Met computer minder zittenhiijvers opers of huurders izijn de dupe van een bouwfaillissement Haar plaats veroverd ALS WONINGBOUW HALVERWEGE STILVALT, GEBEURT ER NIETS ZATERDAG 15 MEI 1971 De computer op school! Is het zo, dat uw zoontje, straks in de eerste klas, met een computer mag „spelen"? En dat uw dochter haar Franse les op de MMS voorgeschoteld krijgt via het electronisch brein? De techniek is klaar, het onderwijs begint zich, na de publica ties over het experiment van een school in Amsterdam, voorzichtig te informeren. In Ame rika, dat ongeveer vijf jaar vooruit loopt op de ontwikkeling hier, is een groot project ge start in Chicago, waar scholen, óók als pioniers, computers voor het onderwijs gebruiken. Door Jeanne de Vlieger [et gaat in Amerika voornamelijk om lieren, die door milieu-omstandighe- in de verdrukking dreigen te komen, i computer is niet slechts een snelle enmachine, het juiste Nederlandse ird is: „electronisch informatiever- kend systeem". De computer verge- 56 legt vast, verplaatst, controleert, ke" ijst, groepeert, selecteert en dat alles cijfers, letters en leestekens. ,r i Ike onderneming of overheidsinstel- van enig belang heeft of huurt een iputer. We zien dagelijkse toepassin- bij de verkeersbesturing in de me- he praktijk; uw girokaart is keurig '00' rgeponst en ook aan kleding uit het enhuis zit al een ponskaartje. (Xit- re pen voor vliegtuigen, verkeerswegen, n. tawerken worden door computers be- n ;nd. Zo kan men veel risico's ontlopen, i a ok een lessituatie kan tevoren met 0 iputers bestudeerd worden. Bij het >ell erwijsproces kan de computer opti- ke» J werken, dat wil zeggen zo weinig ker lelijk verlies aan informatie en een zo "i rt mogelijk opname-vermogen aan de irie t van de leerling bereiken a9' oor het onderwijs zijn zeer grote 3le puters nodig, die tussen de tien en wa tien miljoen gulden kosten. Enkele jen derden leerlingen kunnen met zo'n jra! eem gelijktijdig les ontvangen. De puter werkt namelijk simultaan, ,3 |s de schaakmeester afwisselend aan- ht schenkt aan een groot aantal bor- zjJ, De school maakt dus gebruik van computercentrale, evaials wij bij— dtl rbeeld van een telefooncentrale. 1 2 ja de telefoon kun je de te verwerken vo irmatie afgeven aan de computercen- r P e, die „gelijktijdig" lesgeeft aan leer- en, de loonadministratie voert van bedrijf en polissen berekent voor een ekeringsmaatschappij. !et zittenblijven kost ons onderwijs r schatting zo'n honderdvijftig mil- ;n i gulden per jaar! Geen kleinigheid, bl ieder het woord „bezuiniging" in de in, ad neemt. Met computers, zo beweert iel vac, een computerfabrikant die al 1 [e ervaring heeft met school en com- n i er, kunnen we zeker tien procent v ider zittenblijvers per jaar bereiken. it vraagt in de eerste plaats om men- die verstand van computers hebben, in geschikte lesstof, die tot zeer Leerlingen in gespannen aandacht bij een beeldscherm-apparaat met toetsenbord: in Chicago is de computer al een belangrijk onderdeel van het totale hulpmiddelenpakket op de scholen. kleine deeltjes tot zogenaamde „frames" uiteengerafeld wordt. Het kind leert de les en kan op de vraag-frames goede en foutieve antwoorden geven. De leerling die op de vraag een foutief antwoord geeft wordt „teruggestuurd". Bij een goed antwoord komt de computer in actie met op het beeldscherm dit commentaar: heel goed, ga maar verder. In de computer kunnen tabellen zijn van de vorderingen per leerling, hoe lang hij of zij studeerde, welke vorderingen er gemaakt zijn, hoeveel