1 \yie Zjch onbevangen openstelt voor de beelden de diepze'e, uit de oerwouden on steppen, van 6 ^bergweiden en canyons, woestijnen en waterval- éèlen, van uitzonderlijke Ievensvorn?- en zoals op dc en zGalapagoseilanden en in Australië js alleen maar ceninjverb|jsterd. Aan de ene kant ontplooit de natuur een eindeloze verscheidenheid aan levensvormen, aan de andere kant toont ze een soevereine on- ^jverschilligheid, zoals dat zo treffend is uitgespro- in die paar regels, ik meen van Racine: La nature se rit des souffrances humaines. ne contemplant jamais que sa propre grandeur. (De natuur lacht om het lijden van de mensen: ze bespiegelt nooit anders dan haar eigen groot- (heid.) Niet terstond moraliseren, maar kijken, kijken. T|jd speelt geen rol, denk maar even aan dc Grand Canyon van de Colorado-rivier. De mense lijke levensduur als maatstaf is hier te enen .male ontoereikend. Tegenover al dat oeroude zijn we linder dan eendagsvliegen. Opmerkelijk ook is 10e alles op elkaar is afgestemd: bodem, klimaat, [flora en fauna. Dit is evenwel geen harmonie in m- ^platonische zin, maar een labiel evenwicht. Hoc- Oriëjzeer dit evenwicht kan worden verstoord, weet ewaajvandaag iedereen. lemelj Om op die onverschilligheid van de natuur .terug te komen: Friedrich Nietzsche schreef op IS' 7 april 1866 aan zijn vriend Vrijheer von Gers- soo florff; „Gisteren een indrukwekkend onweer .mee- Ik maakte dat ik boven op een berg in de buurt kwam, vond daar een hut, een man die twee geitjes slachtte, met zijn jongen. Het erbra onweer ontlaadde zich op een enorme manier, met storm en hagel. Ik ervoer een onvergelijke lijke gemoedsverheffing, en ik begreep zo goed 1dat wij de natuur pas dan goed verstaan, als wij uit zorgen en moeiten tot haar moeten vluchten. Wat betekende voor mij de mens nog met zijn onrustig streven! Wat voor zin had nog dat eeu- "wige „je moet", „je mag niet"! Hoe veel anders zijn de bliksem, de storm, de hagel: vrije mach ten. zonder ethiek!" zen niet natuurlijk. Want hij kent wel degelijk goed» en kwaad. Ook in de moderne wetenschap is er niemand die twijfelt aan het principiële ver schil tussen dier en mens. De mens heeft zelf bewustzijn en hij kent schuldbesef, niet maar zoals een hond die weet dat hij iets heeft gedaan wat van de baas niet mag (een dressaat. van buitenaf ingedrild), doch als een diep-menselijke intuïtie, een oerbesef. Vandaar de zoenoffers in de heidense religies. Op het toneel van die ethisch indifferente na tuur is dat raadselachtige wezen, de mens. ver schenen. Uit de aarde aards, maar met in zijn geest wat alle dichters van alle tijden 'de god delijke vonk' hebben genoemd. Hij staat in het spanningsveld tussen de beide polen van tech nologie en mystiek. Naar beide kanten zijn er uitersten: de homo technicus en de homo mysti cus. Zo kan de theologie spreken van natuurlijke min stel, :of, figui d (Fr schtg 1 lid, 5 werkt aan de (bij)scholing van onderwijzers. In augustus begint waar schijnlijk een introductie-serie voor de televisie samen met N.O.T.-Teleac. Het leerplan wordt uitgetest op een proef school in Arnhem. Een van de blokken waar al mee geëxperi menteerd is gaat over 'coördina ten'. Het Mok heet 'Stadsplan' en is bestemd voor verschillen de fasen in de basisschool. Het uiteindelijke doel van deze leerstofontwikkeling is dat er een 'reservoir' van leerstof-een heden komt, in diverse vormen en met tal van schakeringen en voorzien van didactische aan wijzingen. Elke school kan daar dan een keus uit maken. Onge veer in 1974 moet dat leerplan klaar zijn. Tegen die-tijd heeft een nieuw gesprek met de uit gevers weer zin. Een vorig jaar op verzoek van de uitgevers ge arrangeerd gesprek liep voorlo pig op niets uit. Over de methodes die nu reeds door de uitgevers zijn uit gebracht laten IOWO-medewer- kers G. H. Meijer en E. W. A. de Moor zich voorzichtig uit. „Over de waarde ervan willen