eerzijde van Erhards Wirtschaftswunder
Harriët Freezer werkt nu
aan 'n mannen-klachtenboek
trieven gevraagd
DE RIJKEN EN
SUPERRIJKEN
IN DUITSLAND
door
Jaap den Boef
Het proces van de vermogensvorming in de Bondsrepubliek Duitsland werd na de tweede
wereldoorlog bepaald door het streven, de produktie zo snel mogelijk op gang te brengen
om te voorkomen dat op grote schaal honger, armoede en werkloosheid zouden gaan
heersen. De snelste weg leek de beste, ofschoon hij ongewenste maatschappelijke neven
werkingen zou hebben. De oorlog was een vernietigingsslag geweest, ook in het gebied,
waar niet gevochten was. Industriële centra waren zwaar getroffen, niet alleen wat fa
brieken, maar ook wat de woonhuizen betreft. Nieuwe fabrieksgebouwen kwamen niet
uit de lucht vallen. De investeringen moesten gefinancierd worden. Dat moest gebeuren
met kredieten, die uit besparingen werden verkregen. Investeren moest gaan ten koste
van consumeren. De massa kon men echter geen consumptiestop opleggen, want er viel
niet veel te consumeren'De financieringen moesten dus ergens anders vandaan komen.
Zelffinanciering lag voor de hand. Zij was echter alleen boven de prijs' mogelijk. Naast
de kosten voor lonen, materiaal en een bepaalde winstmarge werden ook de investe
ringskosten ingecalculeerd. Dit was te eenvoudiger omdat de verbruikers (vanwege de
schaarste) de aangeboden goederen voor vrijwel elke prijs wilden hebben. Er ontstond
een verkopersmarkt', waarop handelaar en fabrikant koning waren. Aldus constateert
Michael Jungblut in zijn boek ,Die Reichen und die Superreichen in Deutschland', aan welke
bestseller we ook in dit artikel aandacht wijden.
ZATERDAG 18 SEPTEMBER 1971
brieven die ik totnogtoe heb
ontvangen nogal wat seksuele
nood. Er is een man bij die
ronduit schrijft: „Ik moet zes
weken van te voren schriftelijk
aanvragen of ik één keer mag".
Een ander schrijft: „Mijn
vrouw laat mij 's morgens uit.
Ze wuift me na. „Dag lieverd".
Maar wanneer ik een straat
verder een geweldige beauty
zie, dan springt de lust in me
op".
„Sommige mannen klagen er
over dat zij niet met hun vrouw
kunnen praten. Vooral mannen
die qua intelligentie boven hun
vrouw uitsteken".
Hoeveel mannen zullen er
naaj een intelligente, geëmanci
peerde vrouw zoeken?
Dat is het probleem. Wanneer
een jongen op vrijersvoeten is
dan vindt hij het geweldig wan
neer het meisje tegen hem op
kijkt. Jan is zo geweldig. Jan
kan alles. Maar later, wanneer
de grap eraf is, zit je met een
vrouw waar je niet tegenaan
kan praten".
Denkt u aan een betere voor
bereiding op het huwelijk. Een
proefhuwelijk?
„Mijn dochters hebben alle
maal met hun man samenge
woond. Toen ze trouwden wis
ten ze waar ze aan begonnen."
Voelt u rich feministe, een
aanhangster van woman's libe
ration, Dolle Mina?
„Ik ben lid van Man-vrouw
maatschappij; een groep die
streeft naar mentaliteitsveran
dering. We willen de bestaande
rolverdeling tussen man en
vrouw opheffen, voorkomen dat
een man niet huishoudelijk in
valide wordt, de gelijke kans op
ontplooiing bevorderen. Het
gaat niet alleen om de afhanke-v.
lijke positie van de vrouw. Een
man, die niet weet hoe hij zijn
sokken moet wassen, die geen ei
kan bakken is op zijn beurt ook
afhankelijk.
Als een man dominerend is
en de vrouw onderdanig, krijg
je een paternalistisch huwelijk
zoals tot voor kort in onze wes
terse samenleving als stan
daardmodel gold. Zouden veel
vrouwen ook nu nog niet sowie
so door de man van hun dro
men onderworpen willen wor
den?
„Ja, dat vinden ze heerlijk.
