RAN HERDENKT CYRUS Simenon schreef eens 'n keer zonder engst DE UNIEKE WERELDVEROVERAAR „Toen ik oud was" openhartig Iran maakt zich op om een groot feest te vieren: de herdenking van de stichting van het Perzische Keizerrijk, 2500 jaar geleden. Van heinde en ver zullen hoog ge plaatste personen en geleerden naar Iran trekken om van 11 tot 18 oktober deel te nemen aan de plechtigheden in Persepolis. Nu is het op zichzelf al boeiend, dat een land zijn geschiedenis kan dateren vanaf 550 vóór Chris tus en dat deze geschiedenis nog levend is, maar daar voor zouden we ook nog andere voorbeelden kunnen vinden. Veel boeiender is de figuur, die aan het begin van deze geschiedenis staat: Koning Cyrus, ons bekend uit de Bijbel onder de naam Kores (Jes. 44: 28; 45 1 w. Ezra 1), de stichter van het eerste wereldrijk op aarde. Misschien klinkt dat woord „wereldrijk" de moderne mens wat onaangenaam in de oren: wij houden niet van impe rialisme en zijn wars van wereldveroveraars. Toch heeft het rijk van Cyrus aspecten die zeker ook heden nog onze belangstelling en zelfs ons respect verdienen. ze beelden in Persepolis herinneren aan de tijd van de grote veroveraar Cyrus door prof. dr. Hanna Kohlbrugge hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht in de Iraanse taal en letterkunde. Zij heeft lange tijd in Iran gewerkt. Het graf van Cyrus de Grote in Persepolis Xenophon, de Griekse schrijver (424-350 v. Chr.) dip bij velen bekend is door zijn „Anabasis", heeft ook een boek geschreven over Cyrus de Grote. Daarin zegt hij: „eerst dachten wij, dat het makkelijker voor een mens is over alle andere levende wezens te heersen dan over mensen. Maar toen bezonnen wij ons op Cyrus, de Pers. Hij verwierf een eindeloze veelheid van onderdanen die aan hem gehoor zaamden, een eindeloos aantal van de stad-staten en een eindeloze hoeveel heid van stammen: dat noopte ons van gedachten te veranderen: dat het noch onmogelijk noch moeilijk is over mensen te heersen wanneer men maar met begrip handelt. Aan Cyrus hebben graag gehoor zaamd dat weten wij inderdaad niet alleen volken, die op een afstand van vele dagreizen verwijderd leef den, maar ook zij die op een afstand van een maandenlange reis woonden; zij die hem nooit hebben gezien even als zij die precies wisten dat ze hem Inooit zouden zien, wilden hem toch ■graag gehoorzamen." I Macht moet zich ontvouwen, moet ■worden gezien om werkelijk te wor- (en. De macht van een rijk bestaat iijd alleen in het heden, in het hic I a nunc; dat houdt in, dat dat heden zichtbaar moet worden. Daarom heb- I ben door de eeuwen heen vanaf de TPharao's in Egypte de vorsten ge- 'reisd om zich aan hun onderdanen te vertonen. Ook Elisabeth van Engeland Ivoltrok „The King's progress" door in leigen persoon alle delen van haar rijk Ite bezoeken. En Wilhelm II heette Iniet voor niets „der Reisekaiser". ft In de ogen van Xenophon was het 1 bijzonder teken van Cyrus' groot- I teid, dat hij het zonder dit zichtbaar ■lertoon kon stellen. Hij regeerde I door middel van het begrip voor zijn onderdanen. 