OMELA NIEUWENHUIS: Regent of profeet ONZE MENTALITEIT MOET VERANDERE In de christenen van nu door A. J. KLEI ZATERDAG 5 JUNI 1971 Jebt tegenwoordig dominees die in hun preken zo druk doende zijn met de narigheden dezer dat de mensen er koud van worden. Ho, dit klinkt dubbelzinnig. Er zijn namelijk kerkgangers liks van moeten hebben als de dominee het op de preekstoel heeft over Vietnam, Mozambique, jrika noem maar op, en onder de koffie stellen ze vast dat ze er vanmorgen maar bar weinig Iben gehad: je blijft er koud onder. Anderen worden er inderdaad koud van, van zo'n preek: leen er met elkaar toch maar een bedroefd klein beetje van. Ze vragen zich af hoe het komt 1 kerk, dat christenen niet alleen blijkbaar machteloos staan tegenover meer dan ellendige ■en en meer dan akelige ontwikkelingen, maar zich er ook nog vrij gerieflijk bij kunnen neer- Daar zitten we dan met ons zoutend zout wat stelt het eigenlijk voor? i krantestukjes en teksten van toespraakjes zich voor var>,g in een boekje? Voor de auteur is het natuurlijk <je cfzierig zijn geesteskindertjes als op een groepsfoto y te zien. Voor de lezer, die ze al of niet uitgeknipt ;zit tPn ^et PreM'9 zijn de verzameling bijeen te hebben. omkoMeester Sr. heeft indertijd in een mismoedig ogen- leert/e9^' dat een iournal'st ,ocb alleen maar voor de ïiet-tyrkf. Hij zei dat (in een interview) in een tijd dat de nog niet zo geperfectioneerd was als ze vandaag e zijn, binnenshuis meer dan buitenshuis. Maar het "el V|ar dat een dagblad een vluchtig verschijnsel is; als trein uit verveling naar een achtergelaten krant vei vanivoe'en we ons 9ehomen wanneer blijkt dat het blad iferen of eergisteren is. Vandaar soms de behoefte ngen[, leve peling. J. van Duist, geb. 1929 te Rotterdam, theoloog, jurist ten radioman (hoofd afd. Gesproken Woord bij de j is sinds 1 maart 1970 adjunct-directeur van de World i for Christian Communication te Londen. Hij heeft ajjgJ'eel gehad in het tot stand komen en voortbestaan van klefe Theologische Etherleergang van de NCRV, leefde irakeF met de Ned- Herv. Kerk en de CHU, was een pleitbe- "an sport en spel, ook kinderspel, in de Hilversumse raad en toonde zich in dit alles een belijdend christen jn tijd wil zijn. hij, voornamelijk in De Nederlander, schreef of elders ^e^°°Sde' heeft hij een boekje samengesteld onder de In We wèl in de welvaart? Het werkje, uitgegeven bij g. Er 1.135 blz. en kost 9,75. De auteur heeft de artikelen jjat jfrd in vijf hoofdstukken: I Inzet, II Geschiedenis is elkaa stoe'- 111 Politiek en Kerk. IV Leren leven met de stad ;t bo^looi voor een sportief beleid. "«jjalgemene beschouwingen spitst het boek zich toe op *te probleem van de urbanisatie en de leefbaarheid ite stad. Men ontwaart een wetenschappelijke achter- meer aangeduid dan uitgewerkt is. Op de voorgrond ten etfich een luchtiS gehouden betoog, met nu en dan dui- #spraken- karakteristieke citaten of treffende statisti- efdev\rens' ^an niet ^)eter doen dan wat van die uitspra- het n_U overschrijven, om straks te eindigen met een paar JUWeP mijnerzijds. Voor het gemak van de zetter laat ik £en iPnSst6kens voor en achter de geciteerde passages weg. igIdifl het 'EvanSehe laten inspireren, recreëren, herschep- dwars tegen jezelf in, zet je in voor een ONRUSTIG LieiS (UI 1 0\ Vin^Dron KahKan Jn J ets 1 (bl. 13). Kinderen hebben de tijd, maar de tijd heeft panning weten we alles, van ontspanning maar heel het e^' Het samenziin van mensen is niet zo vanzelfspre- denken. Zelfs niet het samenzijn van twéé mensen. '.door dr. C. Rijnsdorp Df is wput?