Eenheid van gelovigen moet sterker blijken dan verdeeldheid der kerken Aktiegroep waarschuwt: Roulette oplichterij V' /ecumene Jaatselijk ki BOULEUR MAAKT UIT WELK NUMMER WINT ier: /I ,Twee jonge theologen, een rooms-katholieke en een pro- tantse, hebben maandenlang per „lelijke eend" ons land door- list. Ze hadden van de Raad van kerken opdracht, te onder den wat er op plaatselijk vlak nu wel gebeurt op 't gebied i het samengaan van kerken, oftewel de oecumene". Dit reef ds. M. G. Rosbergen een paar maanden geleden in de /enter hervormde kerkbode en hij kon het weten, want één die twee jonge theologen is zijn zoon, de 25-jarige kandi- it G. M. Rosbergen. Samen met de Nijmeegse drs. M. P. J. Knippenberg (inmiddels studentenpastoor) heeft hij na af- p van hun onderzoek het rapport „Verkenningen in de plaat- jke oecumene in Nederland" opgesteld. let dit zeventig pagina's tel de rapport onder de arm seotfhebbers kunnen deze „Ver leningen" voor een rijksdaal- krijgen bij de afdeling ii umenica van het Interuni- omst 4, w sitair instituut voor fnissiolo- ider lenen rist n i van leds zijn n Vor htig de ei vier kleut Ultg. f ichap s derla 1 Jitg. ilz. to II t en oecumenica, Heidelberg- 2, Utrecht) ben ik naar iningen gereisd, waar kandi- it Rosbergen zo vriendelijk is op te halen. k zette een streepje bij: „Ik goed met mijn protestantse irman opschieten, maar en et geen dominee op de ekstoeT'. Ik haal de zin uit verband, maar de heer Ros- gen zit er niet mee verlegen. wil dat goed-kunnen-op- öeten-met positief waarde- i, net zo als de uitlating die in zijn praktijk van pasto- I medewerker tegenkwam: n buurvrouw is een best Ir' ns, al is ze gereformeerd" leenee, ik moet niet denken hij vindt dat we al een el eind zijn als we elkaar niet giketteren en niet (meer) met boog om elkaar heen lopen, oecumenische affaire is met uitwisselen van vriendelijk- jlstra ^en n'e* bekeken, op het Wvlak niet en nergens. Toch het op die manier beginnen, een opmerking over je Europlirman of je buurvrouw. En je dan niet binnen de kortste en in de onzichtbare kerk icht? De heer Rosbergen q" ent van niet: er zal altijd nning (moeten) zijn tussen c* beweging van de oecumene, niet tussen kerkmuren te ïgen is en de bestaande ker- lijke strukturen. Als die met anning weg is, schiet je oecu- /an I snisch inderdaad niet op en is k de aardigste gedachte over len van een andere kerk geen pvriei izet tot enig oecumenisch teken keer. BUKU Bedoelt iedereen hetzelfde als je over oecumene praat? Vooral niet, en de heren Van Knippen berg en Rosbergen hebben wel vijf betekenissen van het woord opgevangen: oecumene in de zin van interkerkelijke samenwer king, met in 't verschiet een mogelijke éénwording; oecume ne als gezamenlijke dienst van de kerken aan de wereld met in het achterhoofd de gedachte dat als je samen .doende bent in ac tiegroepen, de kerkgrenzen van zelf wel zullen vervagen; oecu mene als een ontmoetingskreet en daarmee uit (als voorbeeld geeft het rapport de al geciteer de zin over de protestantse buurman); oecumene als een af faire van discussiërende theolo gen, en: oecumene als iets ge vaarlijks, als invalspoort voor valse leringen e.d. Waar het in dit rapport, om gaat is de plaatselijke oecume ne: de manier waarop de relatie tussen plaatselijke kerken ge stalte krijgt in raden van ker ken en andere groeperingen, en hoe men zo door gezamenlijke actie de eenheid kan bevorde ren (pag. 4). Ik loop met de heer Rosber gen zijn rapport door, na eerst geconstateerd te hebben dat het een goed rapport is: heel open en nuchter van toon, er worden