1 Cyrus was aanvankelijk, evenals zijn voorvaderen, vorst over de Per zen. een volksstam die in Zuid-Iran leefde. Hij stamde af van Hakhamanis (hij, die de gezindheid van een vriend heeft), door de Grieken Achaemenes genoemd, ten gevolge waarvan1 wij over de dynastie van de Achaemeni- Toen Cyrus stierf (529 v. Chr.), liet hij een rijk achter van een tot nu toe in de geschiedenis ongekende omvang, uit verschillende nationaliteiten, met verschillende talen, zeden en gods diensten, allen gehoorzamend aan één man, zoals Xenophon het beschrijft. Xenophon staat niet alleen in zijn waarderend oordeel, ook de Bijbel spreekt op wonderbaarlijk positieve wijze over Cyrus: Kores wordt zelfs de gezalfde des heren genoemd, de Messias, en er wordt van hem gezegd, dat hij een herder is die Jeruzalem en de Tempel zal laten herbouwen. Terwijl de Babyloniërs de Joden hadden gedeporteerd en verstrooid, zendt Cyrus hen naar huis om hun tempel te herbouwen. Hij had volgens Xenophon begrip voor zijn onderda nen. Hij zocht niet naar een éénvor mig rijk, maar liet de godsdiensten, die hij vond, bestaan. Het laten be staan van zeer verschillende gods diensten in één rijk betekent het laten bestaan van verschillende geloofs overtuigingen en cultuurvormen. Cy rus was geen gelijkmaker; hij accep teerde een universeel rijk met ver schillende talen; hij drong zijn eigen taal het Perzisch niet aan de andere volken op, maar voerde daar naast het in de wijde omtrek bekende Aramees als voertaal in. Na een lange periode van oorlogen en verwoestin gen streefde hij naar een wereld van vrede en rustige opbouw. Daarvoor liet hij, en na hem Darius, zijn rijk doortrekken met grote wegen. Wat heeft Cyrus tot deze nieuwe ordening bewogen? Daarover weet Xenophon ons niets te vertellen. Hij schrijft het toe aan Cprus' begrip, aan zijn ruime visie. Moderne geleer den zien er alleen politieke manipula tie in. Volgens Ezra 1 2 handelt Cy rus uit overtuiging, op bevel van de God des Hemels: zo zegt Kores, Ko ning van Perzië: „De Heer, de God des Hemels heeft mij alle Koninkrij ken der aarde gegeven, en hij heeft mij bevolen Hem een huis te bouwen te Jeruzalem, hetwelk in Juda is." Nu hebben wij geen reden om aan te nemen, dat Cyrus Jahwe kende. In tegendeel Jes. 45:5 zegt nadrukkelijk: „hoewel gij Mij niet kent". Maar wij kennen deze God des Hemels uit de inscripties van Darius, de voortzetter van het werk van Cyrus en organisa tor van het rijk. Darius noemt hem de schepper van de aarde en de hemel met de naam Ahura Mazda, „de wijze heer". Gezien we van Cyrus geen Perzische inscripties hebben, kunnen we alleen naar de woorden uit Ezra verwijzen. Sommigen achten dit onvoldoende en denken dat Cyrus met Ahura Mazda niets te maken heeft. Maar waarom de woorden van Ezra negeren? Wie zou zo vermetel zijn te denken dat Cyrus zonder inspiratie, zonder over tuiging, meer dan 100 verschillende volken met recht en gerechtigheid zóu kunnen regeren? Meer dan 100 goden en godenfamilies werden in zijn rijk vereerd, en al deze goden konden blij ven bestaan omdat Cyrus hen kon zien als schepselen van de ene Ahuta Mazda. Daarom hoeft hij die goden niet te vre,zen en kan hen zelfs eer bewijzen: Ahura Mazda de schepper heeft ze in zijn handen. Zo krijgt het rijk van Cyrus een aanzien verschil lend van de grote rijken voor hem. De erkenning van andere machten met hun mogelijkheden laat een deur open, die de weg naar de toekomst vrij zet. Allen kunnen bijdragen tot de eer van die éne schepper, zoals al die vol ken tribuut toebrengen aan de éne koning. Darius kon het werk van zijn grote voorganger voortzetten, omdat hij steunde op dezelfde inspiratie, ter wijl hij geen afstammeling van Cyrils was, maar tot een andere tak van hét geslacht der Achaemeniden behoórdfe en met grote moeite zich meester had gemaakt van de heerschappij. Cyrus had gehandeld in het vaste geloof aan deze schepper en vond daarin de kracht te heersen over een niet uni«- forme bonte wereld, omdat