LACHEN tlarm voor HOEVEEL WORDEN TELEFOONS AFGETAPT? om Troost en zijn 18e eeuw ZATERDAG 29 MEI 1971 In het Prentenkabinet van het Rijksmuseum te Amsterdam tekeningen en aquarellen van: Troost, Cornelis (1697—1750), Nederlands kunstenaar, schilderde portretten, groepen, genre taferelen, vaak met moraliserende strekking. Zo ongeveer staat het in de lexicons van vandaag. In zijn eigen tijd schreef men, dat hij alles ondernam „wat tot de Kunst behoort, schilderende Historiën, Portretten, antique en moderne Gezelschappen, daar men allerhande levensbedryven in verheelt ziet: het zy binnen- of buitenshuis; de achtergronden zyn fraeje Lantschappen of gezichten van Buitenplaetsen, gestoffeert met de afbeeltsels der Eigenaers, die zich vertonen vrolyk te maken met hunne goede Vrienden". i C. Troost: "Kopje van negerpage", pastel Dat klinkt heel erg achttien- de-eeuws. Die periode, die on dermeer als gevolg van een starre, generaliserende (lagere- school-) geschiedschrijving in een uitermate kwade reuk is komen te staan. In je jonge ja ren vond je het maar niks als tijdens de „vaderlandse geschie denis" deze eeuw bereikt werd: dan bleek dat het gedaan was met het grote avontuur. Geen spannende verhalen meer van stoere mannen in wambuizen die overal ter wereld met „ste vige" hand koloniën vestigden (dat leek je toen nog de ge woonste zaak van de wereld), Geen zeehelden meer, geen vechtlustige stadhouders, geen Rembrandt, Van Goyen of Ver meer Niet dat we op lagere of middelbare scholen overigens veel te horen kregen over de kunstgeschiedenis; de namen van genoemde schilders werden alleen maar vermeld omdat ze uitstekend pasten in een eeuw, die toch al met roem van vele soorten overgoten was. Dus in die achttiende eeuw ook geen kunstenaars meer. Want zo'n kunstenaar is in ve ler verbeelding nog altijd een wat ruige figuur met een zwarte flambard of zo: een met een gepoederde pruik en kanten lubben opgedirkte dandy kun je je nu eenmaal niet voorstellen met een palet in de elegante hand... Een veel gesmade perio de. Het gekke is echter dat het overgrote deel van „het pu bliek" van nu heel eerlijk gezegd juist met veel en thousiasme de kunst van de achttiende eeuw bekijkt. In die tijd immers kwamen 'ijf jaar geleden stelde lcVogelwerkgroep Noord- Noorderkwartier commissie in, die be- H werd met een niet eer- ondernomen, maar ur- 'ite taak. Zij moest een intitatief overzicht sa- apstellen van alle op het teland van Noord-Hol- d benoorden het IJ en ;o Noordzeekanaal broe- ide vogelsoorten. De imissic heeft haar taak esloten met de publika- van een met veel mooie 'Vs geïllustreerd boek. 'an elke vogelsoort geeft boek het meest recente rzicht van het aantal edparen per deelgebied de terreingesteldheid i de broedterreinen. ik zijn die gegevens nog igevuld met uit de litera- S(r achterhaalde histori- e mededelingen en op- l herkte bijzonderheden tde leefwijze. Na de pu- tatie „Het Balgzand, be- igd gebied" (als weten- appelijke mededeling 66 verschenen bij de ninklïjke Nederlandse luurhistorlsche Vereni- g; "kost ƒ6 en u kunt thuis krijgen door dit trag over te maken op tgiro 13028 Bureau NV te Hoogwoud, H.; warm aanbevolen) Jit boek de tweede pu- natie van de actieve en maar tien jaar oude ie betekenis van oedvogels van Noord- lland Noord" ligt in de Ste plaats daarin dat op 'is van de in 1966-1970 jr een veertigtal vogel- iners verzamelde gege- ts veranderingen in het ^jedvogelbestand in de nlkomst kunnen worden („peten. ^teker even sterk als in allere gebieden in West- herland wordt de natuur benoor- het Noordzeekanaal hreigd door industriali ze, milieuverontreini ging, woningbouw en re creatie. Dat vindt duidelijk zijn weerslag op de fauna: ooievaar, bruine kieken dief, griel, grauwe klau wier en. rook zijn als broed- vogel verdwenen, van een groot aantal andere soorten werd een ernstige achter uitgang geconstateerd. Tot die verontrustend in aantal teruggelopen vo gelsoorten behoren de do- daars, de blauwe reiger, de lepelaar, de roerdomp, het wouwaapje, de torenvalk, de boomvalk, de kerkuil, de sperwer (nog maar één paar!), de zilvermeeuw, de dwergstern, de grote kare- kiet, de nachtegaal, het paapje, de roodborsttapuit, de wielewaal en de geel- gors. De weidevogels, waarom Noord-Holland boven het IJ terecht tót in het bui tenland beroemd is, zijn over de hele linie achter uitgegaan. Het verdwijnen van belangrijke broedge bieden door verkaveling of stadsuitbreiding, zoals de Geestmerambacht en het Westzijdervéld, is in dit vertiand verband veelbete kenend. Daar staat tegenover dat ander vogelsoorten van de veranderingen in het land schap profiteerden. Vooral stads- en parkvogels krij gen nu veel kansen en van grote betekenis voor vooral de zangvogels blijken de bosaanplantingen in de Wieringermeer te zijn. Vermoedelijk door het verdwijnen van de gunsti ge voorwaarden in de Fle- vopolders is het aantal broedende krakeenden, snorren, baardmannetjes, rallen, scholeksters, kluten, slobeenden en wintertalin gen sterk toegenomen. Wist u dat Noord-Holland een van de belangrijkste broedgebieden in West- Europa van de storm- meeuw is, die in 1800 pa ren het duingebied be woont? De kleine barmsijs de schilders tenminste nog met „gewone" uitbeeldingen van stad, land en huiselijk leven en dat maakt nog steeds een grote indruk op de moderne mens, die over het algemeen nogal over hoop ligt met de moderne kunst... Een beetje vreemd dus, dat praten over een „vervalperiode" in een tijd, waarin het belang rijkste deel van het particuliere „kunstbezit" aangeschaft wordt in lijstenwinkels, die eenzelfde schilderij uit een zeer grote voorraad kunnen leveren: meestal fleoht geschilderde, maar altijd „begrijpelijke" plaatjes. (Je kunt zien wat het voorstelt.) Want niettegenstaan de de vele revoluties, die de wereld der kunsten de laatste honderd jaar op haar grondves ten deed trillen, is „men" en dat is niet denigrerend bedoeld verzot gebleven op „plaatjes kijken". Daarvoor gaan ook nu nog velen naar musea, daarin voor zien kranten en tijdschriften met steeds meer beeldverhalen. In de achttiende eeuw voor zagen de schilders in deze be hoefte. Er waren, omdat de be hoefte groot was, net als nu, ve le slechte schilders maar ook goede; schilders, die op beschei den en gemoedelijke wijze een burgerlijke kunst brachten, die ook nu echt nog wel waard is genoten te worden. Een van de grootsten van zijn tijd, was Cornelis Troost. Daar over waren zijn vele ge neraties kunsthistorici het hele maal eens. Maar er is een op vallend verschil in het soort waardering, 'n Paar voorbeel den: dr. G. Knuttel Wzn, nog een van de oude garde, vond Troosts krijttekeningen vro lijke anekdotische reportage van het dagelijks leven én van het toneel van die dagen banaal, grof en humorloos, terwijl Cor nelis Veth van dezelfde gar de juist duideliik maakt, dat Troost wél het Hollands burger lijk leven met „pienter oog" waarnam, maar nooit een leve rancier