Ondergronds christendom in Rusland 't Staat in Voorlopig TANZANIA 'erschrikkelijk veel koeien, maar groot gebrek aan vlees HET LAND VAN JULIUS NYERERE ZATERDAG 15 JANUARI 1972 Sinds onheugelijke tijden hebben ien v in Rusland naast de officiële »oor rken min of meer ondergrondse eespi ït m rmen van christendom bestaan. e re politiek van de Tsaren was er iiwn J® een van fanatieke vervolging wo nollen, die niet bij de orthodoxe g re< 1 er i latskerk wilden horen, soms was is trie een soort repressieve tolerantie, jijvaIar n00'* ^ende Rusland werkelij- innds vrijheid van godsdienst. Even Izoei^ het er na de revolutie van kunr 17 op geleken, dat er vrijheid steejn godsdienst zou komen, maar al "boei Dedig begon ook het Sowjetbe- jn nd zich te bewegen tussen ver- ipasi khed Iging en repressieve tolerantie. leen voor geregistreerde kerken de gemeenten bestaat een be- ie h rkte vrijheid van eredienst, iar er zijn nog al wat voorwaar- ïdbo; n aan deze registratie verbonden zelfs de geregistreerde kerken |e nj n machteloos, als met ingewik- ;e v Ide administratieve maatregelen rkgebouwen en seminaries wor- ar»4n gesloten, weii JschiEr zijn hle gebieden, vaak groter ia! r n de grootste Nederlandse provin- ïniel» Waar geen enkel geopend kerk- n bouw meer is. Maar er zijn wel jn. ;t-geregistreerde en dus eigen- slui i k illegale huisgemeenten; er ko- kujen wel ongeregistreerde reizende n iesters en evangelisten; ja, er is 1 S1' Ifs een hele bonte wereld van vaak icere vreemdste sekten, met genezers vc zieners. Het is allemaal niet-offi- zal (pei en min Qf meer klandestien. :t dc^r mensen als Wurmbrand en voor nen! latieke communistische partij- ich" rctionarissen is het makkelijk om Kkallemaal onder één noemer te lebbgngen, want zij leven bij de een- nenl udige formule: christendom an- communisme. In werkelijkheid is t veel ingewikkelder en onmogelijk lanet één Geologisch Woord te be- ovl hrijven: waansystemen komen voor ov ast diepe spirituele eenvoud; totale "la rvreemding va" de Sowjet-maat- j happij naast deemoedige dienst aan iefri ar menselÜk welzijn- eskundig leut Het is daarom zeer toe te juichen, uxg t na vele waardeloze en eenzijdige "s blikaties, die nooit aan de bronnen e z ntroleerbaar waren, eindelijk een gaghtenschappelijke studie is versche en met duidelijke en kontroleerbare ronvermeldingen De schrijver is illiam C. Fletcher, een van de vier f vijf werkelijk deskundigen terza- e van de godsdienst in de Sowjet- nie. Hij js directeur van een Rus- ndkunde-instituut aan de universi- !it van Kansas, dat uitblinkt door in geweldige documentatie op het ■bied van de godsdienst in de Sow- t-unie. Het boek beperkt zich niet, zoals e titel zou kunnen doen vermoeden, >t de Russisch orthodoxe kerkvor- len en geloofsbeleving, voorzover eze „ondergronds" bestaan. Zo gauw tuners kerken „onderduiken", raken i alle officiële kontakten met de bo- mgrondse kerkorganisatie kwijt, in it geval dus met de kerken van het loskouse patriarchaat.. Ze moeten et meestal stellen met een mini- ium aan gewijde bisschoppen en riesters, soms zelfs helemaal zonder. HfifiÈ iSèO Cartoon uit het satirisch Sowjettijdschrift Krokodil van 29 februari 1960. Het bijschrift luidt: "O Heer, stuur tenminste één anti-godsdienstige spreker naar ons distrikt" (overgenomen uit "Godsdienst in de Sowjet-Unie" van Walter Kolarz, uitg. Ned. Boekhuis, Tilburg). Dat betekent, dat de traditioneel or thodoxe, hiërarchisch-bisschoppelijke kerkorganisatie niet kan worden ge handhaafd. De „noodoplossing" van een lekenkerk, eerst als voorlopig aanvaard, heeft de neiging definitief te worden en zo ontstaan er kerkty pen, die niet