MENEER ORMEL EN DE SYNODE
Je moet het maken
door je eigen trip
Tholen: pure naturalist
Verslaafde aan drugs
moeizaam op terugweg
't Zuiderzeemuseum, 'n
prachtig gerestaureerd
complex van 17e-eeuivse
panden aan de Wier dijk in
Enkhuizen, 'n museum
waar letterlijk iedereen iets
van zijn gading vinden
kan voorwerpen, zo heet
dat ambtelijk droog, be
trekking hebbende op de
vroegere Zuiderzee, haar
kuststrook en haar eilan
den en waar ook gere
geld tijdelijke tentoonstel
lingen ivorden gehouden,
die dan telkens weer een
gerede aanleiding vormen
voor een nieuw bezoek. Nü
doen, in deze eerste weken
van het nieuwe jaar: weinig
(buitenlandsetoeristen
lllllllllllllllMlllllllllllllllllllllliillllllllilllllilllllllllllllllilllliiliiliiilillilliliillilllliilllllillllllllllilllillilillllllllllllllllllitlllllllllllllllllllllll IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIINIIIIülMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII(IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIHIIIII1IHIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIin
Volgende week vergadert de gereformeerde synode weer. Als
we de heer D. W. Ormel moeten geloven, is dan in Lunteren
een gezelschap bijeen dat in democratisch opzicht "één brok
doffe ellende" is, dat "zodra het maar enigermate belangrijk
dreigt te worden" de deur in 't slot gooit en waarin "de niet-
gekozen deelnemers, nl. de adviserende hoogleraren, minstens
zoveel invloed uitoefenen als de gekozen leden". Maar we hoe
ven meneer Ormel niet te geloven wanneer hij dit soort dingen
beweert in zijn 156 pagina's tellend boekje "Een kerkganger
zegt er het zijne van", dat, voorzien van een aantal cartoons
met bijschrift (we laten er hierbij een paar zien), voor een tientje
door de Amsterdamse uitgeverij Buijten Schipperheijn op de
markt is gebracht.
-#■ W. B. Tholen: „Gezicht op de Zuiderzee"
B. Tholen: „Haven van Volendam".
èn een heel fijne expositie,
die nog lol eind februari
te zien is: Tholen en de
Zuiderzee"
De schilder W. B. Tholen
(18601931) die er in veel grote
overzichtswerken eigenlijk
meestal wel een beetje bekaaid
afkomt, met een paar regeltjes,
zo van: hij was een knap en
zeer gevoelig schilder.nabloei
Haagse School.stemmingsim-
pressionisme.
Misschien doen bepaalde
schilderijtjes van zijn hand zo
aan, gezichten op de Zuiderzee,
met een vissersscheepje op de
voorgrond, 'n paar anderen aan
de einder, het befaamde negen
tiende eeuwse wolkenluchtje
met wat v-tjes als vogels-
Lekkere schilderijtjes, die het
nog altijd goed doen op de vei
lingen, maar die toch, laat ik
maar zeggen, nooit die ontzag
wekkende onbegrensdheid, die
wazige verdroomdheid hebben
van bijvoorbeeld 'en J. H.
Weissenbruch.
Juist niet, zou ik haast zeg
gen, en dan begin je pas iets te
zien van de „echte,, Tholen, die
je vooral (zoals zovele andere
kunstenaars) kunt ontdekken
in de schetsboeken en de vele
tekeningen.
TKolen's werk is een pure af
spiegeling van een volkomen
nuchter kijken.
In de tijd, waarin hij leefde
en werkte, was nog nét niet de
angst geboren voor een bepaal
de soort schoonheid in de na
tuur: toen schilderden ze nog
zonder enig gewetensbezwaar
bloedrode zonsondergangen en
melkwitte maahniithten en zo
maar zoals nu alleen nog
maar de kitschschilders doen
de lege zee. Grijsgroen, zoals
Tholen, donker of licht, al naar
gelang de weersomstandighe
den, maar altijd met die won
derlijke doorzichtigheid, die he
lemaal niet effectmatig, maar
gewoon bewust realistisch be
doeld was.
Dat is wat je op deze ten
toonstelling kunt ontdekken:
dat deze Tholen helemaal geen
naloper of nabloeier was, maar
een schilder, die vanuit een be
paalde traditie groeide naar een
volkomen eigen zeggingskracht.
