-e ONECHTE PARADIJZEN Consumenten-voorlichting als tegenwicht voor Ster-reclame PIUM EN Kosmokomplot en opscherpers van tegenstellingen door J. van Doorne Door s. A. A. Spijkerboer yievrouw ïrt o I d e r t n haar ■vensen 5 ZATERDAG 11 SEPTEMBER 1971 t1O| ual Charles Baudelaire, de dichter van de beroemde bundel „Les fleurs du mal" (1821—1867), heeft aan een proza-werk, een auto biografische roman van de Engelse dichter Thomas de Quincey (1785 -1859) een zeer fraai essay ge wijd. De roman van De Quincey heet „Confessions of an English Opium-eater". Het werk verscheen smajeen jaar na de geboorte van Bau delaire. De roman geeft op een 1 grootse wijze weer, wat een ge bruiker van opium aan verruk kingen, maar ook aan smarten te doorstaan heeft. Dit essay komt voor in het in 1860 verschenen „Les paradis artificiels", dat on langs onder de titel „Onechte pa radijzen: opium en hasjiesj" in de Meulenhoffreeks te Amsterdam verschenen is in vertaling van Rein Bloem. Deze reeks geeft bij elke uitgave uitvoerige bio- en biblio grafische bijzonderheden. .Onechte paradijzen" kent twee hoofddelen: In het eerste wordt de wer king en de aard van de wijn vergeleken met die van haa|les| en In het tweede deel wordt het werk van De Quincey op de voet gevolgd. De wijn komt er bil Baudelaire, alhoe- Arnfwel hi| een matig drinker wae, beter af dan hasjiesl. Hij kende has|ies|. Toen hl| een jongeman was, kwam het gebruik ervan In de «mode; het werd In clubver band gebruikt. 139 Opium was al eerder en met name In Engeland volstrekt legaal te verkrijgen. Het was er zelfs heel goedkoop; de ar beider die zich aan het einde van de werkweek niet de roes van de alcohol kon veroorloven, kon opium nemen. Rein Bloem, die aan „Onechte paradijzen" een nawoord meegeeft, wllat daarop. Het vraagstuk van het druggebruik is dus zeker niet iets van onze tijd. Ook Baude laire heeft opium gebruikt In de vorm van laudanum. Een lezer kan ontkomen aan de In druk, dat het werk van Baudelaire twee slachtig is. Nadrukkelijk stelt hij dat men op een of-andere wijze in vervoering moet komen, wil men de diepten van het leven ervaren en daaraan In schoonheid gestalte geven. Toch wijst hl| hasjleal af: hasjiesj vernietigt de wil en doet de mena vereenzamen, trw'ijl de wijn stimu leert en verbroedert. Opium komt er ogenschi|nli|k beter af. Nu was Baudelaire een groot dichter, maar daarom behoeft men aan zl|n In zichten op het gebied van druggebruik nog geen grote waarde toe te kennen. De waarde van zijn „Onechte paradil- zen" ligt geheel ergens andera en wel allereerst in de schitterende still en In het beeld dat hij ongewild van zichzelf geeft en van De Quincey. Zoals dat met alle werken van werke lijk grote literaire waarde gaat. moet men dit werk in eenzaamheid en stilte lezen. Het lezen van „Onechte paradij zen", ook In de vertaling van Rein Bloem, verschaft de lezer het genot dat een voortreffelijke still vermag te aeven. Baudelaire kwam voort uit de zeer ge goede en voorname kringen van Fran krijk; na de dood van zijn vader huwde zijn moeder de latere generaal, ambas sadeur en senator Jacgues Auplck. De dichter had een sterk religieuze inslag, hunkerde naar de openbaring van de ge heimen van het leven en was daarbil zeker sociaal voelend. Er spreekt be zorgdheid voor de verslaafde uit het es say over haalles). De hoofdmoot van de „Onechte para- dilzen" wordt gevormd door de studie over De Quincey'e „Bekentenissen van een Engelse opium-eter." De Quincey was evenmin als Baudelaire een man uit het volk. Een brlllant man die, nog lang niet volwassen, al een uitnemend grieks kenner was. In zl|n „Bekentenissen" ver telt hij van zijn |eugd: zijn vlucht uit