werd van de (b.v.) in Engeland veel gevraagde „Dutch Drolleries". Knuttel noemt, waar het de schilderijen betreft, Troost „een werkelijk belangrijk meester" en Veth schrijft: „niet sterk". Volgens prof. dr. F. W. S. van Thienen is hij Troost op zijn best, als hij het komische C. Troo9t "Trommelslagertje", aquarel er niet al te dik oplegt en Onno ter Kuile, de jongste van het gezelschap schrijft in zijn „vijf honderd jaar Nederlandse schil derkunst: altijd amusant en pittig. De humor van die tijd in onze ogen dikwijls wat kinderlijk en boertig is in hoge mate in zijn werk aanwe- zig..." En als je daar nu rondloopt in het Prentenkabinet, tussen die tekeningen en pastels (eigenlijk een gemengde techniek: gaua- ches met pastel opgewerkt) kun je met allemaal instemmen. Er zijn dingen bij, waarvan je zegt: inderdaad, „lollig", zoals b.v. de nogal eens voorkomende „Ambassadeur van Labberlot- ten" uit de één of andere klucht van die dagen. Kennelijk spreekt de „ambassadeur", van uit een open venster, waarvoor een tapijt hangt, de toege stroomde menigte toe. Je ziet alleen z'n gezicht en de oplet tende beschouwer zal zeker be merken, dat deze gelaatstrekken op een paar ferme blote billen zijn geschilderd. Zodat ook de „tekst" van de toespraak zich licht laat raden- Meermalen ook worden heren handtastelijk „en zo" en er zijn putti, Amortjes, plafondengel tjes of hoe men ze ook noemen wil, die enthousiast en met vol le overgave vuurtjes uitplassen. Maar er zijn ook veel. heel fijne bladen, inderdaad reporta ges van het dagelijks leven, „met een pienter oog" gezien, charmante tekeningen en pren ten naar tekeningen. Van die echt-achttiende-eeuwse, 'n tik keltje onnozel-ondeugende idyl len, zoals „Badende meisjes in bos door jongemannen bespied". Een klein stukje van de daarbij behorende poëzie: „Vlucht, Schoonen hoed Uwe eer. 't Is hier zo veilig niet, al waant ge in eenzaamheid Uw poezle leén te baden..." En het einde: „En, waar ge U-zelf verkoelt, sticht gij in andren brand". Of „Kloris en Roosje", waar van ik de Engelse omschrijving en verduidelijking zo mooi vond: „The hero and heroine from a popular Dutch pastoral musical"! (De held en heldin uit een populaire Nederlandse lan delijke „musical") Vanzelfsprekend zijn er ook „uitgelaten gezelschappen in herbergen" met veel lustige da- metjes over wier welgeschapen heid je helemaal niet in twijfel behoeft te verkeren. En illustra ties van blijspelen Troost is zelf ook acteur geweest met titels als „Krispijn Medicijn", „De ontdekte Schijndeugd", „De listige vrijster of...." „Het ver liefde Brechje" en „Jan Claesz of de gewaande Dienstmaagd" Een van de getekende scènes: „De minnaar van de vrouw des huizes in een mand ontdekt" Maar ook, heel gewoon, zon der meer, een soldaat op wacht voor een kazerne, een zittende, zwaarlijvige man, mensen in een nachtlokaal heel puntig geschilderd met een opvallend mooie lichtbehandeling (het haardvuur!); een fleurig „be richt" over de illuminatie op de Dam, ter gelegenheid van de verheffing van Willem V tot stadhouder; erg fijne kinderfi guurtjes, zoals het prachtig ge observeerde „Trommelslagertje" en portretten, dikwijls van ty petjes uit toneelstukken, maar ook uit het toen, voor bepaalde kringen ook nogal sprookjesach tige dagelijkse leven: „Kopje van een negerpage". Om een nog beter en duidelij ker idee te geven van die veel besproken achttiende eeuw ver der nog een dertigtal werken van tijdgenoten o.a. de