-e
ONECHTE PARADIJZEN
Consumenten-voorlichting
als tegenwicht voor Ster-reclame
PIUM EN
Kosmokomplot en
opscherpers van
tegenstellingen
door J. van Doorne
Door
s. A. A. Spijkerboer
yievrouw
ïrt o I d e r t
n haar
■vensen
5
ZATERDAG 11 SEPTEMBER 1971
t1O|
ual
Charles Baudelaire, de dichter
van de beroemde bundel „Les
fleurs du mal" (1821—1867), heeft
aan een proza-werk, een auto
biografische roman van de Engelse
dichter Thomas de Quincey (1785
-1859) een zeer fraai essay ge
wijd. De roman van De Quincey
heet „Confessions of an English
Opium-eater". Het werk verscheen
smajeen jaar na de geboorte van Bau
delaire. De roman geeft op een
1 grootse wijze weer, wat een ge
bruiker van opium aan verruk
kingen, maar ook aan smarten te
doorstaan heeft. Dit essay komt
voor in het in 1860 verschenen
„Les paradis artificiels", dat on
langs onder de titel „Onechte pa
radijzen: opium en hasjiesj" in de
Meulenhoffreeks te Amsterdam
verschenen is in vertaling van Rein
Bloem. Deze reeks geeft bij elke
uitgave uitvoerige bio- en biblio
grafische bijzonderheden.
.Onechte paradijzen" kent twee
hoofddelen: In het eerste wordt de wer
king en de aard van de wijn vergeleken
met die van haa|les| en In het tweede
deel wordt het werk van De Quincey op
de voet gevolgd.
De wijn komt er bil Baudelaire, alhoe-
Arnfwel hi| een matig drinker wae, beter af
dan hasjiesl. Hij kende has|ies|. Toen hl|
een jongeman was, kwam het gebruik
ervan In de «mode; het werd In clubver
band gebruikt.
139
Opium was al eerder en met name In
Engeland volstrekt legaal te verkrijgen.
Het was er zelfs heel goedkoop; de ar
beider die zich aan het einde van de
werkweek niet de roes van de alcohol
kon veroorloven, kon opium nemen. Rein
Bloem, die aan „Onechte paradijzen"
een nawoord meegeeft, wllat daarop. Het
vraagstuk van het druggebruik is dus
zeker niet iets van onze tijd. Ook Baude
laire heeft opium gebruikt In de vorm
van laudanum.
Een lezer kan ontkomen aan de In
druk, dat het werk van Baudelaire twee
slachtig is. Nadrukkelijk stelt hij dat men
op een of-andere wijze in vervoering
moet komen, wil men de diepten van het
leven ervaren en daaraan In schoonheid
gestalte geven. Toch wijst hl| hasjleal af:
hasjiesj vernietigt de wil en doet de
mena vereenzamen, trw'ijl de wijn stimu
leert en verbroedert. Opium komt er
ogenschi|nli|k beter af.
Nu was Baudelaire een groot dichter,
maar daarom behoeft men aan zl|n In
zichten op het gebied van druggebruik
nog geen grote waarde toe te kennen.
De waarde van zijn „Onechte paradil-
zen" ligt geheel ergens andera en wel
allereerst in de schitterende still en In
het beeld dat hij ongewild van zichzelf
geeft en van De Quincey.
Zoals dat met alle werken van werke
lijk grote literaire waarde gaat. moet
men dit werk in eenzaamheid en stilte
lezen. Het lezen van „Onechte paradij
zen", ook In de vertaling van Rein
Bloem, verschaft de lezer het genot dat
een voortreffelijke still vermag te aeven.
Baudelaire kwam voort uit de zeer ge
goede en voorname kringen van Fran
krijk; na de dood van zijn vader huwde
zijn moeder de latere generaal, ambas
sadeur en senator Jacgues Auplck. De
dichter had een sterk religieuze inslag,
hunkerde naar de openbaring van de ge
heimen van het leven en was daarbil
zeker sociaal voelend. Er spreekt be
zorgdheid voor de verslaafde uit het es
say over haalles).