een internaat, zi|n omzwervingen door Enge land en Londen, tijdens welke hl| buiten gewone ontberingen leed, en zl|n gewen ning aan opium. Hij raakt verzoend met zijn voogden, Is in betere doen. Dan, na tien laar op bescheiden wl|ze opium ge bruikt te hebben, komt de verslaving en de hunkerlnq naar steeds grotere doses. En daar volgt dan het gevecht met de opium op. Met geweldige krachtsinspan ning, een Inspanning die al zl|n geest kracht en wilskracht vereist en hem dus uitschakelt als scheppend kunstenaar, weet De Quincey verscheidene malen de overwinning te behalen. Helaas, nooit voorgoed. Men zou Baudelaire onjuist belichten als men zl|n werk over De Quincey als een waarschuwend pamflet zag. Ook al spelen vooral In zijn essay over de has jiesl waarschuwende tendenzen een rol. de begeleiding van de „Bekentenissen" Is beslist niet moraliserend. Men moet dit geschrift zien In de context van zl|n gehele werk. Het Is een qetuigenis van erbled en bewordering voor De Quln. cey en voor de heroïsche strijd die deze mens met de opium gevoerd hééft. Baudelaire gaat aan de hand van lan ge citaten die strijd anallseren. De Quin cey is niet uit nieuwsgierigheid tot de opium gekomen; als gevolg van zijn qro- te ontberingen tijdens zijn zwerftochten nadat hij de school ontvlucht was, leed hii aan maagpijnen, waarvan hij door dr opium verlost werd. Bedenk daf dit mid del in zijn tijd even gemakkelijk als nu tabak of alcohol beschikbaar was, en op even legale wijze. Baudelaire zag de grootheid van De Quincey schitteren in diens stijl en In dieps "heldhaftig leven. Soms verdedigt hij 'hem, soms licht hl| toe. Baudelaire's proza is niet het mindere van De Quin cey, dat is duidelijk. Het kent evenzeer de vervoering, de extase. De hele pro blematiek van dit boek is op voortreffe lijke wilze uitgebeeld op het omslag van het boek. De omslagtekening van Al- phonse Mucha stelt een door grote smar ten verscheurd mens voor. die aekust wordt door een sierlijke vrouw. De voor stelling Is heel knap. Wat na lezing van dit bewonderens waardige boek overblijft, is de martelen de vraag, hoe het mogelijk is, dat de mens paradijzen kan vinden door middel van stoffen die de natuur verschaft. Het aaat dan om stoffen die op den duur lelden tot lilden. Wl| eten en drinken en worden daardoor zo niet gelukklq dan toch tevreden. Eten en drinken schenken genot. Maar geven zij paradijzen? Nee. De mens hunkert naar paradijzen. Het eerste paradijs Is wel dat van de vrees- loosheid, van het zonder angst zi|n. En daarna het heel andere paradl|e, en wel dat van het laatste begrip. Heel het be staan Is mysterie; de mens bgrl|pt er niets van, maar weet toch dat hl| erbij hoort.. Hi| kent zijn eigen wereld niét. En dan is er het verlangen naar bevrijding van zi|n schuld, van beledigingen, van ondergaan onrecht, van het verloren hebben van kostbare zaken: mensen die men ontmoet heeft en niet meer terug kan vinden, schoonheid die men ge proefd heeft en die teloor is gegaan. Van dit alle6 wil de mens zich bevrijden, dat wil zeggen: hij wil zijn leven terughebben en ermee in het reine komen. Baudelaire wijst erop, dat men dit alles bij De Quin cey terug kan vinden. Hij geeft aan de mensheid stem, en die mens grllpt dan naar middelen die hem op den duur ver woesten, doch hem aanvankelijk bevrij den. De Quincey gebruikt om duidell|k te maken wat hl| zeggen wil, een zeer beel dende vergelijking. Men kan die vinden op pagina 136 van het hier besproken boekje. Hij zegt; „Wat Is het menselllk brein anders dan een ontzaglijk en natuurlijk palim psest?" Een palimpsest is een oud hand schrift waarvan het oorspronkelilk ge schrevene door nieuw schrift vervangen