Met computer minder zittenhiijvers
opers of huurders
izijn de dupe van een
bouwfaillissement
Haar plaats veroverd
ALS WONINGBOUW HALVERWEGE
STILVALT, GEBEURT ER NIETS
ZATERDAG 15 MEI 1971
De computer op school! Is het zo, dat uw zoontje, straks in de eerste klas, met een
computer mag „spelen"? En dat uw dochter haar Franse les op de MMS voorgeschoteld krijgt
via het electronisch brein? De techniek is klaar, het onderwijs begint zich, na de publica
ties over het experiment van een school in Amsterdam, voorzichtig te informeren. In Ame
rika, dat ongeveer vijf jaar vooruit loopt op de ontwikkeling hier, is een groot project ge
start in Chicago, waar scholen, óók als pioniers, computers voor het onderwijs gebruiken.
Door Jeanne de Vlieger
[et gaat in Amerika voornamelijk om
lieren, die door milieu-omstandighe-
in de verdrukking dreigen te komen,
i computer is niet slechts een snelle
enmachine, het juiste Nederlandse
ird is: „electronisch informatiever-
kend systeem". De computer verge-
56 legt vast, verplaatst, controleert,
ke" ijst, groepeert, selecteert en dat alles
cijfers, letters en leestekens.
,r i Ike onderneming of overheidsinstel-
van enig belang heeft of huurt een
iputer. We zien dagelijkse toepassin-
bij de verkeersbesturing in de me-
he praktijk; uw girokaart is keurig
'00' rgeponst en ook aan kleding uit het
enhuis zit al een ponskaartje. (Xit-
re pen voor vliegtuigen, verkeerswegen,
n. tawerken worden door computers be-
n ;nd. Zo kan men veel risico's ontlopen,
i a ok een lessituatie kan tevoren met
0 iputers bestudeerd worden. Bij het
>ell erwijsproces kan de computer opti-
ke» J werken, dat wil zeggen zo weinig
ker lelijk verlies aan informatie en een zo
"i rt mogelijk opname-vermogen aan de
irie t van de leerling bereiken
a9' oor het onderwijs zijn zeer grote
3le puters nodig, die tussen de tien en
wa tien miljoen gulden kosten. Enkele
jen derden leerlingen kunnen met zo'n
jra! eem gelijktijdig les ontvangen. De
puter werkt namelijk simultaan,
,3 |s de schaakmeester afwisselend aan-
ht schenkt aan een groot aantal bor-
zjJ, De school maakt dus gebruik van
computercentrale, evaials wij bij—
dtl rbeeld van een telefooncentrale.
1 2 ja de telefoon kun je de te verwerken
vo irmatie afgeven aan de computercen-
r P e, die „gelijktijdig" lesgeeft aan leer-
en, de loonadministratie voert van
bedrijf en polissen berekent voor een
ekeringsmaatschappij.
!et zittenblijven kost ons onderwijs
r schatting zo'n honderdvijftig mil-
;n i gulden per jaar! Geen kleinigheid,
bl ieder het woord „bezuiniging" in de
in, ad neemt. Met computers, zo beweert
iel vac, een computerfabrikant die al
1 [e ervaring heeft met school en com-
n i er, kunnen we zeker tien procent
v ider zittenblijvers per jaar bereiken.
it vraagt in de eerste plaats om men-
die verstand van computers hebben,
in geschikte lesstof, die tot zeer
Leerlingen in gespannen aandacht bij een beeldscherm-apparaat met toetsenbord: in
Chicago is de computer al een belangrijk onderdeel van het totale hulpmiddelenpakket op
de scholen.
kleine deeltjes tot zogenaamde „frames"
uiteengerafeld wordt. Het kind leert de
les en kan op de vraag-frames goede en
foutieve antwoorden geven. De leerling
die op de vraag een foutief antwoord
geeft wordt „teruggestuurd". Bij een
goed antwoord komt de computer in actie
met op het beeldscherm dit commentaar:
heel goed, ga maar verder.
In de computer kunnen tabellen zijn
van de vorderingen per leerling, hoe lang
hij of zij studeerde, welke vorderingen er
gemaakt zijn, hoeveel keer de leerling
werd „teruggestuurd" en hoe vaak voor
uit. Op deze manier is klassikaal en tege
lijkertijd individueel onderwijs mogelijk.
