V en het platteland nemen de zwoegen mannen er hun de vrouwen van gemak TANZANIA }5 van Tanzanianen leeft in lemen hutten - gemiddeld jaarinkomen bedraagt 240 gulden HET LAND VAN JULIUS NYERERE ZATERDAG 8 JANUARI 1972 Tanzania in Oost-Afrika is immens groot, dun bevolkt en verschrikkelijk arm. Het is ongeveer 27 keer groter dan Nederland, wat betekent dat het groter is dan Frankrijk en West-Duitsland samen. Op die eindeloze oppervlakte leven nu zo'n dertien miljoen mensen, net zoveel als in ons land. Maar dat cijfer is een beetje misleidend. Want meer dan de helft van Tanzania is eigenlijk onbewoonbaar. De tse-tse-vlieg maakt er veeteelt onmogelijk, de grond bestaat er uit harde rots bodem, en dan zijn er nog de drassige moerassen en de onherbergzame berg ketens. Daardoor zijn er ook plaatsen in Tanzania waar 500 mensen op een vierkante kilometer wonen: nederzettingen in een voor de rest nagenoeg verla ten, troosteloos land, waar het soms ondraaglijk heet is, en bijna nooit regent. Van die dertien miljoen Tanzanianen leeft 95 procent buiten de steden in de bush, in lemen hutten, zonder electriciteit, zonder water. Er is één dokter voor i twintigduizend mensen en gemiddeld verdienen de Tanzanianen ongeveer 240 gulden per jaar. Dat is geen vetpot en de duizenden Tanzanianen die dagëlijks geboren worden, mogen er dan ook niet op rekenen dat ze erg oud worden. De gemiddelde levensverwachting is 35 jaar. Voor Tanzania op 9 december 1961 onafhankelijk werd, hebben de Afrikanen in dat deel van het continent eeuwenlang vreemde meesters moeten dienen. In de achtste eeuw begonnen de Arabieren langs de Oostafrikaanse kust nederzet tingen te bouwen. De handel in goud, ivoor en slaven begon toen te bloeien. Dat ging een hele poos goed tot in 1498 de Portugese ontdekkingsreiziger Vasco da Gama voet aan wal zette in Oost-Afrika. Hij was op weg naar Indië, maar tot meerdere glorie van het Portugese rijk liet hij in Oost-Afrika nederzettingen bouwen. De Arabieren konden hun biezen pakken. Na enkele honderden jaren een Portugees wingewest te zijn geweest, sloegen de Arabieren weer toe. De sultan van Oman vestigde zich op het eiland Zanzibar voor de Afrikaanse oost kust. De handel in ivoor en slaven was winstgevender dan ooit. In 1866 liet de Arabische heerser een havenstad bouwen op het vasteland, die hij in 'n overmoedige bui Dar-es-Salaam, Haven van Vrede, noemde. Dar-es-Salaam ^E is nu de hoofdstad van Tanzania. Erg lang kon de sultan niet van zijn nieuwe ^E schepping genieten, want de Duitsers verschenen ter plaatse. De Duitse Oost- afrikaanse Compagnie had aan het eind van de negentiende eeuw het binnenland ^E' van Tanganyika, zoals Tanzania toen nog heette, onder beheer gekregen en de Duitsers drongen steeds verder op naar de kust. In 1886 sloten Engeland, dat de ^E sultan van Zanzibar altijd had gesteund, en Duitsland een verdrag, waarbij zij B hun invloedsferen in Oost-Afrika afbakenden. De eilanden Zanzibar en Pemba werden Britse protectoraten, het vasteland kwam onder Duits bestuur. Dat duurde tot na de eerste wereldoorlog. Toen raakte Duitsland al zijn koloniën kwijt en de Volkenbond plaatste Tanganyika onder Brits bestuur. Het Duitse bewind was hardvochtig geweest; opstanden werden bloedig onder drukt. De Britten lieten de Afrikanen meer hun eigen gang gaan, maar spanden zich ook niet erg in om de bevolking tot ontwikkeling te brengen. Toen 't land in 1961 onafhankelijk werd, moesten de niewe leiders dan ook van de grond af aan beginnen. Meer dan tachtig procent van de Tanzanianen kon lezen noch schrijven. op wat goud en diamanten na zaten er geen rijkdommen in de grond en dus was er geen geld. Nadat het land onafhankelijk was geworden, veranderde er dan ook niet zo veel. Een betrekkelijk kleine elite, die