(OPRECHT) LEVEN MET ZENUWZIEKEN DE PSALMEN tsc hrif hel gustu ZATERDAG 21 AUGUSTUS 1971 Hij komt moe tliuis van zijn werk. Daar zit ze weer te grienen, iedere dag weer die onbe heerste huilbuien waarvoor ogenschijnlijk geen enkele reden bestaat. Met een grote mond vaart hij tegen haar uit en gaat in vredesnaam zélf maar het warme eten klaar maken, ^at een leven! Had zijn vrouw geleden aan tbc, dan was hij waarschijnlijk gezellig aan haar bed een babbeltje gaan maken: „hoe ging het vandaag?" Zenuwziekte echter heeft voor velen iets af stotelijks en onbegrijpelijks. De mens heeft een algemene afweer voor alles wat „anders" is; de patiënt confronteert ons met mogelijkheden die we zélf griezelig vinden. De patiënt lokt als het ware een vijandigheid uit, een soo/t agressiviteit, tegenover alles wat de omgeving niet begrijpt. „ibegrip voor een zenuwpatiënt draagt in hoge mate tot zijn lijden. Hij kan bijzonder moeilijk zijn voor tem! Ziïn omgeving, maar het meest voor zichzelf! id kkin 1 wilt geld tie „Ik moet wel eens fel zijn om mijn patiënten te verdedigen tegen de aantijgingen van luiheid, onwil, aan stellerij, slapheid van karakter en wat dies meer zij. Die beschuldigin gen zijn onbillijk en ze vergroten het leed van de zenuwzieke. Ze dragen ook helemaal niet tot zijn herstel bij, integendeel!" Dit schrijft de bekende psychiater dr. M. Zeegers in het Ke per-boekje „Moeilijk in de omgang", een uitgave van Callenbach in sa menwerking met het Nationaal Pro testants Centrum voor de Geestelijke Volksgezondheid. Het boekje van ruim honderd bladzijden belooft een soort handleiding, hoe om te gaan met zenuwzieken. In feite is het één verdediging van de psychiater en zijn patiënten. Vanuit zijn vakgebied beschreef dr. Zeegers depressies, neurosen, psychosen, dementie, wangedrag en misdaad. Hij noemt de tegenwerkers en de hulpmiddelen van de psychia ter, want van de zenuwzieke geldt: „Er is niemand die hem begrijpt". Wij vroegen dr. Zeegers: valt het te begrijpen? Hij zegt: „Veel meer dan je op het eerste gezicht denkt. Er zijn symptomen die mee te voelen zijn. Zo'n huilbui nou bijvoorbeeld. Je mag er wel eens tegenin gaan, maar geef de patiënt wél werkelijke aandacht! De patiënt heeft behoefte aan contact. De omgeving moet de normale menselijke bezwaren aanho ren en meeleven, maar, op zieker ie- zoek, vast géén beschuldigingen uiten. Pas op dat je de patiënt geen klap toe geeft, want dat gebeurt maar al te vaak. Op bezoek bij een zenuwzieke kun je rustig vragen: hoe gaat het er nu mee? Patiënten die lijden aan depressies hebben een ernstig gestoord gevoelsleven. Het lijkt, alsof ze gevoel-loos zijn gewor den, ze vinden zichzelf slecht, zondig, voor eeuwig verloren, ze zitten vol zelfbeschuldigingen. Ze krijgen dan ook nog verwijten te horen: „als je nu een reden had..." Die reden is er niet, maar komt voort uit het zieke gestel. Flink zijn, geloofsvertrouwen hebben, jezelf aanpakken, het zijn in feite allemaal beschuldigingen tegen over de patiënt, waarmee hij nog dieper de put in geduwd wordt. Hoe moet je nu met zo'n depressie ve patiënt omgaan? Wél opbeuren, maar daarbij oppassen dat je ze niet in de put terugduwt. Je kunt best bij haar of hem op visite gaan, zonder een woord te zeggen; dat moet je wel met enige tact op 'kurihen brengen. Bij depressieve patiënten is het goed niet teveel over de moeilijkheden van de patiënten te praten. Als er be hoefte aan is, daarentegen wel. Er is al veel onheil gesticht door mensen die het niet zo kwaad bedoelen, zegt dr. Zeegers. De dominee die preekt „als de mensen meer geloof hadden, zaten de wachtkamers van de psy chiaters niet zo vol". De ouderling die vermaant wat meer vertrouwen in God te hebben, instanties die dis crimineren als je ooit in een psychia trisch ziekenhuis bent behandeld. Het is goed, als dominees