we geen oordeel uitspreken. Maar we vinden wei dat je niet met wiskobas kunt beginnen voordat de onderwijzers een be hoorlijk heroriëntering gehad hebben. Een andere voorwaarde is dat er een goede begeleiding van een schooladviesdienst of een andere instantie aanwezig is." Het is mooi gezegd, maar hoe veel scholen zijn inmiddels met wiskobas begonnen zonder dal aan deze voorwaarden was vol daan? Alle goede bedoelingen van de uitgevers ten spijt. Want de begeleiding die de uitgevers verzorgen verdient die naam nauwelijks. Bovendien is het principieel ongewenst dat uitge vers zich de rol van onderwijs- begeleider toebedelen. Dat voe len ze zelf ook wel. maar ze ontkomen toch niet helemaal aan die begeleidende taak. Want de officiële instanties zijn gewoon nog niet zo ver. Soortgelijke waarschuwingen vangen we op bij drs. K. B. Koster, ontwikkelingspsy choloog aan de rijksuniversi teit te Utrecht. Hij is al enkele jaren bezig met een onderzoek naar de achtergronden van nieuwe wiskunde-programma's op de basisschool. Over de uit gevers zegt hij: „Ik zeg niet dat zij onverantwoordelijk te werk gaan. Maar ze letten te weinig op de moeilijkheden die een methode in de Nederlandse on derwijssituatie kan opleveren. Een methode als die van Malm berg („Denken en rekenen") is op zichzelf wel goed. Maar weet een school die erme begint welke consequentie# dat heeft voor het hele onderwijssysteem (b.v. werken in groepen)? En is het hele team van onderwijzers voldoende voorbereid? Een na deel is ,ook dat deze vier uitge vers helemaal afgaan op bui tenlandse methodes. Wolters- Noordhoff neeft een Ameri kaanse methode vertaald, Malmberg een Franse, Van Gorcum een Canadese en Sam son een Duitse." Op zichzelf zijn dat al fikse bedenkingen tegen de huidige ontwikkeling. Maar het onder zoek dat Koster (met subsidie van de Stichting voor Onder- Twee voorbeelden van reken/wiskunde-onderwljs voor de lagere school. Recht6: een opgave uit het leerblok 'coördinaten', samen gesteld door het Instituut Ontwikkeling Wiskunde Onderwijs. Volgens de tekst bij het plaatje zegt Bas: het zwarte hokje Is het vierde van links en het tweede van rechts. Bas staat nu 'n A, maar wat zou hij moeten zeggen als hij in B stond en in C? Links: Een voorbeeld uit de methode 'Kijk en ontdek', uitgegeven door Wolters-Noordhoff, bestemd voor de kleuterschool en/of de eerste klas van de basisschool. De opgave luidt: Teken een kring om het getal dat aangeeft hoeveel elementen elke verzameling telt. De Amerikaanse herkomst van deze methode blijkt duidelijk uit de plaatjes van ruimtevaarders, base-bali-ottributen en barbecue-picnics. Eveneens uit de prijzen van afgebeelde speelgoed. Autootjes: 37 cent (dollarcent?). De prijs van dergelijke methodes Is minder anachronistisch. Een complete methode voor een eerste klas van dertig kinderen (boeken, logiblokken, balan sen en ander 'practicum'-materialen) kost f 800 (Wolters-Noordhoff) tot 1600 (Samsom). zoek van het Onderwijs) doet zou wel eens nog fundamentele re bezwaren togen de wiskobas- mode kunnen opleveren. Een van de vragen die Koster bestu deert is:wat kan een kind van bijvoorbeeld vijf, zes jaar eigenlijk aan? De meningen op dat punt lopen nogal uiteen. Er zijn optimisten die vinden dat je een kind alles kunt leren en die kennelijk daarom ook vonden dat het dan nuttig is om een kind zo mogelij k op de ba sisschool al te confronteren met stukken wiskunde die je vroe ger aan doctoraal-studenten voorzette. Maar anderen zijn voorzichtiger. Ze zetten een vraagteken achter allerlei niet onderwijs-kundige motieven die de snelle opkomst van wiskobas beïnvloeden. Vooral het sociaal-economi sche motief (we moeten het kind zo vroeg mogelijk inwijden in de geheimen van de techno logie van het jaar 2000) lijkt dubieus. Alsof wij nu kunnen voorspellen wat over dertig jaar de rol van de wiskunde is. Wie weet verkijken we ons