Hij stelde zich helemaal in op
het visuele. Een oer-hollands
realisme is de ware zin van het
woord: niet alleen de schone
verschijningsvormen troffen
Tholen toen namelijk gebrui
kelijk maar ook de prozai-
sche, die waar niemand verder
op lette.
Er is bijvoorbeeld een heel
vreemde en toch heel fijne con-
té-scheis van een paar moei
zaam geschraagde schoorstenen
van een visrokerij. Misschien
was Tholen op zoek naar een
paar mooie geveltjes, toen zijn
oog op dat dak viel, op de rare
wrakke samenstel van latten en
brokkelende steen.
Wie tekent dat nou? Dat deed
Tholen, en zo tekende hij ook
het bovenstuk van een oude
straatlantaarn, zo gewoon, zo
volledig opgenomen in het
straatbeeld van alledag, dat
niemand er ooit naar keek. Hij
schilderde en tekende fabrieken
toen helemaal nog niet ge
bruikelijk, mensen aan 't
werk, niet op de Gooise binnen
huis manier: poëtisch geziene
armoe, maar gewoon om de be
zigheden, die de schilder duide
lijk interesseerden.
Tholen had ook een zwak
voor schepen. Hij bevoer de
Zuiderzee met zijn Enkhuizer
bol, de „Eudia,., die hij in 1901
onder zijn persoonlijk toezcht
liet bouwen op een werf in
Enkhuizen. Vandaar waar
schijnlijk ook, dat er verschil
lende tekeningen zijn, waarop
bepaalde details, sommige delen
van de schepen ook, helemaal,
je zou kunnen zeggen „tech
nisch" uitgewerkt zijn.
Tholen bekeek het op zijn
eigen manier, gedachtig aan de
woorden van zijn leermeester
en oude vriend P. J. C. Gabriël,
die hem in. zijn jonge jaren
steeds op het hart drukte toch
vooral onafhankelijk te zijn:
„Ziet nooit, wat of hoe een an
der deed, is Uw zien of gedach
te niet net zoo goed als van
ieder ander; - het is beter niets
te zijn dan ten halve. Weest
wat, weest uzelve, zoo niet gooi
Uw palet in 't vuur. Vormt een
school zoo ge wilt, maar het
moet uit U komen, maar gij zel
ve mag tot geen school behoo-
ren'.
door
Ger Kruis
Gabriël zélf was een der
laatsten, die nog tot de Haagse
School gerekend kunnen wor
den, Tholen hoort er niet meer
bij.
Hij komt hooguit, zoals ik al
opmerkte even ter sprake in
hoofdstukken als .Nabloei', of
iets gerichter, als ,het picturaal
naturalisme' Laat u daardoor
niet uit het veld slaan go eens
kijken in het museum in Enk
huizen.
Vergeet vooral de tekeningen
in de vele schetsboeken niet.
Want die zijn het fijnste, en
daar. geleund boven de vitrines,
heb je ook het gevoel het mee
ste te missen. Je zou in die boe
ken willen bladeren en dat kan
nou eenmaal niet. Logisch en
toch jammer...
Tenslotte: Tholen'? oeuvre in
spireert op de een of andere
manier niet tot ontroerende
verhalen over het licht dat
landschapven beheerst, of van
licht dat door de opeengestapel
de wolken breekt.Nee, er is
niets romantisch aan en pathe
tiek is ver te zoeken. Maar koel
is het ook niet.
Het is gewoon werk dat niet
goed ónder woorden te brengen
is. Waarschijnlijk omdat het zo
vanzelfsprekend, zo helemaal
compleet is. Het loont de moeite
dat allemaal eens te ervaren.
Om te beginnen is meneer
Ormel er vlak naast met zijn
opmerking over de invloed van
adviserende hoogleraren. De
Amsterdamse en Kampense
professoren zouden willen dat-
ie gelijk had! Goed, Herman
Ridderbos heeft invloed, maar
hij is wat dit betreft niet aan
plaats en tijd gebonden. Hij
oefent zijn invloed uit ongeacht
Lunteren (waar hij trouwens
niet zo gek vaak komt). Maar
voor het overige... Heeft August-
tijn invloed? Bakker? Van den
Berg? Het lijkt er niet op, ik
heb eerder het gevoel dat hun
verhalen vaak niet eens aanko
men bij de synodeleden.
