Eenheid van gelovigen moet sterker
blijken dan verdeeldheid der kerken
Aktiegroep waarschuwt:
Roulette oplichterij V'
/ecumene
Jaatselijk
ki
BOULEUR MAAKT UIT WELK NUMMER WINT
ier:
/I
,Twee jonge theologen, een rooms-katholieke en een pro-
tantse, hebben maandenlang per „lelijke eend" ons land door-
list. Ze hadden van de Raad van kerken opdracht, te onder
den wat er op plaatselijk vlak nu wel gebeurt op 't gebied
i het samengaan van kerken, oftewel de oecumene". Dit
reef ds. M. G. Rosbergen een paar maanden geleden in de
/enter hervormde kerkbode en hij kon het weten, want één
die twee jonge theologen is zijn zoon, de 25-jarige kandi-
it G. M. Rosbergen. Samen met de Nijmeegse drs. M. P. J.
Knippenberg (inmiddels studentenpastoor) heeft hij na af-
p van hun onderzoek het rapport „Verkenningen in de plaat-
jke oecumene in Nederland" opgesteld.
let dit zeventig pagina's tel
de rapport onder de arm
seotfhebbers kunnen deze „Ver
leningen" voor een rijksdaal-
krijgen bij de afdeling
ii umenica van het Interuni-
omst
4, w sitair instituut voor fnissiolo-
ider
lenen
rist n
i van
leds
zijn
n Vor
htig
de ei
vier
kleut
Ultg.
f
ichap
s
derla 1
Jitg.
ilz. to
II t
en oecumenica, Heidelberg-
2, Utrecht) ben ik naar
iningen gereisd, waar kandi-
it Rosbergen zo vriendelijk is
op te halen.
k zette een streepje bij: „Ik
goed met mijn protestantse
irman opschieten, maar en
et geen dominee op de
ekstoeT'. Ik haal de zin uit
verband, maar de heer Ros-
gen zit er niet mee verlegen.
wil dat goed-kunnen-op-
öeten-met positief waarde-
i, net zo als de uitlating die
in zijn praktijk van pasto-
I medewerker tegenkwam:
n buurvrouw is een best
Ir' ns, al is ze gereformeerd"
leenee, ik moet niet denken
hij vindt dat we al een
el eind zijn als we elkaar niet
giketteren en niet (meer) met
boog om elkaar heen lopen,
oecumenische affaire is met
uitwisselen van vriendelijk-
jlstra ^en n'e* bekeken, op het
Wvlak niet en nergens. Toch
het op die manier beginnen,
een opmerking over je
Europlirman of je buurvrouw. En
je dan niet binnen de kortste
en in de onzichtbare kerk
icht? De heer Rosbergen
q" ent van niet: er zal altijd
nning (moeten) zijn tussen
c* beweging van de oecumene,
niet tussen kerkmuren te
ïgen is en de bestaande ker-
lijke strukturen. Als die
met anning weg is, schiet je oecu-
/an I snisch inderdaad niet op en is
k de aardigste gedachte over
len van een andere kerk geen
pvriei izet tot enig oecumenisch
teken keer.
BUKU
Bedoelt iedereen hetzelfde als
je over oecumene praat? Vooral
niet, en de heren Van Knippen
berg en Rosbergen hebben wel
vijf betekenissen van het woord
opgevangen: oecumene in de zin
van interkerkelijke samenwer
king, met in 't verschiet een
mogelijke éénwording; oecume
ne als gezamenlijke dienst van
de kerken aan de wereld met in
het achterhoofd de gedachte dat
als je samen .doende bent in ac
tiegroepen, de kerkgrenzen van
zelf wel zullen vervagen; oecu
mene als een ontmoetingskreet
en daarmee uit (als voorbeeld
geeft het rapport de al geciteer
de zin over de protestantse
buurman); oecumene als een af
faire van discussiërende theolo
gen, en: oecumene als iets ge
vaarlijks, als invalspoort voor
valse leringen e.d.
Waar het in dit rapport, om
gaat is de plaatselijke oecume
ne: de manier waarop de relatie
tussen plaatselijke kerken ge
stalte krijgt in raden van ker
ken en andere groeperingen, en
hoe men zo door gezamenlijke
actie de eenheid kan bevorde
ren (pag. 4).