zich te rugtrekken bij een zenuwpatiënt en verklaren dat dit hun vakgebied niet is. Ze kunnen wel bemoedigen: dit is een ziekte, en in die ziekte laat God je niet los. Iemand die zijn gevoel voor God kwijt is. mag weten dat God hem niet kwijt is. Voor ouder lingen zou een werikweekend heel nuttig zijn, meent dr. Zeegers. Voor hen zou er heel wat te verklaren zijn omtrent zenuwzieken. Wat predikan ten betreft, zij kunnen worden bijge schoold in Utrecht door de cursus „pastorale psychologie". Het is voor de omgeving van een patiënt goed, om bizarre symptomen te begrijpen. Sommige zenuwzieken zijn niet di- rekt als zieken herkenbaar. Er ko men moeilijkheden in de werkkring of familieruzies van. Maar, beklem toont dr. Zeegers. zieken reageren al tijd op écht contact. De gewone vriendelijkheid en behulpzaamheid van de leek kan heilzaam werken. Patiënten veranderden, toen men in de twintiger jaren betere inrichtin gen kreeg, de zalen aardig aankleed de, toen nuttige arbeid als therapie werd gebruikt en doordat contacten met familie en werkkring, in stand werden gehouden. Het moeilijke voor velen uit de omgeving van de patiënt is, dat ze op een ander gebied niet zo'n gestoorde indruk maken. Ze pesten echter niet alleen hun man, hun vrouw, hun kinderen, hun collega's, maar ze lij den er zélf het hardst onder. De ziekte werkt als een boemerang en treft henzelf. „De omgeving kan dit het best verdragen door zich af te vragen: wat zit er achter dit gedrag? en de psychiatrische kijk op deze zieke mens over te nemen. Wat ze ook aan kwaad berokkenen, soms aan mensen die hun lief zijn, ze zijn vaak ontoerekeningsvatbaar", zegt dr. Zeegers. Tegenovergestelde van de depres sie is de manie, de patiënt kan over moedig, vrolijk, prikkelbaar zijn: al les kan en alles mag. Zo'n patiënt dient stevig in de hand gehouden te worden. De vrouw van zo'n zieke moet rustig de autohandelaar opbel len dat hij geen dure auto moet afle veren. Je kunt ook niet autorijden in die omstandigheden, dat is een ge vaarlijke toestand in het verkeer. Evenals de depressie kan dit een tij delijke toestand zijn en volledig ge nezen. In extreme gevallen is een onder-curatele-stelling nodig. Met demente bejaarden komen we vrijwel allen in aanraking. De in vloed van de omgeving daarop kan heel groot zijn. Herinner ze steeds even aan de situatie waarin ze zijn. Als je het niet te ingewikkeld maakt kun je door veel tact nog goede ge sprekken met ze voeren. Attendeer ze er niet op, dat ze veel vergeten, dat is pijnlijk. Ze weten vaak wel, dat ze dement zijn en zeggen: „ik ben de dingen kwijt". Frederik van Eeden beschrijft dat heel goed. Het is voor de patiënt een zwaar lijden, die strijd om het langzame verlies van de geestelijke krachten. Wanneer hij een „vegeterend" bestaan lijdt, is dat voor de patiënt beter, al heeft de omgeving weinig contact meer met hem of haar. Vrij dikwijls, zegt dr. Zeegers, is ook de misdadiger een patiënt, die geen begrip ontmoet. Kan er van een welwillende bejegening sprake zijn bij een kinderlokker? vroegen we aan de psychiater. „Het is merk waardig dat sexuele zaken zo'n weerstand oproepen. Patiënten die met een vooropgezet doel willen do den komen heel zelden voor. De angst om het ontdekken van de on tucht drijft de kinderlokker er toe zijn daad uit te wissen en het slachtof fertje te vermoorden. In zekere zin is de angstige maatschappij debet aan zijn daad. „Je kunt de angst snijden" zegt men nu in Amsterdam-Zuid. Het gevaar dat een kind een auto ongeluk overkomt is echter veel gro ter. Met het verkeer leren we te le ven, zo moet het ook met het risico dat er nu eenmaal gestoorden rond lopen onder ons. Er bestaat bij zo'n patiënt ook een verschrikkelijke angst en afkeer tegen zichzelf, hij wil de gevolgen van zijn eigen daad vernietigen en komt zo tot het mis drijf". De