LACHEN
tlarm voor
HOEVEEL
WORDEN
TELEFOONS
AFGETAPT?
om Troost
en zijn
18e eeuw
ZATERDAG 29 MEI 1971
In het Prentenkabinet van het Rijksmuseum te Amsterdam tekeningen en aquarellen van:
Troost, Cornelis (1697—1750), Nederlands kunstenaar, schilderde portretten, groepen, genre
taferelen, vaak met moraliserende strekking. Zo ongeveer staat het in de lexicons van vandaag.
In zijn eigen tijd schreef men, dat hij alles ondernam „wat tot de Kunst behoort, schilderende
Historiën, Portretten, antique en moderne Gezelschappen, daar men allerhande levensbedryven
in verheelt ziet: het zy binnen- of buitenshuis; de achtergronden zyn fraeje Lantschappen of
gezichten van Buitenplaetsen, gestoffeert met de afbeeltsels der Eigenaers, die zich vertonen
vrolyk te maken met hunne goede Vrienden".
i C. Troost: "Kopje van negerpage", pastel
Dat klinkt heel erg achttien-
de-eeuws. Die periode, die on
dermeer als gevolg van een
starre, generaliserende (lagere-
school-) geschiedschrijving in
een uitermate kwade reuk is
komen te staan. In je jonge ja
ren vond je het maar niks als
tijdens de „vaderlandse geschie
denis" deze eeuw bereikt werd:
dan bleek dat het gedaan was
met het grote avontuur. Geen
spannende verhalen meer van
stoere mannen in wambuizen
die overal ter wereld met „ste
vige" hand koloniën vestigden
(dat leek je toen nog de ge
woonste zaak van de wereld),
Geen zeehelden meer, geen
vechtlustige stadhouders, geen
Rembrandt, Van Goyen of Ver
meer
Niet dat we op lagere of
middelbare scholen overigens
veel te horen kregen over de
kunstgeschiedenis; de namen
van genoemde schilders werden
alleen maar vermeld omdat ze
uitstekend pasten in een eeuw,
die toch al met roem van vele
soorten overgoten was.
Dus in die achttiende eeuw
ook geen kunstenaars meer.
Want zo'n kunstenaar is in ve
ler verbeelding nog altijd
een wat ruige figuur met een
zwarte flambard of zo: een met
een gepoederde pruik en kanten
lubben opgedirkte dandy kun je
je nu eenmaal niet voorstellen
met een palet in de elegante
hand... Een veel gesmade perio
de.
Het gekke is echter dat het
overgrote deel van „het pu
bliek" van nu heel eerlijk
gezegd juist met veel en
thousiasme de kunst van de
achttiende eeuw bekijkt.
In die tijd immers kwamen
'ijf jaar geleden stelde
lcVogelwerkgroep Noord-
Noorderkwartier
commissie in, die be-
H werd met een niet eer-
ondernomen, maar ur-
'ite taak. Zij moest een
intitatief overzicht sa-
apstellen van alle op het
teland van Noord-Hol-
d benoorden het IJ en
;o Noordzeekanaal broe-
ide vogelsoorten. De
imissic heeft haar taak
esloten met de publika-
van een met veel mooie
'Vs geïllustreerd boek.
'an elke vogelsoort geeft
boek het meest recente
rzicht van het aantal
edparen per deelgebied
de terreingesteldheid
i de broedterreinen.
ik zijn die gegevens nog
igevuld met uit de litera-
S(r achterhaalde histori-
e mededelingen en op-
l herkte bijzonderheden
tde leefwijze. Na de pu-
tatie „Het Balgzand, be-
igd gebied" (als weten-
appelijke mededeling
66 verschenen bij de
ninklïjke Nederlandse
luurhistorlsche Vereni-
g; "kost ƒ6 en u kunt
thuis krijgen door dit
trag over te maken op
tgiro 13028 Bureau
NV te Hoogwoud,
H.; warm aanbevolen)
Jit boek de tweede pu-
natie van de actieve en
maar tien jaar oude
ie betekenis van
oedvogels van Noord-
lland Noord" ligt in de
Ste plaats daarin dat op
'is van de in 1966-1970
jr een veertigtal vogel-
iners verzamelde gege-
ts veranderingen in het
^jedvogelbestand in de
nlkomst kunnen worden
(„peten.