is; het oude Is echter, gebruik makend van bepaalde middelen, weer leesbaar te maken. Het oudste schrift In de mens Is dat van de ieugd. De eerste herinnering is de diepste, de meest waardevolle omdat die eer6te herinnering de hoedanigheid van de beleving der wereld vasthoudt. De mens wordt gekenmerkt door de wijze waarop hij voor het eerst het leven ervaart. Wat trof hem toen? Wat |oeg hem angst aan? Wat maakte hem geluk kig? Wat brengt de mens mee met zlln geboorte? Het is duidelijk dat men figuren als De Charles Baudelaire Quincey niet slechts moraliserend bena deren kan. Trouwens, welke mens? Zo er lets onbegrljplljk Is In de kos mos, dan wel de mens, over wie zich psychologen en wijsgeren heenbulgen, zonder dat zij het raadsel ontsluieren kunnen van zl|n hunkering naar wat ogenschllnlljk niet bestaat: een paradijs. Hoe kan een hunkering bestaan naar iets dat er niet bij hoort? Het ll|kt ml|, dat de religie hier eerder en plausibel antwoord geven kan dan de wetenschap, hoezeer die religie ook zelf een raadsel moge zijn. Het deeltje kost f 7,50. bek; en. >lz„ >nag 'peel jjdens en vlak na de oorlog zette de Ne- landse Hervormde Kerk „de nieuwe ordv r5" uit. Ze wilde de stryd tussen de itingen overwinnen en weer datgene den, waartoe ze geroepen ls: een Jezus ristus belijdende volkskerk. Het instituut d* trk en Wereld" stamt uit de tijd van „de uwe koers" en het hoort by het Ideaal i de Christus belijdende volkskerk. Het 272 lopen moeten staan voor alle mogelijke neringen uit de samenleving en samen hen moeten zoeken naar de betekenis het evangelie voor ons volksleven. Er een lichtbaken zijn, waarop allen zich ;n kunnen oriënteren. Een hooggestemd I, waarover wij nu misschien de schou- ophalen. Maar na de oorlog, waarin kerkdijken en „buitenkerkelijken" 128 lis men in die jaren zei), die niet vol- en met bijbelse noties gebroken hadden, r de nazi's op één hoop gedreven waren, het een ideaal, waaruit visie sprak, de afgelopen weken is „Kerk en We- met zUn Kosmokomplot het middel- it geworden van een rel van nationale af- jingen. Is dit Kosmokomplot in strijd met lideaal, waarmee „Kerk en Wereld" in- i(jd van wal is gestoken? Nee, want wat rtegen, dat partijen, die In het parlement 9de oppositie zijn, en buiten-parlemen- fe actiegroepen, in Driebergen de hoofden jelkaar steken? bmmigen hebben zich gestoten aan het L dat ook Marcus Bakker, fractieleider I dc CPN in de Tweede Kamer, tot de lodigden behoorde en het woord had kun» I voeren. Nog eens: wat is daar vanuit de oorspronkelijke opzet van „Kerk en Wereld" tegen in te brengen. Velen hebben zich gestoten aan het feit dat de fractieleiders van de confessionele partijen niet uitgenodigd waren om het woord te voeren, maar zelfs dat was nog te verdedigen geweest, als men op „Kerk en Wereld" volstaan had met te zeggen: u past niet in onze opzet, zo min als we onder wijzers uitnodigen op een conferentie voor vroedvrouwen, zo min nodigen we rege ringspartijen uit op een conferentie voor de oppositie. Tot zover is er geen enkele reden om boos te worden over de opzet van Kosmokomplot. Wel blijft de hangvraag bij dit alles of het op zo'n conferentie lukt om tot een werke lijke confrontatie met het evangelie te ko men. „Kerk en Wereld" liet het echter niet b(J een: „u past niet in onze opzet" aan het adres van de confessionelen, en het gaf te verstaan, dat ze niet waren uitgenodigd, om dat de confessionele partijen zich minder aan de besluiten van de assemblee van Uppsala gelegen zouden hebben laten liggen dan de progressieve. Zo kreeg de uitsluiting van de confessionele fractieleiders iets van een kerkelijke tuchtmaatregel. Wie zich niet aan de besluiten van