OMELA NIEUWENHUIS:
Regent
of
profeet
ONZE MENTALITEIT
MOET VERANDERE
In de christenen van nu
door
A. J. KLEI
ZATERDAG 5 JUNI 1971
Jebt tegenwoordig dominees die in hun preken zo druk doende zijn met de narigheden dezer
dat de mensen er koud van worden. Ho, dit klinkt dubbelzinnig. Er zijn namelijk kerkgangers
liks van moeten hebben als de dominee het op de preekstoel heeft over Vietnam, Mozambique,
jrika noem maar op, en onder de koffie stellen ze vast dat ze er vanmorgen maar bar weinig
Iben gehad: je blijft er koud onder. Anderen worden er inderdaad koud van, van zo'n preek:
leen er met elkaar toch maar een bedroefd klein beetje van. Ze vragen zich af hoe het komt
1 kerk, dat christenen niet alleen blijkbaar machteloos staan tegenover meer dan ellendige
■en en meer dan akelige ontwikkelingen, maar zich er ook nog vrij gerieflijk bij kunnen neer-
Daar zitten we dan met ons zoutend zout wat stelt het eigenlijk voor?
i krantestukjes en teksten van toespraakjes zich voor
var>,g in een boekje? Voor de auteur is het natuurlijk
<je cfzierig zijn geesteskindertjes als op een groepsfoto
y te zien. Voor de lezer, die ze al of niet uitgeknipt
;zit tPn ^et PreM'9 zijn de verzameling bijeen te hebben.
omkoMeester Sr. heeft indertijd in een mismoedig ogen-
leert/e9^' dat een iournal'st ,ocb alleen maar voor de
ïiet-tyrkf. Hij zei dat (in een interview) in een tijd dat de
nog niet zo geperfectioneerd was als ze vandaag
e zijn, binnenshuis meer dan buitenshuis. Maar het
"el V|ar dat een dagblad een vluchtig verschijnsel is; als
trein uit verveling naar een achtergelaten krant
vei
vanivoe'en we ons 9ehomen wanneer blijkt dat het blad
iferen of eergisteren is. Vandaar soms de behoefte
ngen[,
leve
peling.
J. van Duist, geb. 1929 te Rotterdam, theoloog, jurist
ten radioman (hoofd afd. Gesproken Woord bij de
j is sinds 1 maart 1970 adjunct-directeur van de World
i for Christian Communication te Londen. Hij heeft
ajjgJ'eel gehad in het tot stand komen en voortbestaan van
klefe Theologische Etherleergang van de NCRV, leefde
irakeF met de Ned- Herv. Kerk en de CHU, was een pleitbe-
"an sport en spel, ook kinderspel, in de Hilversumse
raad en toonde zich in dit alles een belijdend christen
jn tijd wil zijn.
hij, voornamelijk in De Nederlander, schreef of elders
^e^°°Sde' heeft hij een boekje samengesteld onder de
In We wèl in de welvaart? Het werkje, uitgegeven bij
g. Er
1.135 blz. en kost 9,75. De auteur heeft de artikelen
jjat jfrd in vijf hoofdstukken: I Inzet, II Geschiedenis is
elkaa stoe'- 111 Politiek en Kerk. IV Leren leven met de stad
;t bo^looi voor een sportief beleid.
"«jjalgemene beschouwingen spitst het boek zich toe op
*te probleem van de urbanisatie en de leefbaarheid
ite stad. Men ontwaart een wetenschappelijke achter-
meer aangeduid dan uitgewerkt is. Op de voorgrond
ten etfich een luchtiS gehouden betoog, met nu en dan dui-
#spraken- karakteristieke citaten of treffende statisti-
efdev\rens' ^an niet ^)eter doen dan wat van die uitspra-
het n_U overschrijven, om straks te eindigen met een paar
JUWeP mijnerzijds. Voor het gemak van de zetter laat ik
£en iPnSst6kens voor en achter de geciteerde passages weg.
igIdifl het 'EvanSehe laten inspireren, recreëren, herschep-
dwars tegen jezelf in, zet je in voor een ONRUSTIG
LieiS (UI 1 0\ Vin^Dron KahKan Jn J
ets 1
(bl. 13). Kinderen hebben de tijd, maar de tijd heeft
panning weten we alles, van ontspanning maar heel
het e^' Het samenziin van mensen is niet zo vanzelfspre-
denken. Zelfs niet het samenzijn van twéé mensen.