onder het Brits bestuur kans had gezien voortgezet onderwijs te volgen, ging de ministeries in Dar-es-Salaam bevolken, voor de overgrote meerderheid van het volk begon na de onafhankelijkheids feesten het oude leven weer. Toen na enkele jaren bleek dat president Nyerere gelijk had en dat de ontwikkeling van het land alleen op gang gebracht kon wor den door zelf hard te werken, groeide her en der de ontevredenheid. In het leger, waar blanke officieren voorlopig een belangrijke rol bleven spelen, brak in 1964 muiterij uit. President Nyerere moest de hulp van het Engelse leger inroepen om de orde te herstellen. Het is nooit helemaal duidelijk geworden waarom hij kort daarna besloot in zee te gaan met sjeik Karume, de dictator van Zanzibar, die begin 1964 na verschrik kelijke moordpartijen op tienduizenden Arabieren aan de macht was gekomen. Weliswaar sloeg Karume allerlei quasi-linkse taal uit, maar in werkelijkheid had hij niets gemeen met Nyerere en diens bewind. Nyerere zou daar in de jaren die volgden achterkomen. Ondanks de enorme verschillen vormden Tanganyika en Zanzibar, het 300.000 inwoners tellende eiland voor de kust, een federatie Voortaan heette de federatie Tanzania. Karume werd eerste vice-preSident van de federatie. Hoewel Tanzania uiterst karig bedeeld is met aardse goederen, bezit het toch twee dingen waardoor het niettemin een enorme voorsprong heeft op veel an dere onafhankelijk geworden Afrikaanse landen: van de ongeveer 120 ethnische groeperingen (stammen) heeft geen enkele een numeriek overwicht en in de tweede plaats wordt in nagenoeg het hele land door iedereen Swahili verstaan, de sterk door het Arabisch beïnvloede taal waarmee men in een groot deel van Oost- en Centraal Afrika terecht kan. Het heeft bovendien in dr. Julius Nyerere een president, die met inzet van al zijn krachten en grote intellectuele gaven werkt aan het dichterbij brengen van de dag, dat zoals hij in 1969 nog eens formuleerde toen het tweede vijfjarenplan werd ingediend alle Tanzanianen kunnen eten wat ze nodig hebben, goede en aantrekkelijke kleren kunnen kopen en een redelijk aantal verbruiksgoederen, allen in fatsoenlijke huizen zullen wonen en een goede schoolopleiding kunnen krijgen. Dat zijn geen overdreven eisen. Maar voordat het zover is, zal Tanzania nog een lange, moeilijke en eenzame weg moeten afleggen. T Op een zaterdagavond, net na het hvallen van de tropische nacht, pndt het toestel van de East African lirlines op het vliegveld van Dar-es- ©lalaam, de hoofdstad van Tanzania. Ms ik uitstap, denk ik eerst dat ei ;ens brand is. Maar het is het kli— Ondanks het al vrij late uur ,lt. de drukkende warmte, waar Dar \m berucht is, als een vochtige deken ons heen. De regentijd is net be tonnen en de toch altijd al waterrij ke lucht is natter dan ooit. Hijgend tn dampend passeren we de douane- -n imbtenaren, die kennelijk nergens pst van hebben. Voor hen is de Ivond een verademing. Langs de weg van het vliegveld aaar de stad lichten links en rechts - houtskoolvuurtjes op en in het sche- Imerige licht van olielampjes probe ren de mensen de opbrengst van hun Shamba's, kleine akkertjes waar voornamelijk de vrouwen op zwoe- gen, aan de man te brengen. We pas- Beren een gevangenis, een paar fa brieken en dan doemen de lichten |van Dar-es-Salaam op. Zelfs in he' jonker viel op dat dit weer een to- taal ander Afrika is dan Zambia dat ik enkele uren eerder had verlaten. Het straatbeeld is anders, de gebou wen zijn anders en de mensen gien er anders uit. Dar-es-Salaam is een groezelige havenstad, maar de prach tige gele stranden van de Indische oceaan liggen als een gouden rand om de stad heen. De eeuwenlangf Arabische invloed is overal nog merkbaar. Veel vrouwen lopen in lange zwarte gewaden, sommigen zijn nog