de synode houdt, mag niet meer meedoen daar komen kerke lijke tuchtmaatregelen uiteindelijk altjjd op neer. Met recht en reden konden de confessio nelen zich erover beklagen, dat ze waren gedisqualificeerd door 'n instantie, die daar toe geen enkele bevoegdheid heeft. Heel op merkelijk overigens, dat in een periode, waarin de tucht in de hervormde kerk een dode letter is, plotseling een soort tucht maatregel genomen werd in een- hoek, waar in men dat eigenlijk niet zou verwachten. Op deze manier kreeg Kosmokomplot het karakter van een bijeenkomst van „ware", lees: progressieve gelovigen, die ver verhe ven zou zijn boven het niveau van de stum perige kerkmensen, die nog, of weer, op confessionele partijen stemmen. De geno digde actiegroepen waren niet allemaal ker kelijk, maar daar zou wel een mouw aan te passen zijn door hen de status van „buiten de kerk met hot evangelie geëngageerden" te verlenen, zoals bij andere gelegenheden is gebeurd. Zou Kosmokomplot niet roem loos tot een voortijdig einde zijn gekomen, dan zou het een vroom onder-onsje gewor den zijn. Daar hoeft de kerk zich niet toe te lenen, en wil men kritiek op „Kerk en Wereld" uitoefenen, dan moet men het, ge loof ik, op dit punt doen. Het geheel zou moeiteloos en naar we mogen aannemen ook zonder training in straatgevechten, over de planken gegaan zijn, ware het niet, dat het dagblad „De Telegraaf' een heftige campagne tegen „Kerk en Wereld" had ontketend. Vanwaar toch die roerende bezorgdheid van „De Telegraaf" voor het heil van de hervormde kerk? Vanwaar plotseling dit verlangen naar een zuiver evangelie? Tot dusverre was het dagblad hierdoor nog niet opgevallen, maar dag in dag uit schreef het door, en de strekking van de artikelen was duidcljjk: met een minimum aan kennis van kerkelijke zaken en een feilloos instinct voor de zwakke plekken van de tegenstan der werd de lezers voorgeschoteld, dat er tussen de Driebergse dennen een rood com plot werd gesmeed. In het voorbijgaan lapte „De Telegraaf" de Praagse vredesconferentie er ook nog even bij. Niet dat die wat uit had te staan met Kosmokomplot, maar een kop „Drie bergen, is Praags rode penetratie" doet het altijd, de tegenstellingen in Nederland over de Praagse vredesconferentie (waarover in dit blad uitvoerig geschreven is) werden ge bagatelliseerd, Praag en Kosmokomplot wer den aan elkaar opgehangen, en de zaak was duidelijk; rode infiltranten waren tot in het hart des lands doorgedrongen en stonden voor de Hollandse Waterlinie. Daar moest het moderamen van de generale synode (of het „synode-bestuur", zoals „De Telegraaf" placht te schrijven), maar gauw eens iets te gen doen. Fijntjes liet het blad ook even weten, dat leden van de kerk al voor hun lidmaatschap hadden bedankt. Wie van polarisatie houdt, d.w.z. wie de tegenstellingen graag zoveel mogelijk op scherpt, kon in de kolommen van „De Tele graaf" zjjn hart ophalen. Danig in het nauw gedreven, legde de di rectie van „Kerk en Wereld" een heel res pectabele verklaring af over de opzet van het instituut en de gang van zaken bij Kos mokomplot. Toen kwam de polarisatie aan de andere kant op gang: de Sjaloomgroep, wars van „kleurloze bijeenkomsten", werd boos, omdat hij niet geraadpleegd was over genoemde verklaring, concludeerde maar meteen, dat „Kerk en Wereld" liever „De Telegraaf" had dan Sjaloom, en liet het af weten. Volgens sommige theoretici van de polari satie is een ontwikkeling als deze zeer toe te juichen. Zij stellen dat de kerk wel pro gressief doet, maar in feite aan de kant van „de gevestigde orde" staat en daarvoor uit eindelijk ook altijd kiest. Dat is dan nu weer op een „onthullende" manier duidelijk geworden, uiteraard