^teker even sterk als in
allere gebieden in West-
herland wordt de natuur
benoor-
het Noordzeekanaal
hreigd door industriali
ze, milieuverontreini
ging, woningbouw en re
creatie. Dat vindt duidelijk
zijn weerslag op de fauna:
ooievaar, bruine kieken
dief, griel, grauwe klau
wier en. rook zijn als broed-
vogel verdwenen, van een
groot aantal andere soorten
werd een ernstige achter
uitgang geconstateerd.
Tot die verontrustend in
aantal teruggelopen vo
gelsoorten behoren de do-
daars, de blauwe reiger, de
lepelaar, de roerdomp, het
wouwaapje, de torenvalk,
de boomvalk, de kerkuil,
de sperwer (nog maar één
paar!), de zilvermeeuw, de
dwergstern, de grote kare-
kiet, de nachtegaal, het
paapje, de roodborsttapuit,
de wielewaal en de geel-
gors.
De weidevogels, waarom
Noord-Holland boven het
IJ terecht tót in het bui
tenland beroemd is, zijn
over de hele linie achter
uitgegaan. Het verdwijnen
van belangrijke broedge
bieden door verkaveling of
stadsuitbreiding, zoals de
Geestmerambacht en het
Westzijdervéld, is in dit
vertiand verband veelbete
kenend.
Daar staat tegenover dat
ander vogelsoorten van de
veranderingen in het land
schap profiteerden. Vooral
stads- en parkvogels krij
gen nu veel kansen en van
grote betekenis voor vooral
de zangvogels blijken de
bosaanplantingen in de
Wieringermeer te zijn.
Vermoedelijk door het
verdwijnen van de gunsti
ge voorwaarden in de Fle-
vopolders is het aantal
broedende krakeenden,
snorren, baardmannetjes,
rallen, scholeksters, kluten,
slobeenden en wintertalin
gen sterk toegenomen. Wist
u dat Noord-Holland een
van de belangrijkste
broedgebieden in West-
Europa van de storm-
meeuw is, die in 1800 pa
ren het duingebied be
woont? De kleine barmsijs
de schilders tenminste nog met
„gewone" uitbeeldingen van
stad, land en huiselijk leven en
dat maakt nog steeds een grote
indruk op de moderne mens, die
over het algemeen nogal over
hoop ligt met de moderne
kunst...
Een beetje vreemd dus, dat
praten over een „vervalperiode"
in een tijd, waarin het belang
rijkste deel van het particuliere
„kunstbezit" aangeschaft wordt
in lijstenwinkels, die eenzelfde
schilderij uit een zeer grote
voorraad kunnen leveren:
meestal fleoht geschilderde,
maar altijd „begrijpelijke"
plaatjes. (Je kunt zien wat het
voorstelt.) Want niettegenstaan
de de vele revoluties, die de
wereld der kunsten de laatste
honderd jaar op haar grondves
ten deed trillen, is „men" en
dat is niet denigrerend bedoeld
verzot gebleven op „plaatjes
kijken".
Daarvoor gaan ook nu nog
velen naar musea, daarin voor
zien kranten en tijdschriften
met steeds meer beeldverhalen.
In de achttiende eeuw voor
zagen de schilders in deze be
hoefte. Er waren, omdat de be
hoefte groot was, net als nu, ve
le slechte schilders maar ook
goede; schilders, die op beschei
den en gemoedelijke wijze een
burgerlijke kunst brachten, die
ook nu echt nog wel waard is
genoten te worden.
Een van de grootsten van zijn
tijd, was Cornelis Troost. Daar
over waren zijn vele ge
neraties kunsthistorici het hele
maal eens. Maar er is een op
vallend verschil in het soort
waardering, 'n Paar voorbeel
den: dr. G. Knuttel Wzn, nog
een van de oude garde, vond
Troosts krijttekeningen vro
lijke anekdotische reportage van
het dagelijks leven én van het
toneel van die dagen banaal,
grof en humorloos, terwijl Cor
nelis Veth van dezelfde gar
de juist duideliik maakt, dat
Troost wél het Hollands burger
lijk leven met „pienter oog"
waarnam, maar nooit een leve
rancier werd van de (b.v.) in
Engeland veel gevraagde „Dutch
Drolleries".