gesluierd; een deel van de mannen draagt witte boernoezen. Dat zijn de moslims. En dan zijn er verder de tiendui zenden^ Aziaten, de vrouwen in sier lijke gewaden gehuld het middel bioot, de sihks met kleurige tulban den. Zij beheersen de handel. Je kunt geen winkel in Dar-es-Sa laam binnenstappen of er staat wel een Aziaat achter de toonbank. Som mige wijken van de stad verschillen niet van een wijk in Calcutta of Bombay. Bij de Afrikanen gijn ze verre van populair. Daartussen door lopen dan nog de blanken, die in Tanzania werken, en de Chinezen, die aan de Tanzam- spoorlijn werken (maar die zie je sporadisch) en de toeristen, die in steeds grotere aantallen komen en het Kilimajarohotel, hotel Africa, Africana en tal van andere luxe ho tels bevolken. Echter Dar-es-Salaam, de havenstad waar mensen uit heel de wereld de strijd om het bestaan voeren, is maar een heel klein stukje Tanzania. Vijfennegentig procent van de dertien miljoen Tanzanianen leeft op het land achter de hoofdstad cp de rand van het bestaan. Het is de grote verdienste van president Julius Nyerere dat hij het lot van deze mensen tot inzet heeft gemaakt van de strijd om een beter leven in Tan zania. Nyerere werd geboren in 1921 in een noordelijke provincie van het land, waar ,zijn vader stamhoofd was. Op de missieschool die de jonge Nye rere bezocht, viel hij op door zijn grote intelligentie. Nadat hij met succes een middelbare school in Tan zania had bezocht, ging hij enkele jaren studeren aan de Makereré-uni- versiteit in Kampala, de hoofdstad van Oeganda. Daar haalde hij in 1945 zijn leraarsbevoegdheid. Hij ging les geven aan de St-Marymis- sieschool in Tabora. In 1949 was Nyerere de eerste stu dent in Tanganyika, die de kans kreeg in Engeland te gaan studeren. Op de universiteit van Edinburgh studeerde hij ondermeer economische geschiedenis. Hij ging zich interesse ren voor de geschiedenis van het ko lonialisme en toen hij, na het beha len van een academische graad in 1953 naar Tanganyika terugkeerde, was hij vast besloten te gaan wei ken voor het vrij worden van zijn vo'k. Tijdens zijn opleiding op de scholen van de Witte Paters was hij bekeerd tot het rooms katholicisme en vanuit die geloofsovertuiging probeerde hij dat doel zonder bloedvergieten te be reiken. En dat lukte. In 1954 richtte hij de Tanganyika African National Union (TANU) op. Nyerere trok dag in dag uit het land door om overal plaatselijke afdelingen op te richten en in 1955 ging hij naar New York om .zijn zaak te bepleiten voor de VN. In 1958 werden er voor het een* algemene verkiezingen gehouden in Tanganyika en de TANU behaalde een grote overwinning. Nog geen dvie jaar later was Tanganyika een onaf hankelijk land. Maar niemand wist beter dan Nyerere zelf dat de moei lijkheden nu pas zouden komen. „Zelfregering is een dure zaak en er is niemand die dat zal betalen clan wijzelf" vertelde Nyerere zijn volk in een radiotoespraak ter gelegenheid van het verkrijgen van de onafhan kelijkheid. Maar er viel zelfs niets te betalen, want geld was er niet. Het land was straatarm; natuurlijke hulpbronnen ontbraken nagenoeg ge heel. Kon president Kaoenda van Zam bia zijn plannen financieren met at rijke opbrengsten van de kopermij nen, Nyerere moest een beroep doen op buitenlands kapitaal. De ervarin gen die hij daarmee opdeed zouden in 1967 leiden tot een radikale koers wijziging. Dc buitenlandse hulp die binnenkwam, bleef namelijk vef achter bij de verwachtingen en als er al hulp geboden werd, dan waren er allerlei voorwaarden aan verbonden. Zo trok West-Duitsiand r.lle hulp in toen Tanzania Oost-Duitsland ging erkennen. Daar kwam nog bij dat het geld dat beschikbaar was voor ontwikke lingspro jek ten maar weinig rende ment opleverde. Met behulp ven Is raëlische deskundigen werden