Verder is het niet waar dat
de synode er tuk op is, geheim
zinnig te doen en achter geslo
ten deuren te kruipen. Ja maar,
toen in Sneek... Inderdaad, toen
is met de deuren dicht gepraat
over Kuitert en de verontrus
ting over hem. Niet ieder syno
delid was het hiermee eens,
maar er is over gestemd en toen
bleek dat de synodale meerder
heid graag eens zonder publieke
tribune en zonder perstafel over
deze zaken wilde praten. Ik
dacht dat je een synode zoiets
best mag gunnen. Je kunt je
overigens wél afvragen of het
daarvoor toen het beste moment
was. De synodeleden wisten
drommels goed dat heel wat ge
reformeerden met extra en heus
niet ongezonde belangstelling
naar hen keken en zij konden
bovendien op hun vingers nare
kenen dat dit bedisselen achter
dichte deuren zéker bij de ver
ontrusten heel slecht zou vallen.
Misschien is het goed dat een
synode in dergelijke gevallen
een verklarinkje weggeeft,
waarin een motief genoemd
wordt. Dan voorkom je ook le
gendevorming. Ik heb al eens
iemand horen zeggen dat in
Sneek de deur op slot ging om
degenen die Kuitert in zijn ge
voelen niet alleen lieten staan
(ik houd de Sneker synodale
taal maar aan) de hand boven 't
hoofd te houden...
De synode-van-nu was altijd
openbaar tot dusver, behalve
toen er een Kamper hoogleraar
moest worden benoemd (zoiets
gebeurt nooit in hét publiek) en
toen er een verklaring over de
verzoening in elkaar gedokterd
diende te worden. Had dat dan
niet in het openbaar kunnen
gebeuren? Ik vermoed dat de
synode bang was dat het debat
dan de wereld in zou gaan als
een voorproefje van de synodale
discussie over het proefschrift
van studentendominee Wiersin-
ga. Voor de rest mocht iedereen
overal bij zijn: toen het ging
over de binding aan de belijde
nis, over oecumenische samen
werking, over abortus, over oor
log en vrede, over bezwaar
schriften... Allemaal zaken die
op zijn minst „enigermate be
langrijk" zijn, dunkt me.
En hoe zit het met de door
meneer Ormel gesignaleerde
doffe ellende? Ik kan die met
de beste wil van de wereld niet
zien zitten. De gereformeerde
kerken zijn zo democratisch dat
ieders zegje meetelt: elke gere
formeerde kan het „hogerop"
zoeken en één briefje van één
kerklid zet prompt een stencil
machine en een synodale com
missie aan het werk. En al zou
een synodelid naar zijn zondige
aard de betrokken adressant het
liefst toevoegen: man, zeur
niet!, hij stapt naar de ka
theder om het woord te voeren:
praeses, het komt mij voor dat
broeder X... En daar gaan tijd
en geld, omwille van de presby-
teriale kerkregering.
Wie mag meneer Ormel met
zijn forse taal toch wel wezen?
In zijn boekje stelt hij zich voor
als iemand die kerkelijk ortho
dox en politiek links is, en hij
voegt daar met enige voldoe
ning aan toe: „Ik ben dus een
eenling en kan voor geen enkele
groep als representatief worden
beschouwd."
De politieke linksheid van de
heer Ormel zal, zo neem ik aan,
o.a. hiervandaan komen dat hij
niets moet hebben van Billy
Grahams identificatie met de
Amerikaanse politiek en dat hij
behoorlijk afstand neemt van
dubieuze Navo-partners. Ak
koord, maar die linksheid ver
hindert hem niet om over ons
zijn schouder mee te laten lezen
in De Telegraaf, waarin dingen
staan die „u in uw lijfblad niet
(hoeft) na te zoeken, want daar
zult u het niet vinden".
Al slaat meneer Ormel met
zijn beschrijving van synodale
ellende de plank mis, dat wil
niet zeggen dat er helemaal
geen zinnige dingen in zijn
boekje zouden staan. Maar de
schrijver verknolt de zaak tel
kens door knorrige insinuaties,
als daar zijn: het is dus niet zo
simpel dat de jeugd te redden is
met de ontkenning van de his
toriciteit van Adam en Eva...
twijfelen in en aan de kerk be
hoort tot de bon ton... we heb
ben er Kuitert eens op nagesla
gen zonder er veel wijzer van
te worden, maar dat ligt na
tuurlijk aan ons... aangezien
Verkuyl er kennelijk niet uitge
slingerd is (door Soekarno) zal
hij wel tot de „vleiers" behoord
hebben...