deze schepper door zijn regering het heil van de mensheid teweeg wilde bren gen. Zo zegt Darius het later telkens weer. Herodotus vertelt ons, dat Cyrus op last van zijn grootvader na zijn ge boorte gedood moest worden terwille van een voorspelling dat hij zijn grootvader in roem ver overschadu wen zou. De man, die met deze op dracht belast was, kon deze laagharti ge daad niet over zich verkrijgen en gaf het kindje aan een herder die hem ergens in de bergen moest leggen op dat hij zou omkomen. Maar de herder hield Cyrus bij zich en voedde hem op. Zou Cyrus door deze herder gehoord hebben van de wijze heer, Ahura Mazda, wiens profeet Zarathustra in naam van zijn God opkwam voor het lijden van de beesten? In de zangen van Zarathustra verheft het offerdier zijn stem en klaagt zijn nood over de wreedheid der priesters die de kudde afslachten en Ahura Mazda zet Zara thustra in als zorgdrager voor deze dieren. Het is een verleidelijke ge dachte dat Cyrus, in de Bijbel herder genoemd eeri herder van volken in zijn jeugd onder de indruk zou zijn gekomen van de schepper, die het heil wil voor zijn schepselen, voor mens en dier. Maar dat hoort in de legende thuis. Het werk door Cyrus begonnen werd door Darius (522-485) voortgezet: alle onderworpen volken hielden hun eigen regeringsvorm en hun eigen godsdienst. Hij ordende het rijk in 20 satrapieën of stadhouderschappen. De eerste daarvan was Pars in Zuid-Iran, het land waar de „grote koning" de vorst der vorsten, de Shahanshah vandaan kwam. Deze titel is tot op heden blijven bestaan: shahanshah betekent koning der koningen. Om het middelpunt Pars heen waren de andere satrapieën in een cirkel geordend. Een gouver neur of satraap vertegenwoordigde er de Shahanshah. Hij werd bijgestaan door een secretaris met een geheel zelfstandige positie zodat niet alle macht bij de gouverneur lag. Verder was er nog een commandant over de troepen, die rechtstreeks aan de ko ning verantwoording schuldig was. Bovendien beschikte Darius over een keur van ambtenaren, de zgn. „ogen en oren van de Gote Koning", die controle moesten uitoefenen op het bestuur in de provincies. Onrecht vaardigheid der satrapen werd uiter mate streng gestraft en het was hen zelfs niet toegestaan zich te verdedi gen. Wel moest er een nauwkeurig onderzoek naar het misdrijf worden ingesteld en werd er bij de strafbepa ling rekening gehouden met de meri tes van de betrokken persoon. Darius heef t veel gedaan om de wel vaart van zijn rijk te bevorderen. Wij horen, dat hij zijn tevredenheid uit sprak tegenover een satraap van Klein-Azië omdat deze boomplantages had laten aanleggen met nieuwe uit Babylonië ingevoerde boomsoorten. Maar hij berispte hem tegelijkertijd, omdat hij tuinlieden van een Griekse tempel gedwongen had tot hulp bij die aanleg. Het door Cyrus gestichte en door Darius geordende rijk heeft ruim 200 jaren bestaan. Toen kwam Alexan der de Grote en liep 't binnen korte tijd onder de voet. Maar het is hem niet gelukt er een Grieks rijk van te maken. Enkele eeuwen later vinden we weer een krachtig Perzisch rijk onder de Sassaniden (226-651), dat met wis selend geluk tegen het Romeinse rijk strijdt, tot het, uitgeput in deze oorlo gen, ten prooi valt aan de Arabieren. Het is goed in onze tijd het rijk van Cyrus te herdenken, dit bonte rijk, dat een unicum is gebleven. De mo derne mensheid streeft naar de ene wereld, maar zij zoekt die in een ega- liteit, en overtrekt haar met het ene denkbeeld van de moderne technocra tie. Al het eigene moet