In Nederland ongecontroleerd web van invloedsrelaties c KLM SLEUTELS BMH ABN Parlement en vakbeweging staan praktisch buiten het spel roep aankomende ooliticologen doet onthullingen Unilever NV M Hoogovens Stokman: Ik hoop nu op een parlementaire enquête Mertens: Bedrijfsleven werkt bonden bij realiseren idealen tegen „Onderzoek naar machtsstructuren voortzetten DONDERDAG 6 JANUARI 1972 „In Nederland hebben we in ons economisch bestel maken met wat ik zou willen noemen een lijnen- ipel. De gehele economie in ons land is in handen van ond 200 personen." jGrote ondernemingen zijn door het lijnenspel in ins land in staat een niet gering deel van het natio- lale beleid te bepalen en invloed uit te oefenen op de oon- en werkgelegenheidspolitiek in Nederland. Zij lebben op allerlei plaatsen hun schaakstukken staan, teeds onder een ander etiket, dat men door gebrek ian inzicht in de onderlinge verhoudingen niet kan huisbrengen." Deze twee citaten uit het betoog van de heer P. J. Mertens, voorzitter van het NKV, uitgesproken te Ineek in het najaar 1968, waren de knuppel in het loenderhok die heel wat stof deed opwaaien. De op- nerkingen van de vakbondsvoorzitter vulden dan ook geruime tijd de actualiteitenrubrieken van pers, radio >n televisie. De voorzitter van één der drie grote vakcentrales, die tezamen een niet onaanzienlijke invloed hebben op het gebied van het sociale beleid in een tijdperk van welhaast explosieve economische groei, in een situatie van fusies, bedrijfssluitingen en bedrijfsover- namen, moest constateren dat de besluitvorming daar over plaats vindt in een netwerk of lijnenspel van economische instellingen, waarbij de vakbeweging iuitenspel staat. door H. Thomas Een werkgroep van doctoraal studenten in de politieke en sociale wetenschappen van de Universiteit van Amsterdam heeft, o.l.v. prof. dr. R. J. Mokken en drs. F. Stokman gepoogd enige helderheid te verschaffen in de concen tratie en vervlechting van economische macht in onze nationale samenleving. Het onderzoek betrof de periode sinds 1945 met het jaar 1969 als afsluiting. Men is ervan uitgegaan dat gedeelde benoe mingen (directeur in bedrijf A en commissaris in bedrijf B, óf commissaris in bedrijf X en commissaris in bedrijf Z, enz.) kunnen worden opgevat als aanwijzingen voor belangrijke in vloedsrelaties tussen instellingên, zoals bedrij ven, banken en overheidsorganen. Immers, wanneer één man topfunctionaris is in ver schillende instellingen, dan schept die man een communicatiekanaal tussen deze instellingen. Informatiebeheersing en informatieverschaffing, die via deze communicatiekanalen ontstaat, zijn belangrijke bronnen van invloed. Zo ontstaat tussen banken, grote industrieën en overheidsorganen een heel netwerk van ge meenschappelijke benoemingen op topfuncties, waarbinnen belangrijke sociale en economische besluiten kunnen worden genomen, die grote groepen van de bevolking persoonlijk raken en waarop geen democratische controle mogelijk is. Andere conclusies uit het onderzoek zijn minstens even onthullend. Zo blijkt uit de ont leding van de gemeenschappelijke benoemingen (lijnen) tussen kapitaalverstrekkende bedrijven (banken) en de rest van het bedrijfsleven, dat zowat alle onderzochte Nederlandse bedrijven, op 10 na, met de Algemene Bank Nederland, de Mees en Hope groep en vooral de Amro- bank verbonden zijn. De onderzoekers hebben bewust afgezien van een personalistische benadering, die de discus sies rond de „200 van Mertens" kenmerkten. AKZO Personen worden slechts belangrijk (invloed rijk) vanwege hun functies in instellingen van onze maatschappij, omdat zij daar de besluit vorming mede bepalen. Een voorbeeld schetst op frappante wijze het resultaat van een niet- persoonlijke aanpak. Beziet men twee individuele leden van de directie van de Amrobank, de heren Van der Brink en Karsten in enkele functies, die zij voor de Amrobank via hun commissariaten met elkaar in relatie brengen, dan blijkt, dat deze twee Amro-functionarissen zes bedrijven via de Amrobank met elkaar verbinden. Beschou wen we echter de gehele Amro-top, directie en raad van commissarissen, dan