tot grote tevredenheid van onze vaderlandse revolutionairen. Het is altijd leuk om te zien gebeuren, wat jé altijd al voorspeld had, en je wil het ge beuren dan ook wel eens een handje helpen. In feite is dit polarisatiedenken, ook al dost het zich met de fraaiste vredestltels uit, een principieel oorlogsdenken. Dat is niet ongevaarlijk, want mensen plegen te doen wat ze in het diepst van hun gemoed denken. Blijft het polarisatiedenken veld winnen, dan betekent dat op zijn minst, dat de stenen uit de straat en de benzinebom men door de ruiten gaan vliegen. In zulke vechtpartijen zijn extremisten van links en rechts eikaars bondgenoten, en krijgen deugden als matiging, redelijkheid en ver draagzaamheid het zwaar te verduren. Toch sullen we, als we even by onze po sitieven zjjn, voor deze deugden op moeten komen. Zolang mensen niet op elkaar schie ten kunnen ze nog met elkaar praten. Ik ben geen pacifist, en ik vrees, dat ik het ook nooit zal worden, maar ik wil me er wel voor hoeden van het oorlogvoeren een principe te maken. Juist dat laatate doen de theoretici van de polarisatie. Uit de rel rondom het Kosmokomplot ls gebleken hoe ver de polarisatie in de maat schappij al doorwerkt in de hervormde kerk: kerkeraden, gemeenteleden en instellingen hebben elkaar niets meer te zeggen en staan tegen elkaar te schreeuwen. De negentiende eeuw, waarin hervormden in waterdichte (of eigenlijk: geestdichte) compartimenten langs elkaar heenleefden, keert weer terug. Niet dat eenheid het hoogste goed is, maar als er verdeeldheid is, moet die liefst zinvol zjjn en iets zinnigs is in dc in dc hervormde kerk doorwerkende polarisatie niet te ont dekken. Het is tijd om „de nieuwe koers", die de hervormde kerk na de oorlog uitzette, op nieuw aan de orde te stellen. Wat was eigen lijk de bedoeling, een kerk, die hoe klein dan ook, In ons volksleven Jezus Cristus zou belijden, of een herstel van de hervorm de kerk in haar oude positie? Ging men er niet heimelijk van uit, dat de Nederlandse natie, voorzover die zich boven de Moerdijk bevindt, (hervormd) gedoopt behoort te we zen? Er werd immers In de jaren na de oor log zoveel over dc kerk gepraat (met 'n lich telijk naar de a overklinkende e: kérk), en het ging steeds maar over de vraag hoe we de „buitenkerkelijken" dan wel moesten „benaderen". Er loopt een rechte lijn van deze verkeerde opvatting van de volkskerk vla het meedoen met alles-en-nog-wat naar de Identificatie van de kerk met maat schappelijke stromingen, en het onvermij delijk daarop volgende krammen en lijmen, waar we nu in terecht gekomen zijn. Er wordt wel eens gezegd, dat het ln de hervormde kerk maar een dooie boel is, en dat er bij de gereformeerden en de rooms- katholieken veel meer leven is. Eerlijk ge zegd benijd ik noch de rooms-katholieken noch de gereformeerden om hun voorhoe des. Maar dat we in de hervormde kerk zo niet verder kunnen gaan. is duidelijk. Zijn we onder de bedrijven door de gehoorzaam heid aan de Schrift en de gemeenschap met de belijdenis van de vaderen niet kwijt ge raakt? Je hoeft zo'n zin maar op te schrij ven om te horen hoe ouderwets hij klinkt, en toch lag juist in dat ouderwetse de kracht van „de nieuwe koers". Wy zullen er weer bü aan moeten knopen. Dat de hervormde kerk binnen afzienbare tüd minder dan tien procent van de be volking zal omvatten, hoeft onze grootste zorg niet te zyn. Ver van de publiciteit, en als het even kan zonder een lawine van stencilpapier, moesten we er maar met el kaar over gaan praten wat het betekent om een Jezus Christus beiydendc volkskerk te zyn. Het is duideiyk dat we het op polari satie verzotte denken en doen geen ruimte mogen