„Deze techniek is alleen geschikt voor
exacte zaken", aldus onze zegsman, de
heer L. W. Visser van Univac. De uit
spraak van het Frans kun je niet gepro
grammeerd onderwijzen, wél de 'gram
matica.
Met computerinstructie wordt in de
eerste plaats gemikt op leerlingen van
het middelbaar 'onderwijs. De taak van
de leraar bij dit alles? Hij blijft opper-
toezichthouder, bepaalt hoe lang, wat en
hoe vaak iemand gaat werken met de
computer. De leraar kan via zijn eigen
„eindstation" kennis nemen van de leer
situatie van de leerling. Hij kijkt mee op
zijn eigen beeldscherm, de leerling merkt
daar niets van. De leerling kan, buiten
de computer om, via zijn eindstation met
de leraar in contact komen, die hem,
wanneer hij het proces niet meer kan
volgen, weer op het goede spoor zet.
Het vervelendste élement in het lesge
ven, telkens opnieuw dezelfde leerstof
aan een samengestelde groep leerlingen
doorgeven, kan voor bepaalde vakken
worden voorkomen. Men stelt zich -voor
dat een leerling niet meer dan tweemaal
drie kwartier per dag op deze manier
onderwijs ontvangt. Er blijft dus genoeg
tijd over voor persoonlijk contact met de
leraar.
Scholen zullen niet zelf hun lespro
gramma's gaan maken. In de toekomst
zullen we lesprogrammeurs zien, be
staande uit een groep psychologen, peda
gogen en andere deskundigen, die kennis
van de stof hebben. Samen schrijven zij
de cursus.
De groep moet in staat zijn het hele
leerproces te analiseren en de praktijk
bij voorbaat te simuleren. Een computer
moet, met andere woorden, geprogram
meerd zijn op te verwachten antwoorden
en de te nemen acties aan de hand van
die antwoorden. Het „electronische
brein" blijft een machine, die bij het
programmeren van lessen behulpzaam
kan zijn. Het is altijd weer de mens, die
bepaalt wat de computer doet.
Zoals u straks weer boekenlijsten
krijgt van de middelbare scholen, en de
rekeningen voor uw lieverdjes oplopen
naar onverwachte hoogte, zal het in
de toekomst mogelijk zijn lessen „inge
blikt" en gereed voor de verwerking met
de computer, te kopen. De computerfir
ma's leveren geen lessen in rekenen, wél
de spullen waarmee je aan de gang kunt
gaan. Men noemt dat „Soft-ware", dat
wil zeggen het programma dat nodig is
om de kleine deeltjes leerstof per compu
ter te verwerken.
De MAVO in Amsterdam-Noord is op
kleine schaal begonnen met het experi
ment. Het is nog „slechts" een kwestie
van geld, interesse en lesprogrammeurs
die uw kinderen scheiden van het onder
wijs per computer. De heer Visser: „Ik
ben ervan overtuigd dat binnen tien jaar
in West-Eilropa de computer gemeengoed
zal zijn bij het onderwijs.".
door Rudie van Meurs
Een aannemersbedrijf gaat failliet. Woningen blijven
„a;afgebouwd. Wat gebeurt er, als een van de kwetsbaarste
kken in de samenleving door zo'n onverwachte tegenslag
rdt getroffen? Niets! Er is geen fonds in de bouwnijver-
dat onmiddellijk 'inspringt' om het risico te dekken.
juM is geen club van aannemersbedrijven zoals in de reis-
eauwereld die gedupeerden schadeloos gaat stellen.
Nog niet afgebouwd; wat gebeurt er nu?
het gunstigste geval zal na ver
van tijd en veel pijn en moeite,
andere bouwfirma gevonden
®}3en die de zaak wil afmaken,
rel niet zonder dat door het
;en van het bouwproject, de
voor het weer op gang bren-
van de bouwstroom, het rente-
a es en de intussen onvermijdelijk
»ht Bgen loon" en materiaalkosten de
3 pprijs van de woningen aanmer-
k is verhoogd. Kopers van hui-
kunnen hierdoor in financiële
lijkheden raken. Huurders zul-
let debacle van het bouwbedrijf
n lengte van dagen doorgecalcu-
I blijven voelen in de huurprijs.