Zulk gepraat brengt me tot de
vraag, waarom de heer Ormel
zijn betogen niet binnen zijn
huiskamer of desnoods binnen
een naburig wvjkzaaltje en bui
ten een boekje heeft gehouden.
Dat ik zo tamboerde op des
heren Ormels geschrijf over de
gereformeerde synode is niet
omdat ik dat hoogeerwaarde ge
zelschap zo dolgraag op een
voetstuk zet: afblijven svp.
Maar gezeur over dichte deuren
en professorale invloeden leidt
de aandacht af van een vraag,
die best eens met de nodige na
druk gesteld mag worden. De
vraag namelijk of de gerefor
meerde synode niet de tijd aan
gebroken acht om eens duide
lijk te zeggen welke kant zij uit
wil. Of is zij soms van plan tot
de jongste dag een batterij
commissies en deputaatschap-
pen achter de hand te houden
om telkens opnieuw voor een
paar jaar de moeilijke proble
men plus aanverwante be
zwaarschriften onderdak te ge
ven? Of en nu komt een an
dere vraag zou het een gere
formeerde synode èrg misstaan
als ze eens hardop zei: mensen,
't is droef maar waar, we weten
het met elkaar niet meer zo
precies als vroeger, we hebben
ook niet van die leuke affaires
achter de rug, vandaar...
Zou het niet eenvoudiger zijn als we heide rechtsomkeert maakten
Blijft er nog iets van over?
Dit is het verhaal van Bert. Zijn achternaam wil hij niet in de krant hebben. Hij is net twintig geworden,
maar ziet er jaren ouder uit. Toen hij drie maanden was, werden zijn ouders uit de ouderlijke macht gezet
en kreeg hij een voogd toegewezen. Sinds die tijd is hij van het ene pleeggezin naar het andere en van het
ene tehuis naar het volgende gegaan. Zijn broertjes en zusjes zitten ook allemaal in pleeggezinnen of te
huizen. Met hen heeft hij nauwelijks nog contact.
Eén keer per jaar gaat hij naar zijn ouders toe om te kijken of ze hem accepteren, maar tot nu toe is dat
op niets uitgelopen. Bert vindt zichzelf niet zielig en wil ook geen medelijden. Hij koestert evenmin wrok
gevoelens. Het feit dat hij nu niet meer spuit of slikt, beschouwt hij als een nieuwe kans, die hij heeft gekre
gen om alsnog iets van het leven te maken.
In het jongenshuis in Warmond
ik zal toen een jaar of 16, 17 ge
weest zijn, ben ik voor het eerst
gaan roken. Ik wilde namelijk vrij
zijn, maar dat mocht ik niet. Nu
eigenlijk nog niet, want tot mijn
21-ste jaar sta ik onder toezicht van
de Voogdijvereniging. Overdag
werkte ik in een stomerij en van het
geld dat ik verdiende, kreeg ik een
gedeelte als zakgeld. De rest was
voor het tehuis, maar daar zag ik het
helemaal niet meer zitten.
Alles zat tegen, want je bent niet
vrij en toen ben ik van de hasj aan
het trippen geslagen. Dat ging ont
zettend goed. Ik had er weer een
beetje zin in en wilde meer. Steeds
meer en toen ben ik aan de speed
begonnen. Dat kostte allemaal na
tuurlijk veel geld.
Op een gegeven moment ben ik uit
het tehuis weggegaan naar Arnhem,
waar mijn ouders wonen, maar ook
daar was de shit duur. Ik wilde ech
ter roken, omdat ik me dan fijn
voelde, maar op den duur hielp dat
niet meer, en zo ben ik via het slik
ken aan de spuit geraakt. Het spui
ten maakte me gewoon blij. Ik ge
bruikte pervitine.