'.door dr. C. Rijnsdorp
Df is
wput?|
Hit h<Pade- Twéézaam is de mens. Elk mens heeft een ander
s eenfichzelf te zijn (19)"
ïUitslrai i„
een individualistisch denken, los van sociale
l°denteft veel protestants denken tot een gevaarlijk dua-
De cJlristehjke politiek heeft zich menigmaal
c1nt"renzelvigd met de gan§bare opvattingen èn heeft niet
rad'caal de feiten van de maatschappij aan de kaak
dynari)- Zelfs twéé wereldoorlogen hebben, naar het schijnt,
nken. elijk denken (daarin) niet kunnen vernieuwen. Er
me >g menigten in de vermeende bomvrije kelder van het
dat i onder het nieuwe te zien als ook van God gegeven
kost
te waken voor alle vormen van geschiedbeoefe-
ran een verstarrende invloed uitgaat op de creatieve
linnen culturen in beweging (44). Het evangelie is
Aa »peld aan oude maatschappelijke vormen, oude voor-
55). Niebuhr constateerde toen wat we nu nóg onder
en, nl. dat de kerkelijke verdeeldheid veelal de mèn-
idslijn op het gebied van ras en stand volgt in plaats
doorbréken. De empirische kerk (chr. partijen en
r luis) zit vol met sociologische gebondenheid (57).
lristenen is bet teveel gebruikelijk geweest de schuld
oluties te zoe,ken in de kring der onderdanen. De
kerk is geen slaaf van de staat, ook geen meester,
het geweten (68). Het is de grote schuld van de kerk,
leer op uit is om tranen te drogen dan om verkeerde
tende samenlevingsstructuren te doorzien en te door-
Van Duist spreekt in de CHU duidelijk als een
t: gesrfadicaal; het is immers onjuist en misleidend alle
londer onderscheid rood te verven! Op bl. 72 spreekt
van het onderscheid tussen regent en profeet. De
- man die de wet vertegenwoordigt; de profeet is de
Q n het Evangelie uit bestaande toestanden doorbreekt,
heid, mits ruim genomen, is zinvol.
in haar nauwe verbondenheid met de Nederlandse
Kerk, heeft zich van ouds gekenmerkt door een
i uiterst fatsoenlijke regentenmentaliteit. De kriti-
en in haar gelederen willen misschien niet met zove-
tegenover de regent de profeet stellen, of minder
uitgedrukt, uithangen, maar wel correctie aanbren-
dergelijke geest spreekt en schrijft ook Van Duist.
dienst
<ijde
telling, symbolisch uitgedrukt in het typenpaar re-
eet, is natuurlijk van wijdere betekenis dan alleen
-HU. Zij geldt ook voor andere politieke partijen;
Jeheerst ze de verhoudingen in maatschappij en
>m wordt dit fundamentele probleem in het boekje
n Duist maar heel schetsmatig aangesneden. Dat er
chte regenten zijn, ware en valse profeten, maakt de
maar ingewikkelder.
Het is,' daar zullen we 't gauw
over eens zijn, goed dat kerk en
christenheid niet meer zo luid
keels als voorheen zingen van:
hier beneden is het niet, maar
ernstig proberen goed om zich
heen te kijken. Maar wat mer
ken we? Dat we, als we niet
oppassen, binnen de kortste ke
ren in een nieuw soort zelfvol
daanheid terecht komen, en dan
scheppen we op dat onze domi
nee zo met z'n tijd meegaat, ja-
ja, en dat er in het wijklokaal
alleen maar rietsuiker gebruikt
wordt, wat dacht je, en dat de
jongens van de koffie-actie ge
rust wat mogen aanplakken in
de hal, kom nou. Eerlijk gezegd
vinden we dat we het tegen
woordig nogal aardig doen.