De hoofdmoot van de „Onechte para-
dilzen" wordt gevormd door de studie
over De Quincey'e „Bekentenissen van
een Engelse opium-eter." De Quincey
was evenmin als Baudelaire een man uit
het volk. Een brlllant man die, nog lang
niet volwassen, al een uitnemend grieks
kenner was. In zl|n „Bekentenissen" ver
telt hij van zijn |eugd: zijn vlucht uit een
internaat, zi|n omzwervingen door Enge
land en Londen, tijdens welke hl| buiten
gewone ontberingen leed, en zl|n gewen
ning aan opium. Hij raakt verzoend met
zijn voogden, Is in betere doen. Dan, na
tien laar op bescheiden wl|ze opium ge
bruikt te hebben, komt de verslaving en
de hunkerlnq naar steeds grotere doses.
En daar volgt dan het gevecht met de
opium op. Met geweldige krachtsinspan
ning, een Inspanning die al zl|n geest
kracht en wilskracht vereist en hem dus
uitschakelt als scheppend kunstenaar,
weet De Quincey verscheidene malen de
overwinning te behalen. Helaas, nooit
voorgoed.
Men zou Baudelaire onjuist belichten
als men zl|n werk over De Quincey als
een waarschuwend pamflet zag. Ook al
spelen vooral In zijn essay over de has
jiesl waarschuwende tendenzen een rol.
de begeleiding van de „Bekentenissen"
Is beslist niet moraliserend. Men moet
dit geschrift zien In de context van zl|n
gehele werk. Het Is een qetuigenis van
erbled en bewordering voor De Quln.
cey en voor de heroïsche strijd die deze
mens met de opium gevoerd hééft.
Baudelaire gaat aan de hand van lan
ge citaten die strijd anallseren. De Quin
cey is niet uit nieuwsgierigheid tot de
opium gekomen; als gevolg van zijn qro-
te ontberingen tijdens zijn zwerftochten
nadat hij de school ontvlucht was, leed
hii aan maagpijnen, waarvan hij door dr
opium verlost werd. Bedenk daf dit mid
del in zijn tijd even gemakkelijk als nu
tabak of alcohol beschikbaar was, en op
even legale wijze.
Baudelaire zag de grootheid van De
Quincey schitteren in diens stijl en In
dieps "heldhaftig leven. Soms verdedigt
hij 'hem, soms licht hl| toe. Baudelaire's
proza is niet het mindere van De Quin
cey, dat is duidelijk. Het kent evenzeer
de vervoering, de extase. De hele pro
blematiek van dit boek is op voortreffe
lijke wilze uitgebeeld op het omslag van
het boek. De omslagtekening van Al-
phonse Mucha stelt een door grote smar
ten verscheurd mens voor. die aekust
wordt door een sierlijke vrouw. De voor
stelling Is heel knap.
Wat na lezing van dit bewonderens
waardige boek overblijft, is de martelen
de vraag, hoe het mogelijk is, dat de
mens paradijzen kan vinden door middel
van stoffen die de natuur verschaft. Het
aaat dan om stoffen die op den duur
lelden tot lilden. Wl| eten en drinken en
worden daardoor zo niet gelukklq dan
toch tevreden. Eten en drinken schenken
genot. Maar geven zij paradijzen? Nee.
De mens hunkert naar paradijzen. Het
eerste paradijs Is wel dat van de vrees-
loosheid, van het zonder angst zi|n. En
daarna het heel andere paradl|e, en wel
dat van het laatste begrip. Heel het be
staan Is mysterie; de mens bgrl|pt er
niets van, maar weet toch dat hl| erbij
hoort.. Hi| kent zijn eigen wereld niét. En
dan is er het verlangen naar bevrijding
van zi|n schuld, van beledigingen, van
ondergaan onrecht, van het verloren
hebben van kostbare zaken: mensen die
men ontmoet heeft en niet meer terug
kan vinden, schoonheid die men ge
proefd heeft en die teloor is gegaan. Van
dit alle6 wil de mens zich bevrijden, dat
wil zeggen: hij wil zijn leven terughebben
en ermee in het reine komen. Baudelaire
wijst erop, dat men dit alles bij De Quin
cey terug kan vinden. Hij geeft aan de
mensheid stem, en die mens grllpt dan
naar middelen die hem op den duur ver
woesten, doch hem aanvankelijk bevrij
den.
De Quincey gebruikt om duidell|k te
maken wat hl| zeggen wil, een zeer beel
dende vergelijking. Men kan die vinden
op pagina 136 van het hier besproken
boekje. Hij zegt;
„Wat Is het menselllk brein anders
dan een ontzaglijk en natuurlijk palim
psest?" Een palimpsest is een oud hand
schrift waarvan het oorspronkelilk ge
schrevene door nieuw schrift vervangen
is; het oude Is echter, gebruik makend
van bepaalde middelen, weer leesbaar te
maken.