arts neemt het niet voor hem op, maar geeft een medische diagno se. De psychiater is er voor dat de rechten van de mens geëerbiedigd worden. Weigert een TBR-gestelde een behandeling, dan kun je die niet zonder meer opleggen. De ïoep om castratie bij kinderlokkers in het land? Castratie heeft alleen effect als de mens innerlijk gemotiveerd is, weet de arts. Tien geboden voor de psychiater Treed de patiënt tegemoet als een normaal mens maar houd rekening met zijn han dicap. Toon interesse, luister en neem zijn klachten serieus. Heb geduld, begrijp dat hij ziék is. Versterk zijn vertrouwen in zichzelf en de behandelende arts. Geef daarom zélf vertrou wen, aan de arts en aan de patiënt, volg doktersadviezen op- Heb eerbied voor de pa tiënt. Blijf hem zien als een mens met rechten en vrijhe- den. Wees eerlijk en openhartig tegen de zieke. Heb vertrouwen in de grote genezingsmogelijkheden (psy chofarmaca!) en aanvaard de herstelde patiënt zonder voor behoud. Wees verdraagzaam en be reid de lasten mee te dragen. Wees bereid tot offers. Heb uw naaste lief, ook en juist als hij het moeilijk heeft en moeilijk is. Professor Speyer beweerde onlangs dat meer dan een kwart van de Ne derlandse bevolking geestelijk ge stoord is. Wat vindt dr. Zeegers daarvan? „We zijn lang zo gek nog niet. Inrichtingen en stichtingen groeien niet, de vele opnamen wor den ook weer gevolgd door ontslagen. Zware psychoses kunnen volledig herstellen." „Het is wél zo, dat in het zuidelilk deel van ons land meer depressies voorkomen dan in het noordelijk deel. Een gestoorde schizofrene Fries blijft rustig, de ziekte is anders en het beeld is anders". Ligt de psychia ter wakker van zijn vaak ernstig ge stoorde patiënten? „Ik kan meeleven en het toch van me afzetten. Wie geen afstand kan nemen, moet geen psychiater worden. Ik kan begrijpen dat omgang voor de naaste familiele den met een zenuwzieke heel moei lijk is. Als dokter heb- je het makke lijker, je kunt er iets aan doen en dat zakelijk bezig zijn met de patiënt is een distantiëring". Dr. Zeegers wil wel bekennen dat zijn boekje een en al verdediging van zijn beroep en zijn patiënten is, een verdediging die hard nodig blijkt uit zijn praktijk. Hij is gelukkig met het weik van de Stichting Pandora, die aan jonge mensen in de inrich tingen laat zien dat ook déze zieken gewoon menselijk zijn. Hij onder schrijft onze mening, dat er eigenlijk een vervolg op zijn boekje zou moe ten komen, een soort handleiding om met zenuwgestoorden om te gaan; „in de belletrie zou het nog beter overkomen". Wie neemt de uitdaging aan? De psalmen zijn geschreven in het hebreeuws, maar ik ben geen hebraicus. jet zijn gedichten en ik ben geen dichter. Ze worden gezongen, maar ik ben In, leek op het gebied van de muziek. Ik ben echter wel gemeentelid en \arom voluit betrokken bij de vertaling van de psalmen, omdat deze nu een- laai tot het meest kostbare bezit van de gemeente behoren. Ze worden voor- dezen in onze kerkdiensten en onze gezinnen. Wat even belangrijk is: ze orden in onze kerkdiensten door de gemeente gezongen. Met de vertaling van psalmen heeft de gemeente alles te maken. ie psalmvertaling van de sta bijbei is verouderd, al is zij liever dan die van de bijbel het Nederlands bijbelge- itschap, die mij steeds min- r bevredigt. Zulke uitspraken pgen zonder een verantwoor- 1 toelichting in de lucht. Ik e ze dan ook alleen, omdat t ik er mee bedoel de achter- pnd is van wat volgt. Kl jaren lang vraag ik mij af, jarom wij in onze protestant- jkerken niet alleen een verta- jg maar ook een berijming psalmen hebben, psalmen, wij lezen, en psalmen, die zingen. De psalmen van Is- 1 zijn gedichten en liederen één. Als gedichten werden en rden ze gelezen, als liederen mgen. In de vertalingen, die gebruiken, zijn de psalmen in gedichten maar onze be ningen zijn