Knuttel noemt, waar het de
schilderijen betreft, Troost „een
werkelijk belangrijk meester"
en Veth schrijft: „niet sterk".
Volgens prof. dr. F. W. S. van
Thienen is hij Troost op
zijn best, als hij het komische
C. Troo9t "Trommelslagertje", aquarel
er niet al te dik oplegt en Onno
ter Kuile, de jongste van het
gezelschap schrijft in zijn „vijf
honderd jaar Nederlandse schil
derkunst: altijd amusant
en pittig. De humor van die tijd
in onze ogen dikwijls wat
kinderlijk en boertig is in
hoge mate in zijn werk aanwe-
zig..."
En als je daar nu rondloopt in
het Prentenkabinet, tussen die
tekeningen en pastels (eigenlijk
een gemengde techniek: gaua-
ches met pastel opgewerkt) kun
je met allemaal instemmen.
Er zijn dingen bij, waarvan je
zegt: inderdaad, „lollig", zoals
b.v. de nogal eens voorkomende
„Ambassadeur van Labberlot-
ten" uit de één of andere klucht
van die dagen. Kennelijk
spreekt de „ambassadeur", van
uit een open venster, waarvoor
een tapijt hangt, de toege
stroomde menigte toe. Je ziet
alleen z'n gezicht en de oplet
tende beschouwer zal zeker be
merken, dat deze gelaatstrekken
op een paar ferme blote billen
zijn geschilderd. Zodat ook de
„tekst" van de toespraak zich
licht laat raden-
Meermalen ook worden heren
handtastelijk „en zo" en er zijn
putti, Amortjes, plafondengel
tjes of hoe men ze ook noemen
wil, die enthousiast en met vol
le overgave vuurtjes uitplassen.
Maar er zijn ook veel. heel
fijne bladen, inderdaad reporta
ges van het dagelijks leven,
„met een pienter oog" gezien,
charmante tekeningen en pren
ten naar tekeningen. Van die
echt-achttiende-eeuwse, 'n tik
keltje onnozel-ondeugende idyl
len, zoals „Badende meisjes in
bos door jongemannen bespied".
Een klein stukje van de daarbij
behorende poëzie: „Vlucht,
Schoonen hoed Uwe eer. 't Is
hier zo veilig niet, al waant ge
in eenzaamheid Uw poezle leén
te baden..." En het einde: „En,
waar ge U-zelf verkoelt, sticht
gij in andren brand".
Of „Kloris en Roosje", waar
van ik de Engelse omschrijving
en verduidelijking zo mooi
vond: „The hero and heroine
from a popular Dutch pastoral
musical"! (De held en heldin uit
een populaire Nederlandse lan
delijke „musical")
Vanzelfsprekend zijn er ook
„uitgelaten gezelschappen in
herbergen" met veel lustige da-
metjes over wier welgeschapen
heid je helemaal niet in twijfel
behoeft te verkeren. En illustra
ties van blijspelen Troost is
zelf ook acteur geweest met
titels als „Krispijn Medicijn",
„De ontdekte Schijndeugd", „De
listige vrijster of...." „Het ver
liefde Brechje" en „Jan Claesz
of de gewaande Dienstmaagd"
Een van de getekende scènes:
„De minnaar van de vrouw des
huizes in een mand ontdekt"
Maar ook, heel gewoon, zon
der meer, een soldaat op wacht
voor een kazerne, een zittende,
zwaarlijvige man, mensen in
een nachtlokaal heel puntig
geschilderd met een opvallend
mooie lichtbehandeling (het
haardvuur!); een fleurig „be
richt" over de illuminatie op de
Dam, ter gelegenheid van de
verheffing van Willem V tot
stadhouder; erg fijne kinderfi
guurtjes, zoals het prachtig ge
observeerde „Trommelslagertje"
en portretten, dikwijls van ty
petjes uit toneelstukken, maar
ook uit het toen, voor bepaalde
kringen ook nogal sprookjesach
tige dagelijkse leven: „Kopje
van een negerpage".
