(OPRECHT) LEVEN MET ZENUWZIEKEN
DE PSALMEN
tsc
hrif
hel
gustu
ZATERDAG 21 AUGUSTUS 1971
Hij komt moe tliuis van zijn werk. Daar zit ze weer te grienen, iedere dag weer die onbe
heerste huilbuien waarvoor ogenschijnlijk geen enkele reden bestaat. Met een grote mond
vaart hij tegen haar uit en gaat in vredesnaam zélf maar het warme eten klaar maken, ^at
een leven! Had zijn vrouw geleden aan tbc, dan was hij waarschijnlijk gezellig aan haar bed een
babbeltje gaan maken: „hoe ging het vandaag?" Zenuwziekte echter heeft voor velen iets af
stotelijks en onbegrijpelijks. De mens heeft een algemene afweer voor alles wat „anders" is;
de patiënt confronteert ons met mogelijkheden die we zélf griezelig vinden. De patiënt lokt
als het ware een vijandigheid uit, een soo/t agressiviteit, tegenover alles wat de omgeving niet
begrijpt.
„ibegrip voor een zenuwpatiënt draagt in hoge mate
tot zijn lijden. Hij kan bijzonder moeilijk zijn voor
tem! Ziïn omgeving, maar het meest voor zichzelf!
id
kkin
1
wilt
geld
tie
„Ik moet wel eens fel zijn om mijn
patiënten te verdedigen tegen de
aantijgingen van luiheid, onwil, aan
stellerij, slapheid van karakter en
wat dies meer zij. Die beschuldigin
gen zijn onbillijk en ze vergroten het
leed van de zenuwzieke. Ze dragen
ook helemaal niet tot zijn herstel bij,
integendeel!" Dit schrijft de bekende
psychiater dr. M. Zeegers in het Ke
per-boekje „Moeilijk in de omgang",
een uitgave van Callenbach in sa
menwerking met het Nationaal Pro
testants Centrum voor de Geestelijke
Volksgezondheid. Het boekje van
ruim honderd bladzijden belooft een
soort handleiding, hoe om te gaan
met zenuwzieken. In feite is het één
verdediging van de psychiater en
zijn patiënten.
Vanuit zijn vakgebied beschreef
dr. Zeegers depressies, neurosen,
psychosen, dementie, wangedrag en
misdaad. Hij noemt de tegenwerkers
en de hulpmiddelen van de psychia
ter, want van de zenuwzieke geldt:
„Er is niemand die hem begrijpt".
Wij vroegen dr. Zeegers: valt het
te begrijpen? Hij zegt: „Veel meer
dan je op het eerste gezicht denkt.
Er zijn symptomen die mee te voelen
zijn. Zo'n huilbui nou bijvoorbeeld.
Je mag er wel eens tegenin gaan,
maar geef de patiënt wél werkelijke
aandacht! De patiënt heeft behoefte
aan contact. De omgeving moet de
normale menselijke bezwaren aanho
ren en meeleven, maar, op zieker ie-
zoek, vast géén beschuldigingen
uiten. Pas op dat je de patiënt geen
klap toe geeft, want dat gebeurt
maar al te vaak. Op bezoek bij een
zenuwzieke kun je rustig vragen: hoe
gaat het er nu mee? Patiënten die
lijden aan depressies hebben een
ernstig gestoord gevoelsleven. Het
lijkt, alsof ze gevoel-loos zijn gewor
den, ze vinden zichzelf slecht, zondig,
voor eeuwig verloren, ze zitten vol
zelfbeschuldigingen. Ze krijgen dan
ook nog verwijten te horen: „als je
nu een reden had..." Die reden is er
niet, maar komt voort uit het zieke
gestel. Flink zijn, geloofsvertrouwen
hebben, jezelf aanpakken, het zijn in
feite allemaal beschuldigingen tegen
over de patiënt, waarmee hij nog
dieper de put in geduwd wordt.