meer bisschoppelijk- hiërarchisch zijn. De „ware ortho doxe kerk", die nog het meest en het langst aan de traditionele kerkvorm, ook ondergronds^ vasthield, is sinds 1953 praktisch verdwenen, terwijl de (de naam duidt het al aan) veel los ser georganiseerde beweging van de „ware orthodoxe christenen" telkens opnieuw groeit in perioden van een rigoureuze anti-kerkpolitiek van de kant van de staat, zoals bijvoorbeeld in de jaren van v1959 tot 1966 met zijn massale kerksluitingen. sekten Maar ook alweer door deze veel meer congregationalistische kerk vorm, komen vele „ware orthodoxe christenen" in open kontakten (veel meer dan de bovengrondse orthodoxe kerk) met niet-orthodoxe sekten en bewegingen. Er ontstaan mengvor men, nieuwe sekten en ook deze worden in de studie van Fletcher besproken, mits er betrouwbare ge gevens over zijn. Het boek geeft dus nog meer dan de titel belooft. Zo ho ren we bijvoorbeeld ook van de sekte der penitenten, oorspronkelijk voort gekomen uit de rooms-katholieke kerk. Deze sekte overtrad door haar totale weigering om haar leden te doen deelnemen aan het maatschap pelijk leven, vele Sow jet-wetten, zoals de leerplichtwet, de wet op de burgerlijke stand enz. Typerend zijn bijvoorbeeld de antwoorden, door een aanhanger van deze sekte gegeven bij een verhoor. Het protokol van dit verhoor begint aldus: uw naam? „boeteling" uw voornaam? „uitverkorene" wanneer geboren „drie jaar geleden" waar werkzaam? „in Gods wijngaard op welke arbeidsplaats? „op Gods heilige berg" Enzovoorts. Hier is een voorbeeld van bijna totale vervreemding van de maat schappij. Bijna totaal; het kan nog totaler, zoals bij de sekte van de „Zwijgers", die met niemand meer praten tot de wederkomst des Heren. Als sekte is ze nu vrijwel verdwe nen, maar onder de „ware orthodoxe christenen" komt de zwijggelofte als optie nog wel voor. Minder spektakulaire tekenen van vervreemding van de moderne maat schappij onder de „ware orthodoxe christenen" zijn de afwijzing van de techniek, soms met de konsekwentie, dat men in kleding, schoeisel en voedsel teruggrijpt op de voor-indus triële mode en in geschriften niet zo zeer het communisme als wel de mo derne wetenschap, techniek en in dustrie, die de hele wereld veroverd heeft, aanvalt. Maar dit geldt na tuurlijk niet van alle „ware ortho doxe christenen". Er valt vrijwel niets te generaliseren. In het spek- trum van de sociale vervreemding komen alle graden van bijna totale aanpassing tot bijna totale afwijzing van de moderne maatschappij in het algemeen en de sowjet-maatschappij in het bijzonder, voor. enorm reservoir Eenzelfde gradatie vindt men in de verhouding tot de bovengrondse ker ken. Voor sommigen zijn dit eenvou dig „satanskerken", anderen nemen graag aan haar erediensten deel, als ze er door verhuizing of reizen de kans toe krijgen. In het algemeen komt Fletcher zelfs tot de conclusie, dat de „ondergrondse christenheid" in Rusland een enorm reservoir heeft gevormd en nog vormt voor de offi ciële kerken, waaruit onmiddellijk geput kan worden in tijden van een wat royaler regeringspolitiek tegen over de kerken. Dit is gébleken in de jaren vlak na de tweede wereldoor log en ook in de periode van 1953 tot 1957, die er ook een van matiging was. Dit geldt natuurlijk niet voor de extreme sekten, die alle staatsvor men en alle kerkvormen principieel verwerpen, ook de meest democrati sche en tolerante staat en de meest traditioneel liturgische of schriftuur lijke kerk. de politiek Wat de houding van de leden der ondergrondse religieuze gemeen schappen in politiek opzicht betreft, komt de schrijver tot de conclusie, dat politieke vijandigheid