Het oudste schrift In de mens Is dat
van de ieugd. De eerste herinnering is
de diepste, de meest waardevolle omdat
die eer6te herinnering de hoedanigheid
van de beleving der wereld vasthoudt.
De mens wordt gekenmerkt door de
wijze waarop hij voor het eerst het leven
ervaart. Wat trof hem toen? Wat |oeg
hem angst aan? Wat maakte hem geluk
kig? Wat brengt de mens mee met zlln
geboorte?
Het is duidelijk dat men figuren als De
Charles Baudelaire
Quincey niet slechts moraliserend bena
deren kan. Trouwens, welke mens?
Zo er lets onbegrljplljk Is In de kos
mos, dan wel de mens, over wie zich
psychologen en wijsgeren heenbulgen,
zonder dat zij het raadsel ontsluieren
kunnen van zl|n hunkering naar wat
ogenschllnlljk niet bestaat: een paradijs.
Hoe kan een hunkering bestaan naar
iets dat er niet bij hoort?
Het ll|kt ml|, dat de religie hier eerder
en plausibel antwoord geven kan dan
de wetenschap, hoezeer die religie ook
zelf een raadsel moge zijn.
Het deeltje kost f 7,50.
bek;
en.
>lz„
>nag
'peel jjdens en vlak na de oorlog zette de Ne-
landse Hervormde Kerk „de nieuwe
ordv r5" uit. Ze wilde de stryd tussen de
itingen overwinnen en weer datgene
den, waartoe ze geroepen ls: een Jezus
ristus belijdende volkskerk. Het instituut
d* trk en Wereld" stamt uit de tijd van „de
uwe koers" en het hoort by het Ideaal
i de Christus belijdende volkskerk. Het
272 lopen moeten staan voor alle mogelijke
neringen uit de samenleving en samen
hen moeten zoeken naar de betekenis
het evangelie voor ons volksleven. Er
een lichtbaken zijn, waarop allen zich
;n kunnen oriënteren. Een hooggestemd
I, waarover wij nu misschien de schou-
ophalen. Maar na de oorlog, waarin
kerkdijken en „buitenkerkelijken"
128
lis men in die jaren zei), die niet vol-
en met bijbelse noties gebroken hadden,
r de nazi's op één hoop gedreven waren,
het een ideaal, waaruit visie sprak,
de afgelopen weken is „Kerk en We-
met zUn Kosmokomplot het middel-
it geworden van een rel van nationale af-
jingen. Is dit Kosmokomplot in strijd met
lideaal, waarmee „Kerk en Wereld" in-
i(jd van wal is gestoken? Nee, want wat
rtegen, dat partijen, die In het parlement
9de oppositie zijn, en buiten-parlemen-
fe actiegroepen, in Driebergen de hoofden
jelkaar steken?
bmmigen hebben zich gestoten aan het
L dat ook Marcus Bakker, fractieleider
I dc CPN in de Tweede Kamer, tot de
lodigden behoorde en het woord had kun»
I voeren. Nog eens: wat is daar vanuit de
oorspronkelijke opzet van „Kerk en Wereld"
tegen in te brengen.
Velen hebben zich gestoten aan het feit
dat de fractieleiders van de confessionele
partijen niet uitgenodigd waren om het
woord te voeren, maar zelfs dat was nog te
verdedigen geweest, als men op „Kerk en
Wereld" volstaan had met te zeggen: u past
niet in onze opzet, zo min als we onder
wijzers uitnodigen op een conferentie voor
vroedvrouwen, zo min nodigen we rege
ringspartijen uit op een conferentie voor de
oppositie.
Tot zover is er geen enkele reden om boos
te worden over de opzet van Kosmokomplot.
Wel blijft de hangvraag bij dit alles of het
op zo'n conferentie lukt om tot een werke
lijke confrontatie met het evangelie te ko
men.
„Kerk en Wereld" liet het echter niet b(J
een: „u past niet in onze opzet" aan het
adres van de confessionelen, en het gaf te
verstaan, dat ze niet waren uitgenodigd, om
dat de confessionele partijen zich minder
aan de besluiten van de assemblee van
Uppsala gelegen zouden hebben laten liggen
dan de progressieve. Zo kreeg de uitsluiting
van de confessionele fractieleiders iets van
een kerkelijke tuchtmaatregel. Wie zich niet
aan de besluiten van de synode houdt, mag
niet meer meedoen daar komen kerke
lijke tuchtmaatregelen uiteindelijk altjjd op
neer.
