Alice in
koppensnellersland
synode
en
groep drie
Gollwitzer wil
christen
en marxist zijn
>or A. J. Klei
door Jeanne de Vlieger
ZATERDAG 16 OKTOBER 1971
„God gaf ons twee oren, maar
één mond. We moeten dus
meer luisteren dan spreken"
Als een wollig kapje omlijst het zwarte
haar een vriendelijk gezicht, dat je „edel"
mag noemen. Het is van Alice Wedega, de
eerste en enige vrouw in het parlement
van Australisch Nieuw-Guinea. Er straalt
vriendelijke aandacht uit heel haar wezen,
de luisterende houding, de slanke gesti
culerende handen. „Mijn overgrootvader
was een kannibaal", zegt ze rustig. Alice
is nu zestig, maar zij was het die als
jonge vrouw van dertig zonder geweren
of politiebescherming het koppensnellers-
gebied werd ingestuurd. Het enige wat
ze meenam was haar geloof.
en van toen af heerste er vrede tussen de
stammen in dat gebied.
Alice Wedega was enige jaren parlements
lid; als maatschappelijk werkster en op
grond van haar verdiensten (ze heeft een
onderscheiding van de Engelse koningin)
werd ze door de Australische regering in de
volksvertegenwoordiging gevraagd. Ooste
lijk Nieuw-Guinea heeft wel een volksverte
genwoordiging, maar nog geen zelfbestuur.
Alice hoopt dat dat binnen afzienbare tijd
zal komen, een jaartal noemt ze niet.
De ontwikkeling In Australisch Nieuw-
Guinea is verder dan in Iriat Barat, voor
malig Ned. Nieuw-Guinea. In het land van
Alice is een universiteit, er zijn kweekscho
len, scholen voor vroedvrouwen, medische
en zwart en tussen verschillende stammen.
„Er moet een nieuwe geest tussen mensen
komen," zegt ze. Die boodschap bracht ze
in al haar eenvoud ook enige dagen geleden
aan vertegenwoordigers van de katholieke
en protestantse bevolkingsgroepen in enkele
steden van Noord-Ierland. Die boodschap
bracht ze ook in Caux, Zwitserland, waar
een wereldconferentie Van Morele Herbe
wapening werd gehouden onder het motto;
de keuze van vandaag is de wereld van
morgen.
Heeft Alice een boodschap voor westerse
vrouwen? Hulpeloos zegt ze: „Jullie wereld
is zover van ons vandaan. Jullie zijn zoveel
verder ontwikkeld. Maar de mensen zijn niet
verenigd. Hoe kunnen we elkaar helpen? Als
|c. B. Looijen, de perschef van de gereformeerde kerken, mag
,g laten merken dat hij op goede voet staat met dr. W. A.
't Hooft en zo gaf hij me onlangs op De blije werelt in
«ren, waar we beiden bivakkeerden in verband met de zit-
en van de gereformeerde synode, een paar opmerkingen door
de oud-secretaris-generaal van de wereldraad van kerken. Het
m hierop neer dat dr. Visser 't Hooft de dwarslagen, die Liebje
Iman-Hoekendijk in het vaderlandse kerkelijke leven heeft ge-
aleerd, ongeveer net zo was tegengekomen in zijn werk: je
t ook in wereldverband niet zozeer aan tegen de verschillende
essies als wel tegen verschillende typen van geloofsbeleving,
elkaar over de kerkmuren heen de hand reiken. Dr. Visser
ooft had het in dit verband over (en nu geef ik met eigen
rden weer): traditionalisten, hoogkerkelijken, laagkerkelijken
mensen die vinden dat de kerk als instituut zo'n beetje haar
heeft gehad.
u, met vier vergaderweken van de gereformeerde synode ach-
de rug, zit ik te bedenken dat je ook in de gereformeerde we-
deze vier „soorten" ontmoet. Als traditionalisten neem ik de
ntrusten. Zij zijn niet of nauwelijks ter gereformeerde synode
egenwoordigd en als je ze in hun hart kijkt, hebben ze die
ode eigenlijk al afgeschreven. Goed, je probeert het nog eens
een bezwaarschrift, maar je bent er niet erg van overtuigd
het werkelijk wat zal uithalen. Van een deel der verontrusten
|t ook inderdaad dat ze traditionalisten zijn. Van nieuwe dingen
ten ze niks hebben, of het nu een vrouwelijke dominee of een
ere gezangenbundel betreft.