jegens het sowjet-regiem niet oorzaak, maar wel vaak gevolg is van hun conflict situatie ten aanzien van de staat. Letterlijk zegt hij: „Onrechtvaardige straffen jegens hen. die alleen maar religieuze over tuigingen willen naleven kan resul teren in een negatieve reactie bij het slachtoffer en een gelovige sovjet burger, die totnogtoe politiek neu traal of zelfs positief loyaal tegen over de regering stond, kan tengevol ge van het ondergaan van een on rechtvaardige behandeling politiek vijandig tegenover het regime wor- doxe christenen", die apologetische en stichtelijke lektuur vervaardigen en verspreiden en daarbij filosofische vragen niet uit de weg gaan. Een voorbeeld uit de inleiding van een traktaat: „Waf is materie? Waar kwam voor het eerst de beweging in de materie vandaan? Waar vandaan kwam le ven op de aarde en wat is leven? Waar komt het menselijk bewustzijn vandaan en de menselijke intelligen tie? Wat is het doel van het mense lijk leven op aarde? Al deze vragen blijven tot op heden onverklaarbaar door de wetenschap. Wij geloven vast, dat een juist antwoord alleen in geloof kan worden gegeven. Alleen in geloof in God kan de mens het doel en de bestemming van zijn be staan correct verstaan, hem boven het niveau van het dier uitheffen en hem in staat stellen tot het bereiken van wijze en edele doeleinden." kleine fractie Hoe interessant ook, de bewegin gen van ondergronds werkende christenen tellen hun leden niet bij tientallen miljoenen. Ze maken op de totale bevolking van 250 miljoen sov jetburgers niet meer dan een uiterst kleine fractie uit. De schrijver komt tot de slotsom, dat al deze groepen samen nog niet de omvang hebben bereikt, die de eveneens clandes tiene oud-gelovigen hadden op hun hoogtepunt in de Tsarentijd (on geveer tien procent). De officiële Russisch orthodoxe kerk heeft zich nog altijd kunnen permitteren de „ware orthodoxe christenen" te nege ren en in het buitenland zelfs hun bestaan te ontkennen. Veel eerlijker is in dit opzicht al tijd het tijdschrift van de atheïsten, door prof. dr. J. de Graaf den. In vele gevallen heeft de antire ligieuze aktiviteit van de staat poli tieke vervreemding teweeggebracht bij talrijke burgers, die anders waar schijnlijk onberoerd zouden zijn ge bleven door welke politieke afkeer dan ook." vicieuze cirkel Daar komen nog twee omstandig heden bij, die de schrijver ook noemt. Ten eerste is ondergronds re ligieus bestaan niet zo eenvoudig te organiseren als men misschien op grond van het voorgaande zou den ken. Het vereist een grote ervaring in het vermijden van ontdekking en opsporing en hierdoor is de leiding vaak in handen van uitgesproken te genstanders van het regime, die im mers vaak de meeste ervaring heb ben in clandestiniteit. Ten tweede zijn er in elke onder-., grondse groepering van christenen van enige omvang zeker wel een paar, die in gevangenissen en kam pen zijn geweest en het daar gevolg de strenge systeem pleegt geen poli tiek enthousiaste communisten te kweken, integendeel. Zo is er een vicieuze cirkel: de an tireligieuze politiek van de staat drijft christenen in de illegaliteit, waar ze door allerlei omstandigheden politiek vijandig tegenover het sys teem worden en deze politieke vijan digheid is dap weer oorzaak voor versterkte antireligieuze aktiviteit van de staat. traktaat De ondergrondse christenen evan geliseren natuurlijk ook en wel in sterkere mate dan de leden van de bovengrondse kerken. Er zijn bepaal de groeperingen van de „ware ortho „Wetenschap en religie". In 1961, toen het proces van kerksluitingen, sluiten van seminaries, wettelijke en administratieve maatregelen tegen de kerken in