keer de leerling werd „teruggestuurd" en hoe vaak voor uit. Op deze manier is klassikaal en tege lijkertijd individueel onderwijs mogelijk. „Deze techniek is alleen geschikt voor exacte zaken", aldus onze zegsman, de heer L. W. Visser van Univac. De uit spraak van het Frans kun je niet gepro grammeerd onderwijzen, wél de 'gram matica. Met computerinstructie wordt in de eerste plaats gemikt op leerlingen van het middelbaar 'onderwijs. De taak van de leraar bij dit alles? Hij blijft opper- toezichthouder, bepaalt hoe lang, wat en hoe vaak iemand gaat werken met de computer. De leraar kan via zijn eigen „eindstation" kennis nemen van de leer situatie van de leerling. Hij kijkt mee op zijn eigen beeldscherm, de leerling merkt daar niets van. De leerling kan, buiten de computer om, via zijn eindstation met de leraar in contact komen, die hem, wanneer hij het proces niet meer kan volgen, weer op het goede spoor zet. Het vervelendste élement in het lesge ven, telkens opnieuw dezelfde leerstof aan een samengestelde groep leerlingen doorgeven, kan voor bepaalde vakken worden voorkomen. Men stelt zich -voor dat een leerling niet meer dan tweemaal drie kwartier per dag op deze manier onderwijs ontvangt. Er blijft dus genoeg tijd over voor persoonlijk contact met de leraar. Scholen zullen niet zelf hun lespro gramma's gaan maken. In de toekomst zullen we lesprogrammeurs zien, be staande uit een groep psychologen, peda gogen en andere deskundigen, die kennis van de stof hebben. Samen schrijven zij de cursus. De groep moet in staat zijn het hele leerproces te analiseren en de praktijk bij voorbaat te simuleren. Een computer moet, met andere woorden, geprogram meerd zijn op te verwachten antwoorden en de te nemen acties aan de hand van die antwoorden. Het „electronische brein" blijft een machine, die bij het programmeren van lessen behulpzaam kan zijn. Het is altijd weer de mens, die bepaalt wat de computer doet. Zoals u straks weer boekenlijsten krijgt van de middelbare scholen, en de rekeningen voor uw lieverdjes oplopen naar onverwachte hoogte, zal het in de toekomst mogelijk zijn lessen „inge blikt" en gereed voor de verwerking met de computer, te kopen. De computerfir ma's leveren geen lessen in rekenen, wél de spullen waarmee je aan de gang kunt gaan. Men noemt dat „Soft-ware", dat wil zeggen het programma dat nodig is om de kleine deeltjes leerstof per compu ter te verwerken. De MAVO in Amsterdam-Noord is op kleine schaal begonnen met het experi ment. Het is nog „slechts" een kwestie van geld, interesse en lesprogrammeurs die uw kinderen scheiden van het onder wijs per computer. De heer Visser: „Ik ben ervan overtuigd dat binnen tien jaar in West-Eilropa de computer gemeengoed zal zijn bij het onderwijs.". door Rudie van Meurs Een aannemersbedrijf gaat failliet. Woningen blijven „a;afgebouwd. Wat gebeurt er, als een van de kwetsbaarste kken in de samenleving door zo'n onverwachte tegenslag rdt getroffen? Niets! Er is geen fonds in de bouwnijver- dat onmiddellijk 'inspringt' om het risico te dekken. juM is geen club van aannemersbedrijven zoals in de reis- eauwereld die gedupeerden schadeloos gaat stellen. Nog niet afgebouwd; wat gebeurt er nu? het gunstigste geval zal na ver van tijd en veel pijn en moeite, andere bouwfirma gevonden ®}3en die de zaak wil afmaken, rel niet zonder dat door het ;en van het bouwproject, de voor het weer op gang bren- van de bouwstroom, het rente- a es en de intussen onvermijdelijk »ht Bgen loon" en materiaalkosten de 3 pprijs