Op zondag 25 november 1877
hield Ferdinand Domela Nieu-
wenhuis in de Haagse lutherse
kerk een preek onder de titel:
,,Nog. godsdienst? Reeds gods
dienst?". Daarin zei hij onder
meer:
„Het schijnt voor velen, alsof
de godsdienst moet staan buiten
alle zaken van de menselijke
maatschappij. En daarom is het
verboden, om strijd te boeren
tegen de maatschappelijke zon
den, verboden om te ijveren te
gen de oorlog als een mensonte
rend kwaad, om op te komen
tegen de onderdrukking der
kleinen onder de macht van
het geld, om ongelijkheid en
onrecht te veroordelen overal
waar ze voorkomen, om geld
zucht en losbandigheid af te
keuren onder alle vormen, waar
zij zich vertonen."
„Ziet slechts om u heen, in de
stad uwer inwoning, waar naast
zoveel weelde en rijkdom, ar
moede en ellende zijn waar te
nemen, waar naast de tempels
van wetenschap en kunst zove-
len opgroeien in bolslagen ar
moede, om later de gevangenis
te bevolken, waar naast bewel-
dadigden die van jongsaan aan
geen ding gebrek hebben, zove-
len worden gevonden, die alles,
tot zelfs haar eer prijs geven op
het altaar van gebrek en nood,
waar naast zoveel genot, in
nietsdoen verworden en tot
kwaaddoen gebracht, zovelen
rondlopen, die van de vroege
ochtend tot de late avond moe
ten zwoegen in het zweet des
aanschijns, schier zonder te we-
ten wat genot is, ziet dat alles
aan en vraagt dan uzelf eens af,
of de christelijke maatschappij
op haar voorhoofd draagt het
teken ban christelijkheid, of zij
gedoopt is met de vuurdoop der
liefde, van mensenmin en broe
derschap? Zo niet, en ieder zal
erkennen, dat er heel veel te
wensen blijft, zo niet, moet dan
te midden van zoveel ongerech
tigheid en zonden, zonden van
de staat, zonden van personen,
te midden van zoveel onkunde,
zoveel armoede, misdaad en
oorlog, moet de kerk als de
priester in de bekende gelijke
nis van de Barmhartige Sama
ritaan onverschillig aan deze
dingen voorbijgaan, zonder iets
te zeggen, iets te doen, niets in
het belang van hen, die in de
strijd om het bestaan onder de
druk leven, niets tegen hen, die
het kwade doen of toelaten dat
het geschiedt? Is rust het
hoogste geluk boor de kerk, en
moet die rust gekocht worden
tegen de prijs van een onzalig
niets doen?"
We schudden het hoofd, we
knikken instemmend: de kerk
preekte het liefst berusting
en we denken beschaamd
aan de slavernij, aan kreperen-
de arbeiders, aan dienstmeisjes
in kille keukens, aan rijwiel-
plaatjes met „kosteloos" er op...
Allemaal dingen die de kerk
eigenlijk maar gewoon heeft ge
vonden, de meeste predikheren
waren, zo krijg je de indruk,
wel druk in de weer met waar
schuwingen tegen de danswoede
of zo, maar schreven zuinige re
censies over de crisisromans
van H. M. van Randwijk (ik
noem maar iets en schiet daar
mee ver voorbij Domeia's tijd).
Domela ging de kerk uit.
Overigens niet, zoals we mis
schien geneigd zijn hartelijk te
denken, omdat hij botste tegen
kerkelijke zelfgenoegzaamheid.
Hij vertelt in zijn „Van christen
tot anarchist" dat het sterven
van zijn eerste vrouw de grond
legde voor zijn breken met het
geloof; trouwens, zijn Godsge
loof was „al meer en meer zwe
vend" geworden. We moeten
niet voorbijgaan aan het feit
dat er in zijn tijd gelukkig ook
christenen waren, die warem
pel wel wisten dat rust niet het
VERGUISD
In 1905 werd Domela Nieuwenhuls, terugkerend van het vrljdenkerscongrea In Parlje,
te Keulen gearresteord wegens banbreuk: het Pruisisch grondgebied was hem eerder
al ontzegd. Een Nederlandse tekenaar maakte deze spotprent: zo stellen de Duitsers
zich Domela Nieuwenhuls voor. Albert de Jong zet er onder: verguisd
VERHEERLIJKT
In 1916 werd Domela Nieuwenhuls op zijn zeventigste verjaardag gehuldigd; er
verscheen een gedenkboek met deze tekening van W. PapenhuJJsen. Het bijschrift
luidde: ,,Als een rots In de branding, weerkaatsend het licht van den komenden dag".