volle gang was, schreef A.' Valentinov in dit blad een artikel over „sovjetwetgeving aangaande erediensten" en daarin zegt hij onder meer: „Het intrekken van geregistreerde status (voor gemeenten) resulteert heel vaak in een pure toename van ongeregistreerde, maar wel functio nerende religieuze gemeenschappen en groepen. Het is geen succes voor atheïstische inspanning, als je de ge tallen van de ene kolom vermeerdert, omdat je de getallen van een andere kolom hebt verminderd," Het lijkt Fletcher, die in zijn con clusies zeer voorzichtig is, niet onmo gelijk, dat de wetenschap, dat het in de weg leggen van grote belemme ringen voor de kerken meestal alleen maar de groei van veel oncontroleer baarder religieuze gemeenschappen ten gevolge heeft, het behoud van althans een stuk vrijheid voor de „bovengrondse Russische kerk" bete kent. De phoenixachtige manier van het telkens weer opduiken van onder grondse religieuze bewegingen is het, die de de prijs van door vele atheïs ten gewenste drakonischer maatrege len tegen de kerk te hoog maakt. Het boek van Fletcher gaat ui teraard niet in op de kerkelijke op positie, die immers niet „onder gronds" is, evenals de hele democra tische oppositie in Rusland niet „on dergronds" is. Daarover schreef de Engelsman M. Bourdeaux een goed boek: „Patriarch and Prophets", twee jaar geleden in Londen verschenen. William C. Fletcher, The Russian church underground 1917-1970, Ox ford university press, 1971. De gereformeerde synode is de afgelopen week doende geweest met pro fessor Kuitert. de hervormde synode sprak en zal spreken over het getuigenis van professor Van Niftrik c.s., maar niemand kan beweren dat aller gemoederen heftig door deze affaires bewogen worden. O ja, verscheiden kerkmensen praten erover mee. en opvattingen zus en meningen zo zijn moeiteloos uit kerkbladen bij elkaar te harken. Maar het gros van de gemeente, tot welker gerief die dis cussies toch plaatsvinden, zegt niks of haalt de schouders op: ze doen maar... Er komen namelijk steeds meer mensen die hun geloof en hun christen-zijn niet (meer) beleven via de kategorieën en in de kaders, waarmee en waarbinnen sy nodale debatten gevoerd worden. Hier hoef je, lijkt me, op zichzelf nog niet erg over in te zitten. Want wie be lijdt dat we maar ten dele kennen, moet ook kunnen zeggen; wie zijn wij met onze denkkaders? Een veel naarder verschijnsel is dat ook de onderlinge ver vreemding toeneemt en wel zó sterk dat mensen van een en dezelfde gemeente elkaar over en weer nauwelijks als mede-gelovige herkennen en (want dat krijg je dan ook) niet wénsen te herkennen. We kunnen daarom deze zaak niet meer afdoen door er het etiket ..verschil in geloofsbeleving" op te plakken. Nu zien we de laatste tijd dat synodes zich vriendelijker dan ooit voorover bui gen naar degenen, die met de vertrouwde kaders wél overweg kunnen en kla gen dat zij in de tocht zijn komen te staan. Begrijpelijk is deze aandacht in zoverre wel, dat hier sprake is van een reactie op een al te uitbundige vorm van apostolaat, waarbij ar- en ch-stemmers in trouw door hen bezochte kerk diensten om de oren werden geslagen en waarbij iedereen die de opvatting praktiseerde dat het 'em in kcragaan niet zit maar zaterdags met elke demon stratie meesjouwde, over de bol werd geaaid (ik overdrijf, maar we weten waarover we het hebben). Vandaag worden de rollen omgekeerd, is wat men noemt het gewone kerkvolk „In" en staat de man met het spandoek beteuterd te kijken. Nu zal geen mens van mij horen dat je dat trouwe kerkvolk maar moet laten zwemmen, stel je voor. Maar onder degenen die zo druk doende zijn met de empirische gemeente (ook zo'n mooi woord in het debat) zijn er, vrees ik, veel die argeloos denken: straks draai ik me wel weer eens naar de ander om. en geen rekening houden met de mogelijkheid dat die ander dan al hoog en breed uit z'n gezichtsveld verdwenen zal zijn. Er is méér aan de hand dan een verschil in geloofsbeleving, het gaat om iets anders dan om meer of minder accent op dit of dat. Het gewone kerkvolk (ik houd deze term nu maar even aan) heeft niet altijd ongelijk als het meent bij de ander geen geloof meer te kunnen bespeuren, want onder die anderen zijn er die hun geloof kwijt zijn. Zij draaien nog wel mee, ze sputteren wat, ze duiken eens in een actie maar met hun geloof zit het niet goed Misschien moeten we zeggen: ze zijn God kwijt. Je hebt er die dat als een opluchting er varen en de hele boel graag van zich afschudden, je hebt er ook die „daar ver driet van hebben of er onzeker door geworden zijn in hun bestaan, en zich in godsdienstig opzicht langzamerhand naar de rand van kerk en christendom zien schuiven" De geciteerde woorden zijn van prof. dr. H. M. Kuitert, uit een ar tikel dat staat ih het decembernummer van het blad Voorlopig. Wie dit opmerkt; dat er veel mensen zijn en hun aantal groeitl die geestelijk niet op de been zijn te brengen met een woordje over de betrekke lijkheid van onze denkkaders en zo, die weet meteen dat we er niet zijn met nu eens een aai naar links en dan eens een knipoog naar rechts. Dan zie je dat je met de zo gemakkelijk te hanteren tegenstelling tussen horizontalisten en vertikalisten niet tot deze situatie doordringt. We zullen onder ogen moeten zien dat steeds meer mensen God kwijt zijn en Hem niet terugvinden: in een stevige preek niet en in een leuke actie niet. Prof. Kuitert is hiermee bezig in zijn artikel In Voorlopig, op een even eerlijke als pastorale manier, en hij stuurt aan op wat ik een modern soort bevindelijk heid zou willen noemen. Ik geef een citaat uit zijn verhaal (dat de titel „Rondom de leegte?" kreeg): „Moeten wij werkelijk rondom de leegte staan of staan we misschien op de verkeerde plaats en zouden we, als we maar heel anders leerden kijken, bij bepaalde ervaringen weer het woord Gods leren uitspreken? Dat laatste zou ik voorshands willen volhouden. God is niet verdwenen, maar wij moeten als het ware heel anders kijken dan wij onszelf voor houden om Hem in onze ervaringswereld (weer) aan het werk te zien. Waarom wij het woordje God niet met bepaalde ervaringen verbinden komt omdat wij daarvoor nauwelijks de kans krijgen, laat staan dat wij daartoe aangemoedigd worden. De dominee spreekt wel veel over God, maar hij verwijst met de invoering van dit woordje in de regel niet naar welomschreven gebeurtenissén of belevingen die mensen zouden kunnen meemaken of die ze zonder er eigenlijk op te letten al vaak hebben meegemaakt. Integendeel, wij zijn eraan gewend, dat de dominee met het woordje God naar andere woorden verwijst, en wel: naar de woorden van de dogmatiek of van de leer of van de catechis mus." Hiermee is prof. Kuitert niet uitgepraat en voordat wij als theoloogjes mis schien zorgelijk vragen of we zo niet weer de kant van de natuurlijke theologie oplopen, moeten we het héle artikel lezen. Dat kén: wie schrijft naar antwoord nummer 101 in Delft krijgt gratis het decembernummer van Voorlopig thuisge stuurd. A. J. KLEI jlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllDIIIIIIIIINIIllllllllllllllllilIM „Zo zeker als het teekvogeltje de ushoorn volgt, zal mijn hoofd ha*>llen als ik er niet in slaag althans in deel van de aspiraties te ver wezenlijken, die bij hèt Tanzaniaan- lrocle volk zijn gewekt". President