| Hit h<Pade- Twéézaam is de mens. Elk mens heeft een ander s eenfichzelf te zijn (19)" ïUitslrai i„ een individualistisch denken, los van sociale l°denteft veel protestants denken tot een gevaarlijk dua- De cJlristehjke politiek heeft zich menigmaal c1nt"renzelvigd met de gan§bare opvattingen èn heeft niet rad'caal de feiten van de maatschappij aan de kaak dynari)- Zelfs twéé wereldoorlogen hebben, naar het schijnt, nken. elijk denken (daarin) niet kunnen vernieuwen. Er me >g menigten in de vermeende bomvrije kelder van het dat i onder het nieuwe te zien als ook van God gegeven kost te waken voor alle vormen van geschiedbeoefe- ran een verstarrende invloed uitgaat op de creatieve linnen culturen in beweging (44). Het evangelie is Aa »peld aan oude maatschappelijke vormen, oude voor- 55). Niebuhr constateerde toen wat we nu nóg onder en, nl. dat de kerkelijke verdeeldheid veelal de mèn- idslijn op het gebied van ras en stand volgt in plaats doorbréken. De empirische kerk (chr. partijen en r luis) zit vol met sociologische gebondenheid (57). lristenen is bet teveel gebruikelijk geweest de schuld oluties te zoe,ken in de kring der onderdanen. De kerk is geen slaaf van de staat, ook geen meester, het geweten (68). Het is de grote schuld van de kerk, leer op uit is om tranen te drogen dan om verkeerde tende samenlevingsstructuren te doorzien en te door- Van Duist spreekt in de CHU duidelijk als een t: gesrfadicaal; het is immers onjuist en misleidend alle londer onderscheid rood te verven! Op bl. 72 spreekt van het onderscheid tussen regent en profeet. De - man die de wet vertegenwoordigt; de profeet is de Q n het Evangelie uit bestaande toestanden doorbreekt, heid, mits ruim genomen, is zinvol. in haar nauwe verbondenheid met de Nederlandse Kerk, heeft zich van ouds gekenmerkt door een i uiterst fatsoenlijke regentenmentaliteit. De kriti- en in haar gelederen willen misschien niet met zove- tegenover de regent de profeet stellen, of minder uitgedrukt, uithangen, maar wel correctie aanbren- dergelijke geest spreekt en schrijft ook Van Duist. dienst <ijde telling, symbolisch uitgedrukt in het typenpaar re- eet, is natuurlijk van wijdere betekenis dan alleen -HU. Zij geldt ook voor andere politieke partijen; Jeheerst ze de verhoudingen in maatschappij en >m wordt dit fundamentele probleem in het boekje n Duist maar heel schetsmatig aangesneden. Dat er chte regenten zijn, ware en valse profeten, maakt de maar ingewikkelder. Het is,' daar zullen we 't gauw over eens zijn, goed dat kerk en christenheid niet meer zo luid keels als voorheen zingen van: hier beneden is het niet, maar ernstig proberen goed om zich heen te kijken. Maar wat mer ken we? Dat we, als we niet oppassen, binnen de kortste ke ren in een nieuw soort zelfvol daanheid terecht komen, en dan scheppen we op dat onze domi nee zo met z'n tijd meegaat, ja- ja, en dat er in het wijklokaal alleen maar rietsuiker gebruikt wordt, wat dacht je, en dat de jongens van de koffie-actie ge rust wat mogen aanplakken in de hal, kom nou. Eerlijk gezegd vinden we dat we het tegen woordig nogal aardig doen. Op zondag 25 november 1877 hield Ferdinand Domela Nieu- wenhuis in de Haagse lutherse kerk een preek onder de titel: ,,Nog. godsdienst? Reeds gods dienst?". Daarin zei hij onder meer: „Het schijnt voor velen, alsof de godsdienst moet staan buiten alle