blijkt de Amro bank 68 van de 104 nationale economische en politieke instellingen, die in het onderzoek zijn opgenomen, te bereiken via de door haar top onderhouden gedeelde benoemingen. Uit het uitgangspunt vloeit logisch voort dat het onderzoek gebaseerd is op een selectie van instellingen, die van grote betekenis zijn voor de besluitvorming op economisch en politiek terrein in Nederland. De werkgroep heeft 104 instellingen onder het ontleedmes gelegd. In het onderzoek zijn opgenomen, behalve alle geldbedrijven (banken, verzekeringsmaatschap pijen, beleggingsmaatschappijen e.d.) 64 grote produktiebedrijven waar 21,2 pet. van de be roepsbevolking w,erkzaam is. Daarnaast is de overheid onder de loep genomen, zoals de ex- ministers en staatssecretarissen (de huidige mogen immers geen bij-baantjes hebben), de SER-leden, de burgemeesters van de grote ste den, commissarissen van de koningin, de leden van de Raad van State (alle van 1945 tot 1969) en de Kamerleden (van 1969). Met het dagelijks bestuur van de werkgevers- en werknemers organisaties maken beide groepen op grond van hun centrale betekenis in de sociaal-eco nomische sfeer deel uit van het onderzoek. Het zijn deze instellingen waartussen een omvangrijk en hecht web van gemeenschappe lijke benoemingen ontstaat. Bij een nadere analyse van de verschillende bedrijfstakken is het geringe aantal gemeen schappelijke functies binnen één bedrijfstak opgevallen. Dit bevestigt het vermoeden, dat gemeenschappelijke benoemingen door hun in formatiebeheersing invloedsrelaties leggen. Het is daarom duidelijk dat binnen een bedrijfstak weinig gemeenschappelijke functies zijn want dit houdt kennelijk een zodanig informatie niveau in dat dit moeilijk met een concurren tieverhouding is te verenigen. Bij de analyse van het aantal gemeenschap pelijke benoemingen buiten de eigen bedrijfs tak is gebleken dat de banken, verzekerings maatschappijen, de chemische sector, de scheep vaart, de metaalnijverheid en de beleggings maatschappijen de meeste lijnen per bedrijf buiten de bedrijfstak hebben. Bij de overige eenheden springen vooral de ex-overheid en de werkgeversorganisaties in het oog door hun grote aantal uitgaande lijnen. Nader onderzoek per bedrijfstak heeft aan het licht gebracht dat deze takken en sectoren niet alleen het grootste aantal lijnen per eenheid buiten de eigen bedrijfstak resp. sector hebben, maar dat ze bovendien het sterkst met elkaar zijn ver bonden. De banken zijn m.a.w. het sterkst ge koppeld aan de ex-overheid, verzekerings maatschappijen, de metaal en de chemie (basis industrieën. Samenvattend zeggen de politicologie studen ten dan ook dat op grond van deze waarne mingen een hecht netwerk van gemeenschap pelijke benoemingen naar voren komt, waarin vrijwel de gehele nationale top van het Neder, landse bedrijfsleven, de werkgeversorganisa ties en de ex-overheid opgenomen is. Halen we de banken uit het patroon dan is de hechtheid van het net aanzienlijk minder dan wanneer de chemie en de metaal worden weggelaten. De banken blijken de bindende schakel zonder welke het Nederlandse bedrijfs leven als los zand aan elkaar hangt. Als de geldbedrijven alleen op de korrel wor- „Ik hoop dat ons rapport over de economische en po litieke eliten in Nederland zal leiden tot een parlemen taire enquête, zoals die enkele jaren geleden door het PPR-Kamerlid Aarden is voorgesteld. Hierdoor kunnen meer gegevens (waartoe de werkgroep geen toegang had)., worden verkregen over de inhoud, mate van gebruik en mis bruik van de invloedska nalen. Dit zegt drs. F. N. Stokman, een der leiders van het (veel stof opwaaiende) onderzoek naar de economische en poli tieke invloedsstructuren in Nederland. De conclusies van het on derzoek zag hij op magistrale wijze bevestigd in de gang van zaken rond het failliete Amsterdamse confectiebedrijf Konersmann. Hier hebben de banken, vooral de Amrobank, de kredietkraan dichtgedraaid waardoor een bedrijf, waar 500 personeelsleden werkzaam zijn, moet sluiten. Bovendien zou door de banken geen overleg gepleegd zijn met de vakorganisaties en wordt de zaak eenzijdig