Ik loop met de heer Rosber
gen zijn rapport door, na eerst
geconstateerd te hebben dat het
een goed rapport is: heel open
en nuchter van toon, er worden
geen stokpaardjes bereden
(hoogstens gesignaleerd), én de
serieuze onbevangenheid van de
G- M' Rosbergen
rapporteurs kan dunkt me ook
hieruit blijken dat ze vaststel
len dat je ook bij organisaties
als de EO en de ICCC de oecu
mene ontmoet, ook al staan
er genoeg mensen klaar om te
beweren dat je die daar nou net
niet hebt. Hier is sprake van
samenwerking tussen mensen
die theologisch in dezelfde rich
ting denken (pag. 34).
Liever dan te jagen naar een
samenvatting, lichten we er
hier en daar een punt uit. Zoals
dit: In de praktijk blijkt dat het
in de meeste gevallen veel
moeite kost een voor allen aan
vaardbare preambule te vinden.
Als die echter eenmaal klaar is,
wordt ze meestal in de ijskast
gezet, en er later weinig of
nooit meer üitgehaald... (pag. 7).
De heer Rosbergen: Gepraat
over een preambule staat het
samen wat doen erg in de weg,
dc discussie erover ligt veel
mensen zwaar op de maag en
als de zaak eindelijk rond is,
hoor je er niet meer van. Geen
wonder ook, want tenslotte is
zo'n preambule niet meer dan
de neerslag van het denken op
het moment. Ik geloof niet dat
het zo beginnen moet: van el
kaar opschrijven wat je aan
overtuigingen in huis hebt, er
over dubben of het genoeg is. er
een stuk over maken... en intus
sen het eigenlijke werk blokke
ren.
Als het gaat om de motieven
voor de oecumene, blijkt dat de
praktische motieven voor sa
menwerking behoorlijk hun
partij meeblazen. De «rappor
teurs: Het is geen schande uit
nood bij elkaar gedreven te
worden, als men dit maar on
derkent (pag. 10). Opmerkelijk
is dat -in de zgn. kategoriale
oecumene veel meer kan en
„mag". Denk maar aan de gees
telijke verzorging in het leger:
één dominee vertegenwoordigt
alle protestantse richtingen.
en wie ligt er wakker van? In
het ziekenhuispastoraat gebeu
ren sinds jaar en dag dingen,
waar synodes soms nog over
doende zijn (complete intercom
munie met r. katholieken bij
voorbeeld).
De rapporteurs: zo wordt de
oecumenische samenwerking
zeer sterk situationeel bepaald.
De theologie komt daar (te
paard) achteraan (pag. 11).
Na genoteerd te hebben dat
iedere plaats die zichzelf repec-
teert, momenteel een raad van
kerken bezit (er zijn er onge
veer 140) staan we wat uitvoeri
ger stil bij déze opmerking uit
het rapport: Het is duidelijk dat
de oecumenische zaak voor een
groot deel staat of valt met de
inspiratie van de voorganger in
de gemeente (pag. 19/20). De
dominee, de pastoor kan er voor
of tegen zijn en je zit vlak in de
buurt van een hobby: een oecu
menische hobby die je wat uit
leeft naast je „gewone" werk in
de eigen gemeente.
De heer Rosbergen: De oecu
mene wordt nog veel te veel ge
zien als een luxe. zo in de trant
van: Zeg, doe jij ook aan oecu
mene? Je hebt ijs en je hebt ijs
met slagroom. Je hebt je ge
meente en je hebt je gemeente
met nog wat aantrekkelijke in
terkerkelijkheden. Oecumene
wordt niet gezien als noodzaak,
VJehalve dan als noodzakelijk
ten behoeve van subsidie, denk
maar aan de geestelijke verzor
ging in het leger. Dit hangt sa
men met een gebrek aan visie,
veel mensen weten niet waar ze
aan beginnen en ook niet waar
om ze eraan beginnen. En als
we het nu toch hebben over ge
varen die de oecumene bedrei
gen... want daar gaat het op
pagina 20 over.... je moet ont-
Wanneer het nieuwe kabinet straks zou besluiten een lang gekoesterde
wens van vooral de toeristische industrie in vervulling te laten gaan het
ruim baan geven aan legale speelbanken dan vindt het ten minste één
felle tegenstander: de Zeister fotograaf Alfons Morriën. Niet omdat hij er
principiële bezwaren tegen heeft zo nu en dan een gokje te wagen, wél omdat
hij het roulettespel notoire oplichterij vindt. „Ik ben diverse malen in
Knokke geweest, ik heb het spel bestudeerd en ken de sfeer, waarin het
balletje rolt en ik kan alleen maar zeggen dat we hier met gelegaliseerde
diefstal te maken hebben".