geven. Maar er is zeker nog veel meer over te zeggen. Ds. A. A. Spükerboer is hervormd studentenpredikant te Amsterdam. «Kf eeli [j, Mevrouw D. Holdert (53) bewijst «en gehuwde vrouw met een g|( time job en drie kinderen, op idelbare leeftijd nog carrière maken. Ze heeft zich ruim itig jaar bezig gehouden met <e lumenten-voorlichting en kws- tskeuringen van huishoudelijke telen en neemt 15 september 4eheid als direetrice van het A, Instituut voor Huishoud- inisch Advies, gedragen door zestigduizend leden van de lerlandse Verenigingen van •vrouwen. Ze wordt hoofd van afdeling Consumentenzaken het Nederlands Normalisatie* Ituut in Den Haag. Zij was de Kw die het keurmerk met de ende tekst „Goedgekeurd door Nederlandse Vereniging van «vrouwen", sinds 1927 in ge- ik, weer nieuw leven wist in ul blazen. Meer; ze was de stem de consument bij overheid en fikant. «t was een deskundige stem, 't zij studeerde vier jaar chemie Delft en werkte vervolgens bij Datzelfde TNO betrok ze al w bij het op kwaliteit onderzoe en testen van huishoudelijke ar- Jen, en in *57 werd op haar ini- «f een eigen IVHA-laboratorium °e Jan van Nassaustraat in Den opgericht. Ze begon als manus- -K- Mevrouw D. Holdert je-van-alles, nu zijn er tien mensen ln dienst. Wie een artikel koopt met een IVHA-keurmerk weet dat het een getest produkt is, dat garantie heeft bij gefundeerde klachten. Dat keurmerk is een veilig baken in de zee van produkten waarmee de con sument overspoeld wordt in een tijd waarin het aan service vaak ont breekt. Door die testen in het eigen lab leert het Instituut de produkten goed kennen. Het geeft dan ook een aantal voorlichtende brochures uit. Me vrouw Holdert: „We willen dat de consument een juist gebruik maakt van wat hij aanschaft, en dat nij gemotiveerd nadenkt alvorens tot aankoop over te gaan. In wat voor omstaniligheden is welk type toestel nodig?" Bij het Normalisatie-Instituut komt ze in een echte mannenwereld, waar ze echter specifiek technisch werk voor een vrouw gaat verrich ten, namelijk testen vastleggen voor vergelijkend warenonderzoek en keurmerk, ?odat de artikelen alge meen op een gestandaardiseerde me thode worden onderzocht. Van discriminatie merkt ze weinig als vrouw. Maar: „Je moet met de gelijke argumenten kom.m en je werk gewoon goed doen. Je kunt aap je vrouw-zijn niet allerlei faciliteiten verlenen. In zekere zin vraagt dat als gehuwde vrouw met een gezin en een full-tlme-baan gewoon een extra organisatievermogen". „Dit Instituut is er om efficiency in hei huishouden te brengen. Dat breng ik. dan ook dagelijks in prak tijk. Ik denk altijd vooruit hoe ik het allemaal wil hebben en doen en dat lukt, zelfs toen tien jaar geleden er nog een baby kwam. Ik ben er maar vijf maanden voor weggeweest en hield thuis nog voeling met kantoor, zodat ik de draad niet kwijt raakte. Het geeft een reusachtige voldoening omdat je volop ln de maatschappij staat, je kunt je kinderen geestelijk beter begeleiden in deze dynamische tijd omdat ze niet van je weggroelen, want jij groeit mee". Wat vindt mevrouw Holdert van de Nederlandse Huisvrouw? „Er valt nog veel te verbeteren. Ze leest slecht. Het achterland is moei/aam mee te slepen. Jongere vrouwen met een betere opleiding en meer werk houden meer contact met de maat schappij. De ouderen isoleren zich zelf vaak veel te veel. Ze zijn weinig geïnteresseerd in goede voorlichting, geven makkelijk geld uit tn zijn veel te goedgelovig tegenover agressieve verkoopmethoden. Bejaarden zijn het slachtoffer, ze worden onthaald op bustochten, lunches en houseparties en durven geen koop te weigeren." „Het kwaliteitsbewustzijn neemt af! Omdat men weinig prijsbewust is. Als 