geen stokpaardjes bereden (hoogstens gesignaleerd), én de serieuze onbevangenheid van de G- M' Rosbergen rapporteurs kan dunkt me ook hieruit blijken dat ze vaststel len dat je ook bij organisaties als de EO en de ICCC de oecu mene ontmoet, ook al staan er genoeg mensen klaar om te beweren dat je die daar nou net niet hebt. Hier is sprake van samenwerking tussen mensen die theologisch in dezelfde rich ting denken (pag. 34). Liever dan te jagen naar een samenvatting, lichten we er hier en daar een punt uit. Zoals dit: In de praktijk blijkt dat het in de meeste gevallen veel moeite kost een voor allen aan vaardbare preambule te vinden. Als die echter eenmaal klaar is, wordt ze meestal in de ijskast gezet, en er later weinig of nooit meer üitgehaald... (pag. 7). De heer Rosbergen: Gepraat over een preambule staat het samen wat doen erg in de weg, dc discussie erover ligt veel mensen zwaar op de maag en als de zaak eindelijk rond is, hoor je er niet meer van. Geen wonder ook, want tenslotte is zo'n preambule niet meer dan de neerslag van het denken op het moment. Ik geloof niet dat het zo beginnen moet: van el kaar opschrijven wat je aan overtuigingen in huis hebt, er over dubben of het genoeg is. er een stuk over maken... en intus sen het eigenlijke werk blokke ren. Als het gaat om de motieven voor de oecumene, blijkt dat de praktische motieven voor sa menwerking behoorlijk hun partij meeblazen. De «rappor teurs: Het is geen schande uit nood bij elkaar gedreven te worden, als men dit maar on derkent (pag. 10). Opmerkelijk is dat -in de zgn. kategoriale oecumene veel meer kan en „mag". Denk maar aan de gees telijke verzorging in het leger: één dominee vertegenwoordigt alle protestantse richtingen. en wie ligt er wakker van? In het ziekenhuispastoraat gebeu ren sinds jaar en dag dingen, waar synodes soms nog over doende zijn (complete intercom munie met r. katholieken bij voorbeeld). De rapporteurs: zo wordt de oecumenische samenwerking zeer sterk situationeel bepaald. De theologie komt daar (te paard) achteraan (pag. 11). Na genoteerd te hebben dat iedere plaats die zichzelf repec- teert, momenteel een raad van kerken bezit (er zijn er onge veer 140) staan we wat uitvoeri ger stil bij déze opmerking uit het rapport: Het is duidelijk dat de oecumenische zaak voor een groot deel staat of valt met de inspiratie van de voorganger in de gemeente (pag. 19/20). De dominee, de pastoor kan er voor of tegen zijn en je zit vlak in de buurt van een hobby: een oecu menische hobby die je wat uit leeft naast je „gewone" werk in de eigen gemeente. De heer Rosbergen: De oecu mene wordt nog veel te veel ge zien als een luxe. zo in de trant van: Zeg, doe jij ook aan oecu mene? Je hebt ijs en je hebt ijs met slagroom. Je hebt je ge meente en je hebt je gemeente met nog wat aantrekkelijke in terkerkelijkheden. Oecumene wordt niet gezien als noodzaak, VJehalve dan als noodzakelijk ten behoeve van subsidie, denk maar aan de geestelijke verzor ging in het leger. Dit hangt sa men met een gebrek aan visie, veel mensen weten niet waar ze aan beginnen en ook niet waar om ze eraan beginnen. En als we het nu toch hebben over ge varen die de oecumene bedrei gen... want daar gaat het op pagina 20 over.... je moet ont- Wanneer het nieuwe kabinet straks zou besluiten een lang gekoesterde wens van vooral de toeristische industrie in vervulling te laten gaan het ruim baan geven aan legale speelbanken dan vindt het ten minste één felle tegenstander: de Zeister fotograaf Alfons Morriën. Niet omdat hij er principiële bezwaren tegen heeft zo nu en