In Arnhem heb ik ruzie gehad met
mijn ouders. Mijn vader is aan de
drank verslaafd. Hij begrijpt niet,,
waarom ik lang haar heb, hasj rook
en speed gebruik. Maar zelf is hij
alcoholist. Daarom drink ik ook geen
alcohol .omdat ik in mijn familie
daarvan genoeg ellende heb gezien.
Na twee weken ben ik weggegaan
en naar Amsterdam getrokken, waar
ik op een boot ging wonen. Ik was al
eerder in Amsterdam geweest. Ook
toen ik nog in Warmond zat en dan
kwam je jongens tegen, waar je mee
praatte Op de een of andere manier
trok het me aan en ik ging kijken
wat het was. Ik voelde me wel fijn
en daar werd ik ook geaccepteerd. Ik
had in die tijd geen geregeld werk
meer, maar als je een week bij een
uitzendbureau ging werken, had je
voor twee weken weer genoeg. Later
ging dat niet meer en toen ben ik
gaan dealen. Dat was niet zo moei
lijk, want op de boot waar ik woon
de, zaten al dealers.
In het begin wou ik geen vaste
dealer worden, maar ik wilde het
wel eens proberen. Kijken hoe het
ging en of het mij lukte. De jongens
zorgden ervoor, dat ik shit kreeg en
de eerste keer stapte ik daarmee
naar Paradiso. Ik moet zeggen dat het
wel ging, maar ik moest eerst wel
gespoten of iets geslikt hebben, want
door
Kees de Leeuw
anders kon ik de mensen niet aan
spreken. In die tijd was Paradiso
trouwens echt een speed-tent. De
mensen stonden in rijen voor de toi
letten met de spuit in de hand.
Als ik niets had gebruikt, ging het
dealen gewoon niet. Je moet name
lijk met die mensen meeleven, an
ders begrijp je elkaar niet. Toen ik
zag dat het dealen me wel goed af
ging, ben ik zelf zoveel mogelijk
gaan verkopen. En de winst was voor
mij. Dat verkopen ging met kilo's te
gelijk. Ik kreeg de adressen van de
jongens op de boot en de tips, wan
neer er iets binnenkwam, en dan
zorgde ik wel dat ik één van de eers
ten was.
Wat je meekreeg, hoefde je niet
meteen te betalen. Dat kwam pas
naderhand, als je alles kwijt was.
Als je naar zo'n adres, waar spul
was, toeging, zag je aan de buiten
kant niets bijzonders. Gewoon een
kantoor of zo, maar in de kelder lag
de shit opgeslagen.
Nare ervaringen? Eén keer heb ik
weieens een strop gehad van tweeën-
eenhalve kilo. Ik ging van de boot
naar iemand toe, die voor mij een
partij zou ophalen. Ik gaf hem het
geld (haast 3000 gulden), dat we met
zijn drieën bij elkaar hadden ge
bracht, maar nadat hij die shit had
gekocht, is-tie niet meer teruggeko
men. Ik ben toen zo ontzettend ge
flipt op die jongen, want wij ver
trouwden hem helemaal: Op dat mo
ment had ik hem wel kunnen afma
ken. Al ons geld was in één keer
weg. We hadden niks meer. Geen
eten, niks. Op dat moment vond ik
het heel erg. Later heb ik hem nog
gesproken. Hij had er zelf ook spijt
van en toen heb ik het hem niet
meer kwalijk genomen
Ik ben nog nooit gepakt met dea
len. Wel bijna. WTe liepen met z'n
tweeën voor De Kosmos op de Prins
Hendrikkade en werden opeens aan
gehouden. Ik had niet veel bij me.
Ongeveer anderhalf ons. We moesten
ons paspoort laten zien, maar toen
bleek dat we Nederlanders waren,
konden we doorlopen. Ik heb wel in
angst gezeten. Als ik shit bij me heb,
loop ik altijd met mijn handen in
m'n zak, want mochten ze je pakken,
dan kan je het er altijd nog uit
gooien. De politie in Amsterdam is
overigens niet zo streng en ze weet
veel van dealers af. Ik geloof wel dat
ze op het bureau wisten, dat ik dea
ler was.