Hoe moet je nu met zo'n depressie
ve patiënt omgaan? Wél opbeuren,
maar daarbij oppassen dat je ze niet
in de put terugduwt. Je kunt best bij
haar of hem op visite gaan, zonder
een woord te zeggen; dat moet je wel
met enige tact op 'kurihen brengen.
Bij depressieve patiënten is het goed
niet teveel over de moeilijkheden
van de patiënten te praten. Als er be
hoefte aan is, daarentegen wel. Er is
al veel onheil gesticht door mensen
die het niet zo kwaad bedoelen, zegt
dr. Zeegers. De dominee die preekt
„als de mensen meer geloof hadden,
zaten de wachtkamers van de psy
chiaters niet zo vol". De ouderling
die vermaant wat meer vertrouwen
in God te hebben, instanties die dis
crimineren als je ooit in een psychia
trisch ziekenhuis bent behandeld.
Het is goed, als dominees zich te
rugtrekken bij een zenuwpatiënt en
verklaren dat dit hun vakgebied niet
is. Ze kunnen wel bemoedigen: dit is
een ziekte, en in die ziekte laat God
je niet los. Iemand die zijn gevoel
voor God kwijt is. mag weten dat
God hem niet kwijt is. Voor ouder
lingen zou een werikweekend heel
nuttig zijn, meent dr. Zeegers. Voor
hen zou er heel wat te verklaren zijn
omtrent zenuwzieken. Wat predikan
ten betreft, zij kunnen worden bijge
schoold in Utrecht door de cursus
„pastorale psychologie". Het is voor
de omgeving van een patiënt goed,
om bizarre symptomen te begrijpen.
Sommige zenuwzieken zijn niet di-
rekt als zieken herkenbaar. Er ko
men moeilijkheden in de werkkring
of familieruzies van. Maar, beklem
toont dr. Zeegers. zieken reageren al
tijd op écht contact. De gewone
vriendelijkheid en behulpzaamheid
van de leek kan heilzaam werken.
Patiënten veranderden, toen men in
de twintiger jaren betere inrichtin
gen kreeg, de zalen aardig aankleed
de, toen nuttige arbeid als therapie
werd gebruikt en doordat contacten
met familie en werkkring, in stand
werden gehouden.
Het moeilijke voor velen uit de
omgeving van de patiënt is, dat ze op
een ander gebied niet zo'n gestoorde
indruk maken. Ze pesten echter niet
alleen hun man, hun vrouw, hun
kinderen, hun collega's, maar ze lij
den er zélf het hardst onder. De
ziekte werkt als een boemerang en
treft henzelf. „De omgeving kan dit
het best verdragen door zich af te
vragen: wat zit er achter dit gedrag?
en de psychiatrische kijk op deze
zieke mens over te nemen. Wat ze
ook aan kwaad berokkenen, soms
aan mensen die hun lief zijn, ze zijn
vaak ontoerekeningsvatbaar", zegt
dr. Zeegers.
Tegenovergestelde van de depres
sie is de manie, de patiënt kan over
moedig, vrolijk, prikkelbaar zijn: al
les kan en alles mag. Zo'n patiënt
dient stevig in de hand gehouden te
worden. De vrouw van zo'n zieke
moet rustig de autohandelaar opbel
len dat hij geen dure auto moet afle
veren. Je kunt ook niet autorijden in
die omstandigheden, dat is een ge
vaarlijke toestand in het verkeer.
Evenals de depressie kan dit een tij
delijke toestand zijn en volledig ge
nezen. In extreme gevallen is een
onder-curatele-stelling nodig.
Met demente bejaarden komen we
vrijwel allen in aanraking. De in
vloed van de omgeving daarop kan
heel groot zijn. Herinner ze steeds
even aan de situatie waarin ze zijn.
Als je het niet te ingewikkeld maakt
kun je door veel tact nog goede ge
sprekken met ze voeren. Attendeer ze
er niet op, dat ze veel vergeten, dat
is pijnlijk. Ze weten vaak wel, dat ze
dement zijn en zeggen: „ik ben de
dingen kwijt". Frederik van Eeden
beschrijft dat heel goed. Het is voor
de patiënt een zwaar lijden, die
strijd om het langzame verlies van
de geestelijke krachten. Wanneer hij
een „vegeterend" bestaan lijdt, is dat
voor de patiënt beter, al heeft de
omgeving weinig contact meer met
hem of haar.