Een sterke man en een onder
danige vrouw .Dat kan seksueel
heel aantrekkelijk zijn. 't Kan
ook jaren voortduren, maar
een voorwaarde is dat het hu
welijk goed blijft. Als er een
spaak in het wiel komt, dan
blijft er niets over. Een woeste
nij."
„Aan de andere kant ken ik
ook vrouwen die klagen: „Mijn
man is een zwakke man. Ik
moet altijd alles beslissen. Hij
maakt een vent van mé, maar
ik zou zo graag echt vrouw wil
len zijn. Begrijp me goed: ik
ben niet tegen het principe van
een dominerende man. Ik ben
er tegen dat dat principe maat
schappelijk algemeen geldend
wordt verklaard."
U schrijft over klagende, zeu-
door
Huub Elzerman
rende, afhankelijke vrouwen.
Verbaasde het u dat er achter
de pose van zwak en afhanke-
lijk-zijn kennelijk een geweldi
ge dosis bezits- en machtsdrang
schuil gaat?
„Nee, gwak zijn kan een e-
norm wapen zijn. Vrouwen
en niet alleen vrouwen kun
nen wegvluchten in ziekten, in
lichamelijke stoornissen om
over de man te heersen. Dat is
een afschuwelijk middel. Een
klagende, afhankelijke vrouw
hoeft in een verhouding niet al
tijd zwak te staan. Ze kan haar
zwakte uitbuiten, ermee tyrani-
seren."
Zou mannen net zo goed als
vrotlwcn elk vanuit hun
eigen rol niet duidelijker
moeten worden gemaakt dat ze
überhaupt niemand in eigendom
of bezit kunnen hebben?
„Daar ben ik het helemaal
mee eens. Huwelijksgeluk
wordt weieens gedefinieerd als:
het zichzelf kunnen zijn in een
duurzame relatie met de huwe
lijkspartner. Grotere tolerantie?
Wat is tolerantie. Rudy Kous
broek heeft eens gezegd dat to
lerantie niet bestaat. Of je kunt
het probleem toch niet verande
ren of het laat je onverschillig."
De cartoonist Julius Feiffer
heeft gezegd dat de meeste ge
trouwde mannen, die hij kent,
trouwden omdat de vrouwen
het voor hen onmogelijk maak
ten het niet te doen. Deze vrou
wen werkten op schuldgevoe
lens zodat het eenvoudiger was
te trouwen.
„Dat is een hele goeie. Omge
keerd hebben mannen natuur
lijk ook zo hun belangen. Som
migen vervuilen bijvoorbeeld
wanneer hun vrouw wegloopt.
Het is juist dat bij de huidige
maatschappelijke verhoudingen
een meisje er belang bij heeft
te trouwen. Dat is een kwestie
van zelfbescherming."
De actiegroep Gekke Gijsle
ooit ontstaan als een reactie op
Dolle Mina heeft eens ge
schreven dat mannen in hun
man-rol veel vaker en harder In
botsing komen met het systeem,
vaker maagzweren hebben, het
slachtoffer in het verkeer wor
den, overspannen raken, zelf
moord plegen, ln de gevangenis
zitten, grotere seksuele nood
hebben on korter leven. Kortom
elke man Is geleerd dat het fijn
is. flink en stoer, mannelMk en
galant om voor alle rotklussen
te mogen opdraaien.
„Gekke Gijsie is zo gek nog
niet. (lachend) Ik zal uit naam
van veel mannen contact met
hem opnemen."
de kostbaarste en de goedkoopste
waardepapieren ter wereld."
Wie achter de coulissen van de
consumptie-facade kan kijken moet
volgens de schrijver erkennen, dat
de verborgen gebleven eigendoms
constructie schrikwekkend conserva
tief is gebleven. Er werd wel be
weerd, dat de verdeling van het
jaarlijkse nationale inkomen steeds
meer ten gunste van de werknemers
uitviel. „Tussen 1950 en 1969 steeg
het werknemersaandeel inderdaad
van 59 tot 65 procent. Dat van de
ondernemers en andere zelfstandigen
liep terug van 41 naar 35 procent.
Men moet echter niet vergeten dat in
diezelfde periode het aantal arbei
ders tweemaal zo snel is toegenomen,
nl. van 68.5 naar 82 procent, voorna
melijk door het vertrek uit de land
bouw. Intussen bleven de vakbonden
de grote fout maken, aan een expan
sieve loonpolitiek de voorkeur.,te ge
ven boven een politiek van bredere
inkomensverdeling."