Albert de Jong zet eronder: en verheerlijkt.
hoogste geluk voor de kerk be
tekent. Maar: het waren er wei
nig.
Zo gaat het vaak: we kijken
beschaamd, een beetje meewa
rig ook naar het verleden, en
we menen, dat kerkelijke zaken
althans wat betreft het bezig-
zijn voor en met deze wereld, er
vandaag heel wat florissanter
voor staan. Precies: het wereld-
diakonaat. Alleen de gerefor
meerden al geven er miljoenen
voor. En verder vloeien we over
van begrip voor dit en voor dat.
Een langharige slepen we liever
naar de ouderlingenbank dan
naar de kapper en een protest-
leus poetsen we met weinig
moeite op tot een soort van
christelijke belijdenis.
Toch vraag ik me wel eens af
hoe iemand over een eeuw, een
halve eeuw is misschien al ge
noeg, naar ons kijkt en naar
onze kerkelijke bedrijvigheden.
Goedkeurend? Op dezelfde ma
nier als wij naar negentien-
de-eeuwse christenen keken,
voor wie deugdzaamheid het
hoogste goed was en daarmee
uit? Zou 't niet kunnen dat ze
over ons ongeveer zo zouden
denken: Moet je nagaan dat de
christenen het in die tijd dood
normaal vonden dat er miljar
den gestoken werden in pro
beersels op de maan, terwijl on
telbaar veel mensen dood gin
gen van de honger, en dat er
nog eens miljarden besteed
werden aan oorlogstuig, terwijl
er nooit voldoende huizen ge
bouwd konden worden... En
weet je dat christenen toen,
breed uitgezakt voor hun tévé
en weer een nieuw soort
zoutjes knabbelend, zaten te
zeuren over belastingcenten en
nooit schreeuwend de straat op
gingen vanwege het feit dat de
zee en het land en de sloten en
de rivieren met de dag meer
verpest werden? Er waren er
die dit allemaal niet doodge
woon vonden en die wel eens de
straat opgingen. Maar: het wa
ren er weinig. En ze werden
een beetje wantrouwig bekeken.
Bovenstaande overwegingen
(of hoe moet je 't noemen) kwa
men bij me op na de lezing
van: „Van christen tot anar
chist" en ander werk van F.
Domela Nieuwenhuis, geselec
teerd door Albert de Jong (Uitg.
Bruna, Utrecht, 231 blz., véél il
lustraties, waarvan er twee bij
dit verhaal staan afgedrukt,
prijs /12,50). We kunnen veilig
aannemen dat de heer De Jong
hij overleed verleden jaar
zijn Doek niet samenstelde
om zijn lezers tot een meditatie
over kerk en christenheid te
brengen. De heer De Jong wilde
ons Domela doen kennen uit
diens geschriften. Daartoe geeft
hij een verkorte weergave van
„Van christen tot anarchist" (de
omstreeks zeshonderd pagina's
van het oorspronkelijke zyn te
ruggebracht tot 141 stevig be
drukte pagina's); dan komt de
preek waaruit zojuist geciteerd
is; vervolgens een paar kamer-
redevoeringen (vooral die over
de koloniën is de moeite waard:
let ook op de wellevende woor
den aan 't adres van de persoon
Keuchenius) en ten slotte een
opstel over staatssocialisme.
Het boek wordt gecomple
teerd met „Herinneringen aan
mijn vader" van Cesar Domela
Nieuwenhuis, met persoonlijke
herinneringen van Albert de
Jong, met een lading cijfers
(jaartallen) en feiten uit Dome
ia's leven, in chronologische
volgorde, en ten laatste met
woorden van en woorden over
Domela Nieuwenhuis. Een, zoals
dat heet, rijk gevarieerde in
houd, waarbij dankbaar geno
teerd wordt dat ieder onderdeel
van beknopte, heldere toelich
tingen vergezeld gaat.