Vrij dikwijls, zegt dr. Zeegers, is
ook de misdadiger een patiënt, die
geen begrip ontmoet. Kan er van een
welwillende bejegening sprake zijn
bij een kinderlokker? vroegen we
aan de psychiater. „Het is merk
waardig dat sexuele zaken zo'n
weerstand oproepen. Patiënten die
met een vooropgezet doel willen do
den komen heel zelden voor. De
angst om het ontdekken van de on
tucht drijft de kinderlokker er toe zijn
daad uit te wissen en het slachtof
fertje te vermoorden. In zekere zin is
de angstige maatschappij debet aan
zijn daad. „Je kunt de angst snijden"
zegt men nu in Amsterdam-Zuid.
Het gevaar dat een kind een auto
ongeluk overkomt is echter veel gro
ter. Met het verkeer leren we te le
ven, zo moet het ook met het risico
dat er nu eenmaal gestoorden rond
lopen onder ons. Er bestaat bij zo'n
patiënt ook een verschrikkelijke
angst en afkeer tegen zichzelf, hij
wil de gevolgen van zijn eigen daad
vernietigen en komt zo tot het mis
drijf".
De arts neemt het niet voor hem
op, maar geeft een medische diagno
se.
De psychiater is er voor dat de
rechten van de mens geëerbiedigd
worden. Weigert een TBR-gestelde
een behandeling, dan kun je die niet
zonder meer opleggen. De ïoep om
castratie bij kinderlokkers in het
land? Castratie heeft alleen effect als
de mens innerlijk gemotiveerd is,
weet de arts.
Tien geboden
voor de
psychiater
Treed de patiënt tegemoet
als een normaal mens maar
houd rekening met zijn han
dicap.
Toon interesse, luister en
neem zijn klachten serieus.
Heb geduld, begrijp dat hij
ziék is.
Versterk zijn vertrouwen in
zichzelf en de behandelende
arts.
Geef daarom zélf vertrou
wen, aan de arts en aan de
patiënt, volg doktersadviezen
op-
Heb eerbied voor de pa
tiënt. Blijf hem zien als een
mens met rechten en vrijhe-
den.
Wees eerlijk en openhartig
tegen de zieke.
Heb vertrouwen in de grote
genezingsmogelijkheden (psy
chofarmaca!) en aanvaard de
herstelde patiënt zonder voor
behoud.
Wees verdraagzaam en be
reid de lasten mee te dragen.
Wees bereid tot offers.
Heb uw naaste lief, ook en
juist als hij het moeilijk heeft
en moeilijk is.
Professor Speyer beweerde onlangs
dat meer dan een kwart van de Ne
derlandse bevolking geestelijk ge
stoord is. Wat vindt dr. Zeegers
daarvan? „We zijn lang zo gek nog
niet. Inrichtingen en stichtingen
groeien niet, de vele opnamen wor
den ook weer gevolgd door ontslagen.
Zware psychoses kunnen volledig
herstellen."
„Het is wél zo, dat in het zuidelilk
deel van ons land meer depressies
voorkomen dan in het noordelijk
deel. Een gestoorde schizofrene Fries
blijft rustig, de ziekte is anders en
het beeld is anders". Ligt de psychia
ter wakker van zijn vaak ernstig ge
stoorde patiënten? „Ik kan meeleven
en het toch van me afzetten. Wie
geen afstand kan nemen, moet geen
psychiater worden. Ik kan begrijpen
dat omgang voor de naaste familiele
den met een zenuwzieke heel moei
lijk is. Als dokter heb- je het makke
lijker, je kunt er iets aan doen en
dat zakelijk bezig zijn met de patiënt
is een distantiëring".