Bij de ongelijke inkomensverdeling
komt nog, dat de genieters van hoge
re inkomens gunstiger belastingvoor-
waarden hebben en meer mogelijk
heden om de belasting laag te hou
den dan de werknemers, wier inko
men tot op de laatste pfenning be
kend is. „Het huidige systeem van de
inkomstenbelasting is achterhaald.
Zijn oorspronkelijke bedoeling
voor meer gerechtigheid te zorgen
heeft in veel gevallen bijna tot het
tegendeel geleid. Het maximum van
de belasting is 53 procent, maar die
bestaat alleen op papier. In de prak
tijk betaalt geen enkele topverdiener
meer dan 42 procent. Door de inflatie
is de economische betekenis van de
inkomensgrens sterk gerelativeerd.
Daar staat tegenover, dat steeds
meer mensen met een laag inkomen
belastingplichtig worden, ofschoon de
reële waarde ervan nog onder de be
lastingvrije voet van destijds ligt."
En zo gingen degenen, die bij de
verdeling van het vermogen met aal
moezen afgescheept werden, ook met
een zware handicap de strijd in om
de verdeling van het inkomen. „Hun
spaarmogelijkheden waren daardoor
tegenover de bezitters beperkt. De si
tuatie werd nog verergerd doordat de
werknemers met stijgende verdien
sten steeds meer aan de fiscus moes
ten afstaan. Bij de mensen met grote
inkomens veranderde echter niets
meer sinds de dag, waarop zij het
hoogste tarief hadden bereikt. Met
het stijgende massa-inkomen (dat
door de geldontwaarding als gevolg
van de glijdende inflatie slechts voor
een deel ook stijgend reëel inkomen
is) ging de fiscale last dan ook steed?
meer op de schoudersvan de werk
nemers drukken.
Vanzelfsprekend hebben de onder
nemers belangrijke prestaties ver
richt. „Zij hebben bijgedragen, de
naoorlogse ellende snel te overwin
nen. Een andere zaak is of hun bij
drage ;zo geweldig was als het ver
mogen aangeeft, dat zij met de hulp
van de staat bij elkaar brachten.
Neem Heinrich Nordhoff, die de
Volkswagenfabrieken tot de grootste
Duitse onderneming maakte. Hij le
verde een nauwelijks geringere pres
tatie dan andere grote ondernemers,
zonder daarvoor met een miljarden-
vermogen beloond te worden."
Dit is het tweede artikel ln deze
serie. Volgende week: Wie al
veel heeft krijgt nog meer.
BILTHOVEN .„Vrouwen luchten hun hart en als mensen
hun hart luchten, vertellen ze meestal nooit hoe fijn ze het
hebben, of hoe gelukkig ze zijn. Je hart luchten is iets nega
tiefs. Dit is dan ook in zekere zin een klachtenboek. Klach
ten oVer de verwaarlozing van de vrouw door de mannen".
Dit schrijft Harriët Freezer in haar boek „Houd je nog een
beetje van me?" Eigenlijk is niet Harriët Freezer de schrijf
ster van het boek, maar de talloze vrouwen die haar in brie
ven en gesprekken vertelden over hun mannen en over de
aandacht die deze mannen hebben voor zichzelf, voor hun
carrière, voor hun vrienden, voor andere vrouwen. Uit die
brieven spreekt veel rancune, maar ook veel leed en ver
driet van vrouwen, die lijden onder de onbewuste vorm
van verwaarlozing: het gebrek aan aandacht.
Gevoelloos, gevoelsarm, koud, keihard zijn maar een paar
kwalificaties, die sommige vrouwen, vanuit een gebrek aan
tederheid, gebruiken voor hun mannen. Toen Harriët
Freezer drie jaar geleden de luisteraars van het VARA-
radioprogramma „Op de koffie" vroeg het volgekropte ge
moed eens uit te storten volgde er een lawine van brieven.
Voldoende voor drie boeken. De reactie op het ene boek,
dat zij er uit heeft samengesteld, ligt voor de hand: Waar
blijft het mannenklachtenboek?
Harriët Freezer: „Ik begrijp wel dat ik daar niet meer onder
uit kan. Ik houd rrte daarom aanbevolen voor brieven van
mannen, die op hun beurt iets van hun ervaring willen ver
tellen. Liefst niet alleen grieven over het gebrek aan aan
dacht, maar ook over alternatieven. Wat wil een man eigen
lijk? Wat verwacht hij van zijn vrouw? Wat is zijn ideaal?"