Twee jaar geleden ben ik naar
Marokko geweest. Niet om shit te
halen, maar gewoon om te kijken
hoe de mensen daar leefden. Ik had
hier wat shit gekocht en daar ook
wat, maar dat was voor de heen- en
terugreis. Ik vind, dat je zelf geen
shit uit het buitenland moet halen
om die hier te verkopen. Daar zorgen
de hoge heren wel voor. Als jij het
doet, word je gepakt, maar zij niet,
zij hebben kapitaal achter zich. Het
zijn vaak keurige zakenlieden van
een te goeder trouw bekendstaande
firma. De shit is daarom ook zo duur
in Nederland, omdat zij er veel aan
moeten verdienen. Als je in Marokko
komt, betaal je voor één gram 35
cent, maar hier moest zo iets toch
gauw 3,25 opbrengen.
Ik heb van november 1969 tot fe
bruari 1971 in de underground geze
ten. Daarna ben ik in de Jellinekkli-
niek in Amsterdam terechtgekomen.
Dat kwam door het spuiten. Ik liep
in de buurt van het Waterlooplein en
ik dacht, dat ik gek werd. Ik wist
niet meer. waar ik naartoe moest. Ik
had een dubbele dosis ingenomen en
voelde dat ik elk moment kon dood
gaan. Ik had het idee dat alle men
sen mij achterna zaten. Voorbijgan
gers hebben toen de GG en GD ge
beld en die heeft me naar de kliniek
gebracht.
Met valium en librium hebben ze
me gekalmeerd, maar toen moest ik
weer speed hebben. Zo niet, dan ging
ik dood. En maar steeds die_ achter
volgingswaanzin. Dat de mensen je
van de wereld willen hebben, omdat
je slecht bent. Die ervaringen heb ik
nu nog wel. Dat je denkt, dat ieder
een achter je aan zit. Dat heb ik
vooral, als ik in een straat loop waar
eenrichtingsverkeer is. Ze lopen alle
maal met je mee. Ook als je bijvoor
beeld oversteekt. Dat is te gek, ge
woon.
Drie weken heb ik in de Jellinek-
kliniek gezeten. Toen ben ik wegge
gaan. Ik hield het er niet meer uit.
Ik kreeg allerlei pilletjes en poeders,
soms wel dertien op een dag. En
maar slapen. Toen ben ik terug naar
de boot gegaan, maar ook daar zag ik
het niet meer zitten. Oo een gegeven
moment dacht ik: Bert. je moet er
toch gewoon vanaf blijven. Toen ben
ik steeds minder en minder gaan ge
bruiken en zo ben ik van de spuit
afgekomen. Je moet er door eigen
wilskracht vanaf zien te komen. Door
je eigen trip moet je het proberen te
maken, anders lukt het je nooit. Ik
moest er gewoon vanaf, zo niet, dan
was ik nu geen twintig jaar gewor
den. Dan had ik hier niet gezeten.
Ik heb nog twee weken op de boot
gezeten en toen ben ik gaan zwerven.
Van het ene huis naar het andere.
Dat doe ik nu eigenlijk nog, omdat ik
nog steeds niet weet wat ik wil. Ik
weet alleen, dat ik een vrouw wil
hebben. Niet één om mee naar bed te
gaan, maar om lief te hebben. Ik wil
de hele wereld liefhebben, maar ze
begrijpen mi] niet.
Het enige wat ik nu nog doe. is
hasjiesj en marihuana roken. Trip
pen en spuiten is er niet meer bij. Ik
ben bang voor het spuiten geworden.
Bloedvergiftiging heb ik nooit gehad,
omdat ik wel wist hoe ik het moest
doen. Ik kon het zelfs blindelings,
maar ook toen was ik af en toe wel
bang om te spuiten. Dan keek ik de
andere kant op, als ik het deed. Ik
voelde me dan net een soort monster,
heel groot en zo, dat voeding nodig
heeft. Zoals een stier, die buiten zin
nen is en een kalmeringsprik moet
hebben. En dan vraag je jezelf af:
wat moet ik doen? Ga ik dood of
spuit ik me in? Zo stond je dan, ter
wijl je met jezelf aan hel vechten
was. En dan nam je maar weer een
shot.
Ik ben begonnen met dealen toen
ik net zeventien was geworden. Als
ik in Amsterdam een kilo verkocht,
was de helft van het geld voor mij.
Voor één kilo betaalde ik 1350 gulden
en die verkocht ik voor 2600 a 2700
gulden. Ik had vaste adressen, waar
ik naartoe ging. Mensen die je lief
had en van wie je wist dat ze shit
van je wilden kopen. En daar ging ik
dan op visite. Het waren vrienden
van je en iedere dag ging je naar een
andere vriend.