afgehandeld met de ondernemer. De heer Stokman hoopt het komende jaar met de groep (in andere samenstelling) de poli tieke sector nader op de korrel te kunnen nemen. Zo moeten volgens hem meer politieke instellingen aan een onderzoek worden onderworpen. Gedacht wordt aan de toppen van de verschillende departementen (defensie) en een aantal ad viescolleges. Daarnaast wil de groep nog nagaan in hoeverre de structuren de tand des tijds overleven. Blijft bij wisseling van per sonen de relatie, in de gedaan te van een andere persoon, be staan? In haar rapport heeft de groep een netwerk van rela ties aan de oppervlakte ge bracht, waarmee men duide lijk niet gelukkig is. Over eventueel te nemen maatrege len, die de machtsstructuur aan een democratische contro le onderwerpt, laat het rap port zich niet uit. Ten aanzien van deze kwes tie is volgens de heer Stokman in de eerste plaats meer infor matie gewenst. Concreter: een betere wetgeving die onderne mingen verplicht een veel rui mere publiciteit te geven aan hun handel en wandel. Daar naast vraagt de heer Stokman zich af waarom een volkstel ling koste wat kost moest plaats vinden en geen be- drijfstelling die eveneens inte ressante gegevens kan opleve ren. Bovendien dient de rege ring een flinke vinger in de pap der bedrijfsinvesteringen te hebben. Waarom werden de werknemers opgescheept met een loonstop om de inflatie in te dammen en is er geen spra ke geweest van een investe ringsstop voor het bedrijfsle ven, dat mede schuldig is aan de inflatie? De laatste stok achter de deur is, aldus de heer Stokman, nationalisatie van de banken, maar op een andere basis dan het post-, te lefoon- en telegraafwezen, dat dank zij nationalisering een monopoliepositie heeft gekre gen. Van de faculteitsgedachte waarover de heer Mertens sprak (zie elders op deze pagi na) wordt niet veel verwacht. De werkgroepleider vraagt zich af of de werknemersver tegenwoordigers in het be stuur van een onderneming wel voldoende inzicht hebben in de machtsstructuur. Daar naast zijn er nog de financile voordelen van een gemeen schappelijke benoeming die zo verleidelijk kunnen zijn dat de werknemers uit eigen be lang happen door met zo'n be noeming in te stemmen daar mee aan een verdere uitbouw der machtsrelaties meewer kend. Een eerste vereiste voor de uitvoering van de facul teitsgedachte is een vakbewe ging die sterk in de schoenen staat De kosten van het onder zoek belopen door het ge bruik van computers enke le duizenden guldens. Hopelijk gaan de overheidsbezuinigin gen op het wetenschappelijk onderwijs geen rol spelen in de voortzetting van het onder zoek. „De vakbeweging ziet zich zeer zeker tegenge werkt door het bedrijfsle ven in het realiseren van haar idealen, zoals de re geling van de vermogens- aanwasdeling (invoering van spaarloon, investe- ringsloon). Daarnaast speelt nog de thans uiter mate belangrijke kwestie van de regulering der in vesteringen. Waar de werknemersorgani saties pleiten voor industriali sering van de „probleemgebie den" in onze samenleving (Zuid-Limburg, Groningen), blijven de bedrijven conse quent, uit eigen belang, in de Randstad investeren. Hierach ter ligt de angst van het be drijfsleven voor een te grote invloed van de vakbonden op beleidsbeslissingen." Dit zegt de heer P. J. J. Mertens, voorzitter van het NKV, in een vraaggesprek naar aanleiding van het ver schenen rapport van de Am sterdamse politicologie-stu- denten. Gelukkig komt de herziening van het onderne mingsrecht enigszins van de grond. De wetsvoorstellen daartoe liggen gereed. De NKV-voorzitter kan de con clusie in het rapport, n.l. dat de instelling van werknemers- commissariaten geen zoden aan de dijk zet, volledig on derstrepen. Het plan was vol gens hem afkomstig van pro. Romrne en is door het NKV in verschillende ondernemingen (Volkskrant) 'gepraktiseerd. De opzet is mislukt, omdat de werknemer binnen de onder neming in een dubbelzinnige positie werd geplaatst. Hij is dan enerzijds werkgever en anderzijds werknemer. Het NKV is daarom overge stapt op de z.g. faculteitsge dachte opgenomen in de herziening van het onderne mingsrecht