't kapot ls, kopen ze weer nieuw, velen steken zich in de schul den om maar makkelijk te kunnen leven". „Het modieuze element speelt een rol. Drie waanzinnige voorbeelden: de keukenmachine die werkeloos in de keuken staat (de Nederlandse huisvrouw maakt geen ingewikkelde recepten klaar, zoals elders). Het ge kleurde linnengoed, dat niet op 100 graden C gewassen kan worden wie kleur wil aanbrengen in de slaapkamer kan dat op een andere manier doen. Klap op de vuurpijl: de diepvrieskist in het stadshuishou- dentje, gevuld met... blikgroenten. Door gebruik te maken van goede dingen heb je meer plezier in je wem. Ergernis geeft energieverlies en dat is jammer! Voelt ze zich als vertegenwoordig ster van de consument dan geen Don Quichotte? „Je moet vooral je gevoel voor hu mor niet verliezen", zegt ze laconiek. „Het geeft voldoening dat de consu ment vertegenwoordigd is. Ik zit sinds kort in de Adviescommissie Warenwet, breng daar de argumen ten van de hulsvrouw naar voren omtrent etikettering van de produk ten over inhoud en datum. Er groeit bij overheid en bedrijfsleven begrip dat ook de consument geraadpleegd wordt". Die zes miljoen besnoeiing bij de Huishoudelijke en Gézinsvoorlich- ting? „De manier waarop was bijzonder onelegant. Anderzijds, de voorlich ting aan huisvrouwen zoals die ln de crisisjaren bitter nodig was. heeft zichzelf overleefd. De subsidie ging naar goedkope cursussen, waar vrou wen naar toe gingen die het best zelf konden betalen. Voor een gering bo- drag geven ook het IVHA en de Con sumentenbond voorlichting. Die voorlichting zou nog meer gebundeld moeten worden en door de overheid gesteund". ,,'t Is goed als het mes wordt gezet in wat in de loop der jaren zo is gegroeid. Andere zaken verdienen weer steun, zoals eigen radio- en te levisiezendtijd van de gezamenlijke behartigers van consumentenbelan gen als noodzakelijke tegenhanger van de reclame op de buis. Door fu sies ontstaan geweldige machtscon centraties in het bedrijfsleven. Ik wil geen verslag daarmee, wel een rusti ge voorlichting. De fabrikan: staat over het algemeen zeer positief te genover kritiek, hoe groter het be drijf, hoe positiever.Ze komen er rond voor uit dat ze er nog wat van kunnen leren!" Milieuhygiëne, het woord moet vallen. Mevrouw Holdert vindt dat vrouwen geen emotionele argumen ten moeten aandragen. „De fabrikant veegt ze zo van de tafel. Het moet vakkundig via de organisaties ge speeld worden. Niet alles is ln een vloek en een zucht mogelijk. Er zijn voorontwerpen van wet die veront reiniging van oppervlaktewater te gengaan. Teveel op de trommel slaan wekt een gevoel van machteloosheid bij het publiek, een laissez-faire en dat is veel gevaarlijker. Ik v/eet van nieuwe fabrieken of nieuwe projek- ten waar tonnen tot miljoenen op het budget worden gezet om voorzienin gen te treffen in milieuhygiënisch opzicht. Elk bedrijf van enige om vang heeft mensen in dienst die zich specialiseren op mileuhygiëne. Mijn eigen dochter heeft er een opleiding in, wij zijn er altijd erg attent op geweest. De huisvrouw kan best wat doen: de veel te hoge dosis reinigingsmid delen beperken. Dan help je al, want we verontreinigen met z'n allen, vooral hier in het westen waar we met miljoenen op eeh kluitje zitten. Dat zet zoden aan de dijk!" Nog een laatste wens van de schei dende directrice: laten fabrikanten hun produkten reeds in een vroeg stacjium ter keuring aanbieden. Aan een proefmodel zou met weinig kos ten veel verbetering kunnen worden aangebracht. We vertellen geen ge heimen door aan de concurrent, dan zou ons instituut al lang niet meer bestaan!"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1971 | | pagina 15