al evenmin ge- hten. De oude statenberij- ig van 1773 werd samenge- ciri/ 'd uit drie berijmingen en de •blhKjninees die haar samenstel- r da i> verklaren, dat zij met alle DM iwkeurigheid hebben toege- n, dat er in de berijming be"'iE5 voorkomt, dat ook maar B "gszins strijdig is met de leer de hervormde kerk. vervat de Heidelberger Catechismus, Nederlandse Geloofsbelijde- en de Canones van Dordt. t de psalmberijming van 1 wordt ons gepresenteerd een nieuwe berijming, al :dt in het woord vooraf over dichter van deze nieuwe be uling gesproken. Kees Fens, literair criticus van for- it, zei eens. dat al die berij- gen van kerkliederen, waar- het de allerhoogste ernst is, steeds moeilijker laten rij— i: ze rijmen met hun gerijm een heel andere wereld dan gesprokene. Maatstaf" van november werd een proeve van een ve psalmvertaling gepubli- :d door dr. Ida G. M, Ger it en dr. Marie H. v.d. Zey- de eerste een classicus, de iede een neerlandicus. nieu de t 42, Hun bedoeling was niet om de psalmen te moderniseren of te adapteren voor modern ge bruik, maar om in het Neder lands van onze tijd zo zuiver mogelijk weer te geven wat de dichters van zoveel eeuwen ge leden hebben uitgedrukt: „De psalmen zijn vaak vertaald door geleerden die geen dichters wa ren, waardoor juist het poëtisch gehalte van de psalm teloor ging. Nog vaker zijn ze bewerkt door dichters die geen he breeuws kenden en slechts een vertaling bewerkten". Het uitgangspunt van de proeve is de hebreeuwse grond tekst en de vertaling heeft een eigen ritme, dat vanuit de in houd van de psalm zelf is ont staan. Een proeve van negen psalmen. In „Maatstaf" van januari 1969 volgden nog zes psalmen: „Wij trachten de oorspronkelij ke tekst weer te geven naar zijn betekenis, zijn innerlijke beweging en vooral ook: naar zijn poëtisch gehalte. Wij zijn er tevens op gericht, zoveel mo gelijk van de grondbetekenis van het hebreeuwse woord uit te gaan". De vertaling van deze vijftien psalmen was voor mij zonder meer een verrassing. En nu heeft dr. v.d. Zeyde in afleve ring 41 van de mededelingen van de prof. v.d. Leeuw-Stich ting („Wie het leest lette er op", een bundel bijbelvertaalvragen) een artikel geschreven: „Verta ling van de psalmen". Ik zou willen, dat dit artikel gelezen werd door gewone gemeentele den zoals ik. en door gemeente leden. die hebraïci. exegeten, dichters of berijmers zijn. Dr. v d. Zeyde begint met ons te herinneren aan de wonderlij ke r uitdrukking „onberijmde psalmen": de psalmen, die niet in onze psalmbundel maar wel in de bijbel staan. „Dat het in beide gevallen, berijmd of on berijmd, dezelfde psalmen ^ijn, dringt waarschijnlijk lang niet altijd helemaal door". De psalmen zijn een collectie oude hebreeuwse liederen, be stemd om gezongen en gedecla meerd te worden. Ze staan in de bijbel. Het zijn niet zo maar-liederen, maar teksten, waar wij het als gelovige men sen van hebben moeten. Door de eeuwen heen hebben ze de gelovigen, begeleid. In het leven van Jezus hebben ze een grote rol gespeeld Een Nederlandse dichteres werd sterk door de psalmen ge boeid. Ze wilde weten wat er in die psalmen werkelijk staat. Dat dat wel niet zou lijken op de vertaling van het bijbelgenoot schap (proza en wat voor proza) stond voor haar vrijwel vast. Ze ging theologie studeren en he breeuws leren en ze las. Zou het mogelijk zijn deze psalmen te vertalen? Maar dan werkelijk vertalen: met de grootste filolo gische nauwgezetheid!, maar ook zo als alleen een dichter deze poëzie vertalen kan: de psalmen indrinkend, om ze daarna in eigen taal en met eigen taal middelen opnieuw vorm te ge ven. Die dichteres was Ida Ger- hardt. Dr. v.d. Zeyde zegt, dat de vertaling van de psalmen bezig is haar levenswerk te worden. Allerlei problemen doen zich bij deze vertaalarbeid voor. Volgens dr. v.d. Zeyde is ten slotte