ervolgens de hoogkerkelijken. Onder deze noemer zou ik een
1 deel van de synodeleden willen vangen. Het gaat hier om
isen die heus niet tegen nieuwigheden zijn, maar: alles langs
ordelijke, kerkelijke weg, zachtjes aan en alsjeblieft geen vrij
erij of geëxperimenteer. Een enkele van deze groep (als ik
o aanduiding in mijn verhaal even mag gebruiken) leunt tegen
verontrusten aan en nogal wat anderen kijken bij alles wat ze
om zich heen: wat zouden de verontrusten ervan zeggen,
zou het bij hen aénkomen? Ze motiveren hun tegenstem of
leling met een beroep op het eenvoudige kerkvolk dat hier of
nog niet „rijp" voor zou zijn. Nog eens, voor nieuwe dingen
zichzélf schrikken ze niet altijd terug en als we volgens de
ds de vrouw in het ambt in huis hebben gehaald, dan halen
haar ook meteen overal bij. Dan proberen we het niet miezerig
één vrouwelijk synodelid, maar we doen het met een stuk of
vijf, die dan haar partjj behoorlijk meeblazen.
haken: zou het van die hoogeerwaarde zusters in hun
komen dat Verscheidene hoogeerwaarde broeders er fleu-
dan voorheen uitzien? Ik ontwaarde in Lunteren een paar
se vest-achtige jasjes, gekleurde overhemden rukten vast aan
soms wisselden suède schoenen en zelfs een paar booties de
fgepoetste stappers af.
Is Ik voort mag gaan met schematiseren: de derde groep is
van de laagkerkelijken. We zijn dan bij gereformeerde mensen
r wie synodes en synodale overwegingen een bijzonder doeze-
geheel vormen. Als je praat over Sneker besluiten inzake oe-
lenische samenwerking, kijken ze je stomverbaasd aan, maar
weten wél dat ze het fijn vinden als de hervormde dominee bij
preekt, want zo zie je maar dat we bij elkaar horen. En als
leer pastoor ook nog mee kan doen, des te mooier! Niewaar?,
je met elkaar de kèrn van het evangelie maar vasthoudt en
je naaste niet vergeetWat vertel je me? Hebben ze op
jynode de kwestie van diensten samen met roomsen nog niet
j? Nou, ik ben altijd blij als je iets samen met anderen kunt
n, en laét er dan es een steekje vallen Man, ik vind 't
wat erger als je elkaar verkettert!
eze laagkerkelijken zijn over het algemeen hartelijke, vrome
sen, die vrij geregeld naar de kerk gaan en die, zonder nu
veel geformeerde vijven en zessen op de hoogte te zijn,
niet de gereformeerde kerk uit zullen lopen: 't is overal wel
Ze raken niet in opwinding over de kwestie van de binding
de belijdenis en de mérites van discussies over de verzoening
lan hun.
ze groep zullen we (dus) niet op de synode aantreffen. Je
wèl synodeleden die geestelijk zich méér met deze mepsen
met de verontrusten verwant voelen, ze zijn zelf ook niet
jh A\e scherpslijpers en als een „hoogkerkelijke" wat wil aan-
herpen, zeggen zij dat je dat vooral niet moet doen, er moet
speelruimte overblijven.
>e vierde en laatste groep: de mensen die vinden dat de kerk
Is die nog steeds reilt en zeilt, gewoonweg niet meer kan.
te lieden weten, in tegenstelling tot de derde groep, soms
mmels goed wanneer de synode vergadert: moet je nagaan,
wereld verziekt en vervuilt, oorlogsrottigheid komt de beeld-
l uit, maar de broeders kruipen in een gerieflijk conferentie-
d met alles d'rop en d'ran en trekken dan in alle gemoedsrust
n uit om te zaniken over t.v.-programma's van maanden terug
lier zijn we in de buurt van actiegroepen, spandoeken, stencils,
aanstaande onkerkelijkheid en van min of meer verbitterde ex-
lelijkheid. Synodeleden komen we hier stellig niet tegen,
lijn verhaal moet een toepassing krijgen. Welaan dan: ik heb,
weken gereformeerde synode overziende, de indruk dat er
veel gekeken wordt naar groep één, de verontrusten (onder
ik ook reken degenen die niet in verenigingsverband als zo-
ig naar voren komen). Elkaar vasthouden, niet van elkaar ver-
emden, we hebben toch samen de belijdenis lief en daarop
|en we elkaar toch aansprekenZiedaar een paar veel-
oorde verzekeringen met in het verlengde daarvan inspannin-
om waar het (nog) maar kan, bij te sturen en de zaken op
«trouwde pad te houden.