Dr. Zeegers wil wel bekennen dat
zijn boekje een en al verdediging
van zijn beroep en zijn patiënten is,
een verdediging die hard nodig blijkt
uit zijn praktijk. Hij is gelukkig met
het weik van de Stichting Pandora,
die aan jonge mensen in de inrich
tingen laat zien dat ook déze zieken
gewoon menselijk zijn. Hij onder
schrijft onze mening, dat er eigenlijk
een vervolg op zijn boekje zou moe
ten komen, een soort handleiding om
met zenuwgestoorden om te gaan;
„in de belletrie zou het nog beter
overkomen". Wie neemt de uitdaging
aan?
De psalmen zijn geschreven in het hebreeuws, maar ik ben geen hebraicus.
jet zijn gedichten en ik ben geen dichter. Ze worden gezongen, maar ik ben
In, leek op het gebied van de muziek. Ik ben echter wel gemeentelid en
\arom voluit betrokken bij de vertaling van de psalmen, omdat deze nu een-
laai tot het meest kostbare bezit van de gemeente behoren. Ze worden voor-
dezen in onze kerkdiensten en onze gezinnen. Wat even belangrijk is: ze
orden in onze kerkdiensten door de gemeente gezongen. Met de vertaling van
psalmen heeft de gemeente alles te maken.
ie psalmvertaling van de sta
bijbei is verouderd, al is zij
liever dan die van de bijbel
het Nederlands bijbelge-
itschap, die mij steeds min-
r bevredigt. Zulke uitspraken
pgen zonder een verantwoor-
1 toelichting in de lucht. Ik
e ze dan ook alleen, omdat
t ik er mee bedoel de achter-
pnd is van wat volgt.
Kl jaren lang vraag ik mij af,
jarom wij in onze protestant-
jkerken niet alleen een verta-
jg maar ook een berijming
psalmen hebben, psalmen,
wij lezen, en psalmen, die
zingen. De psalmen van Is-
1 zijn gedichten en liederen
één. Als gedichten werden en
rden ze gelezen, als liederen
mgen. In de vertalingen, die
gebruiken, zijn de psalmen
in gedichten maar onze be
ningen zijn al evenmin ge-
hten. De oude statenberij-
ig van 1773 werd samenge-
ciri/ 'd uit drie berijmingen en de
•blhKjninees die haar samenstel-
r da i> verklaren, dat zij met alle
DM iwkeurigheid hebben toege-
n, dat er in de berijming
be"'iE5 voorkomt, dat ook maar
B "gszins strijdig is met de leer
de hervormde kerk. vervat
de Heidelberger Catechismus,
Nederlandse Geloofsbelijde-
en de Canones van Dordt.
t de psalmberijming van
1 wordt ons gepresenteerd
een nieuwe berijming, al
:dt in het woord vooraf over
dichter van deze nieuwe be
uling gesproken. Kees Fens,
literair criticus van for-
it, zei eens. dat al die berij-
gen van kerkliederen, waar-
het de allerhoogste ernst is,
steeds moeilijker laten rij—
i: ze rijmen met hun gerijm
een heel andere wereld dan
gesprokene.
Maatstaf" van november
werd een proeve van een
ve psalmvertaling gepubli-
:d door dr. Ida G. M, Ger
it en dr. Marie H. v.d. Zey-
de eerste een classicus, de
iede een neerlandicus.
nieu
de
t 42,
Hun bedoeling was niet om
de psalmen te moderniseren of
te adapteren voor modern ge
bruik, maar om in het Neder
lands van onze tijd zo zuiver
mogelijk weer te geven wat de
dichters van zoveel eeuwen ge
leden hebben uitgedrukt: „De
psalmen zijn vaak vertaald door
geleerden die geen dichters wa
ren, waardoor juist het poëtisch
gehalte van de psalm teloor
ging. Nog vaker zijn ze bewerkt
door dichters die geen he
breeuws kenden en slechts een
vertaling bewerkten".
Het uitgangspunt van de
proeve is de hebreeuwse grond
tekst en de vertaling heeft een
eigen ritme, dat vanuit de in
houd van de psalm zelf is ont
staan. Een proeve van negen
psalmen.