voor deze macht wijken. Overal worden scholen en universiteiten opgericht om ver standige mensen op te leiden die zich kunnen aanpassen aan de nieuwe maatschappij. En wij vergeten, dat verstandelijke kennis de harten leeg laat. Zonder inspiratie, zonder en thousiasme, ontstaat er geen overtui ging en blijft het verstand met alle winden meewaaien. Inspiratie en overtuiging geven Cy rus de kracht het Joodse volk naar Jerusalem terug te zenden om de tempel te herbouwen. Dit roept bij de Joden enthousiasme en nieuwe inspi ratie op. Zo bouwt Cyrus zonder te breken, zo bouwt hij een sterker rijk dan de verstandelijke egaliteit zonder voedingsbodem, die de moderne mens nastreeft. Sterk is een rijk alleen, wanneer er verschillende visies, verschillende le venspatronen en verschillende denk wijzen in kunnen bestaan. Dan kan geestelijk leven tot bloei komen, dat berust op wisselwerking, op de erken ning van de ander en achting voor zijn afwijkende visie. Het is te hopen, dat Iran bij zijn intrede in de nieuwe wereld 'zich be zint op de grondslag, die aan het be gin van zijn geschiedenis is gelegd en aan de vele geloofsovertuigingen, ta len en denkwijzen die onder de bevol king leven, recht zal doen. Erkenning en achting van veelvuldigheid bete kent een bijdrage tot de vrede, die in de dagen van Cyrus en nu afhankelijk is van de erkenning van andersden kenden. „In I960, 1961 en 1962 heb ik mij, om persoonlijke rede nen of om redenen die ik niet ken, oud gevoeld en ik ben toen begonnen in dictaatca hiers te schrijven. Ik naderde de zestig. Ik zal nu weldra zevenen zestig zijn en ik voel mij al lang niet oud meer. Ik heb geen behoefte meer om in schriften te schrijven en ik heb mijn nog ongebruikte voorraad aan mijn kinderen gegeven". Met dit korte voorwoord verdui delijkt" Georges Simenon de wat cryptische titel van zijn in 1970 voor het eerst uitgegeven boek 'Quand j'étais vreux' dat onder de titel 'Toen ik oud was" bij Bruna verschenen is (441 blz, ƒ19,50, vertaald door K. H. Romijn). Simenon, de meest produktieve schrijver ter wereld, met een vast werkschema dat honderden boeken opleverde, schreef drie keer over lijn even en werk. Voor het eerst deed hij dat in 1942 met 'Je me 8ouviens', dat hij voor zijn zoontje schreef nadat de schrijver door de verkeerde diagnose van een dokter dacht nog maar kort te zullen le ven. In 1943. na een andere arts te hebben geconsulteerd die hem niet direct zag overlijden, schreef Sime non omdat hij niet zo gelukkig was met 'Je me souviens' het omvang rijke 'Pedigree'. Wearom?: „Om eens en voor altijd af te rekenen met mijn kinderjaren, mijn tantes, mijn ooms enz. die ik steeds weer de neiging had in mijn ro mans in te voeren". En dan nu 'Toen ik oud was', dat geschreven werd in drie cahiers, tien jaar geleden toen Simenon te gen het ouder worden opzag. Hij had de cahiers niet voor publikatie bestemd, maar is er kennelijk in die tien jaar anders over gaan den ken. Dat 'niet bestemd voor publi katie' is eigenlijk het enige wat mij niet lekker zit rondom dit fascine rende, eerlijke, onthullende boek. Want waarom is Simenon dan toch op bepaalde plaatsen terughou- door J. Huisman dend, zoals in de twee schitterende verhalen over twee leden van nog regerende Europese vorstenhuizen. Als je alleen maar voor jezelf in een schrift schrijft, voor ontspan ning, dan ga je je zelf toch geen restricties opleggen en slagen om de arm houden? Ik heb de indruk dat Simenon hier een beetje'aan zelfbedrog doet en altijd wel heeft geweten dat