Of je gelukkig moet wezen
met zo'n beknopte „Van chris
ten tot anarchist"? Persoonlijk
heb ik alles tegen zo'n bewer
king al stem ik direct toe dat
De Jong Domela, zoals deze in
zijn gedenkschriften tot ons
komt, recht overeind laat staan,
ook in z'n onbevangen zelfbe
wustzijn. Je kunt, dat is waar,
in deze breedvoerigheid gemak
kelijk het mes zetten zonder
wezenlijke dingen te raken, en
Albert de Jong is met evenveel
kundigheid als piëteit te werk
gegaan.
Akkoord, maar dan had ik
wel graag wat meer toelichten
de voetnoten gezien. Want De
Jong kan wel fleurig beweren
dat vijftig jaar na Domeia's
dood (in 1919). de opstandige
jeugd door deze Ferdinand Do
mela Nieuwenhuis geïnspireerd
wordt, en hij zwaait wel opge
wekt met een vriendelijk citaat
uit het blad der lutheranen van
nu, van véél belangstelling voor
deze bijzondere man merk je
niet veel.
Een paar jaar geleden kwam
Evert Zandstra met een gero
mantiseerde levensbeschrijving
en die werd geen bestseller.
Toegegeven, je kon op dat boek
het een en ander afdingen,
maar zelfs dat is niet, althans
niet luidkeels, gedaan. De
Jongs boek biedt de mogelijk
heid van een veel rechtstreek
sere ontmoeting met Domela
Nieuwenhuis, en ik dacht dat
veel mensen het dr. A. H. de
Hartog zouden moeten kunnen
nazeggen: „Ik kan het niet hel
pen; maar, als ik Domela Nieu
wenhuis ontmoet, bevangt mij
ontroering...". Het volledige ci
taat staat in dit boek: kopen
maar!
Domela Nieuwenhuis en de
christenen van nu, zette ik bo
ven dit verhaal. De toepassing
vind ik in een woord van prof.
dr. J. H. Gunning jr. (geciteerd
via Leven en Werken, deel III,
pagina 304)
„Velen hebben tegenwoordig
behoefte aan arbeid in wat men
de sociale kwestie noemt. De
belangrijke maatschappelijke
vraagstukken onder de oogen te
zien, wie zal het niet noodig
noemen? Praktisch aan de zijde
der misdeelden te staan, den
moed te hebben om den rijken,
den grooteren moed. om den ar
men en arbeidershun plicht
aan te zeggen wie zal het
niet tot het edelste van 's lee
raars roeping rekenen? Maar
ééne gewichtige waarheid wor
de niet vergetendeze: dat in
dien de gemeente als één li
chaam, machtig door het godde
lijk leven, dat zij draagt, in
liefde en juiste orde haren
plicht had gedaan, de ge-
heele sociale kwestie er
eenvoudig niet zou zijn".
Gunning heeft het speciaal
over leraars, d.i. dominees,
maar wat hij zegt geldt alle
christenen, die van toen en die
van nu.
Welke gevaren bedreigen de mens in de toekomst? Wij vroe
gen het aan prof. dr. J. W. Teseh. Hij studeerde medicijnen in Am
sterdam; verbleef van '33'46 in Indonesië waar hij o.m. weten
schappelijk medewerker aan de Geneeskundige Hogeschool was.
Daarna was hij werkzaam in Deventer, en werd in '58 benoemd lot
directeur van de GG GD. In '48 promoveerde hij te Leiden op het
proefschrift 'De Studiewijk voor Hygiëne te Batavia". Sinds 1953
is dr. Tesch buitengewoon hoogleraar aan de Landbouwhoge
school te Wageningen, en sinds 1960 voorzitter van de Gezond
heidsorganisatie TNO, Den Haag. "Ik heb met alle mogelijke
research te maken gehad, en houd me de laatste tien jaar vooi-
al bezig met de mens-milieu problematiek".