Om een nog beter en duidelij
ker idee te geven van die veel
besproken achttiende eeuw ver
der nog een dertigtal werken
van tijdgenoten o.a. de smake-
lijk-decoratieve Jacob de Wit
(die ook niet voor een portret
terugdeinsde), de peuterige,
ècht-vervelende Elias van Nij
megen, 'n paar kleurrijke Van
Huysums, Michiel èn Jan, en
enkele meesterlijke vogels van
Aart Schouman, die na de
Dordtse tentoonstelling van 1960
nodig nog eens „herontdekt"
moet worden.
Een kleine leidraad bij het
kijken: jammer overigens
dat er geen catalogus is is het
niet onbillijk aan een kunst
werk eisen te stellen, waaraan
de kunstenaar als kind van zijn
tijd eenvoudig niet kon vol
doen?
Even hier aan denken: in de
tijd van Troost beoefenden vol
wassenen met innige overgave
het blindemanspel. En nu niet
hooghartig lachen, maar denken
aan happenings en concluderen
dat er in feite niet zo erg veel
veranderd is.
■X- Een Baardmannetje met jongen
broedt er in 66 paren, voor
1960 was er maar één paar.
Het aantal houtsnippenpa-
ren is in de laatste tien
jaar met 350 pet. gestegen.
Iedereen die zich voor
vogels interesseert en de
streek bewoont die door
deze inventarisatie wordt
gedekt, zou zich dit boek
moeten aanschaffen. Het is
niet alleen onmisbaar voor
iedere amateur-ornitho
loog, maar men kan met
dit boek in de nand nagaan
welke vogelsoorten er in de
buurt van zijn huis leven
en daar meer op letten.
Het is ook te hopen dat be-
leidsinstanties kennis ne
men van de inhoud en zo-
doënde zwart op wit zien
wat de verstrekkende ge
volgen zijn van milieu
wijzigingen, hier alleen op
getekend voor de vogelwe
reld.
Voor andere dieren en
voor de plantenwereld laat
zich dit gemakkelijk raden.
In elk geval hebben groe
pen die pressie willen uit
oefenen om belangrijke
natuurgebieden te behou
den, met dit boek uiterst
belangrijke argumenten in
handen. Want ondanks de
grote achtteruitgang in de
laatste tientallen jaren is
Noord-Holland Noord nog
steeds een rijk vogelgebied,
voor het behoud waarvan
men niet genoeg kan doen.
H.v.H.
Broedvogels van Noord-
Holland Noord, door P. J.
Zomerdijk, Chr. van Or
den, K. Zwart, W. Verkerk,
B. Muuscrs, H. E. Fabritlus
en C. de Vries. Uitg. J.
Heijnls Tsz„ Zaandijk (216
blz., 13,75).
S(^p een paar honderd meter van het Amerikaanse
van justitie in Washington DC staat een
rok, die de naam 'Spionnenwinkel' draagt en waar
Hijn zich kan overtuigen van het technische vernuft,
spioneren tegenwoordig zo doeltreffend maakt.
,nv|k zij transistors is het verbergen van microfoons
zeil langer meer een probleem. Door middel van een
Slkrettenaansteker op tafel of olijven in de martini
inen gesprekken worden afgeluisterd. Want een
rtrofoon hoeft tegenwoordig niet groter te zijn dan
i speldeknop. 'Je hebt alleen wat geld nodig', zegt
jok het aftappen van telefoons levert
^i problemen op. 's Nachts plaats je
W zendertje op de telefoonlijn, die uit
3: huis komt en als je het bedekt met
^tieband, kan niemand het ontdekken,
een paar honderd meter afstand
j je de gesprekken op en niemand
het ontdekken. Het zendertje kan er
d blijven zitten. Men werkt nu aan
laserstraal, die in theorie van een
'r .Bnd gesprekken kan afluisteren door
sleHHingen op ramen af te tasten.
ttel i960 werd ontdekt, dat de Ameri-
R<hse ambassade in Moskou werd af-
sertisterd door middel van een metalen
dat was geschroefd op een door
.Russen aangeboden geschenk. Het
alen plaatje ving de geluidstrillingen
'k^et vertrek op en zond ze uit naar de
fe gevers van het cadeau.