zaken van de menselijke maatschappij. En daarom is het verboden, om strijd te boeren tegen de maatschappelijke zon den, verboden om te ijveren te gen de oorlog als een mensonte rend kwaad, om op te komen tegen de onderdrukking der kleinen onder de macht van het geld, om ongelijkheid en onrecht te veroordelen overal waar ze voorkomen, om geld zucht en losbandigheid af te keuren onder alle vormen, waar zij zich vertonen." „Ziet slechts om u heen, in de stad uwer inwoning, waar naast zoveel weelde en rijkdom, ar moede en ellende zijn waar te nemen, waar naast de tempels van wetenschap en kunst zove- len opgroeien in bolslagen ar moede, om later de gevangenis te bevolken, waar naast bewel- dadigden die van jongsaan aan geen ding gebrek hebben, zove- len worden gevonden, die alles, tot zelfs haar eer prijs geven op het altaar van gebrek en nood, waar naast zoveel genot, in nietsdoen verworden en tot kwaaddoen gebracht, zovelen rondlopen, die van de vroege ochtend tot de late avond moe ten zwoegen in het zweet des aanschijns, schier zonder te we- ten wat genot is, ziet dat alles aan en vraagt dan uzelf eens af, of de christelijke maatschappij op haar voorhoofd draagt het teken ban christelijkheid, of zij gedoopt is met de vuurdoop der liefde, van mensenmin en broe derschap? Zo niet, en ieder zal erkennen, dat er heel veel te wensen blijft, zo niet, moet dan te midden van zoveel ongerech tigheid en zonden, zonden van de staat, zonden van personen, te midden van zoveel onkunde, zoveel armoede, misdaad en oorlog, moet de kerk als de priester in de bekende gelijke nis van de Barmhartige Sama ritaan onverschillig aan deze dingen voorbijgaan, zonder iets te zeggen, iets te doen, niets in het belang van hen, die in de strijd om het bestaan onder de druk leven, niets tegen hen, die het kwade doen of toelaten dat het geschiedt? Is rust het hoogste geluk boor de kerk, en moet die rust gekocht worden tegen de prijs van een onzalig niets doen?" We schudden het hoofd, we knikken instemmend: de kerk preekte het liefst berusting en we denken beschaamd aan de slavernij, aan kreperen- de arbeiders, aan dienstmeisjes in kille keukens, aan rijwiel- plaatjes met „kosteloos" er op... Allemaal dingen die de kerk eigenlijk maar gewoon heeft ge vonden, de meeste predikheren waren, zo krijg je de indruk, wel druk in de weer met waar schuwingen tegen de danswoede of zo, maar schreven zuinige re censies over de crisisromans van H. M. van Randwijk (ik noem maar iets en schiet daar mee ver voorbij Domeia's tijd). Domela ging de kerk uit. Overigens niet, zoals we mis schien geneigd zijn hartelijk te denken, omdat hij botste tegen kerkelijke zelfgenoegzaamheid. Hij vertelt in zijn „Van christen tot anarchist" dat het sterven van zijn eerste vrouw de grond legde voor zijn breken met het geloof; trouwens, zijn Godsge loof was „al meer en meer zwe vend" geworden. We moeten niet voorbijgaan aan het feit dat er in zijn tijd gelukkig ook christenen waren, die warem pel wel wisten dat rust niet het VERGUISD In 1905 werd Domela Nieuwenhuls, terugkerend van het vrljdenkerscongrea In Parlje, te Keulen gearresteord wegens banbreuk: het Pruisisch grondgebied was hem eerder al ontzegd. Een Nederlandse tekenaar maakte deze spotprent: zo stellen de Duitsers zich Domela Nieuwenhuls voor. Albert de Jong zet er onder: verguisd VERHEERLIJKT In 1916 werd Domela Nieuwenhuls op zijn zeventigste verjaardag gehuldigd; er verscheen een gedenkboek met deze