dan een gokje te wagen, wél omdat hij het roulettespel notoire oplichterij vindt. „Ik ben diverse malen in Knokke geweest, ik heb het spel bestudeerd en ken de sfeer, waarin het balletje rolt en ik kan alleen maar zeggen dat we hier met gelegaliseerde diefstal te maken hebben". je ërsp I -vC Gel! n de woonkamer van zijn royale heren- Is aan de Prins Hendriklaan haalt hij er 3""yi enmgen en kartonnetjes bij om die stel- waar te maken. Een stelling, die erop ?r komt, lat de bouleur, de man, die het letje op de draaischijf werpt, van tevo- precies kan bepalen welk nummer het mende wordt. ..Bijna niemand wil dat oven, maar het is gewoon zo, ik heb het gezien en bovendien uitgeprobeerd op i huiskamerroulette. Wanneer je een ;tje handigheid hebt, weet je precies wan- ïr en waar je het balletje erin moet tien om het uiteindelijk in het winnende cje te brengen". Horriën wil daarmee maar illustreren» dat 'fAm 'lette geen eer"jk kansspel is, dat de spe- geen schijn van kans heeft zolang hij dat balletje niet mag inbrengen. „Daar- is dit niet minder dan gewoon laaghartig rog. De speler wordt voor de gek ge ilden. En als dit dan nog een kapitalist •komt, zou het niet zo erg zijn. Maar de gewone man waagt graag een gokje, k maar naar de gezelschappen, die elk ekeinde naar Knokke gaan. Juist zulke nsen worden ernstig de dupe van de en croupiers", lorriën, die om het publiek hierop snt te maken een actiegroep oprichtte circulaires stuurde naar de fractievoor- ers. die de speelbanken wel binnen de nzen willen halen, is het niet eens met onlangs opgerichte Stichting Casino- Jen. Met name niet met de uitlating van i van de bestuursleden, de Bredase VVV- ecteur G. L. W. Sliepen, die het „je ïste hypocrisie noemde wel tegen speel- rogr iken te ageren en niet tegen de staatslote de paardentoto en de voetbaltoto", egt hij: „Er is wel een heel groot ver- tussen deze kansspelen en de speel- iken. Bij de eerste spelen krijg je ten- C( ste een eerlijke kans. Weliswaar een "ne, maar er is een kans. In het casino je die iet. Daar zorgt de croupier wel ir. Goed, er zijn mensen, die er wel eens i winstje uithalent maar dat gebeurt dan «n maar omdat de croupier die winst t belangrijk genoeg vindt om in te grij- L Want dat kèn hij. Zo'n man krijgt toch t voor niets een opleiding van een half r?" >e Zeister fotograaf vergelijkt het spe- aan de roulettetafel graag met biljart op g niveau. Alleen met dit verschil, dat bij arten de speler zelf de invloed uitoefent bij roulette de croupier. „Er is maar één nier om die invloed uit te schakelen en 's in te zetten nadat de bouleur het bal- op de schijf heeft gegooid. Weliswaar teurt het dan nog wel eens dat de snel ler zijn invloed aanwendt door de draai schijf met de pink wat af te remmen, maar gebruik is dat niet". Overigens ziet hij daarin op den duur evenmin veel heil. „Mijn ervaring io, dat je wanneer je er blijk van geeft het spel door te hebben en goed op de handen van de bouleur let gauw wordt weggekeken in de casinozaal. In zo'n geval kun je natuur lijk zeggen: laat ze njaar naar de bliksem lop>en, maar de ervaring is wel, dat de mees ten zich toch niet meer happy voelen en er vandoor gaan". Over de grote winsten, die soms aan de tafel worden gemaakt: „inderdaad, er moet wel eens worden uitbetaald. Maar vaak ge beurt dat aan zogenaamde spelmakers, in casu mensen, die bij de bank betrokken zijn. Ik heb wel meegemaakt, dat het bal letje driemaal achtereen op één bepaald nummer viel, toevallig het nummer van een heer, die even later in het kantoortje van de bank verdween Zo'n man heeft dan