Het adres is: Vermeerlaan 31 te Bilthoven.
«Kletsen, kletsen de hele dag
0H J'ttsen en als ik er iets van zeg,
dan straft ze me met nog vier
u»r kletsen".
Jk heb aan een vrouw niet
elli Ik wil er vijf".
«Mijn vrouw heeft de hele
"•C niets te doen. maar ze is
ng (S "ooit klaar. Nooit heeft zij mijn
«hoenen gepoetst, nooit staat
eten klaar".
Drie citaten uit brieven, die
Harriet Freezer al heeft ontvan-
van mannen die iets willen
vertellen over hun vrouw. Man
nen die zich geïrriteerd, mach
tloos, bedreigd of verwaarloosd
h°Ku Mannen die het gevoel
u® ben dat ze niet meer „over
komen" en voor wie de opmer
king „Mijn vrouw begrijpt mij
niet" meer is dan een versleten
manier om aandacht te vragen
of een affaire te beginnen. Een
man, die bij zijn thuiskomst
nooit een gedekte tafel aantreft
zit kennelijk met een voor hem
onoplosbaar communicatiepro
bleem. Wie is die, man'
Harriët Freezer: „Dèt weet je
niet. Hij kan gelijk hebben,
maar het kan ook een ver
schrikkelijk verwende jongen
zijn, Öie altijd door zijn moeder
achterna is gelopen. Het gaat
overigens niet alleen om het
verhaaltje. Ik hoop iets duide
lijk te maken, een aanzet te ge
ven tot zelfkritiek".
Harriët Freezer nog steeds
verbaasd over het succes van
„Houd je nog een beetje van
me" is al jaren
geïnteresseerd in vrouwen- (lees
emancipatie) problemen. Bijna
automatisch kom je dan terecht
op onderwerpen als: het sleur-
huwelijk, de afhankelijke posi
tie van de vrouw, de rol-verde-
ling in het huwelijk.
Harriët Freezer: „Het heeft
natuurlijk ook te maken met
mijn privéleven. Toen ik op
mijn 37ste jaar met vier kinde
ren alleen kwam te staan, be
sefte ik plotseling dat ik niets
kon. Ik had mijn studie MO-te-
kenen niet af kunnen maken. Ik
kon niets en ik had niets. Veel
vrouwen worden dan gedwon
gen om bij hun ex-man de
hand op te houden en te vra
gen: „Geef me geld". Sindsdien
ben ik geïnteresseerd in de po
sitie van de vrouw. Begrijp me
goed. Ik probeer niemand aan
te praten te gaan studeren,
maar wel om op eigen benen te
staan. Alleen afhankelijke
vrouwen klagen".
Wat maakt vrouwen „ver
waarloosbaar"
„De hele maatschappelijke
rolverdeling, de afhankelijke
positie. Ze hebben geen baan, ze
zijn vastgeklit aan de kinderen,
voelen zich verantwoordelijk,
Ze is gek op hem, op de kinde
ren, op het hele gezin, maar dat
is dan ook het enige wat ze
heeft. Ze kan niet net als de
man wegvluchten in werk, in
carrière. Dat maakt haar kwets
baar".
„Toen ik aan „Houd je nog
een beetje van me" begon, ben
ik boeken gaan lezen over „de
vrouw". Het valt me nu pas op
dat het boek „de man thuis"
nog niet is geschreven. Zodra de
man thuis over de drempel
stapt is hij sociologisch onzicht
baar. Onderwerpen als „de man
en sex" en „de man en zijn
werk" zijn uitgebreid beschre
ven. Zijn gedrag thuis niet.
Daarom zou ik mannen willen
vragen: hoe functioneert u in
het huishouden, in het gezin?
Wat waren uw verwachtingen?
Wat is uw ideaal?"
Overigens spreekt uit de
Harriët Freezer thuis: „Wat verwacht een man van zijn vrouw?"