het boek vroeg of laat op de markt zou komen. Maar goed, die paar initialen van mensen die over hem hebben ge schreven, zijn nu ook zo'n ramp weer niet. Het is wél duide lijk te merken dat Simenon bij het schrijven in de cahiers niet ge spannen was. Zelf zegt hij erover: „In alle oprechtheid, ik voelde een bijna fysieke behoefte om aan mijn bureau te zitten, zonder angst, zon der zorg te moeten scheppen, een werk te maken, personen tot leven te wekken. Maar toch te schrijven. Zonder te herlezen wat ik geschre ven heb. Mij niet bezig behoeven te houden met de correctie van de zinnen, met hun ritme, hun leven'. Hij onthult, dat ondanks het gro te aantal boeken dat van hem ver scheen, elk boek opnieuw een worsteling is. „Hoe verder ik kwam, des te moeilijker werd bet, of, wat juister is des te meer bloed ik zweette". Hij schreef romans in drie of vier dagen (de amusementsro mans) daarna twaalf per jaar (Mal grets) en daarna, gedurende bijna twintig Jaar, zes stuks per jaar. Tij dens het schrijven van deze per soonlijke notities, ongeveer tien jaar geleden, stond Simenon co een produktie van rond de vier pe. jaar. Kortom: het schrijven is voor Simenon geen lolletje, maar een noodzaak. Zelf schrijft hij dat een romancier de vreugde van het schrijven niet kent Hij is, wanneer hij zwanger gaat aan een roman, knorrig en thuis lastig. Hij durft niet goed te beginnen en draait om het werk heen. Tot het moment komt dat hij er niet'meer onderuit kan: hij slijpt zijn potloden, legt al zijn pijpen schoongemaakt klaar en hangt het bordje met 'Niet storen' op de deur van de werkkamer. Hij werkt dan dagen door, staat 's morgens als eerste op, zet zelf zijn koffie en verdwijnt naar zijn kamer. Na de 'bevalling' is er korte tijd een feeststemming. Hij viert het boek uitbundig, maar vervalt dan in hetzelfde gepieker. Veelvuldig schrijft Simenon in dit boek over de pers. Die heeft hij niet hoog zitten. De schrijver wordt namelijk overstelpt met aanvragen Voor interviews die hij, vla zijn vrouw die alles regelt, telkens weer toestaat. Hij wil het altijd nog een keer proberen, zo blijkt. Maar het resultaat bevredigt hem zelden. Zijn klacht: steeds maar weer de zelfde vragen over geld, bezit, wij ze van schrijven en de befaamde glazen kooi waarin Simenon boe ken zou hebben geschreven. Zelfs Vestdijk heeft deze legende over genomen in zijn essay over Sime non in 'Gallische facetten'. Simenon merkt dat zijn ondervra gers zijn werk niet kennen, maar trapt toch steeds weer In de inter views van 'Paris Match' dat In ze ven jaar vier verhalen publiceèrde over hem en zijn gezin Zn'n ver slaggever is dan ongeveer een week bij de meester over de vloer samen met een fotograaf. Over die glazen kooi schrijft hi| bitter: „Dus. altijd maar weer die alazen kooi. waar ik nooit in geze ten heb, waarin ik nooit een roman qeschreven heb, ofschoon vrienden uit die tijd, mensen die beter op de hoogte moesten zijn, zoals Florent Fels, die het weekblad Vollè leid de, beweren en nog wel tegen mij persoonlijk dat ze mij in die kooi hebben gezien". Simenon er gert zich daarom en windt zich op over het foutief spellen van de naam van het dorp waar hij woont De critici slaat Simenon ook niet zo hoog aan. Hij krijgt altijd het verwijt te horen dat zijn figuren eenvoudige, onontwikkelde mensen zijn en bijgevolg niet in staat „het instinct en de hartstochten weer stand te bieden". Hlf vraagt zich dan af: „Behoren die critici niet tot het soort mensen die zichzelf zo ontwikkeld vinden, omdat ze een aantal