tekening van W. PapenhuJJsen. Het bijschrift luidde: ,,Als een rots In de branding, weerkaatsend het licht van den komenden dag". Albert de Jong zet eronder: en verheerlijkt. hoogste geluk voor de kerk be tekent. Maar: het waren er wei nig. Zo gaat het vaak: we kijken beschaamd, een beetje meewa rig ook naar het verleden, en we menen, dat kerkelijke zaken althans wat betreft het bezig- zijn voor en met deze wereld, er vandaag heel wat florissanter voor staan. Precies: het wereld- diakonaat. Alleen de gerefor meerden al geven er miljoenen voor. En verder vloeien we over van begrip voor dit en voor dat. Een langharige slepen we liever naar de ouderlingenbank dan naar de kapper en een protest- leus poetsen we met weinig moeite op tot een soort van christelijke belijdenis. Toch vraag ik me wel eens af hoe iemand over een eeuw, een halve eeuw is misschien al ge noeg, naar ons kijkt en naar onze kerkelijke bedrijvigheden. Goedkeurend? Op dezelfde ma nier als wij naar negentien- de-eeuwse christenen keken, voor wie deugdzaamheid het hoogste goed was en daarmee uit? Zou 't niet kunnen dat ze over ons ongeveer zo zouden denken: Moet je nagaan dat de christenen het in die tijd dood normaal vonden dat er miljar den gestoken werden in pro beersels op de maan, terwijl on telbaar veel mensen dood gin gen van de honger, en dat er nog eens miljarden besteed werden aan oorlogstuig, terwijl er nooit voldoende huizen ge bouwd konden worden... En weet je dat christenen toen, breed uitgezakt voor hun tévé en weer een nieuw soort zoutjes knabbelend, zaten te zeuren over belastingcenten en nooit schreeuwend de straat op gingen vanwege het feit dat de zee en het land en de sloten en de rivieren met de dag meer verpest werden? Er waren er die dit allemaal niet doodge woon vonden en die wel eens de straat opgingen. Maar: het wa ren er weinig. En ze werden een beetje wantrouwig bekeken. Bovenstaande overwegingen (of hoe moet je 't noemen) kwa men bij me op na de lezing van: „Van christen tot anar chist" en ander werk van F. Domela Nieuwenhuis, geselec teerd door Albert de Jong (Uitg. Bruna, Utrecht, 231 blz., véél il lustraties, waarvan er twee bij dit verhaal staan afgedrukt, prijs /12,50). We kunnen veilig aannemen dat de heer De Jong hij overleed verleden jaar zijn Doek niet samenstelde om zijn lezers tot een meditatie over kerk en christenheid te brengen. De heer De Jong wilde ons Domela doen kennen uit diens geschriften. Daartoe geeft hij een verkorte weergave van „Van christen tot anarchist" (de omstreeks zeshonderd pagina's van het oorspronkelijke zyn te ruggebracht tot 141 stevig be drukte pagina's); dan komt de preek waaruit zojuist geciteerd is; vervolgens een paar kamer- redevoeringen (vooral die over de koloniën is de moeite waard: let ook op de wellevende woor den aan 't adres van de persoon Keuchenius) en ten slotte een opstel over staatssocialisme. Het boek wordt gecomple teerd met „Herinneringen aan mijn vader" van Cesar Domela Nieuwenhuis, met persoonlijke herinneringen van Albert de Jong, met een lading cijfers (jaartallen) en feiten uit Dome ia's leven, in chronologische volgorde, en ten laatste met woorden van en woorden over Domela Nieuwenhuis. Een, zoals dat heet, rijk gevarieerde in houd, waarbij dankbaar geno teerd wordt dat ieder onderdeel van beknopte, heldere toelich tingen vergezeld gaat. Of je gelukkig moet wezen met zo'n beknopte „Van chris ten tot anarchist"? Persoonlijk heb ik alles tegen zo'n