Ho
de m )e Westduitse staat steunde de na-
te logse financiering royaal met fis-
tijd e maatregelen. De ondernemingen
'n da gen hoge belastingaftrek voor hun
om h al in de prijzen ingecalculeerde
roman esteringen. Manipulaties bij de
chrijvingen en van elkaar ver
lof. Tellende belastingbepalingen waren
ag gebruikte middelen. De truc
de afschrijvingen was zeer ge-
d, aldus Jungblut. Want vóór bui
tanders bleef in tegenstelling
'openlijke subsidiëring verbor-
welke bedragen de onderneming
gespeeld werden. Uiteindelijk
U| :d bovendien slechts over een
Min deel van de behaalde winst be
ting betaald.
tearmee was het verhaal echter
niet verteld. „Vervanging van
«schreven zaken vond slechts voor
i zeer gering deel plaats. Op die
mier behielden de ondernemers
grootste deel van de middelen,
hun boven de toch al hoge prij-
toegevloeid waren. Ze konden
armee nieuwe investeringen" finan-
tren. Het vergrote machinepark
aakte nog hogere afschrijvingen
Dgelijk. Snel groeide het vermogen
in de ondernemers. Deze vermo-
nsgroei werd gefinancierd door de
erbruiker en de fiscus (welke laat-
zijn geld vooral bij diezelfde ver-
>r int). De carrousel van zelffi-
ing, afschrijving en zelffinan-
draaide lustig rond en leidde
wat later bekend werd onder de
im Wirtschaftswunder."
Het doel van de snelle economische
keling werd bereikt. „De ver-
ij van de bevolking werd snel
iterd en er werden in de kortste
irbeidsplaatsen gecreëerd: ook
de tien miljoen vluchtelingen
Wife verloren gegane gebieden. De
fctafowzijde zag men echter niet in
'bondsrepubliek. Degenen, die uit
oorlog nog half vernietigde be-
ijven hadden kunnen slepen, wer-
n na de geldhervorming van 1949
\ndev "otmoedig ontzien. Er zijn sinds-
n meer miljonairs uit het niets
jestaan dan de Duitsers ooit heb-
llllUllljn gekend. Nooit tevoren ook zou-
n zoveel miljarden aan bedrijfs-
ddelen in de handen van zo weinig
nilies worden geconcentreerd."
Een ongelijke verdeling van het
euw ontstane vermogen kon niet
"blijven. „De stiefkinderen van de
Westduitse vermogenspolitiek waren
de werknemers en verbruikers (tus
sen wie een „personele unie" be
staat). Zij waren niet tot vrijwillig
sparen bereid. Zij wilden de met
hard werken verdiende marken niet
in de opbouw van de economie ste
ken. En zij beseften niet dat zij (of
zij of niet) toch er* voor op
draaiden. Terwijl het'bij een vrijwil
lige of verplichte spaarregeling tot
een bredere spreiding van het bezit
in de nieuwe produktiestaat zou zijn
gekomen, viel het nieuwe bezit nu in
handen van een kleine groep onder
nemers, aandeelhouders en andere
eigenaars van aandelen in produktie-
middelen."
Het werd vanzelfsprekend nooit
iemand verboden, zich in handel of
industrie te begeven en op die ma
nier in het dorado van de onderne
mers binnen te dringen. „In theorie
stond het wonderland voor iedereen
open. In werkelijkheid kon het door
slechts weinigen worden betreden. In
een moderne industriële maatschap
pij kan maar een kleine groep van
zelfstandigen bestaan.
Daarom is de bewering, dat ieder
een zijn kans heeft gehad even juist
en even fout als de veronderstelling,
dat tevoren vaststond (zoals bij de
Lotto) dat er maar één hoofdprijs en
verder een heleboel troostprijzen en
nog meer nieten waren. Overigens
was bij de Lotto het meedoen vrij
willig. Bij het Westduitse economi
sche kansspel niet. De grote meer
derheid, die moest meedoen zonder
het te weten, kreeg vrijwel niets.
Ook werden de spelregels niet be
kendgemaakt."
Het bijzondere karakter .van de
langs omwegen gesubsidieerde ver
mogensvorming bij de eigenaars van
de produktiemiddelen wordt nog
duidelijker, als men zich realiseert
dat de financiering „boven de prijs"
soortgelijke nevenwerkingen heeft
als het heffen van indirecte belastin
gen. „Deze treffen voornamelijk de
mensen met kleine inkomens het
hardst. Gemeten naar het beschikba
re deel van hun inkomen hebben de
ze lagen van de bevolking het meest
bijgedragen tot de vorming van de
grote vermogens, welke als gevolg
van de sterke „zelffinanciering" zijn
ontstaan. Door de te hoge prijzen
werd bovendien de mogelijkheid tot
sparen bij de man met het lage inko
men het sterkst beperkt."