Met recht en reden konden de confessio
nelen zich erover beklagen, dat ze waren
gedisqualificeerd door 'n instantie, die daar
toe geen enkele bevoegdheid heeft. Heel op
merkelijk overigens, dat in een periode,
waarin de tucht in de hervormde kerk een
dode letter is, plotseling een soort tucht
maatregel genomen werd in een- hoek, waar
in men dat eigenlijk niet zou verwachten.
Op deze manier kreeg Kosmokomplot het
karakter van een bijeenkomst van „ware",
lees: progressieve gelovigen, die ver verhe
ven zou zijn boven het niveau van de stum
perige kerkmensen, die nog, of weer, op
confessionele partijen stemmen. De geno
digde actiegroepen waren niet allemaal ker
kelijk, maar daar zou wel een mouw aan te
passen zijn door hen de status van „buiten
de kerk met hot evangelie geëngageerden"
te verlenen, zoals bij andere gelegenheden
is gebeurd. Zou Kosmokomplot niet roem
loos tot een voortijdig einde zijn gekomen,
dan zou het een vroom onder-onsje gewor
den zijn. Daar hoeft de kerk zich niet toe
te lenen, en wil men kritiek op „Kerk en
Wereld" uitoefenen, dan moet men het, ge
loof ik, op dit punt doen.
Het geheel zou moeiteloos en naar we
mogen aannemen ook zonder training in
straatgevechten, over de planken gegaan
zijn, ware het niet, dat het dagblad „De
Telegraaf' een heftige campagne tegen
„Kerk en Wereld" had ontketend.
Vanwaar toch die roerende bezorgdheid
van „De Telegraaf" voor het heil van de
hervormde kerk? Vanwaar plotseling dit
verlangen naar een zuiver evangelie? Tot
dusverre was het dagblad hierdoor nog niet
opgevallen, maar dag in dag uit schreef het
door, en de strekking van de artikelen was
duidcljjk: met een minimum aan kennis van
kerkelijke zaken en een feilloos instinct
voor de zwakke plekken van de tegenstan
der werd de lezers voorgeschoteld, dat er
tussen de Driebergse dennen een rood com
plot werd gesmeed.
In het voorbijgaan lapte „De Telegraaf"
de Praagse vredesconferentie er ook nog
even bij. Niet dat die wat uit had te staan
met Kosmokomplot, maar een kop „Drie
bergen, is Praags rode penetratie" doet het
altijd, de tegenstellingen in Nederland over
de Praagse vredesconferentie (waarover in
dit blad uitvoerig geschreven is) werden ge
bagatelliseerd, Praag en Kosmokomplot wer
den aan elkaar opgehangen, en de zaak was
duidelijk; rode infiltranten waren tot in het
hart des lands doorgedrongen en stonden
voor de Hollandse Waterlinie. Daar moest
het moderamen van de generale synode (of
het „synode-bestuur", zoals „De Telegraaf"
placht te schrijven), maar gauw eens iets te
gen doen. Fijntjes liet het blad ook even
weten, dat leden van de kerk al voor hun
lidmaatschap hadden bedankt.
Wie van polarisatie houdt, d.w.z. wie de
tegenstellingen graag zoveel mogelijk op
scherpt, kon in de kolommen van „De Tele
graaf" zjjn hart ophalen.
Danig in het nauw gedreven, legde de di
rectie van „Kerk en Wereld" een heel res
pectabele verklaring af over de opzet van
het instituut en de gang van zaken bij Kos
mokomplot. Toen kwam de polarisatie aan
de andere kant op gang: de Sjaloomgroep,
wars van „kleurloze bijeenkomsten", werd
boos, omdat hij niet geraadpleegd was over
genoemde verklaring, concludeerde maar
meteen, dat „Kerk en Wereld" liever „De
Telegraaf" had dan Sjaloom, en liet het af
weten.
Volgens sommige theoretici van de polari
satie is een ontwikkeling als deze zeer toe
te juichen. Zij stellen dat de kerk wel pro
gressief doet, maar in feite aan de kant van
„de gevestigde orde" staat en daarvoor uit
eindelijk ook altijd kiest. Dat is dan nu
weer op een „onthullende" manier duidelijk
geworden, uiteraard tot grote tevredenheid
van onze vaderlandse revolutionairen. Het
is altijd leuk om te zien gebeuren, wat jé
altijd al voorspeld had, en je wil het ge
beuren dan ook wel eens een handje helpen.