bewer king al stem ik direct toe dat De Jong Domela, zoals deze in zijn gedenkschriften tot ons komt, recht overeind laat staan, ook in z'n onbevangen zelfbe wustzijn. Je kunt, dat is waar, in deze breedvoerigheid gemak kelijk het mes zetten zonder wezenlijke dingen te raken, en Albert de Jong is met evenveel kundigheid als piëteit te werk gegaan. Akkoord, maar dan had ik wel graag wat meer toelichten de voetnoten gezien. Want De Jong kan wel fleurig beweren dat vijftig jaar na Domeia's dood (in 1919). de opstandige jeugd door deze Ferdinand Do mela Nieuwenhuis geïnspireerd wordt, en hij zwaait wel opge wekt met een vriendelijk citaat uit het blad der lutheranen van nu, van véél belangstelling voor deze bijzondere man merk je niet veel. Een paar jaar geleden kwam Evert Zandstra met een gero mantiseerde levensbeschrijving en die werd geen bestseller. Toegegeven, je kon op dat boek het een en ander afdingen, maar zelfs dat is niet, althans niet luidkeels, gedaan. De Jongs boek biedt de mogelijk heid van een veel rechtstreek sere ontmoeting met Domela Nieuwenhuis, en ik dacht dat veel mensen het dr. A. H. de Hartog zouden moeten kunnen nazeggen: „Ik kan het niet hel pen; maar, als ik Domela Nieu wenhuis ontmoet, bevangt mij ontroering...". Het volledige ci taat staat in dit boek: kopen maar! Domela Nieuwenhuis en de christenen van nu, zette ik bo ven dit verhaal. De toepassing vind ik in een woord van prof. dr. J. H. Gunning jr. (geciteerd via Leven en Werken, deel III, pagina 304) „Velen hebben tegenwoordig behoefte aan arbeid in wat men de sociale kwestie noemt. De belangrijke maatschappelijke vraagstukken onder de oogen te zien, wie zal het niet noodig noemen? Praktisch aan de zijde der misdeelden te staan, den moed te hebben om den rijken, den grooteren moed. om den ar men en arbeidershun plicht aan te zeggen wie zal het niet tot het edelste van 's lee raars roeping rekenen? Maar ééne gewichtige waarheid wor de niet vergetendeze: dat in dien de gemeente als één li chaam, machtig door het godde lijk leven, dat zij draagt, in liefde en juiste orde haren plicht had gedaan, de ge- heele sociale kwestie er eenvoudig niet zou zijn". Gunning heeft het speciaal over leraars, d.i. dominees, maar wat hij zegt geldt alle christenen, die van toen en die van nu. Welke gevaren bedreigen de mens in de toekomst? Wij vroe gen het aan prof. dr. J. W. Teseh. Hij studeerde medicijnen in Am sterdam; verbleef van '33'46 in Indonesië waar hij o.m. weten schappelijk medewerker aan de Geneeskundige Hogeschool was. Daarna was hij werkzaam in Deventer, en werd in '58 benoemd lot directeur van de GG GD. In '48 promoveerde hij te Leiden op het proefschrift 'De Studiewijk voor Hygiëne te Batavia". Sinds 1953 is dr. Tesch buitengewoon hoogleraar aan de Landbouwhoge school te Wageningen, en sinds 1960 voorzitter van de Gezond heidsorganisatie TNO, Den Haag. "Ik heb met alle mogelijke research te maken gehad, en houd me de laatste tien jaar vooi- al bezig met de mens-milieu problematiek". „Het aanpassingsvermogen van de mens is groot, maar niet onbegrensd. Het leven heeft zich geleidelijk ontwikkeld, het leven heeft zich voortdurend aangepast en uitgebreid. De mens, sinds een half miljoen jaar bekend, is in dit levenspatroon een jonge schakel. Als we de ontwikkeling van het leven gelijk stellen aan een dag van 24 uur, dan heeft de mens slechts één minuut bestaan. In de laatste seconde heeft de mens kans gezien de aarde te