r wordt ook, zij het beduidend minder, gekeken naar groep vier:
die mensen niet los, het zijn meest jongeren en die willen op
manier aan hun christen-zijn gestalte geven. Goed, ze doen
eens gek en ze zeggen wel eens gekke dingen en het mag
niet te dol worden, maar jaag ze niet de kerk uit, kijk eens
er al die kritiek en opstandigheid.
it alleshorend en gehoord hebbend, kom ik tot de conclusie
groep drie het gevaar loopt een vergeten groep te worden,
dat terwijl er, dunkt me (ik heb tenslotte niet getèld) heel wat
die gereformeerden zijn bij wie helemaal niet overkomt dat je
ang moet debatteren over kindercommunie en daarvoor een
:ia!e studie van een paar jaar nodig hebt, want 't is toch zeker
lijk als je kinderen willen meedoen, en weet jij ze soms te
tlien waarom dat niet zou kunnen? Deze gereformeerden be
en volstrekt niet dat hun dominee buiten de orde is als hij
gaat in een eucharistieviering: is het niet geweldig dat zoiets
nwoordig gebeurt, en bisschop Bekkers was toch ook zo'n
kerel, waar of niet? Van gedoe rondom tweehonderdduizend
ir van de wereldraad van kerken snappen ze ook niet bar
hoor es hier, je moet het toch zeker opnemen voor verdruk-
en dat doen we hier zus en ginds zo, wat jij!
»e groep wordt niet kwaad zoals die van de vierde groep,
zullen zich ook niet meteen van de kerkelijke zaak vervreemd
eneenvoudig omdat die zaak voor hen niet van die dui-
jke omtrekken heeft. Ik zou zeggen, des te meer reden om naar
e groep, naar groep drie, te kijken en dan niet toegeeflijk in
zin van: ze bedoelen het goed en laten we maar geen slapende
Jen wakker maken, nee: ongedwongen en met het voornemen
meer zo benauwderig te doen van hier wat inhouden en gincjs
voorzichtig porretje geven.
zou de mensen van deze derde groep, die je waarlijk niet
tn in de gereformeerde kerken vindt, huh nauwelijks geprofi-
de ruimte moeten laten maar mét het voornemen die ruimte
r hen levend te maken, reliëf te geven. Dat doen we natuur-
niet door luidkeels doende te zijn over t.v.-programma's als
of ander versje in 't verkeerde keelgat terecht is gekomen en
niet door zorgelijk uit te pluizen wat interkerkelijk precies wel
Precies niet mag. Het zou wél lukken als we ook eens opge-
I vaststellen dat het leven sterker is dan de leer, dat de Geest
it waarheen hij wilEcht hoor, we hoeven de ellenden van
wereld niet te vermeerderen met die ellenden van de kerk die
'n door kerkelijke fijnproevers worden gesmaakt.
„Toen mijn vader klein was, kwamen de
zendelingen in ons gebied; het doden van
mensen eindigde. Mijn vader werd dominee
en ik groeide op in een zendingspost. Ik
vond mezelf een christen; maar toen ik in
contact kwam met Morele Herbewapening
werd ik eerlijker tegenover mezelf en te
genover God. Hij daagt je uit om datgene in
je karakter wat je slechtste kant is te ge
bruiken als het beste."
Die koppensnellers kwamen in de gevan
genis, maar eenmaal weer vrij, begonnen ze
opnieuw te doden. Als bewijs van moed
moest een jongeman namelijk aan zijn
toekomstige bruid ledematen tonen van
mannen die hij verslagen had. De Australi
sche regering wist niet hoe ze dat probleem
moest aanpakken. Zó deed Alice het:
„We namen de stamhoofden mee naar
onze zendingspost, Papoea's geloven in
kwade geesten. Wij vertelden dat er ook een
goede geest bestaat, naar wie je moet luis
teren. Hij zegt: heb je naaste lief, hou er
één vrouw op na, steel en bedrieg niet."