In „Maatstaf" van januari
1969 volgden nog zes psalmen:
„Wij trachten de oorspronkelij
ke tekst weer te geven naar
zijn betekenis, zijn innerlijke
beweging en vooral ook: naar
zijn poëtisch gehalte. Wij zijn
er tevens op gericht, zoveel mo
gelijk van de grondbetekenis
van het hebreeuwse woord uit
te gaan".
De vertaling van deze vijftien
psalmen was voor mij zonder
meer een verrassing. En nu
heeft dr. v.d. Zeyde in afleve
ring 41 van de mededelingen
van de prof. v.d. Leeuw-Stich
ting („Wie het leest lette er op",
een bundel bijbelvertaalvragen)
een artikel geschreven: „Verta
ling van de psalmen". Ik zou
willen, dat dit artikel gelezen
werd door gewone gemeentele
den zoals ik. en door gemeente
leden. die hebraïci. exegeten,
dichters of berijmers zijn.
Dr. v d. Zeyde begint met ons
te herinneren aan de wonderlij
ke r uitdrukking „onberijmde
psalmen": de psalmen, die niet
in onze psalmbundel maar wel
in de bijbel staan. „Dat het in
beide gevallen, berijmd of on
berijmd, dezelfde psalmen ^ijn,
dringt waarschijnlijk lang niet
altijd helemaal door".
De psalmen zijn een collectie
oude hebreeuwse liederen, be
stemd om gezongen en gedecla
meerd te worden. Ze staan in
de bijbel. Het zijn niet zo
maar-liederen, maar teksten,
waar wij het als gelovige men
sen van hebben moeten. Door
de eeuwen heen hebben ze de
gelovigen, begeleid. In het leven
van Jezus hebben ze een grote
rol gespeeld
Een Nederlandse dichteres
werd sterk door de psalmen ge
boeid. Ze wilde weten wat er in
die psalmen werkelijk staat. Dat
dat wel niet zou lijken op de
vertaling van het bijbelgenoot
schap (proza en wat voor proza)
stond voor haar vrijwel vast. Ze
ging theologie studeren en he
breeuws leren en ze las. Zou het
mogelijk zijn deze psalmen te
vertalen? Maar dan werkelijk
vertalen: met de grootste filolo
gische nauwgezetheid!, maar ook
zo als alleen een dichter deze
poëzie vertalen kan: de psalmen
indrinkend, om ze daarna in
eigen taal en met eigen taal
middelen opnieuw vorm te ge
ven. Die dichteres was Ida Ger-
hardt. Dr. v.d. Zeyde zegt, dat
de vertaling van de psalmen
bezig is haar levenswerk te
worden.
Allerlei problemen doen zich
bij deze vertaalarbeid voor.
Volgens dr. v.d. Zeyde is ten
slotte van belang: hoe de psal
men er uiteindelijk uit komen
te zien, of we ze begrijpen kun
nen. of ze zo dicht bij ons wor
den gebracht, dat wij er ver
trouwd mee worden en er mee
kunnen verkeren, of ze die geur
van ouderwetsheid en plechtig
heid zullen hebben, of we er
aan kunnen zien, dat het niet zo
maar godsdienstige liederen
zijn, maar het woord van de
bijbel.
De tegenstelling tussen een
strikte vertaling en een eenvou
dig Nederlandse vértaling
noemt dr. v.d. Zeyde m.i. te
recht even heilloos als onnodig
en onreëel. Hfer geldt: vertalen
is goed vertalen. Het gaat niet
PSALM 126
Als de Heer doet keren de ballingen Sions,
zal het ons zijn of wij dromen.
Dan zal vol lachen zijn onze mond,
jubel zal op onze tong zijn;
dan verluidt bij de volken:
„Groot heeft Jahwe gehandeld aan hen".
Groot heeft de Heer gehandeld aan ons,
blijdschap is ons geworden.
Doe keren onze ballingen, Heer,
als de waterbeken in het Zuiden.
Zij die zaaien met tranen,
zij zullen oogsten met jubel.
Hij gaat en hij weent bij het gaan,
die het zaaizaad draagt en Set zaait;
Hij keert met jubelen, hij keert,
een die mag dragen zijn schoven.