van belang: hoe de psal men er uiteindelijk uit komen te zien, of we ze begrijpen kun nen. of ze zo dicht bij ons wor den gebracht, dat wij er ver trouwd mee worden en er mee kunnen verkeren, of ze die geur van ouderwetsheid en plechtig heid zullen hebben, of we er aan kunnen zien, dat het niet zo maar godsdienstige liederen zijn, maar het woord van de bijbel. De tegenstelling tussen een strikte vertaling en een eenvou dig Nederlandse vértaling noemt dr. v.d. Zeyde m.i. te recht even heilloos als onnodig en onreëel. Hfer geldt: vertalen is goed vertalen. Het gaat niet PSALM 126 Als de Heer doet keren de ballingen Sions, zal het ons zijn of wij dromen. Dan zal vol lachen zijn onze mond, jubel zal op onze tong zijn; dan verluidt bij de volken: „Groot heeft Jahwe gehandeld aan hen". Groot heeft de Heer gehandeld aan ons, blijdschap is ons geworden. Doe keren onze ballingen, Heer, als de waterbeken in het Zuiden. Zij die zaaien met tranen, zij zullen oogsten met jubel. Hij gaat en hij weent bij het gaan, die het zaaizaad draagt en Set zaait; Hij keert met jubelen, hij keert, een die mag dragen zijn schoven. PSALM 131 Heer, niet verheft zich mijn hart, mijn ogen vermeten zich niet. Ik begeef mij niet in wat te groot is, te wonderbaarlijk voor mij. Neen, ik liet bedaren, verstillen mijn ziel als een kind bij zijn moeder geborgen; als dat kind zo voel ik mijn ziel. Oat Israël wachte de Heer van thans tot in eeuwigheid. alleen om de inhoud. De stijl is met de inhoud gegeven en de tekst moet de lezers en hoorders van nu bereiken op een over eenkomstige wijze als hij de oorspronkelijke lezers en hoor ders bereikte Onjuist is het ook, te denken dat de meest verantwoorde ver taling de woordelijke zou zijn. Een taal bestaat niet uit afzon derlijke woorden, die stuk voor stuk gedekt worden door de woorden van een andere taal. Uit voorbeelden blijkt, dat de vertaler de keus heeft tussen zes a tien manieren om uit te drukken wat de psalmist in één woord zegt. Dr. Gerhardt en dr. v.d. Zey de hebben één ding met harts tocht gedaan: luisteren, luiste ren en nog eens luisteren naar wat de tekst ons meedeelt en dan vertalen volgens de context. Elke taal heeft bovendien naast zijn vocabularium zijn idi oom en dus moeten de psalmen idiomatisch vertaald worden. Het gaat om een levend Neder lands. ademend, soepel en na tuurlijk bewegend hedendaags Nederlands. Het gaat niet om eenvoudig Nederlands. De psal men mogen niet eenvoudiger vertaald worden dan ze zijn. Dr. v.d. Zeyde zegt in geen éne taal een psalmvertaling te kennen, die echt is wat ze zou moeten wezen. Wie de psalmen vertaalt, moet poëzie vertalen. Dat is alleen een dichter gege ven. De vertaling van Ida Ger hardt is de eerste van iemand, die niet alleen een bekwaam fi loloog. maar ook een dichter van grote allure is. Uitvoerig vertelt dr. v.'d. Zeyde hoe Ida Gerhardt samen met haar ge tracht heeft, de hebreeuwse poëzie zo anders dan de onze, als poëzie te vertalen. Ze verge lijkt hun arbeid met het schoonmaken van een wereld beroemd schilderij: de psalmen moesten vierkante centimeter voor vierkante centimeter van hun akelige vernislaag ontdaan worden. Ze zijn nu eenmaal so ber en concreet. Samengevat: men moet he breeuws kennen, men moet dichter zijn en van binnen uit een dichter kunnen verstaan, men moet een grote liefde heb- be voor de eigen taal, eindeloos veel aandacht en eindeloos ge duld, men moet hart hebben voor de psalmen (geleerdheid alleen is onvoldoende) en hart voor de mensen, die ze zullen lezen, men moet ook het nodige verdriet hebben gehad en weten wat het is om onrecht te lijden, want daar staan de psalmen vol van, maar niet minder moet men weten van feestelijkheid en nieuwe hoop, men moet zich tenslotte niets laten wijsmaken. De vertaling van Ida Ger hardt noemt dr. v.d. Zeyde zo wel plechtig