smake- lijk-decoratieve Jacob de Wit (die ook niet voor een portret terugdeinsde), de peuterige, ècht-vervelende Elias van Nij megen, 'n paar kleurrijke Van Huysums, Michiel èn Jan, en enkele meesterlijke vogels van Aart Schouman, die na de Dordtse tentoonstelling van 1960 nodig nog eens „herontdekt" moet worden. Een kleine leidraad bij het kijken: jammer overigens dat er geen catalogus is is het niet onbillijk aan een kunst werk eisen te stellen, waaraan de kunstenaar als kind van zijn tijd eenvoudig niet kon vol doen? Even hier aan denken: in de tijd van Troost beoefenden vol wassenen met innige overgave het blindemanspel. En nu niet hooghartig lachen, maar denken aan happenings en concluderen dat er in feite niet zo erg veel veranderd is. ■X- Een Baardmannetje met jongen broedt er in 66 paren, voor 1960 was er maar één paar. Het aantal houtsnippenpa- ren is in de laatste tien jaar met 350 pet. gestegen. Iedereen die zich voor vogels interesseert en de streek bewoont die door deze inventarisatie wordt gedekt, zou zich dit boek moeten aanschaffen. Het is niet alleen onmisbaar voor iedere amateur-ornitho loog, maar men kan met dit boek in de nand nagaan welke vogelsoorten er in de buurt van zijn huis leven en daar meer op letten. Het is ook te hopen dat be- leidsinstanties kennis ne men van de inhoud en zo- doënde zwart op wit zien wat de verstrekkende ge volgen zijn van milieu wijzigingen, hier alleen op getekend voor de vogelwe reld. Voor andere dieren en voor de plantenwereld laat zich dit gemakkelijk raden. In elk geval hebben groe pen die pressie willen uit oefenen om belangrijke natuurgebieden te behou den, met dit boek uiterst belangrijke argumenten in handen. Want ondanks de grote achtteruitgang in de laatste tientallen jaren is Noord-Holland Noord nog steeds een rijk vogelgebied, voor het behoud waarvan men niet genoeg kan doen. H.v.H. Broedvogels van Noord- Holland Noord, door P. J. Zomerdijk, Chr. van Or den, K. Zwart, W. Verkerk, B. Muuscrs, H. E. Fabritlus en C. de Vries. Uitg. J. Heijnls Tsz„ Zaandijk (216 blz., 13,75). S(^p een paar honderd meter van het Amerikaanse van justitie in Washington DC staat een rok, die de naam 'Spionnenwinkel' draagt en waar Hijn zich kan overtuigen van het technische vernuft, spioneren tegenwoordig zo doeltreffend maakt. ,nv|k zij transistors is het verbergen van microfoons zeil langer meer een probleem. Door middel van een Slkrettenaansteker op tafel of olijven in de martini inen gesprekken worden afgeluisterd. Want een rtrofoon hoeft tegenwoordig niet groter te zijn dan i speldeknop. 'Je hebt alleen wat geld nodig', zegt jok het aftappen van telefoons levert ^i problemen op. 's Nachts plaats je W zendertje op de telefoonlijn, die uit 3: huis komt en als je het bedekt met ^tieband, kan niemand het ontdekken, een paar honderd meter afstand j je de gesprekken op en niemand het ontdekken. Het zendertje kan er d blijven zitten. Men werkt nu aan laserstraal, die in theorie van een 'r .Bnd gesprekken kan afluisteren door sleHHingen op ramen af te tasten. ttel i960 werd ontdekt, dat de Ameri- R<hse ambassade in Moskou werd af- sertisterd door middel van een metalen dat was geschroefd op een door .Russen aangeboden geschenk. Het alen plaatje ving de geluidstrillingen 'k^et vertrek op en zond ze uit naar de fe gevers van het cadeau. vocbewel zij het afluisteren bij de wet rd^oden heeft, vindt de Amerikaanse iring de „elektronische spionage" idstte mooie uitvinding om