In feite is dit polarisatiedenken, ook al
dost het zich met de fraaiste vredestltels
uit, een principieel oorlogsdenken. Dat is
niet ongevaarlijk, want mensen plegen te
doen wat ze in het diepst van hun gemoed
denken. Blijft het polarisatiedenken veld
winnen, dan betekent dat op zijn minst, dat
de stenen uit de straat en de benzinebom
men door de ruiten gaan vliegen. In zulke
vechtpartijen zijn extremisten van links en
rechts eikaars bondgenoten, en krijgen
deugden als matiging, redelijkheid en ver
draagzaamheid het zwaar te verduren.
Toch sullen we, als we even by onze po
sitieven zjjn, voor deze deugden op moeten
komen. Zolang mensen niet op elkaar schie
ten kunnen ze nog met elkaar praten. Ik
ben geen pacifist, en ik vrees, dat ik het
ook nooit zal worden, maar ik wil me er
wel voor hoeden van het oorlogvoeren een
principe te maken. Juist dat laatate doen de
theoretici van de polarisatie.
Uit de rel rondom het Kosmokomplot ls
gebleken hoe ver de polarisatie in de maat
schappij al doorwerkt in de hervormde kerk:
kerkeraden, gemeenteleden en instellingen
hebben elkaar niets meer te zeggen en staan
tegen elkaar te schreeuwen. De negentiende
eeuw, waarin hervormden in waterdichte
(of eigenlijk: geestdichte) compartimenten
langs elkaar heenleefden, keert weer terug.
Niet dat eenheid het hoogste goed is, maar
als er verdeeldheid is, moet die liefst zinvol
zjjn en iets zinnigs is in dc in dc hervormde
kerk doorwerkende polarisatie niet te ont
dekken.
Het is tijd om „de nieuwe koers", die de
hervormde kerk na de oorlog uitzette, op
nieuw aan de orde te stellen. Wat was eigen
lijk de bedoeling, een kerk, die hoe klein
dan ook, In ons volksleven Jezus Cristus
zou belijden, of een herstel van de hervorm
de kerk in haar oude positie? Ging men er
niet heimelijk van uit, dat de Nederlandse
natie, voorzover die zich boven de Moerdijk
bevindt, (hervormd) gedoopt behoort te we
zen? Er werd immers In de jaren na de oor
log zoveel over dc kerk gepraat (met 'n lich
telijk naar de a overklinkende e: kérk), en
het ging steeds maar over de vraag hoe we
de „buitenkerkelijken" dan wel moesten
„benaderen". Er loopt een rechte lijn van
deze verkeerde opvatting van de volkskerk
vla het meedoen met alles-en-nog-wat naar
de Identificatie van de kerk met maat
schappelijke stromingen, en het onvermij
delijk daarop volgende krammen en lijmen,
waar we nu in terecht gekomen zijn.
Er wordt wel eens gezegd, dat het ln de
hervormde kerk maar een dooie boel is, en
dat er bij de gereformeerden en de rooms-
katholieken veel meer leven is. Eerlijk ge
zegd benijd ik noch de rooms-katholieken
noch de gereformeerden om hun voorhoe
des. Maar dat we in de hervormde kerk zo
niet verder kunnen gaan. is duidelijk. Zijn
we onder de bedrijven door de gehoorzaam
heid aan de Schrift en de gemeenschap met
de belijdenis van de vaderen niet kwijt ge
raakt? Je hoeft zo'n zin maar op te schrij
ven om te horen hoe ouderwets hij klinkt,
en toch lag juist in dat ouderwetse de kracht
van „de nieuwe koers". Wy zullen er weer
bü aan moeten knopen.
Dat de hervormde kerk binnen afzienbare
tüd minder dan tien procent van de be
volking zal omvatten, hoeft onze grootste
zorg niet te zyn. Ver van de publiciteit, en
als het even kan zonder een lawine van
stencilpapier, moesten we er maar met el
kaar over gaan praten wat het betekent om
een Jezus Christus beiydendc volkskerk te
zyn. Het is duideiyk dat we het op polari
satie verzotte denken en doen geen ruimte
mogen geven. Maar er is zeker nog veel
meer over te zeggen.