als eenvoudig: zo zijn nu juist de psalmen, met deze mate van verhevenheid en deze mate van gewoonheid. Dan komt er een zin, die ik boven mate belangrijk vind: ..Deze taal past in de liturgie en in de huiskamer". En nog zo'n belangrijke zin: .Deze teksten kunnen worden gezongen, zodat wij afkomen van die tegenstel ling: psalmen om te lezen en psalmen om te zingen". In een aantal kloosters in Nederland en Vlaanderen worden al enkele tientallen van deze psalmen op oude kerkelijke melodieën ge zongen. Terecht vraagt dr. v.d. Zeyde: „Waarom zouden ook de nu levende componisten, protes tant of katholiek, niet in actie komen?" „Wij mogen zeggen, dat ons werk, zo maar ongezocht, bezig is een oecumenische vertaling te worden". De ontvangst van katholieke zijde kon niet hartelijker. F.en van de laatste zinnen, die mij nogal dwars zit vandaar dit artikel luidt: „Onze droefenis zijn tot op heden onze protes tantse medegelovigen". Voor mijn besef is het boeien de en belangrijke van deze ver taling, dat Ida Gerhardt ge tracht heeft zo dicht mogelijk bij de hebreeuwse tekst in samenhang met de context en tegelijkertijd zo dicht moge lijk bij de kerkgangers te blij ven. Toen een journaliste, die haar opzocht voor een interview, vertrok, zei Ida Gerhardt: „Ik kijk maar niet of je lang op de bus moet wachten, de psalmen roepen". Zo moet het al jaren voor haar geweest zijn: de psalmen roepen In één van haar felle kwatrij nen spreekt zij haar verachting uit voor het werk van vele jonge moderne dichters: De erfenis der meesters slecht beheerd, Het ambacht van de kunste naar verleerd, Het hooggelieim verraden in de herberg: - De vlam gedoofd, de kracht der jeugd verteerd. In de tot nog toe gepubliceer de psalmen van Ida Gerhardt is er altijd de aanwezigheid van deze erfenis der meesters, dit ambacht van de kunstenaar, dit hoog geheim Zelf zegt ze: „Ik moest het doen, anders deed niemand het". Dit jaar hopen dr. Gerhardt en dr. v.d. Weyde hun werk te voltooien. De gedichten van Ida Ger hardt zijn mij zeer lief. Mis schien is dat de reden, waarom ik. toen de eerste proeve van haar psalmvertaling gepubli ceerd werd, er zo'n aandacht voor hadi en nu zo dankbaar ben voor deze psalmen vanwege de grote en onvoorwaardelijke eerbied van de vertaalster voor de woorden, zoals ze geschreven staan en vanwege haar dichterschap, dat bij haar vertaalarbeid niet terzijde werd geschoven, maar bij de voortduur present en werkzaam was en dat volstrekt ter zake. Al meermalen heb ik psalmen in haar vertaling in onze kerkdiensten voorgelezen. En voor mij zelf én voor de kerkgangers was het een ver rassing: een ambachtelijke ver taling en poëzie in énen. Het zou wel onverdragelijk triest zijn als het bleef bij wat dr. v.d. Zeyde schrijft: „Onze droefenis zijn tot op heden onze protes tantse medegelovigen". „Met vrezen en beven", tege lijk „op hope tegen hope" vraag ik de aandacht van onze kerke lijke instanties voor dit levens werk van één van or%ze grootste levende dichters. Dr. Gerhardt en dr. v.d. Zey de hadden geen officiële kerke lijke opdracht, om de psalmen te vertalen. Toch werden ze ge roepen. De psalmen zelf riepen hen. In onze kerken hebben de kerkeliike instanties in de regel niet zoveel aandacht voor wat niet officieel-kerkelijk tot stand door dr. J. J. Buskes komt. Dat is mijn droefenis. Met dr. v.d. Zeyde zeg ik ech ter: „Maar wie weet?" In elk geval zal ik de dag zegenen, waarop de synodes van onze kerken, aan de gemeente de vrijheid schenken, waarop deze naar mijn overtuiging recht heeft, om de psalmen in de ver taling van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde, twee ge meenteleden, in de liturgie te gebruiken. Dat gebruik zal eet; verrijking van onze kerkdiens ten zijn. Dr. Ida G. M. Gerhardt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1971 | | pagina 13