die inhoudt dat het bestuur van een onderne ming in handen komt bij de vertegenwoordigers van zowel aandeelhouders als werkne mers. Beide groepen hebben het recht van veto t.a.v. alle beleidsbeslissingen. Bij contro versen bemiddelt de SER. De heer Mertens toont zich overigens zeer verheugd met het onderzoek, waarin de con clusies zijn uitspraken in de rede van Sneek in 1968 beves tigen. Verder onderzoek is zijns inziens zeker gewenst, met name naar de betrekkin gen tussen universiteiten-be- drijfsdeven-leger. Hij ver wacht dat dan zeer interes sante vondsten worden ge daan. De vakbondsvoorzitter is verder ingenomen met de wij ze waarop de werkgroep te werk is gegaan. De groep heeft zich n.l. niet geconcen treerd op personen, maar op instellingen. Hij meent dat zijn uitspraken inzake de „200 van Mertens" te zeer in het persoonlijke vlak zijn getrok ken, hoewel hij nooit getwij feld heeft aan de integriteit van de personen als exponent van de in het netwerk gevon den invloedsstructuren. Dat het lijnenspel werkt daar twijfelt hij niet aan. De gevonden structuur is, aldus de voorzitter van het NKV. beangstigend. Aan de ene kant door het relatief kleine aantal personen, dat een ongecontroleerde besluit vormingsmacht bezit waarvan misbruik gemaakt zou kunnen worden. Aan de andere kant is de hele structuur het on derzoek bracht enig. licht te ondoorzichtig. Hij pleit daar om voor meer openheid. d engenomen, blijkt dat de grote banken Am- ro-bank, ABN en Mees Hope, met daarnaast de verzekeringsmaatschappijen Delta Lloyd, Nationale Nederlanden en de Nederlandsche Bank vrijwel de gehele financiële sector aan zich binden, terwijl de Amrobank, de ABN en Mees en Hope alleen al 25 van de 40 geldbe drijven bestrijken. De dominante positie van de geldbedrijven, m.n. de handelsbanken, in de structuur van het web wijst volgens de onderzoekers sterk in de richting van een overheersende invloed op het gebied van de nationale kapitaalverstrekking. Grote produktiebedrijven kenmerken zich door een niet te stillen financieringshonger voor hun investeringen. Deze behoefte maakt het voor grote bedrijven noodzakelijk relaties met meer dan één grote handelsbank te onderhouden. De centrale positie van de bedrijfstakken chemie en metaal kan worden verklaard, aldus de werkgroep uit het kapitaalsirrtensieve karakter en het belang van deze basisindustrieën voor het gehele bedrijfsleven. De overheidsfunctionarissen bezetten een be langrijke plaats in het web van gemeenschap pelijke benoemingen. De werkgroep ontdekte dat van de verschillende ex-overheidscatego- rieën de ex-ministers en -staatssecretarissen, evenals de commissarissen van de koningin bij het bedrijfsleven zeer in trek zijn. De Kamers zijn in dit opzicht veel minder belangrijk. De leden van de dagelijkse besturen van werkgeversorganisaties nemen eveneens een belangrijke plaats in in het netwerk van gemeen schappelijke benoemingen, in tegenstelling tot de werknemersorganisaties en de politieke par tijen. Een mogelijke verklaring voor de relaties van het bedrijfsleven met de ex-overheid meent de werkgroep te vinden in de veronderstelling dat: Deze banden moeten worden gezien als ka nalen om invloed uit te oefenen op de over heid op voor bedrijven belangrijke gebieden. Het zijn buitenparlementaire kanalen, waar langs de besluitvorming van de overheid kan worden beïnvloed, en waarop elke openbare, democratische controle ontbreekt. Het parlement, evenals de politieke partijen en de vakbeweging, bezet een zeer marginale positie in het netwerk, hetgeen kan wijzen op een ondergeschikte betekenis van de Kamers en de politieke partijen voor de politieke en economische besluitvorming in Nederland. Be drijven en bedrijfstakken zoeken voor hun overheidsbetrekkingen vrijwel geen Kamerle den en bestuurders van politieke partijen op om invloed op de overheid uit te oefenen. In een ruimere opvatting van ons parlemen taire democratisch systeem zou men zich ook een openbare controle kunnen voorstellen van uit de vakbeweging. De gegevens, die de werk groep door noeste arbeid verzamelde, wijzen echter uit dat de vakbeweging