je
ërsp I
-vC
Gel!
n de woonkamer van zijn royale heren-
Is aan de Prins Hendriklaan haalt hij er
3""yi enmgen en kartonnetjes bij om die stel-
waar te maken. Een stelling, die erop
?r komt, lat de bouleur, de man, die het
letje op de draaischijf werpt, van tevo-
precies kan bepalen welk nummer het
mende wordt. ..Bijna niemand wil dat
oven, maar het is gewoon zo, ik heb het
gezien en bovendien uitgeprobeerd op
i huiskamerroulette. Wanneer je een
;tje handigheid hebt, weet je precies wan-
ïr en waar je het balletje erin moet
tien om het uiteindelijk in het winnende
cje te brengen".
Horriën wil daarmee maar illustreren» dat
'fAm 'lette geen eer"jk kansspel is, dat de spe-
geen schijn van kans heeft zolang hij
dat balletje niet mag inbrengen. „Daar-
is dit niet minder dan gewoon laaghartig
rog. De speler wordt voor de gek ge
ilden. En als dit dan nog een kapitalist
•komt, zou het niet zo erg zijn. Maar
de gewone man waagt graag een gokje,
k maar naar de gezelschappen, die elk
ekeinde naar Knokke gaan. Juist zulke
nsen worden ernstig de dupe van de
en croupiers",
lorriën, die om het publiek hierop
snt te maken een actiegroep oprichtte
circulaires stuurde naar de fractievoor-
ers. die de speelbanken wel binnen de
nzen willen halen, is het niet eens met
onlangs opgerichte Stichting Casino-
Jen. Met name niet met de uitlating van
i van de bestuursleden, de Bredase VVV-
ecteur G. L. W. Sliepen, die het „je
ïste hypocrisie noemde wel tegen speel-
rogr iken te ageren en niet tegen de staatslote
de paardentoto en de voetbaltoto",
egt hij: „Er is wel een heel groot ver-
tussen deze kansspelen en de speel-
iken. Bij de eerste spelen krijg je ten-
C( ste een eerlijke kans. Weliswaar een
"ne, maar er is een kans. In het casino
je die iet. Daar zorgt de croupier wel
ir. Goed, er zijn mensen, die er wel eens
i winstje uithalent maar dat gebeurt dan
«n maar omdat de croupier die winst
t belangrijk genoeg vindt om in te grij-
L Want dat kèn hij. Zo'n man krijgt toch
t voor niets een opleiding van een half
r?"
>e Zeister fotograaf vergelijkt het spe-
aan de roulettetafel graag met biljart op
g niveau. Alleen met dit verschil, dat bij
arten de speler zelf de invloed uitoefent
bij roulette de croupier. „Er is maar één
nier om die invloed uit te schakelen en
's in te zetten nadat de bouleur het bal-
op de schijf heeft gegooid. Weliswaar
teurt het dan nog wel eens dat de snel
ler zijn invloed aanwendt door de draai
schijf met de pink wat af te remmen, maar
gebruik is dat niet".
Overigens ziet hij daarin op den duur
evenmin veel heil. „Mijn ervaring io, dat je
wanneer je er blijk van geeft het spel
door te hebben en goed op de handen van
de bouleur let gauw wordt weggekeken in
de casinozaal. In zo'n geval kun je natuur
lijk zeggen: laat ze njaar naar de bliksem
lop>en, maar de ervaring is wel, dat de mees
ten zich toch niet meer happy voelen en er
vandoor gaan".
Over de grote winsten, die soms aan de
tafel worden gemaakt: „inderdaad, er moet
wel eens worden uitbetaald. Maar vaak ge
beurt dat aan zogenaamde spelmakers, in
casu mensen, die bij de bank betrokken
zijn. Ik heb wel meegemaakt, dat het bal
letje driemaal achtereen op één bepaald
nummer viel, toevallig het nummer van een
heer, die even later in het kantoortje van de
bank verdween Zo'n man heeft dan alleen
gefungeerd om het spel even op gang te
brengen".