vocbewel zij het afluisteren bij de wet
rd^oden heeft, vindt de Amerikaanse
iring de „elektronische spionage"
idstte mooie uitvinding om geheel onge-
sekt te laben. En zeker in deze tijd,
f ((jrin zij allerlei „samenzweringen" van
j ziet om de regering ten val te
n "gen of haar te ondermijnen. Niet
w0%n saboteurs, spionnen en buiten-
figdse inlichtingendiensten komen daar-
er in aanmerking voor elektronisch af-
eleren, maar ook linkse of als links
chouwde opposanten als de Witte en
orvZwarte Panters, anti-oorlogsorganisa-
id. j en andere actiegroepen, Tegenwoor-
gaat er geen „radicaal" proces meer
rbij, zonder bewijslast die de FBI
fiilr afluisteren heeft verkregen. De re-
lling-Nixon Is kennelijk zo enthousiast
rorden over deze vorm van binnen-
tse spionage, dat ze via rechters pro-
„Dit Is de Inlichtingendienst van de marine,
senator. De Inlichtingendienst van net leger
zit daar." Zo bespotte de befaamde Amerikaan
se cartoonist Mauldln de splonagerage.
beert uitbreiding van haar volmachten op
dit gebied te krijgen.
Aangezien elektronisch afluisteren
moeilijk te ontdekken en te bewijzen is,
en onthullingen van de laatste tijd heb
ben aangetoond dat de FBI weinig „zelf
discipline" bezit, vrezen achterdochtig
geworden Congresleden, dat elektro
nisch afluisteren een driftig gebruikte in
formatiebron is gewofden. Vele Ameri
kaanse Congresleden en senatoren ge-
een afluisterexpert. Een andere deskundige zegt: Af
luisteren is minder gevaarlijk dan gokken, moeilijker
te bewijzen en meer winstgevend'. Als in een be
paald huis eenmaal een microfoontje is geplaatst,
kunnen de gesprekken een paar straten verderop
draadloos afgeluisterd worden. Je parkeert daar een
auto met een ontvangertje en een bandrecorder, die
gaat lopen zodra er gesproken wordt, en je laat hem
daar een paar dagen of weken staan. Het enige wat
je moet doen is af en toe de volle band ophalen en
een lege op de recorder zetten.
bruiken hun telefoon tegenwoordig niet
meer voor hun belangrijke gesprekken.
Raadselachtige klikjes, vreemde stem
men, plotselinge onderbrekingen en va
riaties in volume, hebben hun vermoeden
versterkt dat Big Brother meeluistert „Ik
bedenk me wel twee keer voordat ik
bepaalde dingen via de telefoon zeg",
aldus senator Edmund Muskie.
Er bestaan evenwel geen bewijzen, dat
de FBI of een andere overheidsdienst de
telefoongesprekken van Congresleden
afluistert. Wel hardnekkige vermoedens.
Lyndon Johnson wist indertijd zijn nauw
ste vrienden op zoveel bijzonderheden
over de persoonlijke en politieke daden
van zijn tegenstanders te tracteren, dat
het velen scheen dat de FBI hem deze
details had verstrekt.
Senator Birch Bayh merkte enige tijd
geleden, dat op raadselachtige wijze be
paalde plannen van hem waren uitgelekt.
Hij liet zijn kantoor onderzoeken naar
verborqen microfoons en aftappingen
van zijn telefoon. Een detector ontdekte
„blieps" onder het karpet. Toen op die
plaats lang genoeg met een hamer werd
geslaaen, verdwenen de „blieDs". Aan
gezien het tapijt juist was gelegd, be
sloot de senator een verder onderzoek
naar de oorzaak van de „blieps" te sta
ken.
In één senaatskantoor is het reeds
gewoonte geworden het eerste telefoon-
oesprek van de week te beqinnen met
de uitroep: „Vieze vuile Edgar Hoover".
Teaen de verbaasde luisteraar aan de
andere kant van de lijn wordt vervolgens
uitneleod: „We maken de lijn vrij".