PSALM 131
Heer, niet verheft zich mijn hart,
mijn ogen vermeten zich niet.
Ik begeef mij niet in wat te groot is,
te wonderbaarlijk voor mij.
Neen, ik liet bedaren, verstillen mijn ziel
als een kind bij zijn moeder geborgen;
als dat kind zo voel ik mijn ziel.
Oat Israël wachte de Heer
van thans tot in eeuwigheid.
alleen om de inhoud. De stijl is
met de inhoud gegeven en de
tekst moet de lezers en hoorders
van nu bereiken op een over
eenkomstige wijze als hij de
oorspronkelijke lezers en hoor
ders bereikte
Onjuist is het ook, te denken
dat de meest verantwoorde ver
taling de woordelijke zou zijn.
Een taal bestaat niet uit afzon
derlijke woorden, die stuk voor
stuk gedekt worden door de
woorden van een andere taal.
Uit voorbeelden blijkt, dat de
vertaler de keus heeft tussen
zes a tien manieren om uit te
drukken wat de psalmist in één
woord zegt.
Dr. Gerhardt en dr. v.d. Zey
de hebben één ding met harts
tocht gedaan: luisteren, luiste
ren en nog eens luisteren naar
wat de tekst ons meedeelt en
dan vertalen volgens de context.
Elke taal heeft bovendien
naast zijn vocabularium zijn idi
oom en dus moeten de psalmen
idiomatisch vertaald worden.
Het gaat om een levend Neder
lands. ademend, soepel en na
tuurlijk bewegend hedendaags
Nederlands. Het gaat niet om
eenvoudig Nederlands. De psal
men mogen niet eenvoudiger
vertaald worden dan ze zijn.
Dr. v.d. Zeyde zegt in geen
éne taal een psalmvertaling te
kennen, die echt is wat ze zou
moeten wezen. Wie de psalmen
vertaalt, moet poëzie vertalen.
Dat is alleen een dichter gege
ven. De vertaling van Ida Ger
hardt is de eerste van iemand,
die niet alleen een bekwaam fi
loloog. maar ook een dichter
van grote allure is. Uitvoerig
vertelt dr. v.'d. Zeyde hoe Ida
Gerhardt samen met haar ge
tracht heeft, de hebreeuwse
poëzie zo anders dan de onze,
als poëzie te vertalen. Ze verge
lijkt hun arbeid met het
schoonmaken van een wereld
beroemd schilderij: de psalmen
moesten vierkante centimeter
voor vierkante centimeter van
hun akelige vernislaag ontdaan
worden. Ze zijn nu eenmaal so
ber en concreet.
Samengevat: men moet he
breeuws kennen, men moet
dichter zijn en van binnen uit
een dichter kunnen verstaan,
men moet een grote liefde heb-
be voor de eigen taal, eindeloos
veel aandacht en eindeloos ge
duld, men moet hart hebben
voor de psalmen (geleerdheid
alleen is onvoldoende) en hart
voor de mensen, die ze zullen
lezen, men moet ook het nodige
verdriet hebben gehad en weten
wat het is om onrecht te lijden,
want daar staan de psalmen vol
van, maar niet minder moet
men weten van feestelijkheid
en nieuwe hoop, men moet zich
tenslotte niets laten wijsmaken.
De vertaling van Ida Ger
hardt noemt dr. v.d. Zeyde zo
wel plechtig als eenvoudig: zo
zijn nu juist de psalmen, met
deze mate van verhevenheid en
deze mate van gewoonheid.
Dan komt er een zin, die ik
boven mate belangrijk vind:
..Deze taal past in de liturgie en
in de huiskamer". En nog zo'n
belangrijke zin: .Deze teksten
kunnen worden gezongen, zodat
wij afkomen van die tegenstel
ling: psalmen om te lezen en
psalmen om te zingen". In een
aantal kloosters in Nederland
en Vlaanderen worden al enkele
tientallen van deze psalmen op
oude kerkelijke melodieën ge
zongen. Terecht vraagt dr. v.d.