van de woningen aanmer- k is verhoogd. Kopers van hui- kunnen hierdoor in financiële lijkheden raken. Huurders zul- let debacle van het bouwbedrijf n lengte van dagen doorgecalcu- I blijven voelen in de huurprijs. een ongunstig geval kan het nden duren (zoals een dame in cht ervoer zelfs driekwart jaar) een andere firma tijd en moge- taffeden vindt de half voltooide wo- af te bouwen. Veel kopers zul- in zo'n situatie evenwel niet de financiële lasten kunnen op- gen en zo hun spaarcentjes (die iekb de eerste termijnen van het te ven huis waren gaan zitten) en uitzicht op een beter huis verlie- Soms houden zij er nog een hy- eeklening bij de bank van over it is evident dat bij faillissemen- in de bouw ook talrijke kleinere 'raannemers en toeleveringsbe- ven de dupe zullen zijn, maar dit ;ts dat zich voordoet bij elk fi- teel debacle in de ondernemers- #>pld. Hier gaat het om het drama ®en faillissement in de bouw be- ht voor de burger-in-woning- L Het blijkt dat er in ons land la*3 enkele instantie is om in dat 'leem te voorzien. We laten hier buiten beschouwing het gedwon- ontslag dat een faillissement voor jH knemers inhoudt ulangs ging in Kollum (Friesland) aannemersbedrijf J. U. Dijkstra op de fles. De woningbouw- •"igingen Lemsterland en Kollu- 'and zitten daardoor met 300 on- jbouwde woningen. De gemeente- d Ureh van Kollum en Lemmer hebben koortsachtig naar oplossin gen gezoeht. Intussen tekent de scha de zich reeds duidelijk af. De verwachting was dat het pro ject over twee maanden zou worden opgeleverd, een termijn die nu al vast verdubbeld kan worden. Daar door .zal de nieuwe loonronde fors op de 300 woningen gaan drukken. Het geld in de bouw „kost" 1 pet. per maand. Op een geïnvesteerd bedrag van 12 miljoen gulden (300 maal 40 mille) is dat 120 duizend gulden per maand en tweeëneenhalve ton in twee maanden. Nog niet zo lang geleden is het Fries Bouwbedrijf failliet gegaan. De woningen die deze firma onder han den had, zijn inmiddels afgebouwd de feiten gedrukt worden. Dan kun nen er wel eens heel 'wat meer slachtoffers vallen". Als je begint over de leegte, die nagelaten wordt na een faillissement van >een aannemersbedrijf, blijkt opeens vrijwel iedereen in de bouw wereld er ook mee bezig te zijn (sommigen zelfs al tien jaar) maar dat nochtans nooit een initiatief ge nomen is. Hoezeer de onverzorgde situatie na het debacle als een probleem geldt, blijkt ondermeer in het geval van het Bouwfonds Nederlandse Ge meenten. Het Bouwfonds leed eind '69 een grote financiële strop, omdat een in opdracht van het fonds bouwende door een andere bouwonderneming. De huurders zullen straks ettelijke guldens per maand méér moeten gaan betalen. In Friesland verzeke ren deskundigen dat binnenkort „nog wel een aantal bedrijven het loodje moet leggen". Een situatie die overi gens in de rest van Nederland niet veel anders is. In ondernemerskrin gen wordt voorspeld dat een aantal zwakke broeders het dit jaar, „onder invloed van de 400 gulden-ronde", zal opgeven. De vrees voor moeilijkheden in het groot is gerechtvaardigd, zo wordt van ondernemerszijde gezegd, zodra een economische recessie van enig belang gaat optreden. „Zolang de markt blijft uitdijen is er geen pro bleem. Zodra evenwel de marktgroei verdwijnt, zullen we met de neus op aannemer in moeilijkheden kwam en het BNG zelf voorzieningen moest treffen om een complex woningen te laten afbouwen. Het Bouwfonds heeft zich sindsdien tegen dit soort calamiteiten gewapend, door zo'n bouw-risico onder te brengen