lulius Nyerere, die dit gezegd Meeft, staat nu tien jaar aan het ioofd van een onafhankelijk Tan- Unia en zijn hoofd zit nog steeds ■®>p de plaats waar het hoort. Dat iag een wonder heten, want één ing is wel duidelijk geworden in afgelopen jaren: de ontwikke- ng gaat uiterst langzaam en de égenslagen zijn legio. De verlaten en verwaarloosde si- alplantages waar ik doorheen ben ereden, vormden een triest getuige- lis van een van die tegenslagen die 'anzania heeft moeten incasseren, 'oen het land onafhankelijk was eworden, beloofde de sisalproduktie en bloeiende bedrijfstak te worden i de landbouw. Tanzania werd de Xootste sisalproducent ter wereld en iet product lag goed in de markt. Van de sca'ol-n* word een ijzerster- vezel gemaakt, die verwerkt kon worden tot touw. vloerkleden en tal 'an andere dlnzen. De produktie teeg in enkele jaren tot onbekende ïoogte en een groot deel van het lerste vijfjarenan (19S4-1969) was lebaseerrl op de verwachting dat er ln de sisal veel geld verdiend zou Worden. m Maar in de loop van de jaren zes- - ig is de vraag naar sisal op de we- Gafeldmarkt drastisch gedaald. De che- nische industrie in de ontwikkelde anden was er ?n geslaagd kunstve- els te vervaardigen, die goedkoper geproduceerd konden worden dan de iisal. Darr kwam nog bij, dat Brazi- ië steeds meer sisal ging verbouwen in de markten :n Latijns Amerika en ie Veren'gde Staten veroverde, die £t dan toe bed'end werden door Tanzania. Tanzan.a zag zijn inkoms- uit de sisal scherp dalen. In '962-1963 voerde Tanzania voor 380 niljoen shilling aan sisal uit. In 1967-1968 was dat nog maar 180 mil joen. Een ambtenaar op het ministerie van landbouw in Dar-es-Salaam ver telde me dat de prijs van sisal mo menteel weer iets omhoog gaat en dat er het afgelopen jaar voor het eerst sinds lange tijd geen onver kochte voorraden meer waren. Bo vendien wordt er in Tanzania druk geëxperimenteerd met alternatieve toeoassingsmogelijkheden van de si- salpulp. Er bestaan plannen om sisal door Harm Lamberts te gaan gebruiken voor het maken van papier. Als dat zou lukken, kun nen de plantages misschien weer tot bloei gebracht worden. Als belangrijkste agrarische ex- portprodukt is sisal nu verdrongen door katoen en koffie. Maar daarmee zit Tanzania ook niet goed. Ook wat deze produkten betreft, dreigt voortdurend overproduktie. Tanzania heeft de internationale koffie-over- eenkomst getekend en op grond van dit verdrag mag de koffieproduktie jaarlijks maar een klein beetje stij gen. Tanzania probeert nu de over produktie af te zetten in Oost-Euro pa, China en Noord-Korea, maar dat lukt alleen tegen lage prijzen. Zo steeg de export van koffie in twee jaar wel met een derde, maar de waarde van de koffie daalde met maar liefst de helft. En als we dan bedenken dat de uitvoer van agrarische produkten in Tanzania tachtig procent van de to tale export uitmaakt en dat 95 pro cent van de bevolking er een bestaan in moet zien te vinden, wordt duide lijk hoe zwak de economische positie van Tanzania wel is. En alsof dat allemaal al niet genoeg was, kampt Tanzania net als veel andere Afri kaanse landen nog met een enorm probleem: de milieuverwoesting. Als je daar staaltjes van ziet, slaat de schrik je om het hart en kun je be grijpen dat een Nederlandse deskun dige. die al jarenlang in Afrika werkt, zegt: „Alles wat er in Afrika gedaan wordt, zal tevergeefs zijn, als we er niet in slagen de erosie tot staan te brengen." Als je van Moshi in .het uiterste noorden van Tanzania naar Arusha rijdt, langs de indrukwekkende, met eeuwige sneeuw bedekte Kilimanja ro, voert de weg door prachtige kof fie- en tabaksplantages. De