alleen gefungeerd om het spel even op gang te brengen". Het doel van de Stichting casinospelen (in het bestuur waarvan ook ex-kabinetsforma- teur prof. Steenkamp zit) de winsten te be stemmen voor culturele en recreatieve pro jecten, vindt Morriën een sympathiek ge baar. „Maar", zegt hij erbij, „dat hebben ze ook in Engeland geprobeerd en daar heb ben ze er allang weer spijt van. Want wat gebeurt er met geldspelen Daar trek je de onderwereld mee aan. Dat is in Engeland gebeurd en dat gebeurt straks ook hier. De bedoelingen mogen nóg zo sympathiek zijn, als het om geld gaat, trek je altijd mensen aan. die minder edele motieven hebben". Vandaag ook het streven van hem en zijn actiegroep om de legalisering van de rou lette in Nederland te voorkomen. „Ik weet, dat de druk groot is. Niet voor niets wordt de laatste tijd geschermd met zogenaamde plannen om in Aken, Elten en Düsseldorf de roulette in te voeren. De bedoeling daar achter is alleen maar de Nederlandse rege ring onder druk te zetten, haar duidelijk te maken, dat wanneer ook zij geen water bij de wijn doet tientallen miljoenen ons land zullen uitstromen. Maar wij houden vol, dat zo'n politiek bedrog is. Als dit allemaal in derdaad doorgaat, worden we met z'n allen voor de gek gehouden". zettend oppassen dat een raad van kerken geen alibi wordt voor je eigen niksdoen: daar hebben we immers de raad voor! In ons rapport attenderen we er op dat dit ook landelijk voor kan komen. Zie de gere formeerde synode van Sneek. Een voorstel om bij de discussie over actuele theologische zaken anderen te laten meepraten en meedenken werd verworpen. Motief: zoiets gebeurt al in sec tie zus of zo van de landelijke raad van kerken Een ander punt: De agenda van de raad van kerken gaat zich richten op de gebieden waar de kerken in gebreke zijn gebleven, bijvoorbeeld het pro bleem van dienstweigering, vre de. De raad wordt hier een soort „aanvullende" kerk (pag. 23). De heer Rosbergen: Hier loopt zo'n raad gevaar, een eigen le ven te gaan leiden en een vrij geisoleerd bestaan. De afge vaardigde ambtsdragers zetten hun meest progressieve gezich ten, ze willen zich niet laten kennen, en jawel hoor, de raad spreekt zich uit tegen dit of voor dat, maar het staat een eind van de gemeenten af. Er ger: het komt op die manier ook niet naar de gemeenteleden toe. Er komt nog bij dat op deze manier nooit kwesties als ker kelijke financiën of andere din gen die het kerkelijk leven van alledag van de in de raad ver tegenwoordigde kerken recht streeks raken, aan de orde ko men. En de isolatie dreigt nog groter te worden. Weer een notitie: De kerk concentreert zich op de thuis- wereld van de mens, die meest al conservatiever is dan zijn werkwereld, waar de categoria le oecumene actief is (pag. 27). Maar mag een mens eens (oecu menische) rust hebben? Iemand die met al zijn krachten aan de oecumene werkt, zei: „Ik heb mijn eigen kerk nodig om zon dags bij te tanken" (pag. 27). Nog een notitie: De handelin gen van een raad van kerken (worden) altijd gekleurd door een streven naar eenheid, dat voor veel jeugdigen al helemaal niet meer hoeft. Zij willen hun energie graag besteden aan za ken die relevant zijn en duide lijk (pag. 30). En: Er moet een duidelijk on derscheid gemaakt worden tus sen het handelen in een stunt, dat gericht staat op onmiddel lijk succes en het handelen in een experiment, dat als doel heeft de zaak zelf te verhelde ren en klaarheid te brengen in strükturen, die ondoorzichtig zijn geworden (pag. 31) De' rapporteurs sommen ze ventien zaken op die de oecu mene remmen. Hier zijn