Ds. A. A. Spükerboer is hervormd
studentenpredikant te Amsterdam.
«Kf
eeli [j,
Mevrouw D. Holdert (53) bewijst
«en gehuwde vrouw met een
g|( time job en drie kinderen, op
idelbare leeftijd nog carrière
maken. Ze heeft zich ruim
itig jaar bezig gehouden met
<e lumenten-voorlichting en kws-
tskeuringen van huishoudelijke
telen en neemt 15 september
4eheid als direetrice van het
A, Instituut voor Huishoud-
inisch Advies, gedragen door
zestigduizend leden van de
lerlandse Verenigingen van
•vrouwen. Ze wordt hoofd van
afdeling Consumentenzaken
het Nederlands Normalisatie*
Ituut in Den Haag. Zij was de
Kw die het keurmerk met de
ende tekst „Goedgekeurd door
Nederlandse Vereniging van
«vrouwen", sinds 1927 in ge-
ik, weer nieuw leven wist in
ul blazen. Meer; ze was de stem
de consument bij overheid en
fikant.
«t was een deskundige stem,
't zij studeerde vier jaar chemie
Delft en werkte vervolgens bij
Datzelfde TNO betrok ze al
w bij het op kwaliteit onderzoe
en testen van huishoudelijke ar-
Jen, en in *57 werd op haar ini-
«f een eigen IVHA-laboratorium
°e Jan van Nassaustraat in Den
opgericht. Ze begon als manus-
-K- Mevrouw D. Holdert
je-van-alles, nu zijn er tien mensen
ln dienst. Wie een artikel koopt met
een IVHA-keurmerk weet dat het
een getest produkt is, dat garantie
heeft bij gefundeerde klachten. Dat
keurmerk is een veilig baken in de
zee van produkten waarmee de con
sument overspoeld wordt in een tijd
waarin het aan service vaak ont
breekt.
Door die testen in het eigen lab
leert het Instituut de produkten goed
kennen. Het geeft dan ook een aantal
voorlichtende brochures uit. Me
vrouw Holdert: „We willen dat de
consument een juist gebruik maakt
van wat hij aanschaft, en dat nij
gemotiveerd nadenkt alvorens tot
aankoop over te gaan. In wat voor
omstaniligheden is welk type toestel
nodig?"
Bij het Normalisatie-Instituut
komt ze in een echte mannenwereld,
waar ze echter specifiek technisch
werk voor een vrouw gaat verrich
ten, namelijk testen vastleggen voor
vergelijkend warenonderzoek en
keurmerk, ?odat de artikelen alge
meen op een gestandaardiseerde me
thode worden onderzocht.
Van discriminatie merkt ze weinig
als vrouw. Maar: „Je moet met de
gelijke argumenten kom.m en je
werk gewoon goed doen. Je kunt aap
je vrouw-zijn niet allerlei faciliteiten
verlenen. In zekere zin vraagt dat als
gehuwde vrouw met een gezin en
een full-tlme-baan gewoon een extra
organisatievermogen".
„Dit Instituut is er om efficiency in
hei huishouden te brengen. Dat
breng ik. dan ook dagelijks in prak
tijk. Ik denk altijd vooruit hoe ik het
allemaal wil hebben en doen en dat
lukt, zelfs toen tien jaar geleden er
nog een baby kwam. Ik ben er maar
vijf maanden voor weggeweest en
hield thuis nog voeling met kantoor,
zodat ik de draad niet kwijt raakte.
Het geeft een reusachtige voldoening
omdat je volop ln de maatschappij
staat, je kunt je kinderen geestelijk
beter begeleiden in deze dynamische
tijd omdat ze niet van je weggroelen,
want jij groeit mee".
Wat vindt mevrouw Holdert van
de Nederlandse Huisvrouw? „Er valt
nog veel te verbeteren. Ze leest
slecht. Het achterland is moei/aam
mee te slepen. Jongere vrouwen met
een betere opleiding en meer werk
houden meer contact met de maat
schappij. De ouderen isoleren zich
zelf vaak veel te veel. Ze zijn weinig
geïnteresseerd in goede voorlichting,
geven makkelijk geld uit tn zijn veel
te goedgelovig tegenover agressieve
verkoopmethoden. Bejaarden zijn het
slachtoffer, ze worden onthaald op
bustochten, lunches en houseparties
en durven geen koop te weigeren."