lava- grond in dat stuk Tanzania is uiterst vruchtbaar. Een medewerker van Sluis 'zaad- handel vertelde me in Arusha, waar het bedrijf een grote onderneming heeft, dat in West-Kilimanjaro twee oogsten per jaar zonder gebruik van kunstmest heel normaal zijn. De wa terhuishouding wordt er goed be heerst en men past er zogenaamde strip-farming toe: een strook van der tig veertig meter wordt bebouwd, daarnaast laat men een strook land braak liggen en dan bebouwt men weer een stuk met gewassen. Het overgrote deel van de Tanza- niaanse boeren bewerkt de grond echter zoals ze altijd gedaan hebben. Een stukje grond, groot genoeg om van de opbrengst in eigen levenson derhoud te voorzien, wordt schoonge maakt door het gras en de struiken in brand te steken. De as dient als mest. Als de grond uitgeput is. wordt een aangrenzend stuk op dezelfde manier „in cultuur" gebracht. De gevolgen zijn natuurlijk desas treus. Als de vegetatie verdwenen is, ligt de grond in de blakende zon dood te gaan. Het regent bijna nooit en als het dat een enkele keer wel Een lid van de Masai, een stam van sierlijke veehouders en jagers, die me nen dat hun god Enkai al het vee op de hele wereld voor hen gemaakt heeft. doet, zijn het tropische buien die naar beneden komen en dan komt het voor, dat in een paar dagen me ters diepe spoelgeulen ontstaan. Er treedt op deze manier een ver schrikkelijke erosie op. In de land bouwgebieden doen houtskoolbran- den de rest. Het maken van houts kool is een geliefde bezigheid in Afrika, maar hele streken zijn er al door ontbost. De woestijn begint steeds grotere stukken van Afrika in beslag te nemen. Het is een vicieuze circel, die slechts met grote moeite doorbroken kan worden. Het ver dwijnen van de begroeiing heeft ook klimatologische gevolgen. De regen val neemt er nog verder door af. Onder de indruk van de majestei telijke aanblik van de Kilimanjaro en de vruchtbare streek aan de voet van deze hoogste berg van Afrika, kom je in Arusha met het idee dat de landbouw in Tanzania toch wel een rooskleurige toekomst heeft. Maar als ik Arusha aan de andere kant weer uitrijd en naar het westen trek om een bezoek te brengen aan het wildreservaat in de Ngorogoro- krater, is de overgang zo schokkend, dat de optimistische gevoelens van de vorige dag een geduchte knauw krijgen. Ik rijd dan door een streek die steeds droger en doodser wordt. Soms staat in de wijde omtrek geen boom of struik meer; er is al een halfwoestijn ontstaan. Hier is dat niet de schuld van de ontginningsmethoden van de boeren. Dit is het land van de Masai, de sierlijke veehouders en jagers, die menen dat hun god Enkai al het vee op de hele wereld alleen voor hen gemaakt heeft. Daaraan ontleenden ze vroeger het recht om buurmsns vee te roven en ze „vergissen" zich nog wel eens een keer. Het zijn no maden die met hun kudden door het land trekken, een spoor van ver woesting achter zjch latend. De bees ten vreten alles kaal. Omdat er door de geringe regenval niet zo erg veel kaal te vreten valt, hebben ze de ruimte nodig. De koeien zijn dan ook broodmager en hun economische waarde is gering. Maar zo redeneren de Masai niet. Het gaat er niet om hoe de koeien er uit zien; waai* het op aan komt is hoeveel je er hebt. Er zijn verschrikkelijk veel koeien in Tanzania, wel één op elke inwo ner. maar er is een groot gebrek aan goed vlees, aan melk en aan melk- produkten. Wat voor ons geld is, zijn voor de Masai koeien. Hun leven wordt volledig beheerst door het vee. Ze drinken de melk, vermengd met het bloed van de beesten en desnoods drinken ze alleen het bloed. Ze sme ren zich in met rode aarde, die ze aanlengen met urine van