Het doel van de Stichting casinospelen (in
het bestuur waarvan ook ex-kabinetsforma-
teur prof. Steenkamp zit) de winsten te be
stemmen voor culturele en recreatieve pro
jecten, vindt Morriën een sympathiek ge
baar. „Maar", zegt hij erbij, „dat hebben ze
ook in Engeland geprobeerd en daar heb
ben ze er allang weer spijt van. Want wat
gebeurt er met geldspelen Daar trek je de
onderwereld mee aan. Dat is in Engeland
gebeurd en dat gebeurt straks ook hier. De
bedoelingen mogen nóg zo sympathiek zijn,
als het om geld gaat, trek je altijd mensen
aan. die minder edele motieven hebben".
Vandaag ook het streven van hem en zijn
actiegroep om de legalisering van de rou
lette in Nederland te voorkomen. „Ik weet,
dat de druk groot is. Niet voor niets wordt
de laatste tijd geschermd met zogenaamde
plannen om in Aken, Elten en Düsseldorf de
roulette in te voeren. De bedoeling daar
achter is alleen maar de Nederlandse rege
ring onder druk te zetten, haar duidelijk te
maken, dat wanneer ook zij geen water bij
de wijn doet tientallen miljoenen ons land
zullen uitstromen. Maar wij houden vol, dat
zo'n politiek bedrog is. Als dit allemaal in
derdaad doorgaat, worden we met z'n allen
voor de gek gehouden".
zettend oppassen dat een raad
van kerken geen alibi wordt
voor je eigen niksdoen: daar
hebben we immers de raad
voor! In ons rapport attenderen
we er op dat dit ook landelijk
voor kan komen. Zie de gere
formeerde synode van Sneek.
Een voorstel om bij de discussie
over actuele theologische zaken
anderen te laten meepraten en
meedenken werd verworpen.
Motief: zoiets gebeurt al in sec
tie zus of zo van de landelijke
raad van kerken
Een ander punt: De agenda
van de raad van kerken
gaat zich richten op de gebieden
waar de kerken in gebreke zijn
gebleven, bijvoorbeeld het pro
bleem van dienstweigering, vre
de. De raad wordt hier een
soort „aanvullende" kerk (pag.
23).
De heer Rosbergen: Hier loopt
zo'n raad gevaar, een eigen le
ven te gaan leiden en een vrij
geisoleerd bestaan. De afge
vaardigde ambtsdragers zetten
hun meest progressieve gezich
ten, ze willen zich niet laten
kennen, en jawel hoor, de raad
spreekt zich uit tegen dit of
voor dat, maar het staat een
eind van de gemeenten af. Er
ger: het komt op die manier ook
niet naar de gemeenteleden toe.
Er komt nog bij dat op deze
manier nooit kwesties als ker
kelijke financiën of andere din
gen die het kerkelijk leven van
alledag van de in de raad ver
tegenwoordigde kerken recht
streeks raken, aan de orde ko
men. En de isolatie dreigt nog
groter te worden.
Weer een notitie: De kerk
concentreert zich op de thuis-
wereld van de mens, die meest
al conservatiever is dan zijn
werkwereld, waar de categoria
le oecumene actief is (pag. 27).
Maar mag een mens eens (oecu
menische) rust hebben? Iemand
die met al zijn krachten aan de
oecumene werkt, zei: „Ik heb
mijn eigen kerk nodig om zon
dags bij te tanken" (pag. 27).
Nog een notitie: De handelin
gen van een raad van kerken
(worden) altijd gekleurd door
een streven naar eenheid, dat
voor veel jeugdigen al helemaal
niet meer hoeft. Zij willen hun
energie graag besteden aan za
ken die relevant zijn en duide
lijk (pag. 30).