„Het aanpassingsvermogen van de mens is groot, maar niet
onbegrensd. Het leven heeft zich geleidelijk ontwikkeld, het
leven heeft zich voortdurend aangepast en uitgebreid. De mens,
sinds een half miljoen jaar bekend, is in dit levenspatroon een
jonge schakel. Als we de ontwikkeling van het leven gelijk
stellen aan een dag van 24 uur, dan heeft de mens slechts één
minuut bestaan. In de laatste seconde heeft de mens kans
gezien de aarde te beheersen, en gedurende de laatste tijd is
de beïnvloeding van het hele milieu zódanig, dat wij niet
weten of dat haalbaar is voor de gezondheid van de mens
zelf", aldus prof. dr. J. W. Tesch.
„De pré-technische mens kon nog in
evenwicht met de natuur leven. Dat is
bestudeerd in het kader van een inter
nationaal biologisch programma dat
onderzoek deed naar de laatste cultu
rele resten van de oerbewoners in Aus
tralië en Nieuw-Guinea. Het hele orga
nisme van dc mens is ingesteld op een
'biologisch ritme. Een voorbeeld van
ontregeling van de mens zien we bij
het „tegen de tijd in" vliegen in een
jet".
„De vraag is of die ontregeling op
den duur zo beheerst wordt, dat het
geen gevaar oplevert. Stel dat de ver
ontreiniging van het milieu door aller
lei ohemische stoffen zou meevallen,
dat het zuurstofgebrek minder acuut
*ou jrijn dan wordt beweerd, dan zijn
er altijd weer andere factoren waaraan
d^mens zich moet aanpassen, bijvoor
beeld het binnenkrijgen van sporen
van bepaalde metalen, zowel als de pri
vé luchtverontreiniging door het ro
ken."
,,De luchtwegen passen zich zo aan,
dat de slijmproduktie van de longen
toeneemt, wat chronische bronchitis te
weeg brengt. Dat is een voorbeeld van
aanpassing met nadelige effecten erbij.
Hoever past ons zenuwstelsel zich aan
bij het lawaai? De aanpassihg brengt
*en vergroting van de totale belasting
met zioh mee.
„Een mentale belasting van de mens
via het zenuwstelsel wordt gevormd
door de hoeveelheid geluid, het kunst
licht, ook de verdichting van communi
catie en informatie. Voor de gezond
heid van de mens is het nodig dat hij
bezig is en nodig is. Kijk naar het on
behagen bij lopende-bandwerkers en
jonge vrouwen in een klein modern
flatje. De spieren moeten gebruikt
worden. De toename van de passieve
recreatie is ongunstig. Door de struc
tuur van de maatschappij is het voor
hele groepen mensen niet meer nodig,
dat ,ze hun best doen. Onze tijd toont
vele voorbeelden van onverwachte na
delige invloeden."
„Het is een illusie, dat de mens zich
biologisch heeft aangepast aan de diepe
zee of de ruimte, al kan hij daarin
doordringen. Leven van elk soort be
weegt zich binnen bepaalde trajecten
van temperatuur, vochtigheid, licht en
straling. Wat de mens aangaat: ook al
demonstreert hij vele technologische
handigheden, hij blijft gebonden aan
zijn biologische beperkingen. Alleen als
hij een micro-milieu kan onderhouden
(of scheppen) dat in overeenstemming
is met de oorspronkelijke biologische
omgeving, waarbinnen de mens als
soort begon op te treden, dan Kan hij
zich wagen in ijs en sneeuw, op hoge
bergtoppen, in diepten en in de ruim
te."
„Gezondheid", zegt prof. Tesch, „kan
niet beschreven worden als alleen
maar de afwezigheid van ziekte. Ge
zond zijn betekent dat de organismen
functioneel aangepast zijn aan de wis
selende eisen van de omgeving. Dat be-
tekent een belangrijke mate van zelf
regulatie binnen het organisme; ceilen,
weefsels, organen, lichaamsvochten
worden constant gehouden onder alle
omstandigheden waarmee de omgeving
het organisme confronteert. De mens
;taat tegenover een wisselend front
van fysieke, biologische en sociale
xrachten die bewust en onbewust door
hem worden gemanipuleerd".