de koeien en met vet van geiten, beesten die de natuur nog meer schade doen dan de koeien, want de geiten eten niet al leen het loof, maar ook de wortels. De Masai gaan hun eigen weg en trekken zich niets aan van wat de regering in het verre Dar-es-Salaam allemaal bedisselt. Als de regering vindt dat iedereen in Tanzania netjes gekleed moet gaan en de mannen toch eigenlijk een broek moeten dra gen. blijven de Masai-mannen een kleed omslaan, dat de benen voor een groot deel onbedekt laat. Ze blij ven vasthouden aan hun gewoonte de onderste twee hoektanden uit de mond te slaan en aan hun oren han gen ze zware sieraden, waardoor ze helemaal uitrekken, en in de onder ste helft van hun oorschelpen snijden ze een flink gat. Als de regering de Ngorogorokra- ter tot natuurreservaat maakt, dan blijven de Masaiherders er gewoon hun kudden doorheen trekken. En wie zo'n Masai, met zijn vee door de steppe in de krater heeft zien lopen, dwars tussen de zebra's, de wilde- beesten, de neushoorns en de leeu wen heen, die is geneigd te zeggen: zo hoort het. Bij het naderen van de Ngorogoro- krater klimt de Landrover steeds ho ger. De wolken zijn nu op ooghoogte en het wordt koud. Plotseling hebben we een adembenemend uitzicht. We kijken uit over een grote vlakte van zo'n vijftien kilometer doorsnee, die daar tweehonderd meter in de diepte ligt. Langzaam rijden we naar bene den. We kunnen steeds meer dieren onderscheiden. Eerst de grote aantal len zebra's, dan de wildebeesten. Een tocht door de Ngorogorokrater is een uhieke belevenis. Ik waan me in de oertijd. Alleen de auto valt uit de toon. Dit is het Afrika zoals je in je kindertijd dacht dat het Afrika was. We rijden naar het midden van de krater waar tienduizenden flamingo's van het meer een rose vlek hebben gemaakt. Ze maken een hels kabaal. Twee hyena's die aan de oever water drinken, rennen weg als ze ons zien. We gaan op zoek naar leeuwen. Het geoefende oog van onze gids ont waart er opeens twee in de verte. Onder luid protest van een kolonie apen, rijden we door een stroompje en dan zie ik de leeuw en leeuwin die liggen te slapen in het hoge gras. Ze hebben zich kennelijk net te goed gedaan aan een zebra en laten zich eerst niet door ons in hun siësta sto ren. Maar als we dichterbij komen, fototoestel in de aanslag, staat de leeuw grommend op. De leeuwin laat het graag aan hem over en verroert zich niet. Met een grote boog rijden we om het meer heen en ontdekken de neushoorns. Eén heeft een jong. We blijven een beetje uit de buurt, want als moeder-neushoorn agressief wordt moet je hard rijden om haar voor te blijven. We komen langs een groepje hutten waar Masai's wonen en ontmoeten een herder die m zijn vee door de krater trekt. Als we 's «vonds tenjgrijden naar Arusha ste ken ver buiten de krater in het licht van de koplampen nog giraffen over en even later een luipaard, die op jacht is naar prooi Dit is Afrika. Maar in een wereld waar het recht van de sterkste geldt, is het leven voor de mens minder aangenaam. De revering van Tanzania is vastbeslo ten ook het lot van de Masai te ver beteren. Te veel sterven er jong aan malaria en venerische ziekten. De ovr.rh.--id staat voor de onmenselijke taak dit eieanbsche land. met al zijn cfhakorineen. ziin verschillende vol ken. ieder met eigen gewoonten en nnverzpftpliikheid, een ^nd dat ge- oiaavd wordt d~or droogte en waar dar weer ct''>rtreCTens de grond weg snoeien. waar de tse-tse-vl'e? mens en vee velt. bewoonbaar te maken voor dert'en milioen mencen En elke da" komen er meer bij. Dit is het tweede artikel van een serie van vijf.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 17