Onqeveer een kwart van de Conqres-
leden, juristen, zakenlieden en journalis
ten, die door de Washington Post ge
polst werden, z.ei te vermoeden dat hun
telefoon werd afgeluisterd. Dat Hale
Boggs, de Democratische fractieleider in
het Huis van Afgevaardigden, de FBI er
onlangs van beschuldigde in de voet
sporen van de Sowjet-Unle en Hilers
Gestapo te treden door de telefoons van
parlementsleden af te tappen, was dan
ook niet zo verrassend. Net zo min als
het verrassend was dat de beschuldi
ging onmiddelijk werd tegengesproken
en dat Boggs nog steeds niet met be
wijsmateriaal is gekomen.
„Belangrijker dan aanvallen en tegen
aanvallen", zo zei Boggs later, „is het
fundamentele feit dat een belangrijk aan
tal leden van het congres er vast van
overtuigd is dat hun telefoons worden
afgetapt door de FBI. Ik geloof dat de
angst voor aftappen even gevaarlijk is
als het feit zelf, want het kan alleen
maar het soort vrije discussie verkillen,
die noodzakelijk is om het voortbestaan
van een vrije maatschappij te verzeke
ren."
Minister John Mitchell (justitie) noem
de dit hysterisch gepraa. „De waan
voorstellingen over aftappen zijn gewoon
absurd. Sommigen in Washington gelo
ven dat iedereen wordt afgetapt en dat
de CIA de FBI aftapt en dat de FBI de
NSA (de nationale veiligheidsraad) af
tapt".
Officieel tapt de FBI niet meer dan
tussen de 30 en 50 telefoons af. Een
dergelijk getal wordt namelijk genoemd
door de bejaarde FBI-chef J. Edgar Hoo
ver bij zijn jaarlijks optreden voor het
Congres. Maar FBI-agenten, die om be
grijpelijke redenen liever anoniem wen
sen te blijven, tekenen hierbij aan, dat
de dag voordat Hoover naar het Con
gres gaat vele aftappingen worden dicht
gedraaid en twee dagen later weer ge
opend worden.
Oud-minister van justitie Ramsey
Clark (door Hoover „een kwal" ge
noemd) heeft redenen om aan te nemen
dat het door de FBI-chef genoemde ge
tal minstens met twee vermenigvuldigd
moet worden en dat hij het aftappen van
zogenaamde „staatsgevaarlijke" perso
nen niet mee rekent
Tijdens de acht jaar, die hij op het
ministerie van justitie had gezeten, was
Clark nooit gebleken dat Congresleden
werden afgeluisterd, zei hij. Maar, zo
voegde Clark eraan toe, het kan gemak
kelijk gebeurd zijn buiten zijn medewe
ten om. „Het is een kwestie van vertrou
wen".
Het beroerde is juist, dat dit vertrou
wen in de FBI op het ogenblik aanzien
lijk aan het tanen is. Het irriteert de
Congresleden mateloos, dat ze op geen
enkele wijze de FBI kunnen controleren
en dat bovendien minister Mitchell hard
nekkig probeert haar bevoegdheden ujt
te breiden. Is het een „1984" waard, als
de elektronische spionage officieel
althans alleen maar gebruikt wordt
tegen Amerikanen als Martin Luther
King, de bokser Muhammed Ali, de vak
bondsleider Bobby Baker en de yokko-
ningen van Las Vegas?
Als de FBI inderdaad haar „zelfdisci
pline" verloren heeft, is het voor haar
een koud kunstje duizenden telefoons af
te tappen. Bij het plaatsen van aftappin
gen werkt de FBI nauw samen met de
telefoonmaatschappijen. De arbeiders,
die ze plaatsen, weten niet eens wat ze
doen. De FBI geeft een „arbelds-
opdracht" aan een contactman bij de te
lefoonmaatschappij meestal een oud
agent. Als de opdracht de uitvoerder
bereikt heeft, wordt er slechts gezegd
een bepaalde lijn met een andere te
verbinden. Dit kan gebeuren in de cen
trale zelf of ergens in de grond of in
een of ander knooppunt.