En: Er moet een duidelijk on
derscheid gemaakt worden tus
sen het handelen in een stunt,
dat gericht staat op onmiddel
lijk succes en het handelen in
een experiment, dat als doel
heeft de zaak zelf te verhelde
ren en klaarheid te brengen in
strükturen, die ondoorzichtig
zijn geworden (pag. 31)
De' rapporteurs sommen ze
ventien zaken op die de oecu
mene remmen. Hier zijn er
twee: De kerken stellen te wei
nig geld beschikbaar; dit is
reeds een aanduiding dat het
echte belang van de oecumene
niet wordt gezien. En: Het
„spookt" in alle kerken, men is
druk doende de vrede in eigen
huis te bewaren, en omwille
van die vrede worden veel za
ken die men in de oecumene
geleerd had, weer terugge
schroefd (pag. 35)
Laatste zin van het eigenlijke
rapport: De eenheid van hen
die geloven in het evangelie
moet sterker blijken dan de
verdeeldheid der kerken (pag.
38).
Hierna volgen bijlagen: Een
vloed van gegevens o.a. over:
het gespreksgroepenwerk van
het Twents beraad van kerken,
de vereniging voor het kerkelijk
leven in de Groningse stadswijk
Nieuw-Noorddijk, de Amers-
foortse vrijgestelde secretaris
bij de raad van kerken, de Bijl
mermeer in Amsterdam, de ont
wikkelingssamenwerking in
Zutphen, de interkerkelijke
vredesgroep in Enschede, de
oecumenische samenwerking in
het leger, en het Marnix-college
op oecumenische grondslag in
Ede.
Opmerking: het is Nederland
se Hervormde kerk (niet: Ne
derlands, het rapport maakt de
zelfde fout als de verontruste
hervormde dominees in hun
open brief, het is christelijke
gereformeerde kerken en
raad is mannelijk.)
Advies; lezen dit rapport!
In de omvangrijke litera
tuur die de laatste tijd over
het doodsvraagstuk is ver
schenen, tekenen zich na
tuurlijk globaal gesproken
drie standpunten af: 1. dat
van het orthodoxe bijbelge-
ioof/2. het standpunt van de
nieuwe theologie dat zich
toespitst op het hierNUmaals
en 3. het puur humanistische
standpunt. In De dood veran
dert, een uitgave van De Ar
beiderspers, Amsterdam in
samenwerking met het Hu
manistisch Verbond (112 blz.,
3.25), zijn niet alleen hu
manisten aan het woord ge
laten. Prof. dr. H. Berkhof
schrijft daar over De plaats
van de dood in het christe
lijk geloof, en vertolkt daar
mee de visie van de (niet
extreme) orthodoxie. Prof.
dr. J. Sperna Weiland infor
meert in datzelfde boekje
over: De dood in de nieuwe
theologie. Dr. Kwee Swan
Liat brengt een exotische
noot aan met zijn stuk over
Dood en Nirvana. De overige
bijdragen, met name die van
P. Spigt, vertegenwoordigen
het humanistische standpunt,
of juister bepaalde kanten
daarvan.
Het genoemde boekje is geen
recente publicatie. Ook het Leven
en Dood-nummer van Wijsgerig
Perspectief (juli 1969), een twee
maandelijks tijdschrift dat gead
ministreerd wordt 'door Meulen-
hoff-Bruna te Amsterdam, is al
weer niet nieuw meer, al is de
inhoud ook hier nog volkomen
actueel. Zo schrijft prof. dr. J.
Lever daarin over Levend en
dood en draagt prof. dr. H. M.
Kuitert een knap artikel bij over
Moeten sterven en de dood. En
dan is er natuurlijk, om niet méér
te noemen, de recente publika-
tie... Tenzij een wonder gebeurt,
begeleiding van stervenden, een
televisie- en radioprogramma van
prof. dr. C. van der Meer en
Henk Mochel. (Kok, Kampen, 93
blz., f 5,95), waarover al heel wat
geschreven is.
Mij gaat het vandaag om een
speciaal nujnmer van Wapen
veld, een maandblad uitgaande
van de reünistenvereniging der
Civitas Studiosorum in Funda-
mento Reformato, dat no. 4 van
de 21e jaargang heeft gewijd aan
het thema Leven en Dood. Het
nummer kan worden besteld bij
mevrouw P Houtrrlan-Blok, Arthur
van Schendelplein 63, Delft, door
storting van f 2,50 op giro 266906
ten name van de administratie
van Wapenveld te Delft.