een ongunstig geval kan het
nden duren (zoals een dame in
cht ervoer zelfs driekwart jaar)
een andere firma tijd en moge-
taffeden vindt de half voltooide wo-
af te bouwen. Veel kopers zul-
in zo'n situatie evenwel niet
de financiële lasten kunnen op-
gen en zo hun spaarcentjes (die
iekb de eerste termijnen van het te
ven huis waren gaan zitten) en
uitzicht op een beter huis verlie-
Soms houden zij er nog een hy-
eeklening bij de bank van over
it is evident dat bij faillissemen-
in de bouw ook talrijke kleinere
'raannemers en toeleveringsbe-
ven de dupe zullen zijn, maar dit
;ts dat zich voordoet bij elk fi-
teel debacle in de ondernemers-
#>pld. Hier gaat het om het drama
®en faillissement in de bouw be-
ht voor de burger-in-woning-
L Het blijkt dat er in ons land
la*3 enkele instantie is om in dat
'leem te voorzien. We laten hier
buiten beschouwing het gedwon-
ontslag dat een faillissement voor
jH knemers inhoudt
ulangs ging in Kollum (Friesland)
aannemersbedrijf J. U. Dijkstra
op de fles. De woningbouw-
•"igingen Lemsterland en Kollu-
'and zitten daardoor met 300 on-
jbouwde woningen. De gemeente-
d Ureh van Kollum en Lemmer
hebben koortsachtig naar oplossin
gen gezoeht. Intussen tekent de scha
de zich reeds duidelijk af.
De verwachting was dat het pro
ject over twee maanden zou worden
opgeleverd, een termijn die nu al
vast verdubbeld kan worden. Daar
door .zal de nieuwe loonronde fors op
de 300 woningen gaan drukken. Het
geld in de bouw „kost" 1 pet. per
maand. Op een geïnvesteerd bedrag
van 12 miljoen gulden (300 maal 40
mille) is dat 120 duizend gulden per
maand en tweeëneenhalve ton in
twee maanden.
Nog niet zo lang geleden is het
Fries Bouwbedrijf failliet gegaan. De
woningen die deze firma onder han
den had, zijn inmiddels afgebouwd
de feiten gedrukt worden. Dan kun
nen er wel eens heel 'wat meer
slachtoffers vallen".
Als je begint over de leegte, die
nagelaten wordt na een faillissement
van >een aannemersbedrijf, blijkt
opeens vrijwel iedereen in de bouw
wereld er ook mee bezig te zijn
(sommigen zelfs al tien jaar) maar
dat nochtans nooit een initiatief ge
nomen is.
Hoezeer de onverzorgde situatie na
het debacle als een probleem geldt,
blijkt ondermeer in het geval van
het Bouwfonds Nederlandse Ge
meenten.
Het Bouwfonds leed eind '69 een
grote financiële strop, omdat een in
opdracht van het fonds bouwende
door een andere bouwonderneming.
De huurders zullen straks ettelijke
guldens per maand méér moeten
gaan betalen. In Friesland verzeke
ren deskundigen dat binnenkort „nog
wel een aantal bedrijven het loodje
moet leggen". Een situatie die overi
gens in de rest van Nederland niet
veel anders is. In ondernemerskrin
gen wordt voorspeld dat een aantal
zwakke broeders het dit jaar, „onder
invloed van de 400 gulden-ronde",
zal opgeven.
De vrees voor moeilijkheden in het
groot is gerechtvaardigd, zo wordt
van ondernemerszijde gezegd, zodra
een economische recessie van enig
belang gaat optreden. „Zolang de
markt blijft uitdijen is er geen pro
bleem. Zodra evenwel de marktgroei
verdwijnt, zullen we met de neus op
aannemer in moeilijkheden kwam en
het BNG zelf voorzieningen moest
treffen om een complex woningen te
laten afbouwen. Het Bouwfonds
heeft zich sindsdien tegen dit soort
calamiteiten gewapend, door zo'n
bouw-risico onder te brengen bij een
verzekeringsmaatschappij. Deze ver
zekering is evenwel zo'n kostbare
zaak dat het voor de kleinere wo-
ningbouworganisaties een onmogelijk
te volgen voorbeeld is.
De Algemene Bank Nederland
heeft de lacune in de in het sociale
vlak gewichtigste bedrijfstak ook
ontdekt en is onlangs met de KAR
(konstruktie all-risk polis) gekomen.