Tegelijkertijd begon Alice bevallingen te
leiden in de bush. Ze hielp met eten koken
en gaf les in het vlechten van manden en
tassen. Vanuit dat praktische voorbeeld
kwam ze op de bijbel, het boek van God. Dat
bleek een openbaring voor de Papoea's:
aaah, dat deden die lui in de gevangenis.
Spreken met dichte ogen tegen een onzicht
baar iemand en lezen uit een boek, nee maar
dét was uit de bijbel lezen en bidden. Ze
hadden vroeger dat ritueel niet begrepen,
maar nu ging hun letterlijk een licht op.
Eén van de stamhoofden had zijn eigen oom
vermoord, en een kleine jongen van die daad
beschuldigd. De jongen, Frank, draaide de
gevangenis in, maar toen het stamhoofd eer
lijk werd voor God, ging hij naar de over
heid. Frank werd vrijgelaten en het stam
hoofd blééf vrij omdat hij zo eerlijk was
geweest. De koppensnellers sloten vrede met
hun vijanden, braken hun speren in tweeën
opleidingen voor artsen en verpleegsters. Er
zijn betere voorzieningen gekomen in de dor
pen. Vooral over vrouwen en kinderen strek
te zich de zorg van Alice als parlementslid
uit.
In 1970 was haar hulp weer broodnodig
In een hoogoplaaiend conflict dat een bloed
bad dreigde te worden. Op het eiland Bou
gainville bleken grote bodemrijkdommen te
zijn. De kopermijnen van Bougainville zorg
den voor een soort Katanga-situatie. Het
eiland wilde zelfstandigheid en bestreed de
aanspraak van de blanken op Hun bezittin
gen. Het land is erfelijk bezit van vrouwen,
dochters erven het van hun moeders en zo
vervolgens. De mannen echter plukken er
de vruchten van en beheren de zaak. Alice
werd door de regering naar het eiland ge
stuurd om de vrouwen te leren begrijpen
hoe de vork in de steel zat. Eerst luisterden
de vrouwen niet. want Alice was niet zwart
genoeg; haar huid is blanker dan die van
haar zusters op het eiland Bougainville en
wellicht dachten ze dat deze vrouw door de
blanken gemanipuleerd werd.
„Ik ben ook lang verbitterd geweest tegen
over de blanken," zegt Alice eerlijk. „Maar
hoe kon ik God lief hebben en mijn naaste
haten?"
Door haar praktische hulp, ook op Bou
gainville, kweekte Alice begrip. De landeige-
naressen krijgen nü tienmaal zoveel geld
voor hun land dan vroeger. Het beleid van
de regering werd minder star en er zijn
aanzienlijke concessies gedaan om bloed
vergieten te voorkomen. „Dit conflict werd
opgelost omdat we luisterden naar Gods
leiding", zegt Alice eenvoudig.
Zij is naar Europa gekomen om te ver
tellen dat er eenheid kan zijn tussen blank
ik luister naar God. kan ik mijn naaste lief
hebben. De wereld lijdt aan immoraliteit, aan
gekwetste gévoelens. Vrouwen hebben veel
macht.
Mannen regeren weliswaar, maar een man
is wat zijn vrouw van hem maakt Ook de
koppensnellers werden aangevuurd door hun
vrouwen die hen ophitsten en al klaar ston
den om de krijgers „speren aan te reiken."
„Wat reiken wij vrouwen onze mannen
aan? Waartoe hitsen wij ze op? Ik weet
niet," zegt Alice, „waar jullie blanke vrou
wen voor leven. Jullie zijn zoveel progres
siever: gelijke rechten, gelijke betaling. Ik
dobber in mijn bootje, moet mijlen en'mijlen
lopen. Tot mijn vijftiende jaar kende ik geen
geld en had er dus geen zorg om. Ik bak
mijn brood op een vuurtje in een oliedrum,
en de rivier brengt de vis van zee. Gelijke
rechten: wat Is het motief wat er achter
zit? Waarom meer geld: is dat om Gods
werk beter te kunnen doen?"