grandioos op onze maanreizen en computers. Er zijn nog andere twijfels: is het werkelijk zo dat een kind van zes jaar gebaat is bij ken nis van begrippen als 'verzame ling' en 'element'? en hoeveel kinderen kunnen dergelijke ter men werkelijk met gegrip han teren? Want dat zou het grote voordeel van wiskobas boven de oude rekenmethodes zijn: be grip in plaats van routine. Met zulke vragen kom je wel op glad ijs, want wie zal het laat ste woord zeggen over de vraag wat je een kind op de lagere school nu echt moet leren? Zoals je oprechte twijfel kunt koesteren jegens de beruchte cijfersommen van vroeger, kun je ook twijfelen aan het nut van breuken of tafels van ver menigvuldiging. En zoals je aan de oude methodes kon twijfelen, zo kun je twijfelen aan de nieu we. De heer Koster heeft deze probleemstelling ook eens van de andere kant bekenen. Is dat oude rekenonderwijs inderdaad op zoveel punten verouderd? En hij probeert uit te zoeken wat de waarde is van de 'teltrai- ning' in het begin van de eerste klas. In de vier vertaalde wis- kobas-methodes gaat men ervan uit dat die teltraining in het eerste half .jaar niet nodig is. De hypothese van Koster is dat die teltraining wel degelijk zijn waarde heeft. Dergelijke vragen zijn zeer fundamenteel en eigenlijk zou je geen onderwijs moeten geven voordat je daarop een antwoord hebt. Maar dat zou betekenen dat we de volgende jaargangen van zesjarigen eerst een paar jaar thuis zouden moeten hou den. We zien in dat zoiets moei lijk gaat. Maar misschien is het al voldoende als een discussie over deze vragen ons wat min der zenuwachtig maakt, wan neer uitgevers ons en onze kin deren dé verzamelingenkoorts willen aanpraten. Ziehier het geheimenis: de natuur kent geen goed of kwaad, en de 22-jarige Nietzsche heeft bij dat onweer vermoedelijk indrukken opgedaan die later in zijn filosofie „aan gene zijde van goed en kwaad" de gerijpte uitdrukking hebben gevonden. Want dat is de eeuwige tweespalt van a9 a,dc mens: hij wil volkomen natuurlijk zijn, maar JZZEIhij kan het niet. De 'natuurlijke' mens is in we godskennis en van natuurlijke theologie, twee be grippen die moeilijk uit elkaar te houden zijn. Wie de Chr. Encyclopedie van Kok bezit, vindt in deel 5 op blz. 144 een uitvoerig, verhelderend artikel van dr. Y. Feenstra over dc verhouding tusen die beide begrippen. Terecht zegt hij tegen het einde van zijn betoog: „Ook wat wij van Gods algemene openbaring opmerken, is ons be kend bij de gratie van zijn bijzondere openbaring." Schuldbesef komt na dc zonde, maar waar komt de zonde vandaan, hoe is zij in de wereld gekomen en hoe heeft God haar kunnen toelaten? Dit zijn diepe vragen en pogingen tot antwoord brengen vèr reikende consequenties mee. Zo kan het gebeuren dat men, na lange discussies op wetenschappelijk niveau te hebben aangehoord over Genesis 2 en 3, over de zondeval als een knik in de historie ('in de aanvang'), of als aan wezig in de door God goed geschapen wereld 'van de aanvang af', thuis voor de t.v. verbijsterd tegen een natuurfilm zit aan te kijken en gecon fronteerd wordt met de diepste vragen aangaande leven en dood, God en mens, natuur en openba ring. De orthodoxie mag hier nooit in de fout ver vallen te denken dat ze onet haar van de vaderen geërfde theologie alles op een briefje heeft, dat er geen geheimen meer zijn, dat alles zich in taal laat mededelen, dat wij de waarheid uit de openbaring 'bezitten' (de bezitter is altijd meer dan het bezit). Wanneer over de velden van de orthodoxie niet meer de adem van het mysterie strijkt, is ze met al haar werkelijke of vermeende zekerheden van God verlaten en aan de dood prijsgegeven. Wie veel heeft, van die zal veel gecist worden. Bij al onze gevestigde overtuigingen moeten.wij een kinderlijke onbevangenheid bewaren, een klare blik tegenover de verschijnselen, een altijd weer opduikende, diepe verwondering over alles. Wee