Deze verzekering dekt bouwrisico's
van het omvallen van heistellingen
tot het bezwijken van muren toe en
voorziet ook in de moeilijkheden die
ontstaan als bouwfirma's tijdens de
bouw van huizen of gebouwen in
financiële problemen komen.
Maar het onderbrengen van risico's
geschiedt in deze voorbeelden op
puur commerciële basis en het hangt
af van het initiatief van de op
drachtgever zelf of hij zich zeker wil
stellen. Uniforme regelingen ontbre
ken. zoals gezegd.
Een woordvoerder van de Neder
landse Bond van Bouwondernemers
zegt „vurig" te hopen dat er zo'n re
geling eens komt. „Er wordt wel over
gedacht, maar gemakkelijk is het
niet" zegt hij. „Kunnen we zo'n risico
ergens onderbrengen? Het zal wel
licht om aanzienlijke bedragen gaan
die niet iedereenop kan brengen".
Bij de Raad van Bestuur Bouwbe
drijf blijkt de kwestie eveneens te
leven.
Pogingen die ondernomen zijn on
der de kleinere en middelgrote aan
nemers voor onderhoud, verbouwing
en woningbouw om zo'n garantie
fonds in het leven te roepen, stuitten
af op het groot aantal' tegenstanders
dat meent: „Waar houdt zoiets op en
wat halen we er mee op onze nek?"
In de utiliteitsbouw blijkt nog niet
zo lang geleden de „stichting bouw-
garantie utiliteitswerken" te zijn in
gesteld, doch deze instantie beperkt
zich tot het zekerheid geven dat
bouwopdrachten precies worden uit
gevoerd als opdrachtgever en bouwer
op papier waren overeengekomen.
Maar over de voortzetting van half
afgebouwde bouwwerken die door
failliete bedrijven worden achterge
laten, wordt in de statuten van deze
stichting niet gerept.
Nog een ander type garantiefonds
blijkt in voorbereiding te zijn by de
Nationale Woningraad, die met zeven
aannemersbedrijven om de tafel is
gaan zitten om te komen tot garantie
gedurende 15 tot 25 jaar van het op
geleverde werk. Maar weer gaat het
hier slechts om tekortkomingen die
zich in dat tijdsbestek kunnen voor
doen.
In een gesprek met de directeur
Het tweede deel van de Herinneringen van Annie Romein-Verschoor, Omzien
in verwondering 2 (uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam, 296 blz., f 16,50) loopt
van het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog tot aan een recente datum. De schrijf
ster heeft zich in een bejaardentehuis teruggetrokken en overziet de laatste dertig
jaar van haar leven.
Nu het nog zo kort geleden is dat ik het
laatste deel van de mémoires van Simone de
Beauvoir besprak, dringt zich een vergelijking
vanzelf op. Belangrijk uiteraard is bij beide
intelligente, begaafde en onafhankelijke vrou
wen de verhouding tot de man ginds de
levenslange vriend Sartre, hier de echtgenoot
Jay Romein.
In die verhouding van schrijvende vrouw tot
schrijvende man ligt in beide gevallen een eigen
aardige spanning. De Romeins hebben kinde
ren, straks kleinkinderen, zodat de echtgenote
zichzelf moet karakteriseren als „een meisje voor
halve dagen". Vooral in de oorlog drukken de
huiselijke en moederlijke plichten zwaar.
De vriendschap van Simone met Sartre (ze
noemt hem in haar mémoires nooit Jean-Paul) is
weliswaar hecht verankerd, maar hun individue
le vrijheid is groter. Zoals er andere vrouwen in
Sartre's leven zijn zo kent ook Simone enkele
intieme vriendschappen met andere mannen.
Annie Romein is, bijna vanzelfsprekend, mono
gaam.
Bepaald treffend is de overeenkomst tussen
beide vrouwen als publiciste. Schrijven is voor
hen een levensfunctie. En dan is er het intense
en begrijpende medeleven en de samenwerking
met de man. Via hem, maar ook buiten hem om,
zijn er de relaties met de buitenwereld, de inter
nationale contacten en de veelvuldige buiten
landse reizen.