„Wat ik voel is dit: dat de mannen in mijn
land niet op hun vrouwen moeten neerzien.
De Papoeavrouw verbouwt het voedsel, ze
vcodt de kinderen op, ze sjouwt het brand
hout en stookt het vuur. de vrouw is in vele
gevallen nog slaaf van de man. Ik heb een
vrouw zien huilen, toen haar man. die pas
bekeerd was, zijn hele loon aan haar af
stond. Dat was een ongelofelijke daad
vroeger vertrouwde hij haar dat niet toe."
„Ik hou van een simpel leven," zegt Alice
Wedega hartstochtelijk „Vrouwen die het
leven geven, moeten dat leven ook beschut
ten. Of ze nu in Europa wonen of in Nieuw-
Guinea, ze moeten zich afvragen: wat is
Gods plan met de wereld? Het beste is om
te luisteren.
God gaf ons twéé oren, maar slechts één
mond. We moeten dus meer luisteren dan
spreken. „Ja", zegt ze na lang nadenken,
„dat is mijn boodschap. De wereld is in
nood, zijn wij vrouwen bereid die nood te
lenigen?"
genomen worden uit het vocabulaire
van Marx.
Definieert Gollwitzer niet te gemak
kelijk onze 20ste-eeuwse situatie in
termen van de,ze 19e-eeuwer en neemt
hij het ook niet te snel op voor het
alternatief van Marx? Als wij moeten
kiezen tussen uitbuiting en een mense
lijke maatschappij, dan is onze keuze
duidelijk. Maar dan ben je slechts een
papieren socialist. Voor deze eenvoudi
ge keuze staan wij helaas niet. Wij
kunnen slechts binnen het huidige sys
teem dammen proberen op te werpen
tegen de geweldige feilen van onze or
de. Om dat al socialisme te noemen
lijkt ons voorbarig. Als wij het kort
willen formuleren, dan dit: Wij zijn
het grotendeels eens met de kritiek die
Gollwitzer uit, maar hogelijk onzeker
over het alternatief, dat hij al ziet. Die
symbiose tussen christendom en marxis
me zien wij dus niet
Op een ander punt zouden wij graag
zien dat Gollwitzer wat marxistischer
was. Het lijkt ons dat Gollwitzer toch
moeilijk door kan gaan voor een mar
xist als hij als theoloog volstrekt voor
bijgaat aan de ideologiekritiek van
Marx. Daarmee bedoelen wij dat Marx
een geniale greep deed toen hij een
samenhang zag tussen het maatschap
pelijk proces en het denken van de
mens in theologie en filosofie.
Om een klein voorbeeldje te noemen:
Als vrucht van het christelijk geloof
ziet Gollwitzer de individualisering van
de mens. Dat wil zeggen: de mens is
niet slechts een deel van het geheel,
maar een eigen persoon, een apart in
dividu. Wij willen niet ontkennen dat
deze gedachte terug te vinden is in de
bijbel en dat deze gedachte een rol
heeft gespeeld in de geestesgeschiede
nis van Europa.
Maar ook de collectivering (het om
gekeerde: de mens gaat op in het ge
heel) vinden wij terug in de bijbel. De
interessante vraag is daarom niet: vin
den wij de individualisering terug in
de bijbel (en kan deze als het ware
geclaimd worden wat Gollwitzer doet!)
maar: waarom heeft de individualise
ring in Europa het gewonnen van de
gedachte dat de mens slechts deel is
van het collectief. Goede marxistische
ideologiekritiek kan hier veel licht
verschaffen, als deze de ogen opent voor
het maatschappelijk proces als bepa
lend voor het denken van de mens
over zich zelf. Als het maatschappelijk
getij verloopt, verzet men pas de filo
sofische en theologische bakens.
Het herleiden van bepaalde denk
beelden tot bijbelse gedachten doet
enigszins premarxistisch aan. Boven
dien verklaart deze herleiding niet zo
veel omdat ook het tegendeel met het
grootste gemak herleid kan worden.