er twee: De kerken stellen te wei nig geld beschikbaar; dit is reeds een aanduiding dat het echte belang van de oecumene niet wordt gezien. En: Het „spookt" in alle kerken, men is druk doende de vrede in eigen huis te bewaren, en omwille van die vrede worden veel za ken die men in de oecumene geleerd had, weer terugge schroefd (pag. 35) Laatste zin van het eigenlijke rapport: De eenheid van hen die geloven in het evangelie moet sterker blijken dan de verdeeldheid der kerken (pag. 38). Hierna volgen bijlagen: Een vloed van gegevens o.a. over: het gespreksgroepenwerk van het Twents beraad van kerken, de vereniging voor het kerkelijk leven in de Groningse stadswijk Nieuw-Noorddijk, de Amers- foortse vrijgestelde secretaris bij de raad van kerken, de Bijl mermeer in Amsterdam, de ont wikkelingssamenwerking in Zutphen, de interkerkelijke vredesgroep in Enschede, de oecumenische samenwerking in het leger, en het Marnix-college op oecumenische grondslag in Ede. Opmerking: het is Nederland se Hervormde kerk (niet: Ne derlands, het rapport maakt de zelfde fout als de verontruste hervormde dominees in hun open brief, het is christelijke gereformeerde kerken en raad is mannelijk.) Advies; lezen dit rapport! In de omvangrijke litera tuur die de laatste tijd over het doodsvraagstuk is ver schenen, tekenen zich na tuurlijk globaal gesproken drie standpunten af: 1. dat van het orthodoxe bijbelge- ioof/2. het standpunt van de nieuwe theologie dat zich toespitst op het hierNUmaals en 3. het puur humanistische standpunt. In De dood veran dert, een uitgave van De Ar beiderspers, Amsterdam in samenwerking met het Hu manistisch Verbond (112 blz., 3.25), zijn niet alleen hu manisten aan het woord ge laten. Prof. dr. H. Berkhof schrijft daar over De plaats van de dood in het christe lijk geloof, en vertolkt daar mee de visie van de (niet extreme) orthodoxie. Prof. dr. J. Sperna Weiland infor meert in datzelfde boekje over: De dood in de nieuwe theologie. Dr. Kwee Swan Liat brengt een exotische noot aan met zijn stuk over Dood en Nirvana. De overige bijdragen, met name die van P. Spigt, vertegenwoordigen het humanistische standpunt, of juister bepaalde kanten daarvan. Het genoemde boekje is geen recente publicatie. Ook het Leven en Dood-nummer van Wijsgerig Perspectief (juli 1969), een twee maandelijks tijdschrift dat gead ministreerd wordt 'door Meulen- hoff-Bruna te Amsterdam, is al weer niet nieuw meer, al is de inhoud ook hier nog volkomen actueel. Zo schrijft prof. dr. J. Lever daarin over Levend en dood en draagt prof. dr. H. M. Kuitert een knap artikel bij over Moeten sterven en de dood. En dan is er natuurlijk, om niet méér te noemen, de recente publika- tie... Tenzij een wonder gebeurt, begeleiding van stervenden, een televisie- en radioprogramma van prof. dr. C. van der Meer en Henk Mochel. (Kok, Kampen, 93 blz., f 5,95), waarover al heel wat geschreven is. Mij gaat het vandaag om een speciaal nujnmer van Wapen veld, een maandblad uitgaande van de reünistenvereniging der Civitas Studiosorum in Funda- mento Reformato, dat no. 4 van de 21e jaargang heeft gewijd aan het thema Leven en Dood. Het nummer kan worden besteld bij mevrouw P Houtrrlan-Blok, Arthur van Schendelplein 63, Delft, door storting van f 2,50 op giro 266906 ten name van de administratie van Wapenveld te Delft. De bedoeling van dit nummer is duidelijk. De redaktie wil een bijdrage tot de discussie leveren op positief-reformatorisch stand punt. In het ten geleide consta teert de redactie: „Een stroom van oublicaties over de dood en over begeleiding van stervenden