beheersen, en gedurende de laatste tijd is de beïnvloeding van het hele milieu zódanig, dat wij niet weten of dat haalbaar is voor de gezondheid van de mens zelf", aldus prof. dr. J. W. Tesch. „De pré-technische mens kon nog in evenwicht met de natuur leven. Dat is bestudeerd in het kader van een inter nationaal biologisch programma dat onderzoek deed naar de laatste cultu rele resten van de oerbewoners in Aus tralië en Nieuw-Guinea. Het hele orga nisme van dc mens is ingesteld op een 'biologisch ritme. Een voorbeeld van ontregeling van de mens zien we bij het „tegen de tijd in" vliegen in een jet". „De vraag is of die ontregeling op den duur zo beheerst wordt, dat het geen gevaar oplevert. Stel dat de ver ontreiniging van het milieu door aller lei ohemische stoffen zou meevallen, dat het zuurstofgebrek minder acuut *ou jrijn dan wordt beweerd, dan zijn er altijd weer andere factoren waaraan d^mens zich moet aanpassen, bijvoor beeld het binnenkrijgen van sporen van bepaalde metalen, zowel als de pri vé luchtverontreiniging door het ro ken." ,,De luchtwegen passen zich zo aan, dat de slijmproduktie van de longen toeneemt, wat chronische bronchitis te weeg brengt. Dat is een voorbeeld van aanpassing met nadelige effecten erbij. Hoever past ons zenuwstelsel zich aan bij het lawaai? De aanpassihg brengt *en vergroting van de totale belasting met zioh mee. „Een mentale belasting van de mens via het zenuwstelsel wordt gevormd door de hoeveelheid geluid, het kunst licht, ook de verdichting van communi catie en informatie. Voor de gezond heid van de mens is het nodig dat hij bezig is en nodig is. Kijk naar het on behagen bij lopende-bandwerkers en jonge vrouwen in een klein modern flatje. De spieren moeten gebruikt worden. De toename van de passieve recreatie is ongunstig. Door de struc tuur van de maatschappij is het voor hele groepen mensen niet meer nodig, dat ,ze hun best doen. Onze tijd toont vele voorbeelden van onverwachte na delige invloeden." „Het is een illusie, dat de mens zich biologisch heeft aangepast aan de diepe zee of de ruimte, al kan hij daarin doordringen. Leven van elk soort be weegt zich binnen bepaalde trajecten van temperatuur, vochtigheid, licht en straling. Wat de mens aangaat: ook al demonstreert hij vele technologische handigheden, hij blijft gebonden aan zijn biologische beperkingen. Alleen als hij een micro-milieu kan onderhouden (of scheppen) dat in overeenstemming is met de oorspronkelijke biologische omgeving, waarbinnen de mens als soort begon op te treden, dan Kan hij zich wagen in ijs en sneeuw, op hoge bergtoppen, in diepten en in de ruim te." „Gezondheid", zegt prof. Tesch, „kan niet beschreven worden als alleen maar de afwezigheid van ziekte. Ge zond zijn betekent dat de organismen functioneel aangepast zijn aan de wis selende eisen van de omgeving. Dat be- tekent een belangrijke mate van zelf regulatie binnen het organisme; ceilen, weefsels, organen, lichaamsvochten worden constant gehouden onder alle omstandigheden waarmee de omgeving het organisme confronteert. De mens ;taat tegenover een wisselend front van fysieke, biologische en sociale xrachten die bewust en onbewust door hem worden gemanipuleerd". „Lucht, bodem, water, planten, die ren en mensen vormen samen de bio sfeer; elk effect in een sector van dat geheel kan een waterval van gevolgen voor het geheel betekenen. Het feit dat al een aantal diersoorten van de aard bodem zijn verdwenen is een teken aan de