Om een Gollwitzer onwelgevallig voor
beeld te noemen: Grote bezwaren heeft
hij tegen de maatschappij waarin de
mens gemeten wordt naar zijn presta
ties. Maar nu gelooft Gollwitzer toch
ook wel dat het mogelijk is de wortel
van dit verschijnsel terug te vinden in
de bijbel. Als de theologie Marx op dit
Dunt, nl. op het punt van de ideologie
kritiek ernstig zou nemen, dan bete
kent her in ieder geval dat de theologie
de handen vol heeft aan deze erfenis
van Marx, om het ditmaal eens eufe
mistisch te zeggen.
Dezé kritische kanttekeningen mogen
natuurlijk niet de gedachte vervagen
dat „Krummes Holz aufrechter Gang"
een geweldig inspirerend boek is.
ontbreekt, toch laat hij zijn lezers niet
in het ongewisse daaromtrent. Hij
spreekt zich uit voor christelijk geloof
als maatschappijkritiek, wel wetend
hoezeer hij zich daarbij op glad ijs be
geeft.
Nu terug naar Gollwitzers uitgangs
positie waarin hij stelt dat hij chris
ten en tnarxist wil zijn. Een van de
grote bezwaren van Bloch is dat God
als heer van deze wereld bestaat en
dat de mens eigenlijk een marionet is
van zijn wil. Gollwitzer stelt daarte
genover dat Christus en Prometheus
geen laatste tegenstellingen zijn. Goll
witzer laat inderdaad voor ons op
overtuigende wijze zien dat de heilige
van de menselijke arbeid (Prometheus)
niet verworpen wordt door Christus
die de arbeiders in de wijngaard roept.
De nauwkeurige ontvouwing van zijn
Ïiedachten over de onaffe schepping
aat Blochs verwijt als misverstand
zien.
Zoëven kwam al naar voren dat
Gollwitzer weinig goede woorden voor
het kapitalisme als maatschappelijke
orde over heeft. Verwijten van onmen
selijkheid, kolonialisme, uitbuiting, etc.
vallen. Deze verwijten zijn o.i. juist in
zoverre dat ze slaan op bepaalde be
langrijke tendensen binnen het kapita
lisme, maar beweert Gollwitzer niet te
veel als hij ze laat slaan op het sys
teem .alszodanig. Het komt ons voor dat
deze kwalificaties te gemakkelijk over-
Wat hen verbindt, is de humanistische
erfenis van Marx. Was Marx iemand
die slechts met weerzin over de theo
logie kon spreken (een vuile vlek van
de filosofie), zijn (neomarxistische) na
zaten vertegenwoordigen een denkwe
reld die weliswaar notoir atheïstisch is,
maar die de theologie als gesprekspart
ner ernstig probeert te nemen. Boeken
van Machovec „Marxisme en dialecti
sche theologie" of van Gardavski „God
is niet helemaal dood" leggen daarvan
getuigenis af.
Maar de ongekroonde keizer in dit
geselschap is Ernst Bloch met zijn „A-
iheïsme in het christendom". In prach
tig barokke taal heeft Bloch hierin zijn
eigen denken nog eens samengevat in
discussie met de bijbel. Het spreekt
vanzelf dat de theologie een beetje ge
vleid was door deze voor haar onver
wachte belangstelling van zo hoog ni
veau. Hoewel van Bloch uit gezien de
ze belangstelling niet zo onverwachts
was. De theologische reactie op deze
klimaatsverandering in het marxisme
gaat schuil onder de naam: theologie
van de hoop, aangevoerd door Molt-
mann, Metz e.a. Onlangs heeft Hel-
muth Gollwitzer een bijdrage geleverd.
Hij schreef het prachtige werk „Krum
mes Holz aufrechter Gang" (Kaiser
Verlag, München, 400 blz., prijs 30,50).
Actuele theologie in confrontatie met
het neomarxisme (met name met
Bloch) en nihilisme (mét name met
Nietzsche).
Gollwitzer wil zich niet scharen in
de rij van theologen die disputeren met
vertegenwoordigers van het neomarxis
me. „Krummes Holz aufrechter Gang"
is geen duit in het dialogenzakje. Zijn
boek is geschreven vanuit een positie,
die de dialoog reeds achter zich heeft,
zoals hij met nadruk stelt. Hij wil
christen en marxist zijn. Over dit punt
willen wij straks enkele opmerkingen
maken, maar wij willen eerst uitleggen
waarom wij het boek van Gollwitzer
heel goed vinden. Wat ons betreft dient
deze uitleg tevens als verkort signale
ment van dit werk.