vrijwel buiten dit netwerk staat. Mogelijk om deze reden wordt van verschillende zijde wel eens de in stelling van werknemerscommissarissen bepleit. De werkgroep is van mening dat zo'n maat regel in de huidige structuur geen soelaas zal brengen. Het valt immers te betwijfelen of met het instrument van werknemerscommissariaten een dergelijke systematische cumulatie van functies de vakbeweging tot een dergelijke centrale positie in dit netwerk zou kunnen brengen als bij de werkgeversorganisaties is geconstateerd. Welke rol spelen de ondernemingen met we reldomspannende vertakkingen, zoals Philips, Unilever, Akzo en Shell? Uit het onderzoek is gebleken dat de interesse van deze gigantische bedrijven buiten het nationale web ligt, hoe wel Philips, Shell en Unilever niet verzuimen op enkele strategische punten contacten te on derhouden. Akzo heeft binnen deze groep de meeste banden met de kapitaalverstrekkers. De positie van Shell, Unilever en Philips lijken de veelgehoorde stelling te weerleggen dat Nederland vanuit deze ondernemingen wordt geregeerd. De werkgroep vestigt echter de aandacht op de mogelijkheid dat een onder zoek op multinationaal niveau een verrassend andere positie van deze bedrijven aan het licht zou kunnen brengen. De volgende personen (er zijn er veel meer) bezetten in het web de sleutelposities, die toegang verlenen tot een reeks be drijven. Staat achter het veelvoud van functies, die deze personen hebben b.v. „(ex-)VNO", of „(ex-)SER", dan betekent dit dat iemand öf huidig, of ex-lid is van het betreffende orgaan. Het onderzoek vond eind. 1969 plaats. Prof. dr. J. E. de Quay: ex)- KVP; ex-regering; ex)-com- missaris van de Koningin; comm. Akzo; pres. comm. KLM; comm. Van der Grinten; comm. DAF. Prof. dr. J. R. M. van den Brink: dir. Amrobank; dir. Kon. Ned. Papier; pres. comm. Nillmij; pres. comm. Akzo; pres. comm. SHV; ex-regering; ex)-KVP; comm. Rijn-Schelde; comm. Gist Brocades; comm. Ned. Spoorwegen. H. W. A. van den Wall Bake: comm. NSU; ged. comm. VMF; pres. comm. en ged. Fokker; comm. KNSM; comm. Nat. In vesteringsbank; comm. Delta Lloyd; comm. Robeco; dir. ABN; ged. comm. Hoogovens. Drs. G. J. H. de Graaff: pres. ged. comm. Schiphol Lucht haven; pres. comm. Geveke en Groenpol; pres. comm. Kluwer pres. comm. IHC-Holland comm. KLM; comm. Neder horst; comm. Scholten-Honig comm. Nat. Investeringsbank; comm. Delta Lloyd; comm~ Muller; comm. Thomassen Drijver-Verblifa. Dr. W. T. Kroese: dir. Nijver- dal ten Cate; pres. comm. Tho massen Drijver-V erblifa; (ex)-VNO, comm. Akzo; ccmm. Holl. Am. Lijn; comm. Vre- destein; comm. Hatéma-Texo- print; comm. Ned. Spoorwegen; comm. Robeco; comm. Nillmij. Van onze sociaal-economische redac tie DEN HAAG Het onderzoek van studenten en medewerkers van de politieke faculteit van de Gemeente lijke Universiteit van Amsterdam naar de machtsstructuren in Neder land is hoewel onvolkomen waardevol en zou verder en gedege- ner moeten worden voortgezet. Aldus drs. C. H. A. Klep van het Neder lands Christelijk Werkgeversver bond gisteren op de maandelijkse persconferentie ^an het NCW. Naast waardering heeft hij ook vrij veel kritiek op het onderzoek. Het is z.i. te onsamenhangend en bij het aangeven van de verbindingslijnen (o.m. door gedeeld functies) wordt er niet op ingegaan of en zo ja, '.n hoe verre. wanneer en in welke omstan digheden daarvan gebruik (misbruik) wordt gemaakt en onder welke in vloeden besluitvorming tot stand komt. Ook wordt niet ingegaan op de redenen van dubbelfuncties e.d., al dus drs. Klep. Hij waarschuwde dat „mogelijke machtsinvloedsrelaties te gemakkelijk worden vereenzelvigd met macht". Mr. J. Meynen: ex-regering; (ex)-VPCW; pres. comm. Al- bert Heyn; pres. comm. Amro bank; comm. N ederlandsche Bank; comm. Akzo; comm. OGEM. Dr. C. F. Karsten: comm. Hoogovens; comm. Holl. Am. Lijn; comm. DAF; comm. Westland-Utrecht Hyp. Bank; dir. Amrobank; comm. Robeco; comm. de Gruyter. Prof. dr. A. H. M. Albregts: ex-regering; (ex)-NKWV(ex)- SER; ged. comm. Bredero Ver. Bedrijven; comm. Amrobank comm. IHC-Holland; comm. AMEV.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 11