bij- voorbeéld landbouwnederzettingen opgezet. Er werd veel geld ingestopt, maar niettemin mislukten de projek- ten stuk voor stuk. Onvoldoende voorstudie en het ontbreken van goe de plaatselijke leiders waren daar de belangrijkste oorzagen van. Voor Nyerere werd het steeds dui delijker dat de ontwikkeling van Tanzania zo geen stap dichterbij kwam. Al in 1962 had hij een brochure geschreven: „Ujamaa* de basis van het Afrikaanse socialisme Daarin zette hij uiteen dat de tradi tionele manier van leven in de Afri kaanse dorps- en stamgemeenschap socialistisch was. Men was op elkaar aangewezen, werkte voor de gemeen schap en niemand kon ,zich onttrek ken aan zijn sociale verplichtingen. Ujamaa is een Swahili-woord. dat niet letterlijk te vertalen is, maar zoveel betekent als broederschap. So cialisme en ujamaa drukken in Tan zania ongeveer hetzelfde uit en die woorden worden dan ook door elkaar gebruikt. Die brochure uit 1962 was een idealistisch geschrift dat nog weinig concrete oplossingen bood, maar de hoofdlijnen van het latore beleid van president Nyerere slaan er toch al in. De revolutionaire ontwikkeling waardoor Tanzania nu een van de leidende landen is in Afrika en waardoor ook buiten Afrika met gro te belangstelling het experiment dat daar aan de gang is gevolgd wordt, kwam in 1967, toen de regeringspar tij, de TANU, een congres hield in Arusha. een stadje aan de voet van Afrika's hoogste berg, de Kilimanja ro. In deze schitterende omgeving President Julius Nyerere: Door de nadruk op geld te leggen, hebben wjj een grote fout gemaakt. die ondermeer Hemingway tot schrijven inspireerde, werd de zoge naamde Arusha-deciaratie geboren. Dit document zou een keerpunt bete kenen in de ontwikkeling van Tan zania. Een belangrijk onderdeel uit de declaratie is de „gedragscode" voor leden van TANU en legering. Iedere leider van TANU of van de regering moet of boer of arbeider zijn en op geen enkele wijze verbonden zijn met de praktijken van feodalisme of kapitalisme. Geen leider van TANU of van de regering mag aandelen be zitten in enige maatschappij. Zij mo gen geen directoraat bekleden in eni ge partikuliere ondernemirg; zij mo gen niet meer dan één salaris ont vangen; zij mogen geen huizen bezit ten die ze aan anderen verhuren. De belanrijkste passage staat echter in de aanbevelingen die de partij de re gering doet. Er woidt een beroep op de regering gedaan „bij het opstellen van haar ontwikkelingsprojekten de nadruk te leggen op de potenties en vermogens van dit land voor de ten uitvoerlegging daarvan, in plaats van te steunen op buitenlandse leningen en schenkingen, zoals bij het huidi ge vijfjarenplan is gedaan". In een toespraak voor de radio heeft president Nyerere enkele dagen na het congres de verklaring uitge legd aan het volk. Hij deed .zijn erenaam Mwalimu, meester, eer aan. Als een moderne koning-filosoof wees Nyerere de Tanzanianen een nieuwe weg naar een beter bestaart. Het spreekt vanzelf dat wij in het verleden het verkeerde wapen heb ben gekozen voor onze strijd, betoog de hij, want wij hebben geld als wa pen gekozen. Wij poogden onze zwakke economische positie te boven te komen door de wapens van de economisch sterken te gebruiken, wapens die wij in feite liet bezitten. Door onze gedachten, woorden en da den lijkt het alsof wij tot de conclu sie ,zijn gekomen, dat wij zonder geld niet die revolutie kunnen realiseren waarnaar wij streven. We beseffen dat de koe geen melk meer heeft dat wil zeggen dat de mensen be zwaarlijk meer belasting kunnen be talen. Wij weten dat de koe zelf graag meer melk zou geven, aldus Nyerere, zodat zij haar kalveren zou kunnen zogen. Of dat zij meer melk gou willen geven die zou kunner. worden verkocht, zodat zijzelf of haar kalveren het wat beter zouden hebben. Maar