geheel onge- sekt te laben. En zeker in deze tijd, f ((jrin zij allerlei „samenzweringen" van j ziet om de regering ten val te n "gen of haar te ondermijnen. Niet w0%n saboteurs, spionnen en buiten- figdse inlichtingendiensten komen daar- er in aanmerking voor elektronisch af- eleren, maar ook linkse of als links chouwde opposanten als de Witte en orvZwarte Panters, anti-oorlogsorganisa- id. j en andere actiegroepen, Tegenwoor- gaat er geen „radicaal" proces meer rbij, zonder bewijslast die de FBI fiilr afluisteren heeft verkregen. De re- lling-Nixon Is kennelijk zo enthousiast rorden over deze vorm van binnen- tse spionage, dat ze via rechters pro- „Dit Is de Inlichtingendienst van de marine, senator. De Inlichtingendienst van net leger zit daar." Zo bespotte de befaamde Amerikaan se cartoonist Mauldln de splonagerage. beert uitbreiding van haar volmachten op dit gebied te krijgen. Aangezien elektronisch afluisteren moeilijk te ontdekken en te bewijzen is, en onthullingen van de laatste tijd heb ben aangetoond dat de FBI weinig „zelf discipline" bezit, vrezen achterdochtig geworden Congresleden, dat elektro nisch afluisteren een driftig gebruikte in formatiebron is gewofden. Vele Ameri kaanse Congresleden en senatoren ge- een afluisterexpert. Een andere deskundige zegt: Af luisteren is minder gevaarlijk dan gokken, moeilijker te bewijzen en meer winstgevend'. Als in een be paald huis eenmaal een microfoontje is geplaatst, kunnen de gesprekken een paar straten verderop draadloos afgeluisterd worden. Je parkeert daar een auto met een ontvangertje en een bandrecorder, die gaat lopen zodra er gesproken wordt, en je laat hem daar een paar dagen of weken staan. Het enige wat je moet doen is af en toe de volle band ophalen en een lege op de recorder zetten. bruiken hun telefoon tegenwoordig niet meer voor hun belangrijke gesprekken. Raadselachtige klikjes, vreemde stem men, plotselinge onderbrekingen en va riaties in volume, hebben hun vermoeden versterkt dat Big Brother meeluistert „Ik bedenk me wel twee keer voordat ik bepaalde dingen via de telefoon zeg", aldus senator Edmund Muskie. Er bestaan evenwel geen bewijzen, dat de FBI of een andere overheidsdienst de telefoongesprekken van Congresleden afluistert. Wel hardnekkige vermoedens. Lyndon Johnson wist indertijd zijn nauw ste vrienden op zoveel bijzonderheden over de persoonlijke en politieke daden van zijn tegenstanders te tracteren, dat het velen scheen dat de FBI hem deze details had verstrekt. Senator Birch Bayh merkte enige tijd geleden, dat op raadselachtige wijze be paalde plannen van hem waren uitgelekt. Hij liet zijn kantoor onderzoeken naar verborqen microfoons en aftappingen van zijn telefoon. Een detector ontdekte „blieps" onder het karpet. Toen op die plaats lang genoeg met een hamer werd geslaaen, verdwenen de „blieDs". Aan gezien het tapijt juist was gelegd, be sloot de senator een verder onderzoek naar de oorzaak van de „blieps" te sta ken. In één senaatskantoor is het reeds gewoonte geworden het eerste telefoon- oesprek van de week te beqinnen met de uitroep: „Vieze vuile Edgar Hoover". Teaen de verbaasde luisteraar aan de andere kant van de lijn wordt vervolgens uitneleod: „We maken de lijn vrij". Onqeveer een kwart van de Conqres- leden, juristen, zakenlieden en journalis ten, die door de Washington Post ge polst werden, z.ei te vermoeden dat hun telefoon werd afgeluisterd. Dat Hale Boggs, de Democratische fractieleider in het