„Het kwaliteitsbewustzijn neemt
af! Omdat men weinig prijsbewust
is. Als 't kapot ls, kopen ze weer
nieuw, velen steken zich in de schul
den om maar makkelijk te kunnen
leven".
„Het modieuze element speelt een
rol. Drie waanzinnige voorbeelden:
de keukenmachine die werkeloos in
de keuken staat (de Nederlandse
huisvrouw maakt geen ingewikkelde
recepten klaar, zoals elders). Het ge
kleurde linnengoed, dat niet op 100
graden C gewassen kan worden
wie kleur wil aanbrengen in de
slaapkamer kan dat op een andere
manier doen. Klap op de vuurpijl: de
diepvrieskist in het stadshuishou-
dentje, gevuld met... blikgroenten.
Door gebruik te maken van goede
dingen heb je meer plezier in je
wem. Ergernis geeft energieverlies
en dat is jammer!
Voelt ze zich als vertegenwoordig
ster van de consument dan geen Don
Quichotte?
„Je moet vooral je gevoel voor hu
mor niet verliezen", zegt ze laconiek.
„Het geeft voldoening dat de consu
ment vertegenwoordigd is. Ik zit
sinds kort in de Adviescommissie
Warenwet, breng daar de argumen
ten van de hulsvrouw naar voren
omtrent etikettering van de produk
ten over inhoud en datum. Er groeit
bij overheid en bedrijfsleven begrip
dat ook de consument geraadpleegd
wordt".
Die zes miljoen besnoeiing bij de
Huishoudelijke en Gézinsvoorlich-
ting?
„De manier waarop was bijzonder
onelegant. Anderzijds, de voorlich
ting aan huisvrouwen zoals die ln de
crisisjaren bitter nodig was. heeft
zichzelf overleefd. De subsidie ging
naar goedkope cursussen, waar vrou
wen naar toe gingen die het best zelf
konden betalen. Voor een gering bo-
drag geven ook het IVHA en de Con
sumentenbond voorlichting. Die
voorlichting zou nog meer gebundeld
moeten worden en door de overheid
gesteund".
,,'t Is goed als het mes wordt gezet
in wat in de loop der jaren zo is
gegroeid. Andere zaken verdienen
weer steun, zoals eigen radio- en te
levisiezendtijd van de gezamenlijke
behartigers van consumentenbelan
gen als noodzakelijke tegenhanger
van de reclame op de buis. Door fu
sies ontstaan geweldige machtscon
centraties in het bedrijfsleven. Ik wil
geen verslag daarmee, wel een rusti
ge voorlichting. De fabrikan: staat
over het algemeen zeer positief te
genover kritiek, hoe groter het be
drijf, hoe positiever.Ze komen er
rond voor uit dat ze er nog wat van
kunnen leren!"
Milieuhygiëne, het woord moet
vallen. Mevrouw Holdert vindt dat
vrouwen geen emotionele argumen
ten moeten aandragen. „De fabrikant
veegt ze zo van de tafel. Het moet
vakkundig via de organisaties ge
speeld worden. Niet alles is ln een
vloek en een zucht mogelijk. Er zijn
voorontwerpen van wet die veront
reiniging van oppervlaktewater te
gengaan. Teveel op de trommel slaan
wekt een gevoel van machteloosheid
bij het publiek, een laissez-faire en
dat is veel gevaarlijker. Ik v/eet van
nieuwe fabrieken of nieuwe projek-
ten waar tonnen tot miljoenen op het
budget worden gezet om voorzienin
gen te treffen in milieuhygiënisch
opzicht. Elk bedrijf van enige om
vang heeft mensen in dienst die zich
specialiseren op mileuhygiëne. Mijn
eigen dochter heeft er een opleiding
in, wij zijn er altijd erg attent op
geweest.
De huisvrouw kan best wat doen:
de veel te hoge dosis reinigingsmid
delen beperken. Dan help je al, want
we verontreinigen met z'n allen,
vooral hier in het westen waar we
met miljoenen op eeh kluitje zitten.
Dat zet zoden aan de dijk!"
Nog een laatste wens van de schei
dende directrice: laten fabrikanten
hun produkten reeds in een vroeg
stacjium ter keuring aanbieden. Aan
een proefmodel zou met weinig kos
ten veel verbetering kunnen worden
aangebracht. We vertellen geen ge
heimen door aan de concurrent, dan
zou ons instituut al lang niet meer
bestaan!"