„Krummes Holz aufrechter Gang"
houdt in de eerste plaats in een relati
vering van Bonhoeffers protest tegen
de gedachte dat het evangelie een ant
woord' zou zijn op laatste vragen en op
de 'behoeften van de mens. Dat mocht
eigenlijk sedert enige tijd niet meer,
eerlijkheidshalve ook voor ons niet.
Gollwitzer is niet overstag gegaan en
wil juist het evangelie nu relateren
aan onze persoonlijke problemen.
Daarom schreef hij een boek over de
zin van het leven (de ondertitel van
het boek).
In de tweede plaats bekijkt Gollwit
zer de zinvraag niet alleen individueel
maar collectief. Vaak kan men een
dualistische houding waarnemen in die
zin dat men nihilistisch leeft t.a.v. het
geheel, de maatschappij, terwijl men in
zijn privédomein (het gezin en zo mo
gelijk de werkkring, al ligt het daar
alweer wat moeilijker) aan het eigen
functioneren een bepaalde zin toekent.
-#■ Prof. dr. Helmuth Gollwitzer
Wanneer Gollwitzer de vraag naar de
zin probeert te verantwoorden, brengt
hij een duidelijke samenhang aan, wat
hij als individu en wat de maatschap
pij te hopen heeft.
In de derde plaats laat Gollwitzer
zien hoe het christelijk geloof en het
nihilisme zeer nauw samenhangen en
wel in die zin, dat er geen ZIN te
ontlenen isaan het wereldgebeuren.
Een pijnlijke gedachte! Uitvoerig be
spreekt hij in dit verband Dostojevski
en Nietzsche. Tegelijkertijd laat hij
zien dat het evangelie evenwel het ab
solute tegendeel is van dat nihilisme.
In de vierde plaats wordt in Gollwit
zers boek duidelijk hoe practisch theo
logie kan zijn, ook voor vraagstukken
van economische en maatschappelijke
orde. In de meestp theologische werken
kan men politiek nog alle kanten udt.
Vaak wordt er een dogmatisch web ge
sponnen dat alleen in zichzelf waarde
heeft. Bij Gollwitzer is er duidelijk
verband tussen theologie en politiek.
Vanuit de gedachte dat de zin ontvan
gen moet worden (de zin is een vooron
derstelling, is geen geconcludeerd re
sultaat, is kortom genade) komt Goll
witzer tot krachtige maatschappijkri
tiek, waarbij het prestatieprincipe van
het kapitalisme het moet ontgelden.
Hij voelt het weliswaar als gemis dat
er een tweede deel bij zijn boek over
de politieke gevolgen van zijn visie'
Als het wijsgerig getij verloopt,
verzet iVien de theologische bakens.
In iedere theologie kan men positief
of negatief een wijsgerige afhanke
lijkheid onderkennen. Positief als de
theologie het gevoel heeft dat dat
gene wat in de wijsbegeerte tot uit
drukking wordt gebracht ook haar
inzet is. Negatief als de theologie het
wijsgerig denken van een bepaalde
tijd onderkent als haar tegendeel.
Vaak pakt het dan toch zo uit, dat
de theologie in haar verzet toch de
gevangene blijkt te worden van die
filosofie. De gevaren van positieve
of negatieve afhankelijkheid kunnen
niet bij voorbaat worden omzeild.
Het hoort bij de theologie dat zij
kameleontisch de kleur van de om
geving aanneemt. Het beste is het
waarschijnlijk dat de theologie zich
als gewaarschuwd beschouwt. Dan
telt zij bovendien voor twee. Het
bovenstaande op onze tijd toege
past: Wel veertig jaar heeft een be
langrijke stroming in de theologie
(Bultmann) zich georiënteerd op het
existentialisme (Heidegger). Dat ge
tij is verlopen. Het neomarxisme
komt op.
Dit neomarxisme moet wel onder
scheiden worden van de officiële com
munistische ideologie van Moskou.
Neomarxisten als Schaff, Machovec,
Gardavski, Kolakovski en Bloch staan
evenzeer op gespannen voet hiermee.
De gereformeerde sy
node houdt koffiepauze.
De foto is gemaakt tijdens
het bezoek van ds. C. F.
Beyers Naudé (tweede van
rechts zittend tegen de
muur).