De bedoeling van dit nummer
is duidelijk. De redaktie wil een
bijdrage tot de discussie leveren
op positief-reformatorisch stand
punt. In het ten geleide consta
teert de redactie: „Een stroom
van oublicaties over de dood en
over begeleiding van stervenden
barst !os. Wat is daar de oorzaak
van? Wordt de dood opeens niet
meer verdrongen? Het valt te be
twijfelen. Eén van de redenen is
ongetwijfeld dat de dood een ta
boe geworden is. En taboes moe
ten, zoals u weet, opgeruimd
worden om zo een betere wereld
te krijgen. Doodgaan is een na
tuurlijk proces en onze moderne
technieken worden te hulp geroe
pen um dit proces zo geruisloos
mogelijk te laten verlopen. En
voorzover de pastor daarbij door
middel van de religie ook nog
een sussend en verdovend woord
kan spreken, is hij natuurlijk wel
kom. Een ander motief is in het
leven geroepen door de vorderin
gen van de medische weten
schappen. We kunnen het leven
van vele patiënten nu welis
waar niet onbeperkt maar toch
ongekend lang verlengen
Daardoor worden we met de
neus op vragen gedrukt als
Waar begint de dood? En heeft
het zin een leven zoveel mogelijk
te rekken? Men denke aan publi-
katies als die van prof. J. H. van
den Berg over Medische macht
en medische ethiek."
Ds. A. J Jorissen, hervormd
predikant te Amersfoort, karakte
riseert in zijn artikel Leven en
dood in het moderne levensge
voel de manier waarop leven en
dood in het bewustzijn van de
moderne mens functioneren. Hoe
wel aen autonome levensbeheer-
sing ons mensen kennelijk in het
bloed zit. wordt dit doorkruist
door de doodsdreiging en de uit
putting van 's mensen levens
kracht, kortom door de eindig
heid. Deze levensonmacht naast
de levensbeheersing moet wel tot
ambivalente gedragspatronen
aanleiding geven, d.w.z nu eens
zal overmoed, dan weer angst
onze handelingen bepalen. We
raken gewend aan de heroïsch
voortgaande strijd om de beheer
sing van het leven, maar even
zeer aan de voortgang van de
dood. Ons leven is een leven
naar de dood toe. en dat geeft
voor hedendaagse denkers een
laatste en beslissende verstaans-
mogelijkheid ep doelbewustheid
aan het leven. Zo gezien wordt
ons leven uniek, authentiek, on
herhaalbaar, een laatste kans.
Niettemin leven we in een „open
heid". waarvan de grenzen niet
zijn vast te stellen. In het ge
sprek met de moderne wijsbe
geerte wil ds. Jorissen bij dit
laatste aansluiten en via Pascal
waarna de nieuwe zakelijkheid
van omstreeks 1930 opriep tot
zindelijk sterven, d.w.z. sterven
zonder overdreven en valse ge
voeligheden.
Het existentialisme karakteri
seert ons bestaan als een Sein
zum Tode; de dood „maakt af".
Zo geeft de ontwikkeling een
versoberings- en verzekelijkings-
proces te zien: afgestoten wor
den door een laatste oordee',
onsterfelijkheidsgeloof. alle thea
ter rondom het doodgaan, alle
mooidoenerij en verfijning en alle
woordenkraam. „Zo krijgt men oe
dood in het oog zoals hij is in
terugkeren tot de roepende God
van Abraham, de God van de
heilsgeschiedenis
Het tweede opstel heet: Leven
en dood in de historische ontwik
keling van onze cultuur. Het is
van ondergetekende. Aan de
hand van een reeks citaten,
meest fragmenten van gedichten,
schets ik een ontwikkelingsgang
van de oudheid en de middeleeu
wen af tot op vandaag. In de
middeleeuwen waren dood en
laatste oordeel onafscheidelijk.
De renaissance streefde naar on
sterfelijkheid op aarde door roem
bij het nageslacht. In de baroktijd
(de tijd van de contra-reformatie
en van het absolute vorstelijke
gezag) werd de dood vooral als
een theatrale aangelegenheid be
schouwd.