Huis van Afgevaardigden, de FBI er onlangs van beschuldigde in de voet sporen van de Sowjet-Unle en Hilers Gestapo te treden door de telefoons van parlementsleden af te tappen, was dan ook niet zo verrassend. Net zo min als het verrassend was dat de beschuldi ging onmiddelijk werd tegengesproken en dat Boggs nog steeds niet met be wijsmateriaal is gekomen. „Belangrijker dan aanvallen en tegen aanvallen", zo zei Boggs later, „is het fundamentele feit dat een belangrijk aan tal leden van het congres er vast van overtuigd is dat hun telefoons worden afgetapt door de FBI. Ik geloof dat de angst voor aftappen even gevaarlijk is als het feit zelf, want het kan alleen maar het soort vrije discussie verkillen, die noodzakelijk is om het voortbestaan van een vrije maatschappij te verzeke ren." Minister John Mitchell (justitie) noem de dit hysterisch gepraa. „De waan voorstellingen over aftappen zijn gewoon absurd. Sommigen in Washington gelo ven dat iedereen wordt afgetapt en dat de CIA de FBI aftapt en dat de FBI de NSA (de nationale veiligheidsraad) af tapt". Officieel tapt de FBI niet meer dan tussen de 30 en 50 telefoons af. Een dergelijk getal wordt namelijk genoemd door de bejaarde FBI-chef J. Edgar Hoo ver bij zijn jaarlijks optreden voor het Congres. Maar FBI-agenten, die om be grijpelijke redenen liever anoniem wen sen te blijven, tekenen hierbij aan, dat de dag voordat Hoover naar het Con gres gaat vele aftappingen worden dicht gedraaid en twee dagen later weer ge opend worden. Oud-minister van justitie Ramsey Clark (door Hoover „een kwal" ge noemd) heeft redenen om aan te nemen dat het door de FBI-chef genoemde ge tal minstens met twee vermenigvuldigd moet worden en dat hij het aftappen van zogenaamde „staatsgevaarlijke" perso nen niet mee rekent Tijdens de acht jaar, die hij op het ministerie van justitie had gezeten, was Clark nooit gebleken dat Congresleden werden afgeluisterd, zei hij. Maar, zo voegde Clark eraan toe, het kan gemak kelijk gebeurd zijn buiten zijn medewe ten om. „Het is een kwestie van vertrou wen". Het beroerde is juist, dat dit vertrou wen in de FBI op het ogenblik aanzien lijk aan het tanen is. Het irriteert de Congresleden mateloos, dat ze op geen enkele wijze de FBI kunnen controleren en dat bovendien minister Mitchell hard nekkig probeert haar bevoegdheden ujt te breiden. Is het een „1984" waard, als de elektronische spionage officieel althans alleen maar gebruikt wordt tegen Amerikanen als Martin Luther King, de bokser Muhammed Ali, de vak bondsleider Bobby Baker en de yokko- ningen van Las Vegas? Als de FBI inderdaad haar „zelfdisci pline" verloren heeft, is het voor haar een koud kunstje duizenden telefoons af te tappen. Bij het plaatsen van aftappin gen werkt de FBI nauw samen met de telefoonmaatschappijen. De arbeiders, die ze plaatsen, weten niet eens wat ze doen. De FBI geeft een „arbelds- opdracht" aan een contactman bij de te lefoonmaatschappij meestal een oud agent. Als de opdracht de uitvoerder bereikt heeft, wordt er slechts gezegd een bepaalde lijn met een andere te verbinden. Dit kan gebeuren in de cen trale zelf of ergens in de grond of in een of ander knooppunt. Voor de arbeiders Is het routinewerk en ze kunnen niet controleren of het hier inderdaad een aftapping betreft of dat de verbinding gemaakt wordt, omdat de klant een antwoordapparaat bij zijn toe stel wil, of een tweede telefoonbei bui ten het vertrek waar zijn toestel staat, of zijn oude