Zeyde: „Waarom zouden ook de
nu levende componisten, protes
tant of katholiek, niet in actie
komen?"
„Wij mogen zeggen, dat ons
werk, zo maar ongezocht, bezig
is een oecumenische vertaling te
worden".
De ontvangst van katholieke
zijde kon niet hartelijker. F.en
van de laatste zinnen, die mij
nogal dwars zit vandaar dit
artikel luidt: „Onze droefenis
zijn tot op heden onze protes
tantse medegelovigen".
Voor mijn besef is het boeien
de en belangrijke van deze ver
taling, dat Ida Gerhardt ge
tracht heeft zo dicht mogelijk
bij de hebreeuwse tekst in
samenhang met de context
en tegelijkertijd zo dicht moge
lijk bij de kerkgangers te blij
ven.
Toen een journaliste, die haar
opzocht voor een interview,
vertrok, zei Ida Gerhardt: „Ik
kijk maar niet of je lang op de
bus moet wachten, de psalmen
roepen".
Zo moet het al jaren voor
haar geweest zijn: de psalmen
roepen
In één van haar felle kwatrij
nen spreekt zij haar verachting
uit voor het werk van vele
jonge moderne dichters:
De erfenis der meesters slecht
beheerd,
Het ambacht van de kunste
naar verleerd,
Het hooggelieim verraden in
de herberg: -
De vlam gedoofd, de kracht
der jeugd verteerd.
In de tot nog toe gepubliceer
de psalmen van Ida Gerhardt is
er altijd de aanwezigheid van
deze erfenis der meesters, dit
ambacht van de kunstenaar, dit
hoog geheim Zelf zegt ze: „Ik
moest het doen, anders deed
niemand het".
Dit jaar hopen dr. Gerhardt
en dr. v.d. Weyde hun werk te
voltooien.
De gedichten van Ida Ger
hardt zijn mij zeer lief. Mis
schien is dat de reden, waarom
ik. toen de eerste proeve van
haar psalmvertaling gepubli
ceerd werd, er zo'n aandacht
voor hadi en nu zo dankbaar
ben voor deze psalmen vanwege
de grote en onvoorwaardelijke
eerbied van de vertaalster voor
de woorden, zoals ze geschreven
staan en vanwege
haar dichterschap, dat bij
haar vertaalarbeid niet
terzijde werd geschoven, maar
bij de voortduur present en
werkzaam was en dat volstrekt
ter zake. Al meermalen heb ik
psalmen in haar vertaling in
onze kerkdiensten voorgelezen.
En voor mij zelf én voor de
kerkgangers was het een ver
rassing: een ambachtelijke ver
taling en poëzie in énen. Het
zou wel onverdragelijk triest zijn
als het bleef bij wat dr. v.d.
Zeyde schrijft: „Onze droefenis
zijn tot op heden onze protes
tantse medegelovigen".
„Met vrezen en beven", tege
lijk „op hope tegen hope" vraag
ik de aandacht van onze kerke
lijke instanties voor dit levens
werk van één van or%ze grootste
levende dichters.
Dr. Gerhardt en dr. v.d. Zey
de hadden geen officiële kerke
lijke opdracht, om de psalmen
te vertalen. Toch werden ze ge
roepen. De psalmen zelf riepen
hen.
In onze kerken hebben de
kerkeliike instanties in de regel
niet zoveel aandacht voor wat
niet officieel-kerkelijk tot stand
door
dr. J. J. Buskes
komt. Dat is mijn droefenis.
Met dr. v.d. Zeyde zeg ik ech
ter: „Maar wie weet?" In elk
geval zal ik de dag zegenen,
waarop de synodes van onze
kerken, aan de gemeente de
vrijheid schenken, waarop deze
naar mijn overtuiging recht
heeft, om de psalmen in de ver
taling van Ida Gerhardt en
Marie van der Zeyde, twee ge
meenteleden, in de liturgie te
gebruiken. Dat gebruik zal eet;
verrijking van onze kerkdiens
ten zijn.
Dr. Ida G. M. Gerhardt