dat te welen verandert niets aan het feit dat de koe geen melk meer heeft. Daarom moeten we het volgende goed voor ogen houden, gaat Nyerere verder. We hebben de fout gemaakt geld dat we ontbaren, te kiezen als belangrijkste middel voor onze ont wikkeling. En we zouden weer een fout maken als we ons inbeelden, dat we geld uit het buitenland zouden kunnen krijgen en wel om twee re denen: ten eerste is e; niet genoeg geld in het buitenland voer onze ont wikkeling en al zou dit er wel zijn. dan zou het volledig afhankelijk zijn van buitenlandse hulp onze eigen on afhankelijkheid in gevaar brengen. We zullen het zelf moeten doen en wel door hard te werken, aldus Mwalimu Nyerere. „Het zou nuttig gijn onze boeren, vooral de mannen, te vragen hoeveel uur per week en Vrouwelijke leden van de volksmilitie paraderen door Dar-es-Salaam, de hoofdstad van Tanzania. hoeveel weken per jaar zij werken. Velen maken minder dan de helft van het aantal uren van de loonar beider. In de dorpen zijn het in feite de vrouwen die moeten zwoegen. Soms wel twaalf tot veertien uur per dag. Zelfs op zon- en feestdagen werken zij. De vrouwen op het land werken harder dan wie ook in Tan zania, terwijl de mannen op het land (en sommige vrouwen in de stad) hun halve leven vakantie houden". Wie door dat land heeft gereden en heeft gezien hoe de vrouwen in de brandende zon met een hak als enig gereedschap het land bewerken ter wijl de mannen onder een lommer rijke boom met een pint geestrijk vocht zitten te „vergaderen", uren lang, dag in dag uit, kan begrijpen dat de woorden van de president niet onmiddellijk overal in goede aarde zijn gevallen. De vrouwen van Tan zania en je kunt wel zeggen de vrou wen van Afrika, hebben nog altijd een onevenredig zware taak in de zorg voor het dagelijks brood. Maar Nyerere had nog meer op zijn hart. Hij had de waarschuwin gen van de Franse landbouwkundige René Dumont goed ter harte geno men. Dumont had in zijn boek „L'A- frique noire est mal partie" er op gewezen dat in veel onafhankelijk geworden Afrikaanse landen een nieuwe elite in de steden goede sier maakte van geld dat de boeren van het land moesten opbrengen. Door de nadruk op geld te leggen, hebben wij nog een grote fout ge maakt, aldus Nyerere. We hebben ons blind gestaard op industrieën. We hebben gedacht en gezegd dat er zonder industrialisatie geen ontwik keling mogelijk zou zijn. En in zeker opzicht is dat nog waar ook. Op de dag dat we veel geld hebben, kunnen we zeggen dat we ontwikkeld zijn. Maar de misvatting is dat we denken dat de ontwikkeling begint met in dustrieën. Maar we hebben geen geld en onvoldoende tedhnici om moderne industrieën op te bouwen. En het zou onze socialistische politiek doorkrui sen als we geld en deskundigen uit het buitenland zouden laten komen. Want in de eerste plaats profiteren dan de steden van dat geld. We kun nen nu eenmaal niet in ieder dorp een industrie opzetten. Het gevolg is dat er in de steden ziekenhuizen en fabrieken zijn. Daar is gas, electra, water en riolering. Daar zijn geasfal teerde wegen en wie profiteren daar van? De mensen die een auto heb ben, auto's die in het buitenland ge kocht worden met kostbare deviezen, Om leningen af te lossen moeten wij ook buitenlandse valuta hebben, aldus Nyerere. Die valuta verdienen wij met onze export, maar momen teel exporteren we nog geen indus- trieprodukten en het zal vermoede lijk nog lang duren voor onze indus trieën voor de export kunnen gaan produceren. We zijn pas toe aan de vervanging van import, het vervaar digen van produkten die wij nu nog moeten invoeren. Waar moet dus het geld vandaan komen? Van de dorpen en uit de landbouw. Dat betekent echter dat de mensen die recht streeks voordeel trekken uit ontwik keling, verwezenlijkt door geleend