Voor de arbeiders Is het routinewerk
en ze kunnen niet controleren of het hier
inderdaad een aftapping betreft of dat
de verbinding gemaakt wordt, omdat de
klant een antwoordapparaat bij zijn toe
stel wil, of een tweede telefoonbei bui
ten het vertrek waar zijn toestel staat, of
zijn oude telefoonnummer na zijn verhui
zing wil behouden. „Je moet weer aan je
volgende karwei", legt een arbeider uit.
Maar er zijn ook andere manieren om
telefoons af te tappen. Een ervan be
staat in FBI-kringen bekend als de „zelf-
moordaftapping" en mag op eigen risico
geplaatst worden zonder toestemming
van bovenaf. Het mag gedaan worden
als een FBI-agent meent dat het noodza
kelijk is een telefoon voor korte tijd te
onderscheppen en het te lang zal duren
om officiële goedkeuring te krijgen. De
agent maakt de aftapping met klemme
tjes aan de telefoonlijn bij een telefoon
paal. Een dunne draad loopt naar bene
den en aan het einde daarvan kan de
agent de gesprekken oppikken. Als de
aftapping ontdekt wordt en die kans
bestaat gemakkelijk dan wordt de
FBI-agent verantwoordelijk gesteld en
berispt.
Wie zijn vermoeden dat zijn telefoon
wordt afgetapt bevestigd wil zien, kan
twee wegen bewandelen, die beide
meestal tot niets leiden. Hij kan de tele
foonmaatschappij vragen om een contro
le van zijn lijn. Een monteur komt dan
naar zijn huis om met het oog het tele
foontoestel en de draden in en om het
huis te controleren, terwijl een tweede
De Blg-Brother-tendenzen In de Verenigde Stalen leverden een grote hoeveelheid spotprenten
op. zoals deze van Ollphant in The Denver Post. „Ik heb het vreemde gevoel dat Ik gevolgd
word maar dat la toch niet mogelijk In Amerika, niet waar?", vraagt deze hondebezltter zich
af. „Hjj weet het nlrt. maar zijn hond ia een dubbel-agent", fluistert de mini-agent achter de vuilnisbak.
het andere eind van de lijn, In de tele
fooncentrale, na loopt. Tegelijkertijd
wordt een van de elektrische karakteris
tieken van de lijn gecontroleerd met een
meter.
Telefoonmonteurs en afluisterdeskun-
digen zijn het er over eens dat op deze
manier alleen maar de slordigste aftap
ping gevonden kan worden. Sommige
monteurs beweren bovendien, dat als zij
een aftapping gevonden hebben, zij dat
niet aan de klant mogen zeggen. Wel
wordt de FBI ingelicht en deze beslist
dan of de klant de waarheid mag weten.
Meestal mag dat niet.
Een tweede controlemogelijkheid Is
een goede afluisterexpert te huren. Ber
nard Spindel, die door de FBI ais de
topdeskundige op het gebied van afluis
teren werd beschouwd en bijgevolg ook
enkele malen in de gevangenis heeft ge
zeten, beweerde dat er een uitrusting
van 100.000 dollar en een ervaring van
tien jaar voor nodig is om alle verborgen
aftappingen en/of microfoons in een ver
trek te vinden. Bovendien geven de tele
foonmaatschappijen geen toestemming
aan hun klanten om in de telefooncentra
le zelf naar aftappingen te zoeken. En
meestal zitten ze, op verzoek van de
FBI, ji'Ut daar.
Een oud-FBI-man verklaart: „Normaal
geeft een aftapping van d? FBI geen
lawaai. De enige manier waarop ze ont
dekt kunnen worden is controle met het
blote oog van de telefoonlijn vanaf uw
huls tot in de telefooncentrale". Een an
dere deskundige zegt: „Als je sen wer
kelijke goede aftaopinq hebt. met de mo
dernste apparatuur, zal het je lijn verbe
teren. Als je lijn plotseiinq duidelijker
wordt, dan wordt je afgeluisterd'.
Vele afluisterexperts geven echter toe,
dat ze een aftapping door de overheid
niet kunnen ontdekken. „Ik kan er op
geen enkele manier achterkomen of ik
afgetapt wordt of niet", verzuchtte het
Congreslid Abner Mlkva, „en als een
Congresman of een senator dat niet kan,
hoe kan de doorsnee burger het dan
weten?"