Zo liep je heel Amsterdam door.
Op den duur wist te: die heeft een
groene deur, die een rooie en die een
paarse. En daarachter zaten allemaal
mensen, waar je kin komen. Je
krijgt daar een kopje thee, eet een
boterham mee en als het kan, slaap
je er. Of je gaat trug naar de boot.
Je hebt gewoon een eigen kring,
waarin je leeft. Een nieuwe maat
schappij.
Je vraagt of ik rekening hield met
de mensen? Hoe bedoel je dat? Zo
van ie weet, dat hij eraan kapot gaat
en toch verkoop je aan hem. Weet je,
ik kan niet denken dat hij kapot
gaat. Hij weet zelf wel. wanneer hij
kapot gaat of wanneer hij moet op
houden. Dat kan een ander niet voor
hem denken. Daar moet die iemand
zelf achter zien te komen. Net zoals
het ook met mij is gegaan.
Als je een nieuwe tafel koopt, ben
je daar de eerste tijd hee'. zuinig op,
maar op het laatst interesseert jou
die tafel niet meer. Dan mag er rus
tig een krasje op komen, als je hem
een jaar hebt. Zo is het met je eigen
lichaam ook. Je gebruikt speed bij
voorbeeld. En de eerste tijd is het
mooi en fijn. maar dat gevoel wordt
minder. Je moet steeds meer gaan
gebruiken, zoals Jimi Hendrix ook
heeft gedaan. Je voelt je op het
laatst niet meer fijn. Dé mensen
houden niet meer van je. Je gaat nog
meer gebruiken tot Je op een punt
komt, dat je denkt: als ik nu nog
meer nodig heb. wat dan? Wat gaat
er dan gebeuren? En als je daar ach
ter bent, zeg je: geef me maar wat
In dit verhaal komen dc
volgende in de subcultuur veel
gebruikte begrippen voor:
dealer: iemand, die handelt
in soft en hard drugs;
shit, ook wel stuff genoemd:
marihuana en hasjiesj;
speed of pepmiddelen: amfe
taminen, pervitine, preludine.
Deze pepmiddelcn geven een
verhoogde energie. In pilvorm
kunnen ze worden geslikt en
in opgeloste poeders worden
gespoten via een injectienaald.
Een shot is één dosis;
trippen: het innemen van
tripmiddelen of hallucinoge
nen als LSD of mescaline. On
geveer twintig tot zeventig
minuten na het innemen (ta
bletjes, capsules) doen de
vooral geestelijke effecten hun
intrede.
minder Dan zie ik het verder wel.
geef me maar 1600 gram en dan
moet ik het daar. een week mee uit
houden.
Toen ik op de boot zac als dealer,
leefde ik niet met tijd. Ik wist niet
of het nu zondag, maandag of dins
dag was. En dan kwamen er weieens
mensen die aan je vroegen: kun je
volgende week dinsdag shit leveren?
Dat vind ik zo iets stoms. Dat kan
gewoon niet. Shit kan je niet op be
stelling maken. Misschien wel over
een jaar of tien, als de shit helemaal
in is. Dan kopen ze het bij De Gruy-
ter of V en D in een klein doosje.
Of ik daar voor ben? Ja, waarom
niet. Onze voorouders gebruikten het
al. Waarom zouden wij he* dan niet
mogen gebruiken? Volgens mij ko
men onze voorouders uit Pakistan en
India. Het hele Midden-Oosten en
wat daaromheen ligt, is voor mij het
Heilige Land. leruzalem en Bethle
hem liggen er. Mijn God is daar ge
boren. Ik weet dat daar de wereld
begonnen is. Daar zijn ze gaan tellen.
Als je prenten van Jezus bekijkt, zie
je daar ook al een waterpijp op
staan.
Het was moeilijk voor mij om me
uit de leefwereld rond dp boot los te
maken. Dat is het nu nog Ik zou zo
weer terug willen, als ik maar van
de speed kon afblijven Daar ben ik
gewoon bang voor. Ik ben nog niet
zeker van mezelf. En ik weet, dat als
ik ga dealen, ik ook weer aan de
speed ga. want het is eer ontzettend
vermoeiend leven.