barst !os. Wat is daar de oorzaak van? Wordt de dood opeens niet meer verdrongen? Het valt te be twijfelen. Eén van de redenen is ongetwijfeld dat de dood een ta boe geworden is. En taboes moe ten, zoals u weet, opgeruimd worden om zo een betere wereld te krijgen. Doodgaan is een na tuurlijk proces en onze moderne technieken worden te hulp geroe pen um dit proces zo geruisloos mogelijk te laten verlopen. En voorzover de pastor daarbij door middel van de religie ook nog een sussend en verdovend woord kan spreken, is hij natuurlijk wel kom. Een ander motief is in het leven geroepen door de vorderin gen van de medische weten schappen. We kunnen het leven van vele patiënten nu welis waar niet onbeperkt maar toch ongekend lang verlengen Daardoor worden we met de neus op vragen gedrukt als Waar begint de dood? En heeft het zin een leven zoveel mogelijk te rekken? Men denke aan publi- katies als die van prof. J. H. van den Berg over Medische macht en medische ethiek." Ds. A. J Jorissen, hervormd predikant te Amersfoort, karakte riseert in zijn artikel Leven en dood in het moderne levensge voel de manier waarop leven en dood in het bewustzijn van de moderne mens functioneren. Hoe wel aen autonome levensbeheer- sing ons mensen kennelijk in het bloed zit. wordt dit doorkruist door de doodsdreiging en de uit putting van 's mensen levens kracht, kortom door de eindig heid. Deze levensonmacht naast de levensbeheersing moet wel tot ambivalente gedragspatronen aanleiding geven, d.w.z nu eens zal overmoed, dan weer angst onze handelingen bepalen. We raken gewend aan de heroïsch voortgaande strijd om de beheer sing van het leven, maar even zeer aan de voortgang van de dood. Ons leven is een leven naar de dood toe. en dat geeft voor hedendaagse denkers een laatste en beslissende verstaans- mogelijkheid ep doelbewustheid aan het leven. Zo gezien wordt ons leven uniek, authentiek, on herhaalbaar, een laatste kans. Niettemin leven we in een „open heid". waarvan de grenzen niet zijn vast te stellen. In het ge sprek met de moderne wijsbe geerte wil ds. Jorissen bij dit laatste aansluiten en via Pascal waarna de nieuwe zakelijkheid van omstreeks 1930 opriep tot zindelijk sterven, d.w.z. sterven zonder overdreven en valse ge voeligheden. Het existentialisme karakteri seert ons bestaan als een Sein zum Tode; de dood „maakt af". Zo geeft de ontwikkeling een versoberings- en verzekelijkings- proces te zien: afgestoten wor den door een laatste oordee', onsterfelijkheidsgeloof. alle thea ter rondom het doodgaan, alle mooidoenerij en verfijning en alle woordenkraam. „Zo krijgt men oe dood in het oog zoals hij is in terugkeren tot de roepende God van Abraham, de God van de heilsgeschiedenis Het tweede opstel heet: Leven en dood in de historische ontwik keling van onze cultuur. Het is van ondergetekende. Aan de hand van een reeks citaten, meest fragmenten van gedichten, schets ik een ontwikkelingsgang van de oudheid en de middeleeu wen af tot op vandaag. In de middeleeuwen waren dood en laatste oordeel onafscheidelijk. De renaissance streefde naar on sterfelijkheid op aarde door roem bij het nageslacht. In de baroktijd (de tijd van de contra-reformatie en van het absolute vorstelijke gezag) werd de dood vooral als een theatrale aangelegenheid be schouwd. De romantiek (begin 19e eeuw) benaderde de dood bij voorkeur van de esthetische kant. Het fin de siècle (einde van de 19e en begin van de 20e eeuw) be schreef de dood liefst als eind stadium van levensverfijning, plaats van tegenover de dood een „nouding" ««n te nemen (bang, pretentieus