Hoe kan daarin verandering wor
den gebracht? „Het is belachelijk als
werkgevers en werknemers in een
gemeenschappelijke verklaring vast
stellen, dat een reëel vermogen in
werknemershanden kan komen, als
er loon- en salaristrekkers bereid
zijn, het door beperking van hun
eigen uitgaven te bevorderen. Geen
van de rijken en superrijken heeft
zijn vermogen op die manier gekre
gen. Ook niet de „progressieve" Ru-
dolf Augstein van de Spiegel, die
zich in dit verband bescheiden een
kleine vis noemt. Hij begon zijn blad
met 10.000 mark en begin 1970 was
het bedrijf van de Spiegel ten minste
120 miljoen mark waard. Toen pas
verklaarde Augstein zich bereid, de
winst met zijn medewerkers te gaan
delen." Begrijpelijk wordt de ver
melding van deze feiten in het boek
van Jungblut niet in dank afgeno
men bij de Spiegel-mensen. Hoe kan
het ook anders.
Het zou mogelijk geweest zijn een
andere weg te bewandelen. Maar het
verzet van liberale economen (en dat
van werknemerszijde!) zou groot zijn
geweest, als investeringsloon inge
voerd en verplichte leningen uitge
schreven zouden zijn. Het was niet
mogelijk, de werknemers en hun
-#■ Ludwig Erhard, de vader van hel Wirtschaftswunder.
vakbonden duidelijk te maken, dat
het geld toch vooral bij de kleine
man vandaan zou komen. De te hoge
prijzen en de enorme bedragen die
de fiscus namens de belastingbetalers
aan de ondernemers schonk zouden
daarvoor zorgen. Men nam de hoge
prijzen op de koop toe. Was de me
thode van het gedwongen sparen ge
kozen, dan zouden de werknemers in
elk geval hun inbreng later met
winst hebben teruggekregen. Aan het
verleden valt niets meer te verande
ren. Wel valt er een les voor de toe
komst uit te halen."
Dat slechts 1.7 procent van de tota
le bevolking de beschikking heeft
over meer dan een derde van het
privévermogen in de Bondsrepubliek
vindt Jungblut op zichzelf nog niet
alarmerend. „Heel anders wordt het
als men de verdeling van de afzon
derlijke vermogenssoorten onder
zoekt. Dan blijkt dat 1.7 procent van
de bevolking meer dan tweederde
van het produktiekapitaal bezit. Daar
zit de kneep.
De grote vermogens in de Bondsre
publiek zijn belegd in ondernemin
gen en niet in grootgrondbezit of
grootbqzit van stedelijke woon- en
bedrijfsgebouwen. Van de onderne
mingen is 33 procent in handen van
degenen die een vermogen hebben
van meer dan een miljoen mark (of
tewel 16.000 man, hetgeen minder is
dan een/tienduizendste van de totale
bevolking). Bovendien blijkt het be
zit van onroerend goed beperkt te
zijn tot 40 procent van de bevolking.
Een indrukwekkend voorbeeld van
hoe gemakkelijk men met weinig ka
pitaal een grote onderneming be
heersen kan vindt Jungblut het Phi
lips-concern, welks dochteronderne
ming in de Bondsrepubliek een be
langrijke rol in de electro-technische
industrie speelt. „Aan de top van
de grootste electro-onderneming bui
ten de Verenigde Staten stonden tot-
dusver alleen leden van de familie
Philips. De nakomelingen van de op
richter bezitten echter niet eens meer
een tiende deel van het aandelenka
pitaal. Zij beschikken echter over
tien preferente aandelen met een no
minale waarde van 5.000 gulden. Op
grond van dit bezit beslissen zij over
de personele bezetting aan de top.
Alleen de familie Philips weet, wie
deze bijzondere papieren heeft. Con
cernheer Frits heeft beweerd, dat
rijn familie over slechts 2 of 3 van
die stukken beschikt en dat de rest
bij een stichting is ondergebracht.
Hieruit kan men afleiden, dat de fa
milie via deze stichting de onderne
ming bestuurt. De tien superaande
len zijn niet vrij verhandelbaar. Bij
overlijden gaan zij voor 5.000 gulden
naar een ander lid van de familie.
Daarmee zijn deze aandelen tegelijk