hem die zich over niets meer verwonderen kan, bij wie alles klopt. Wat een zegen dat er kinder ogen zijn: onbevangen, verwonderd, ontvankelijk. Zolang de angst niet de overhand krijgt. DR. C. RUNSDORP Dominee Masselink had me al ver teld dat hij in Waarheid en Eenheid zou schrijven over de laatste zitting van de gereformeerde synode, onder de titel: wie redt Amsterdam? Hij zei er niet bij dat hij het woord „Amsterdam" tussen aanhalingstekens zou zetten, maar ook zonder dat zouden zijn le zers heus niet denken dat dr. Masse link opeens in de weer was contra, zeg maar, een geld en stedeschoon ver slindende metrobouw. Amsterdam, zo kon iedere insider narekenen, staat hier voor: de theologische faculteit van de Vrije Universiteit. Nu, met het nummer van eind januari van Waarheid en Eenheid voor ons, zien we dal dr. Masselink in eerste instantie inderdaad aan die faculteit denkt („daaraan zijn prak tisch allen verbonden tegen wie zo ernstige bezwaren zijn ingebracht"), maar een eindje verder in zijn verhaal neemt hij het begrip „Amsterdam" ruimer: „niet alleen de Vrije Universiteit en omgeving, maar allen die op zoek naar eigentijdse inzichten op het hel lend vlak van de natuurlijke, menselijke wijs heid dreigen te geraken". „Lees m'n artikel in Waarheid en Eenheid maar", zegt dr. Masselink tegen mij, «Is we wat zitten na te praten over de vergadering van de gereformeerde synode, waarop de kwestie-Kuitert was behandeld. We zijn het erover eens dat de synode goed heeft ge daan door te willen kijken naar wat échter allerlei omstreden uitlatingen schuilt. Maar. wil ik weten, de verontrusten hebben toch om méatregelen gevraagd tegen theologen als Kuitert en Baarda, en die zitten er, als ik goed zie. voorlopig niet in: hoe kan dominee Masselink dan met een zekere tevredenheid op die synodeweek terugzien? Dr. Masselink: „Er moet een halt toege roepen worden aan horizontaliserende ten- denzen van de zogenaamde nieuwe theolo gie. Ik zeg zogenaamd, want die theologie is niet nieuw." Ja. maar hóe wilt u dat er een halt toe geroepen wordt? Via een schorsing of afzet ting van een of meer hoogleraren van de VU? Dr Masselink: „De synode moet een dui delijke uitspraak over die theologie doen." U bedoelt: een veroordeling ervan? Dr. Masselink: „Natuurlijk!" En dan? Dr. Masselink: „Je moet niet alles tot het eind toe willen construeren, je moet ook in de kerkelijke samenleving leren leven met on opgeloste vragen. Dat kost genade, dat wel. Ik geef dit fragmentje uit ons gesprek na genoeg letterlijk weer om duidelijk te maken dat iemand, die uit is op radicaiistische uit spraken en beweringen, bij dr. Masselink aan het verkeerde adres is. Hij is geen man 4c Morgen neemt dr. E. Masselink we'gens iljn emeritering afscheid als predikant van de gerefor meerde kerk van Rotterdam-Zuid (Katendrecht); de afscheidsdlenst Is 's avonds om zeven uur In de Breepleinkerk. Met dit afscheid gaat gepaard het veertlg-jarlg ambtsjubileum van dr. Masselink en wie hem wil feliciteren, kan dat vanmiddag tussen half drie en vijf uur doen In het gereformeerd jeugdhuis 't Slag, Sandellngplein 20, Rotterdam. Dr. Masselink is pok voorzitter van de redactiecommissie van Waarheid en Eenheid, het veertien daags blad van de gelijknamige gereformeerde persvereniging, waarin ook de vereniging van ver ontrusten in de gereformeerde kerken onderdak heeft gevonden. Van dit werk neemt hij nog géén afscheid en zo geviel het dat ons gesprek met dr. Masselink (waarvan we hierbij verslag uitbren gen) meer ging over de huidige problematiek in de gereformeerde kerken dan over de ambtelijke loopbaan van de scheldende jubilaris. door A J. Klei van: Kuitert moet weq, Baarda dient te ver dwijnen en de synode doet maar niks. Hij schrijft in Waarheid en Eenheid: „Ik dacht dat negentig procent van de Synode meer of minder verontrust is; al zal een deel alleen in de voorzichtigheid nog