jaartallen geleerd, een paar diploma's gehaald hebben en die onze voorbijgaande beschaving voor eeuwigdurend houden en on ze piepjonge moraal voor het hu manisme? Eerzucht is. zo redeneert Sime non. hetzelfde bij Napoleon als bij de eerste de bestp eerzuchtelinq in een klein stadje. Balzac gedraaat zich in zijn privéleven even naïef als de eenvoudigste, de meest pri mitieve van zijn figuren". Simenon over woede en wrok. (veel voorkomend als drijfveren in zijn boeken): „Ik heb de grootste medici op verachtelijke wijze zien Intrigeren om een erepenning, een onderscheiding, het lidmaatschap van de' Académie de Médecine te verwerven". Mijn Indruk Is dat Simenon, on danks roem en grote rijkdom, onte vreden is over de interpretatie van zijn werk. Het prikt hem onqeloof- lijk dat hij als het fenomeen wordt gezien en dat hij zijn bekendheid dankt aan zl|n grote produktivltejt. Op twee plaatsen gaat hij op ae thematiek van zijn boeken In: aller eerst waar hi| betoogt dat het the ma In al zijn romans dat is van „de doorgesneden draden" de werko- liikheid die omslaat in onwerkelllk- held om plaats te maken voor een nieuwe werkelijkheid. En erqens anders: „Al dertig |aar probeer Ik duidelijk te maken dat er geen mis dadigers bestaan". Hij is er onte vreden over dat zijn filosofie over de mensheid niet doorkomt. ..Toen ik oud was" leert ons veel onbekende kanten van Simenon kennen. Het boek staat vol anek doten over bekende figuren zoals Henry Miller, Chaplin en anderen. Zijn tirade over de Gaulle en aan hang is dodelijk. Zijn medelijden met Gide groot. Glde, die zich een leven lang niet als vader teaenover zl|n dochter bekendmaakte en pas vlak voor zijn dood met dochter, schoonzoon en kleinkinderen ge filmd wilde worden Arme Glde, roept Simenon uit. die het schrij verschap boven het oezln stelde en niets van zichzelf wilde verlie zen. Want als één dlno uit dit hoek duideliik bliikt dan is het dat Sime non niet voor zün Diezier schrllft. Hij, die al laren had kunnen rente nieren. oaat door omdat hii het niet kan laten. En niet zelden met de pest in, want het wensturen van een kind uit z'n werkkamer oaat hem heel wat minder goed af dan schrijven. den spreken. Maar Cyrus' voorgan gers waren hun .zelfstandigheid kwijt geraakt en stonden onder de opper heerschappij der Mediërs, een andere Iraanse stam, die zuidelijk van het tegenwoordige Teheran woonde. Cyrus kwam tegen de koning der Mediërs, Astyages in verzet en be haalde in 550 de uiteindelijke over winning. Maar Croesus, Koning van Lydië, Nabonid, Koning van Babylo nië en Amasis van Egypte sloten een bondgenootschap om aan deze nieuwe macht een einde te maken. In 546 lukte het Cyrus echter het rijk van Croesus te overmeesteren. Croesus, die zichzelf wilde verbranden, werd door Cynas van de brandstapel ge haald en gered en hij bracht de rest van zijn leven in ere aan het Perzi sche hof door. In de volgende jaren bracht Cyrus het gehele tegenwoordige Iran met Afghanistan tot aan de grenzen van India onder zijn macht en was nu sterk genoeg zich tegen het vijandige Babylonië te keren. In 539 viel Baby- Ion en verloor voorgoed zijn .zelfstan digheid. Toen Cyrus de stad binnen trok, liet hij de tempels beschermen en verbood aan zijn soldaten de stad te plunderen. Zijn gematigd optreden en de eerbied, die hij aan de Babylo nische hoofdgod Mardoek bewees, maakten, dat de door de laatste ko ningen onderdrukte bevolking hem als een bevrijder opnam.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1971 | | pagina 9