geld, niet degenen zullen zijn die de leningen terugbetalen. Het grootste deel van de leningen zal worden be steed in de dichtbevolkte gebieden, maar het grootste deel van de aflos singen zal worden opgebracht door de inspanningen van de boeren. Er zijn verschillende vormen van uit buiting, betoogde Nyerere. „We moe ten niet vergeten dat de stedelijke bevolking misschien de uitbuiter kan worden van de bevolking op het land". Deze op het oog eenvoudige, voor de hand liegende redeneringen zijn in werkelijkheid voor Afrika en tal van andere ontwikkelingsgebieden in de wereld revolutionair. Als je een paar dagen in Dar-es-Salaam bpnt geweest en daarna het land intrekt, worden de woorden van Nyerere le vende werkelijkheid voor je. Maar je beseft tevens dat er een wonder moet gebeuren wil realiteit worden wat hij zijn mensen steeds weer. met ein deloos geduld, voorhoudt. Vier jaar na de Arusha-declaratie zijn er dan wel zo'n 2000 ujamaa-dorpen, waar gemiddeld per dorp zo'n zestig gezin nen, die voorheen her en der ver spreid over het land woonden, probe ren samen een leefbaarder wereld op te bouwen, maar de resultaten zijn niet overweldigend groot. Ongeveer vijftig dorpen rijn een succes. ®n dat is een schoorvoetend begin. En al die ujamaa^dorpen zijn slechts kleine oasen in een onmetelijke woestijn van droog en dor land. Maar Nyerere heeft gelijk. De weg die hij wijst, is voor Tanzania de enige weg naar een betere toekomst. Als de mensen niet bij elkaar komen en samen gaan werken aan de ver betering van hun eigen levensstan daard zal er niets gebeuren. Een dag, een nacht en nog eens een halve dag zat ik in de trein om van Dar-es-Sa- laam naar Arusha te reizen. De ge riefelijke slaapcoupé en het voor treffelijke restaurant in de trein wa ren nog herinneringen aan de be woonde, moderne wereld. Maar toen de trein midden in de nacht stil hield in de rimboe en we even uitstapten om ons te vertreden, waande ik me door Harm Lamberts in een andere tijd en een andere we reld. Kleine kinderen scharrelen langs de trein met een paar sinaasappelen, gedroogde vissen en onooglijke bana nen, die ze aan de reizigers proberen te verkopen. Een broodmagere hond rent met de staart tussen de poten weg als de trein weer in beweging komt en verder sjokt door het verla ten land. Bij het aanbreken van de -dag' klapwieken roofvogels loom op en apen rennen het struikgewas in. Nu en dan ontwaar ik een paar le men hutten met rieten daken waar wat mensen voor zitten. De trein die ze zien is het enige teken dat ze krij gen uit een andere wereld waar ze geen vermoeden van hebben. Zonder president Nyerere en zijn ujamaa-politiek zou die trein wel licht nog tijdenlang symbool blijven van een ander leven waar ze part noch deel aan zouden krijgen. De ontwikkelingen in Dar-es-Salaam hebben geen invloed op hun leven. Dc regeringspolitiek kan hen stimu leren om zelf een nieuw begin te maken. Zeker, de door Nyerere uit gestippelde weg is een lange. En de obstakels zijn legio. Velen geloven dat de ontwikkeling misschien te lanezaam gaat. Men kan zich voor stellen dat de studenten er de voor keur aan geven na hun studie in de steden te leven en te werken. Ze zijn vervreemd van het zware leven op het land en de lichten van de stad lokken. De trek maar de stad is ook in Tanzania een groot probleem. De tweede vice-president van Tan zania, Rashidi Kawawa, zei onlangs op een vergader ins van de jongeren afdeling van TANU, dat toen hij een u;amaa-dorp bezocht hij alleen maar oude mensen bezig zag met stenen bakken. ..Ik moet jullie ronduit zeg gen dat ik niet veel jonge TANU-le- den revolutionair werk heb zien doen op het land. Waar wachten jullie op?" Dit is het eerste artikel van een serie van vijf.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 13