Een in het oog springende overeenkomst is er
ook wat de politieke overtuiging van het viertal
betreft. Ze zijn marxist, maar tevens individua
list voor het officiële, straf georganiseerde
communisme een onmogelijke combinatie. Het is
die merkwaardige positie tussen twee stoelen,
die Annie Romein doet zeggen dat ze altijd „in
de berm van het literaire en maatschappelijke
verkeer" heeft gestaan (bl. 290).
Erkend moet worden dat, formeel gesproken,
zo'n positie een gelukkige combinatie is van af
stand houden en betrokken zijn, van distantie en
engagement. Alleen zo kan men jjistorie schrij
ven, ook de eigene. Want volstrekte betrokken
heid leidt tot partijdigheid en distantie zonder
meer tot onverschilligheid. Zo zou men kun
nen stellen dat het schrijverschap, uit een soort
zelfverdediging, die positiekeuze in het span
ningsveld tussen het kritisch toekijken en het
meespelen heeft bepaald.
Het naamregister bevat ruim tweehonderd na
men, waarvan er zo'n zeventig meer dan een
maal voorkomen en een twintigtal uitvoeriger
worden besproken. Evenals bij Simone de
Beauvoir treft de openhartigheid en de scherpe
visie op de medemens. Zo over Soekarno „een
zielige, dikke, oude man, die zich overeten heeft
aan de macht en de weelde, waarmee het lot en
zijn vijanden hem gevoerd hebben" (183).
Nu over Van Vriesland, nadat N. W. Posthumus
ter sprake is gekomen „Ik kan niet tegen
charmante mannen (en vrouwen), evenmin als
tegen briljante of joviale. Het zijn allemaal sur
rogaateigenschappen, die tot niets verplich
ten. We hadden later vaak soortgelijke discussies
over die andere onuitstaanbare charmeur, van
wie Jan overigens toegaf dat zijn „charme" een
veel grotere schamelheid bedekte Van Vries
land" (53/4).
In het register ontbreekt koningin Wilhelmina,
die toch wel degelijk in het boek enkele malen
ter sprake komt, tegelijk met reserve en respect.
Ook in de beoordeling van andersdenkenden
herkent men de spanning tussen betrokkenheid
en kritische distantie. De schrijfster spant zich
eerlijk in om over politiek rechtsen en confessio
nelen, als ook over him prestaties objectief te
oordelen, maar de natuurlijke antipathie achter
de zelftucht verloochent zich niet. Hier eveneens
is de overeenkomst met Simone de Beauvoir
treffend, zoals die b.v. de Spoetnik I als symbool
van de vrede begroette. Het valt overigens op
dat het befaamde Franse schrijverspaar nergens
wordt genoemd.
Het heeft weinig zin de inhoud van het boek
met enkele regels weer te geven. Liever haal ik,
gewoontegetrouw, een aantal uitspraken aan die
ik bij de lectuur heb aangestreept. Ze zijn be
langrijk zowel om wat er in staat als om de
manier van zeggen die ze tot literatuur stempelt.
„De Duitsers hebben in zekere zin de oorlog
gewonnen door hem te verliezen de nederlaag
hielp hen van de gecompromitteerde Hitlerbende
af" (22). „Reünies zijn altijd uit den boze van
familie, van studenten, van SS'ers en van kamp
genoten" (26).
door dr. C. Rijnsdorp
„Wie herinneringen schrijft ik ervaar het
van bladzijde tot bladzijde loopt voortdurend
tegen de rode streep aan waar het gevaar van de
roddel begint" (63). „Ik heb een verlammende en
misselijk makende huiver tegenover alle geweld,
marteling en vernietiging van leven" (67). De
telefoon, „dat onbescheiden gerief" (88).
„Ik was monogaam, niet omdat ik zo'n hoog
staande vrouw was, maar zoals de duiven en de
ooievaars dat zijn" (93). De gedachte dringt zich
op „dat begaafden niet zelden eenzijdige, on
evenwichtige en zeker lang niet altijd moedige
en consequènte lieden zijn" (114).
Zowel bij Simone de Beauvoir als hier bij
Annie Romein-Verschoor gaat het onvermijdelijk
over het oud worden en het sterven. De Frangaise
lijdt aan de veroudering evenzeer als aan de
vrees voor de dood; de Nederlandse is wat het
eerste betreft gelatener en wat het tweede aan
gaat is het meer een „vooruitzien in verwonde
ring"; de slotwoorden van het boek. Want „zich
een wereld voorstellen, een grote of een kleine,
waarin hij zelf niet meer meedoet, dat kan de
mens niet" (284).