„Lucht, bodem, water, planten, die
ren en mensen vormen samen de bio
sfeer; elk effect in een sector van dat
geheel kan een waterval van gevolgen
voor het geheel betekenen. Het feit dat
al een aantal diersoorten van de aard
bodem zijn verdwenen is een teken
aan de wand. De aarde is niet onuit
puttelijk. Door verkeerd beheer is ver
moedelijk veel potentiële cultuurgrond
verloren gegaan door erosie".
„Het vertrouwen in de onuitputte
lijke reinigende werking van de grote
oceanen blijkt niet gerechtvaardigd te
rijn. Vrijwel alle storingen in het mi
lieu berusten op menselijke beaJissln-
gen het tragische van de mens is dat
hij onvoldoende beseft dat hij verant
woordelijk is voor het beheer van de
omgeving".
„Milieuvervuiling in woon- en re
creatiegebieden verontrust de meesten
minder dan het krasje op de nieuwe
auto", zegt dr. Tesch sarcastisch. „Zal
ie mens zich als soort kunnen handha
ven? Kan hij zich blijven aanpassen
aan de ongewilde beïnvloeding van het
milieu? Wat zijn de criteria voor leef
baarheid?
„Wij hebben in feite geen index van
rust en leefbaarheid, geen criterium
waardoor de „leefbaarheid" kan wor
den uitgedrukt. Dit zijn wereldproble
men. Voor Nederland geldt, dat men de
economische groei niet meer als een
autonoom beeld gaat bekijken. Is er
wei-zijn? Het Kamerlid Goudzwaard is
daar op gepromoveerd. De algemene
schaarste aan zuiver water, frisse
lucht, ruimte en rust wordt niet opge
nomen in de economische groei. Vijf
jaar geleden was dat een aarzelend ge
luid bij economen, nu gaan vooral de
jongeren in dezelfde richting.
„Ondertussen kampen we met andere
problemen: van oorlog en vrede, ras
senproblemen, tegenstelling tussen rij
ke en arme landen, voor- en nadelen
van de technische ontwikkeling. Bij al
les treedt een schaalvergroting op, het
raakt de hele wereld, daarbij laat ik
een raciale of atoomoorlog nog in het
midden. Van milieuproblemen kom je
op maatschappelijke filosofieën: het 'is
vaak hard hollen om te blijven stil
staan!"
Nogal een pessimistisch wereld
beeld, de mens is het grootste gevaar
voor zichzelf. Heeft prof. Tesch nog
moed op de toekomst voor zijn kinde
ren en kleinkinderen? •-
Hij steekt het tweede sigaartje op in
één uur en adviseert: „Financieel moe
ten we een stuk „welvaart" afhalen
voor het belang van het welzijn. De
mensheid zal zijn populatie moeten re
gelen in de rest van deze eeuw, om
niet te spreken van de volgende eeuw.
Hij zal zijn technische kennis wijs
moeten gebruiken, We moeten meer
weten van de mens zelf en zijn milieu.
Wat bekend is, wordt onvoldoende toe
gepast, dat heeft met vervlechtingen
van het levenspatroon te maken (auto
rijden!)".
„We moeten vooral van mentaliteit
veranderen: van een consumptie-eco
nomie moeten we naar een kringloop
economie. We moeten de waarschuwin
gen van strikte biologen niet in de
wind slaan. In Zuid-Oost Azië kent men
al tienduizend jaar de natte-rijst-cul-
tuur, een systeem waarbij men van de
natuur gebruik maakt, zonder de na
tuur te vernietigen. Alle mensen voor
de technische tijd hadden geen onbe
staanbaar leven! Al erken lk onmiddel
lijk dat tot in de late middeleeuwen
veel kinderen jong stierven, de dood
was een aanvaard verschijnsel."
Dan maar terug naar de trekschuit.
dokter?
„Nee, maar wel wordt bij een con
sumptie-economie de mens een behoef
te aangepraat. Van milieuproblemen
kom je op een maatschappelijke filoso
fie. We moeten het ene doen en het
andere niet nalaten. Hoe kan de mens
leven in een landschap, dat bestaat uit
havens, industrieën en woonwijken? Er
is een vermeende behoefte aan meer
„welzijn", gebaseerd op materiële wel
vaart. Laten we nu beseffen: het gaat
om wél te zijn of niet zijn!"