wand. De aarde is niet onuit puttelijk. Door verkeerd beheer is ver moedelijk veel potentiële cultuurgrond verloren gegaan door erosie". „Het vertrouwen in de onuitputte lijke reinigende werking van de grote oceanen blijkt niet gerechtvaardigd te rijn. Vrijwel alle storingen in het mi lieu berusten op menselijke beaJissln- gen het tragische van de mens is dat hij onvoldoende beseft dat hij verant woordelijk is voor het beheer van de omgeving". „Milieuvervuiling in woon- en re creatiegebieden verontrust de meesten minder dan het krasje op de nieuwe auto", zegt dr. Tesch sarcastisch. „Zal ie mens zich als soort kunnen handha ven? Kan hij zich blijven aanpassen aan de ongewilde beïnvloeding van het milieu? Wat zijn de criteria voor leef baarheid? „Wij hebben in feite geen index van rust en leefbaarheid, geen criterium waardoor de „leefbaarheid" kan wor den uitgedrukt. Dit zijn wereldproble men. Voor Nederland geldt, dat men de economische groei niet meer als een autonoom beeld gaat bekijken. Is er wei-zijn? Het Kamerlid Goudzwaard is daar op gepromoveerd. De algemene schaarste aan zuiver water, frisse lucht, ruimte en rust wordt niet opge nomen in de economische groei. Vijf jaar geleden was dat een aarzelend ge luid bij economen, nu gaan vooral de jongeren in dezelfde richting. „Ondertussen kampen we met andere problemen: van oorlog en vrede, ras senproblemen, tegenstelling tussen rij ke en arme landen, voor- en nadelen van de technische ontwikkeling. Bij al les treedt een schaalvergroting op, het raakt de hele wereld, daarbij laat ik een raciale of atoomoorlog nog in het midden. Van milieuproblemen kom je op maatschappelijke filosofieën: het 'is vaak hard hollen om te blijven stil staan!" Nogal een pessimistisch wereld beeld, de mens is het grootste gevaar voor zichzelf. Heeft prof. Tesch nog moed op de toekomst voor zijn kinde ren en kleinkinderen? •- Hij steekt het tweede sigaartje op in één uur en adviseert: „Financieel moe ten we een stuk „welvaart" afhalen voor het belang van het welzijn. De mensheid zal zijn populatie moeten re gelen in de rest van deze eeuw, om niet te spreken van de volgende eeuw. Hij zal zijn technische kennis wijs moeten gebruiken, We moeten meer weten van de mens zelf en zijn milieu. Wat bekend is, wordt onvoldoende toe gepast, dat heeft met vervlechtingen van het levenspatroon te maken (auto rijden!)". „We moeten vooral van mentaliteit veranderen: van een consumptie-eco nomie moeten we naar een kringloop economie. We moeten de waarschuwin gen van strikte biologen niet in de wind slaan. In Zuid-Oost Azië kent men al tienduizend jaar de natte-rijst-cul- tuur, een systeem waarbij men van de natuur gebruik maakt, zonder de na tuur te vernietigen. Alle mensen voor de technische tijd hadden geen onbe staanbaar leven! Al erken lk onmiddel lijk dat tot in de late middeleeuwen veel kinderen jong stierven, de dood was een aanvaard verschijnsel." Dan maar terug naar de trekschuit. dokter? „Nee, maar wel wordt bij een con sumptie-economie de mens een behoef te aangepraat. Van milieuproblemen kom je op een maatschappelijke filoso fie. We moeten het ene doen en het andere niet nalaten. Hoe kan de mens leven in een landschap, dat bestaat uit havens, industrieën en woonwijken? Er is een vermeende behoefte aan meer „welzijn", gebaseerd op materiële wel vaart. Laten we nu beseffen: het gaat om wél te zijn of niet zijn!"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1971 | | pagina 17