De romantiek (begin 19e eeuw)
benaderde de dood bij voorkeur
van de esthetische kant. Het fin
de siècle (einde van de 19e en
begin van de 20e eeuw) be
schreef de dood liefst als eind
stadium van levensverfijning,
plaats van tegenover de dood
een „nouding" ««n te nemen
(bang, pretentieus theatraal, es
thetisch, oppervlakkig naturalis
tisch, decadent, f^alistisch), gaat
men hem medisch lijf."
Het volgende stuk is van drs.
W. J. Vaartjes en heet: Kunnen
we de wetenschap om een
boodschap stpren? Het antwoord
luidt: Nee. dat kunnen we niet,
maar het wordt wel gedaan! De
natuurwetenschap heeft strikt ge
nomen geen boodschap voor de
wereld De kennis die zij ons
schenkt Is principieel on-af en
betrekkelijk Bovendien geeft zij
geen richtlijnen voor ons han
delen aan. Toch raken de meeste
mensen onwillekeurig geïmpo
neerd door de inderdaad verbijs
terende successen van toege
paste wetenschap en techniek,
die een aureool van almacht
verkrijgen.
Er is een wijd verbreid en vol
strekt irrationeel geloof in de we
tenschap, aan te duiden met de
term sciëntisme, op grond waar
van men meent alle raadselen
van het menselijk bestaan op te
kunnen lossen en ons op prak
tisch gebied de onbeperkte heer
schappij over de natuur te kun
nen verzekeren. Opvallend is in
dit verband de overeenkomst die
bestaat tussen de betekenis van
de mythe voor de „primitieve
mens" en de betekenis van we
tenschap en techniek voor de
moderne mens.
Maar in de wetenschapsfiloso
fie staat men ook voor geloofs-
besli89ingen. De onderzoeker kan
onmogelijk alle kennis, door zijn
voorgangers verworven, op de
juistheid toetsen. Aan de weten
schapsman is niets menselijks
vreemd. Zelfs In de exacte we
tenschappen zijn feit en interpre
tatie onverbrekelijk met elkaar
verweven. De wetenschap is
steeds op weg. De natuurweten
schap kan niet op het leven zelf
stuiten; wel kan ze, binnen het
kader van een theorie, iets (b.v.
een virus) als „levend" definië
ren. Het zou boud klinken als
men oeweerde de dood te kun
nen omschrijven. Binnen de we
tenschap kunnen alleen operatio
nele definities van „leven" en
„dood" gegeven worden met als
enige eis: men moet ermee kun
nen werken. Of ze „waar" zijn, is
een heel andere vraag.
Drs. M. J. G. van der Velden,
rector van het Theologisch Semi
narium van de hervormde kerk te
Driebergen, schrijft over Leven
en dood In de bijbel, waarna me
vrouw M. M. Plomp-Van Harme
ien, chirurge, werkzaam in het
diakonessenhuis te Utrecht, een
door
dr. C. Rijnsdorp
uiteenzetting geeft over het ac
tuele onderwerp: Euthanasie. Zij
ziet de veranderende opvattingen,
waarin de mens als autonoom
geldt en daarom het recht heeft
over eigen leven te beschikken,
als tekenen van ontkerstening en
terugkeer naar het heidendom.
„Wat de waarde is van een
bepaald leven is niet aan ons ter
beoordeling. De beslissing of een
leven zinvol of zinloos is, is Irre
levant voor de medicus... Bij Je
zus' omgang met zieken en lij
denden is nooit sprake van „do
den uit medelijden", ook al genas
hij niet iedereen". Er is geen
grond voor een nieuwe ethiek,
hoewel er een moment kan ko
men, dat de medicus zijn macht
uit handen geeft door op te hou
den met zijn medisch handelen.
Het oastoraal naschrift is van
drs. S Meijere, hervormd predi
kant te Ermelo
Wat men mist. is een opstel
over de dood als onttroonde ko
ning der verschrikking in het be
wustzijn van de eenvoudige gelo
vige. de levenswijsheid en le
venservaring als aanvulling van
het geleerde denken; de bijbelse
visie op de dood bij de ongelet
terde' vrome. Niet om allerlei
wonderlijke bevindelijkheden uit
te stallen, maar om een authen
tiek stuk geloofservaring van de
vergetelheid te redden. Welke
pastor is in staat hier onopge
smukt en rijk materiaal bij te dra
gen? Want het lijkt erop dat de
koningskinderen bezig zijn uit te
sterven.