telefoonnummer na zijn verhui zing wil behouden. „Je moet weer aan je volgende karwei", legt een arbeider uit. Maar er zijn ook andere manieren om telefoons af te tappen. Een ervan be staat in FBI-kringen bekend als de „zelf- moordaftapping" en mag op eigen risico geplaatst worden zonder toestemming van bovenaf. Het mag gedaan worden als een FBI-agent meent dat het noodza kelijk is een telefoon voor korte tijd te onderscheppen en het te lang zal duren om officiële goedkeuring te krijgen. De agent maakt de aftapping met klemme tjes aan de telefoonlijn bij een telefoon paal. Een dunne draad loopt naar bene den en aan het einde daarvan kan de agent de gesprekken oppikken. Als de aftapping ontdekt wordt en die kans bestaat gemakkelijk dan wordt de FBI-agent verantwoordelijk gesteld en berispt. Wie zijn vermoeden dat zijn telefoon wordt afgetapt bevestigd wil zien, kan twee wegen bewandelen, die beide meestal tot niets leiden. Hij kan de tele foonmaatschappij vragen om een contro le van zijn lijn. Een monteur komt dan naar zijn huis om met het oog het tele foontoestel en de draden in en om het huis te controleren, terwijl een tweede De Blg-Brother-tendenzen In de Verenigde Stalen leverden een grote hoeveelheid spotprenten op. zoals deze van Ollphant in The Denver Post. „Ik heb het vreemde gevoel dat Ik gevolgd word maar dat la toch niet mogelijk In Amerika, niet waar?", vraagt deze hondebezltter zich af. „Hjj weet het nlrt. maar zijn hond ia een dubbel-agent", fluistert de mini-agent achter de vuilnisbak. het andere eind van de lijn, In de tele fooncentrale, na loopt. Tegelijkertijd wordt een van de elektrische karakteris tieken van de lijn gecontroleerd met een meter. Telefoonmonteurs en afluisterdeskun- digen zijn het er over eens dat op deze manier alleen maar de slordigste aftap ping gevonden kan worden. Sommige monteurs beweren bovendien, dat als zij een aftapping gevonden hebben, zij dat niet aan de klant mogen zeggen. Wel wordt de FBI ingelicht en deze beslist dan of de klant de waarheid mag weten. Meestal mag dat niet. Een tweede controlemogelijkheid Is een goede afluisterexpert te huren. Ber nard Spindel, die door de FBI ais de topdeskundige op het gebied van afluis teren werd beschouwd en bijgevolg ook enkele malen in de gevangenis heeft ge zeten, beweerde dat er een uitrusting van 100.000 dollar en een ervaring van tien jaar voor nodig is om alle verborgen aftappingen en/of microfoons in een ver trek te vinden. Bovendien geven de tele foonmaatschappijen geen toestemming aan hun klanten om in de telefooncentra le zelf naar aftappingen te zoeken. En meestal zitten ze, op verzoek van de FBI, ji'Ut daar. Een oud-FBI-man verklaart: „Normaal geeft een aftapping van d? FBI geen lawaai. De enige manier waarop ze ont dekt kunnen worden is controle met het blote oog van de telefoonlijn vanaf uw huls tot in de telefooncentrale". Een an dere deskundige zegt: „Als je sen wer kelijke goede aftaopinq hebt. met de mo dernste apparatuur, zal het je lijn verbe teren. Als je lijn plotseiinq duidelijker wordt, dan wordt je afgeluisterd'. Vele afluisterexperts geven echter toe, dat ze een aftapping door de overheid niet kunnen ontdekken. „Ik kan er op geen enkele manier achterkomen of ik afgetapt wordt of niet", verzuchtte het Congreslid Abner Mlkva, „en als een Congresman of een senator dat niet kan, hoe kan de doorsnee burger het dan weten?"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1971 | | pagina 15