de wijsheid zien. Maar de kerken zien ook wel het ver schil tussen de Synode van Sneek en nu van Dordt. Dat er een enorme verbreding en verdieping is in serieuze zorg en ver antwoordelijkheid." Dr. Masselink eindigt zijn artikel zo: „Nu dan, „Amsterdam" moge weten dat de Synode met veel geduld eh begrip maar ook met innerlijke gedrevenheid tot correctie oproept. En moge weten, dat als t het kerkvolk door de nevels heenziet en dat licht niet meer vertrouwt, het zich van „Amsterdam" afwendt. Deze waarschuwing is geen dreiging; maar staat wel onder de hoogdruk van de onontwijkbaarheid. Het alternatief zou een kerkelijke crisis (c.q kerkscheuring) betekenen. Maar daarin ge loof ik minder, dan in de kans dat „Am sterdam" bij volharding er naast komt te staan. Dit moge ik als pastor in de kerken op merken; met als laatste woord hier, dat allen die verontrust zijn georganiseerd of voor zichzelf alleen op dit moment in geen geval tot een heengaan moeten be sluiten. Er moet wel veel en voor allen gebeden worden; en de Synode heeft getoond de herderstaf tot bewaring en tot afweer te willen hanteren." Met op deze uitspraken van dr Masselink te wijzen probeer ik niet hem uit te spelen tegen andere verontruste predikanten in de gereformeerde kerken die (en het blijkt uit hetzelfde nummer van Waarheid en Eenheid) minder opgewekt naar de afgelopen zitting van hun synode kijken. Ik merk dit met wat nadruk op, omdat dr. Masselink daar zelf een beetje benauwd voor is. Want als ik hem vraag of hij ook, net als ds. W. C. van den Brink van de vereniging van verontrusten, voor de Vrije Universiteit en de NCRV be dankt heeft, aarzelt hij met antwoorden: wat had Ik eraan te weten of de één wel, de ander niet.of omgekeerd. Ik leg dr. Masselink uit dat ik in de trein naar Rotterdam heb zitten lezen in het pas uitgekomen bundeltje interviews over veront rusting van Rik Valkenburg daarin vertelt ds. Van den Brink over die bedankjes en vandaar de aankleding van mijn vraag. Dr. Masselink knikt en zegt dan: „Hoewel mijn bezwaren tegen de theologische faculteit van de VU onoverkomelijk dreigen te worden, wil ik de waarde van de VU als geheel daarmee niet ontkennen. De theologie is het meest zwakke punt van de VU, er moet wat aan gebeuren, maar om nu de héle VU af te schrijven. néé." Wat de NCRV betreft, is dr. Masselink kort: „Ik dénk er niet over te bedanken!" Hij gaat verder: „Wat ik wél vind. en ik hoop dat het in de krant komt, is dat de hele trend van het christelijke leven vandaag van dien aard is dat er reacties komen: tégen de iVU, tégen de NCRV, tégen de christelijke dagbladpers. Misschien klinkt het eigenwijs, maar me dunkt dat die VU, die NCRV en die christelijke kranten datgene wat achter die reacties zit, ter harte moeten nemen, dan is het nog waardevol voor hen ook!" Het komt me voor (en nu dwaal ik even van het gesprek af) dat de houding van dr. Masselink jegens de synode en jegens wat ik nu maar noem gereformeerde verworven heden ook hier vandaan komt: van zijn grote trouw. Want deze man, die nu aan 't adres van felle èn verdrietige verontrusten betoogt dat de synode „heeft getoond de herderstaf tot bewaring en tot afweer te willen hante ren" heeft nog niet zo erg lang geleden een synodaal standje gehad; omdat hij niet op hield kapsie te maken op wat hij zag al6 een groot kerkelijk onrecht (waarom dat synodaal standje zo nodig moest, is me nooit duidelijk geworden). Dr. Masselink was namelijk onverdroten bezig en het verwijt van monomaan te zijn. nam hij op de koop toe met de kwestie van de Schilder-citaten. Een paar uitspraken van wijlen prof. dr. K. Schilder waren door hem gevoegd bij zijn verzoek aan de Rotterdamse synode van 1952 om de schorsing van Schilder te herzien vanwege de eng-confessionele binding. De betrokken sy nodale commissie heeft (en nu citeren we uit wat dr. Masselink hierover eens schreef) „die (citaten) achtergehouden. Daardoor is die synode misleid en daardoor kon zij tot de onware en onwaarachtige uitspraak komen dat het pre-advies (dat een rol speelde In de kerkelijke kwestie, welke geleid heeft tot de scheuring In de gereformeerde kerken In 1944, ajk) bij Schilders schorsing niet In het geding was." Dr. Masselink verzocht synode na synode: publiceer deze Schilder-citaten, laat zien wat voor onrecht is gedaan! Tevergeefs. Hij stuur de ze naar de kerkeraden: praat erover, zet ze in je kerkblad! Tevergeefs. Hij bezocht redacties van kranten: dit is witheet nieuws voor' heel het volk! Alweer: tevergeefs (de dagbladen redeneerden: als het groene hout van de kerkbladen er al geen weg mee weet, dan het dorre hout van de „gewone" kran ten?) Even breng ik in ons gesprek dit punt ter sprake: is dr. Masselink nooit moedeloos qeworden in die uitzichtloze strijd rondom die citaten? Dr. Masselink: „Nee: Ik ben vandaag nóg diepbedroefd over die minderwaardige en een kerk onwaardige affaire, maar het heeft nooit iets afgedaan van de grote vreugde, waarmee ik nu veertig jaar onze kerken heb gediend." Volgende vraag, hoe staat dr. Masselink tegenover zijn werk aan en in Waarheid en Eenheid? Dr. Masselink: „De bedoeling van ons blad was en is: oecumenisch-gereformeerde voo-lichting te geven. We willen geen partij zijn. ga maar na. we zijn ontstaan naar aan- leid'nq van de kwesties in 1944, toen wij in de kerken partijschappen waarnamen. Daar tegen ging ons protest. En als ze nu van one zeggen dat we eenzijdig zijn, dan zeg Ik dat een reactieve houding altijd eenzijdigheid meebrengt. Maar we moeten reageren, nu het in onze kerken gaat naar een onconfes sionele theologie, waarbij men meent alle vraagstukken confessioneel-Indifferent te kunnen oplossen. Je komt steeds meer een eenzijdig binnen-wereldse oriëntering tegen, waartegen we ons moeten verzetten. Men kan dat dan afdoen met „rechtse reactie", maar ons staat voor ogen een positieve hand having van de belijdenis, gericht op de pro blematiek van déze tijd. Reactie is nooit doel op zichzelf." Professor Kuitert komt ter sprak« al licht. Dr. Masselink: „Als je in deze wereld voor iets ijvert is je primaire bron: je leven met Christus. Tegenwoordig dreigt een binnen- wereldse religiositeit. Neem ook eens dat artikel van Kuitert over Godservaring, u hebt er in de krant over geschreven, ik in Waar heid en Eenheid. Ik waardeer Kuiterts bedoe ling, maar die man heeft te weinig aprlori's van zijn kant. Hij past zich te veel aan bij degenen van wie hij het gehoor wil hebben. Geloof me, de échte Godservaring dat is de gemeenschap met Christin, die /indt zijn eigen banen In de wereld. Neen William Booth. Die kwam in de meest hachelijke om standigheden met het complete evangelie, die stemde het niet af op de vele maatschappe lijke obstakels van zijn tijd. Ondertussen deed hij best wat aan die wantoestanden, juist vanuit dat evangelie. Augustijn vindt zoveel percentage hulp aan ontwikkellng»lar den meer waard dan binding aan de be jdenis, maar ik zeg: dat percentage is prima, maar dan om ook via dat percentage onze belijde nis waar te makenl" Nog even over de activiteiten van Waar heid en Eenheid. Dr. Masselink: „Het is niet een zaak van de éne groep mensen tegen de andere groep. Wij willen de geestelijke verantwoordelijkheid van de kerkmensen wakker maken. Het komt aan op de geestelijke bewustheid van heel het kerkvolk, dat wil zeggen: op de levende gemeenschap met de Heiland der wereld. Jezus Christus. Het gaat erom dat wij met Hem zijn: Gods volk onderweg. Kan dit het slot zijn?" Het kan. Discussie-interviews over verontrusting, door Rik Valkenburg. Uitg. Kok, Kampen, 101 pag., prijs f 6,90. Gesprekken met prof. mr. I. A. Diepenhorst, prof. dr. J. Verkuyl, dr. M. J. Arntzen, dr. B. Rietveld, ds. D. J. Couvée, ds. W. C. van den Brink.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 15