Met dit tweede en vermoedelijk laatste deel
van haar levensherinneringen doet de schrijfster
nog in de publiciteit mee en heeft ze zich met
haar man een plaats in de Nederlandse cultuur
historie veroverd. Natuurlijk zal op dit zelfpor
tret een door anderen uitgewerkt levensbeeld
moeten volgen, zo objectief mogelijk èn kritisch
van een ander standpunt uit, zoals de schrijfster
het van het hare uit heeft gedaan.
van de nationale Woningraad, mr. C.
M. van den Hoff en het hoofd bui
tendienst J. Schuiveling, blijkt overi
gens dat beiden graag bereid zijn de
mogelijkheid te overwegen of ook
een risico-dekking bij gestaakte
bouw door financiële moeilijkheden
in hun plan is op te nemen. Wel zal
zo'n fonds vrijwel uitsluitend kunnen
worden gevormd door een geselec
teerd aantal bedrijven, dat eikaars
financiële positie kent en niet hoeft
te duchten voor economisch zwakke
bedrijven.
De Nationale Woningraad vindt
het ontbreken van voorzieningen bij
faillissementen het zoveelste bewijs
van de „achterlijke en vooroorlogse"
structuur van het bouwbedrijf. Er
zijn 10.000 productiebedrijven in ons
land. waarvan zich een groot aantal
met de woningbouw bezig houdt. Als
die hoeveelheid tot ongeveer honderd
woningproductiebedrijven »zou zijn
ingekrompen, zou volgens mr. Van
den Hoff een heel wat gezondere si
tuatie kunnen ontstaan.
Al te vaak blijken plaatselijke
aannemingsbedrijven, door de soms
persoonlijke verbintenis gemeenteau
toriteiten gemeenteaannemer, met
de ambitieuze lokale uitbreidings
plannen in korte tijd uit te groeien
tot grote maar niet altijd even gede
gen gestructureerde aannemingsbe
drijven.
Die kritiek komt ook van de zijde
van de provinciale directie voor de
volkshuisvesting en bouwnijverheid
in Leeuwarden, die het ontbreken
van een goede organisatie van de
..meegegroeide, maar body missende
bouwbedrijven" verantwoordelijk
stelt voor debacles, zoals Friesland er
in korte tijd twee beleefde.
Kleinere bedrijven in de opzet
zoals die nu werken, zijn verspillend.
Aannemers schaffen zich soms ei
gen vrachtauto's aan, lifttoestellen en
mallen, die in geen enkel opzicht op
timaal worden gebruikt. Evenzeer is
die verspilling het geval bij de vele
woningcorporaties die allemaal met
eigen technische diensten, eigen tim
merlieden en eigen directeuren effi
ciënt werken voor de totale woning
bouw. De provinciale directie in
Leeuwarden meent dat specialisatie
al veel voordeel kan brengen, even
als .hechte samenwerking tussen de
produktiebedrijven en woningcorpo
raties.
Mr. van den iHoff van de Nationale
Woningraad ziet in de faillissemen
ten een voorbeeld van de noodge
dwongen sanering in de bouw. „In de
verre toekomst zullen er nog heel
wat bedrijven op deze manier gaan
uitvallen. Dat is onvermijdelijk". Dat
saneringsproces behoeft evenwel
compenserende maatregelen, om de
schade voor alle partijen en in het
meest voor de woningcapaciteit op te
vangen. Overigens moet er volgens
de Nationale Woningraad niet alleen
de bezem door de aannemersbedrij
ven, ook het leger van 3000 architec
ten dat zich jaarlijks in meerdere of
mindere mate met de ruim 100.000
woningen bezig houdt moet gedund
worden.
Mr. Van den Hoff: „Het gebied van
de woningbouw is nog haast eén on
ontgonnen terrein. De produktie-
structuur is hoognodig aan sanering
toe Dat zal ook een verandering in
de ondernemingswereld tot gevolg
hebben. Daarvoor zal onderzoek
moeten worden verricht en moeten
ook compensaties worden verstrekt.
Een moderne maatschappij moet
zoiets kunnen opbrengen. Overal
wordt gesaneerd. De bouw ontkomt
er niet aan".