theatraal, es thetisch, oppervlakkig naturalis tisch, decadent, f^alistisch), gaat men hem medisch lijf." Het volgende stuk is van drs. W. J. Vaartjes en heet: Kunnen we de wetenschap om een boodschap stpren? Het antwoord luidt: Nee. dat kunnen we niet, maar het wordt wel gedaan! De natuurwetenschap heeft strikt ge nomen geen boodschap voor de wereld De kennis die zij ons schenkt Is principieel on-af en betrekkelijk Bovendien geeft zij geen richtlijnen voor ons han delen aan. Toch raken de meeste mensen onwillekeurig geïmpo neerd door de inderdaad verbijs terende successen van toege paste wetenschap en techniek, die een aureool van almacht verkrijgen. Er is een wijd verbreid en vol strekt irrationeel geloof in de we tenschap, aan te duiden met de term sciëntisme, op grond waar van men meent alle raadselen van het menselijk bestaan op te kunnen lossen en ons op prak tisch gebied de onbeperkte heer schappij over de natuur te kun nen verzekeren. Opvallend is in dit verband de overeenkomst die bestaat tussen de betekenis van de mythe voor de „primitieve mens" en de betekenis van we tenschap en techniek voor de moderne mens. Maar in de wetenschapsfiloso fie staat men ook voor geloofs- besli89ingen. De onderzoeker kan onmogelijk alle kennis, door zijn voorgangers verworven, op de juistheid toetsen. Aan de weten schapsman is niets menselijks vreemd. Zelfs In de exacte we tenschappen zijn feit en interpre tatie onverbrekelijk met elkaar verweven. De wetenschap is steeds op weg. De natuurweten schap kan niet op het leven zelf stuiten; wel kan ze, binnen het kader van een theorie, iets (b.v. een virus) als „levend" definië ren. Het zou boud klinken als men oeweerde de dood te kun nen omschrijven. Binnen de we tenschap kunnen alleen operatio nele definities van „leven" en „dood" gegeven worden met als enige eis: men moet ermee kun nen werken. Of ze „waar" zijn, is een heel andere vraag. Drs. M. J. G. van der Velden, rector van het Theologisch Semi narium van de hervormde kerk te Driebergen, schrijft over Leven en dood In de bijbel, waarna me vrouw M. M. Plomp-Van Harme ien, chirurge, werkzaam in het diakonessenhuis te Utrecht, een door dr. C. Rijnsdorp uiteenzetting geeft over het ac tuele onderwerp: Euthanasie. Zij ziet de veranderende opvattingen, waarin de mens als autonoom geldt en daarom het recht heeft over eigen leven te beschikken, als tekenen van ontkerstening en terugkeer naar het heidendom. „Wat de waarde is van een bepaald leven is niet aan ons ter beoordeling. De beslissing of een leven zinvol of zinloos is, is Irre levant voor de medicus... Bij Je zus' omgang met zieken en lij denden is nooit sprake van „do den uit medelijden", ook al genas hij niet iedereen". Er is geen grond voor een nieuwe ethiek, hoewel er een moment kan ko men, dat de medicus zijn macht uit handen geeft door op te hou den met zijn medisch handelen. Het oastoraal naschrift is van drs. S Meijere, hervormd predi kant te Ermelo Wat men mist. is een opstel over de dood als onttroonde ko ning der verschrikking in het be wustzijn van de eenvoudige gelo vige. de levenswijsheid en le venservaring als aanvulling van het geleerde denken; de bijbelse visie op de dood bij de ongelet terde' vrome. Niet om allerlei wonderlijke bevindelijkheden uit te stallen, maar om een authen tiek stuk geloofservaring van de vergetelheid te redden. Welke pastor is in staat hier onopge smukt en rijk materiaal bij te dra gen? Want het lijkt erop dat de koningskinderen bezig zijn uit te sterven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1971 | | pagina 15