bij een verzekeringsmaatschappij. Deze ver zekering is evenwel zo'n kostbare zaak dat het voor de kleinere wo- ningbouworganisaties een onmogelijk te volgen voorbeeld is. De Algemene Bank Nederland heeft de lacune in de in het sociale vlak gewichtigste bedrijfstak ook ontdekt en is onlangs met de KAR (konstruktie all-risk polis) gekomen. Deze verzekering dekt bouwrisico's van het omvallen van heistellingen tot het bezwijken van muren toe en voorziet ook in de moeilijkheden die ontstaan als bouwfirma's tijdens de bouw van huizen of gebouwen in financiële problemen komen. Maar het onderbrengen van risico's geschiedt in deze voorbeelden op puur commerciële basis en het hangt af van het initiatief van de op drachtgever zelf of hij zich zeker wil stellen. Uniforme regelingen ontbre ken. zoals gezegd. Een woordvoerder van de Neder landse Bond van Bouwondernemers zegt „vurig" te hopen dat er zo'n re geling eens komt. „Er wordt wel over gedacht, maar gemakkelijk is het niet" zegt hij. „Kunnen we zo'n risico ergens onderbrengen? Het zal wel licht om aanzienlijke bedragen gaan die niet iedereenop kan brengen". Bij de Raad van Bestuur Bouwbe drijf blijkt de kwestie eveneens te leven. Pogingen die ondernomen zijn on der de kleinere en middelgrote aan nemers voor onderhoud, verbouwing en woningbouw om zo'n garantie fonds in het leven te roepen, stuitten af op het groot aantal' tegenstanders dat meent: „Waar houdt zoiets op en wat halen we er mee op onze nek?" In de utiliteitsbouw blijkt nog niet zo lang geleden de „stichting bouw- garantie utiliteitswerken" te zijn in gesteld, doch deze instantie beperkt zich tot het zekerheid geven dat bouwopdrachten precies worden uit gevoerd als opdrachtgever en bouwer op papier waren overeengekomen. Maar over de voortzetting van half afgebouwde bouwwerken die door failliete bedrijven worden achterge laten, wordt in de statuten van deze stichting niet gerept. Nog een ander type garantiefonds blijkt in voorbereiding te zijn by de Nationale Woningraad, die met zeven aannemersbedrijven om de tafel is gaan zitten om te komen tot garantie gedurende 15 tot 25 jaar van het op geleverde werk. Maar weer gaat het hier slechts om tekortkomingen die zich in dat tijdsbestek kunnen voor doen. In een gesprek met de directeur Het tweede deel van de Herinneringen van Annie Romein-Verschoor, Omzien in verwondering 2 (uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam, 296 blz., f 16,50) loopt van het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog tot aan een recente datum. De schrijf ster heeft zich in een bejaardentehuis teruggetrokken en overziet de laatste dertig jaar van haar leven. Nu het nog zo kort geleden is dat ik het laatste deel van de mémoires van Simone de Beauvoir besprak, dringt zich een vergelijking vanzelf op. Belangrijk uiteraard is bij beide intelligente, begaafde en onafhankelijke vrou wen de verhouding tot de man ginds de levenslange vriend Sartre, hier de echtgenoot Jay Romein. In die verhouding van schrijvende vrouw tot schrijvende man ligt in beide gevallen een eigen aardige spanning. De Romeins hebben kinde ren, straks kleinkinderen, zodat de echtgenote zichzelf moet karakteriseren als „een meisje voor halve dagen". Vooral in de oorlog drukken de huiselijke en moederlijke plichten zwaar. De vriendschap van Simone met Sartre (ze noemt hem in haar mémoires nooit Jean-Paul) is weliswaar hecht verankerd, maar hun individue le vrijheid is groter. Zoals er andere vrouwen in Sartre's leven zijn zo kent ook Simone enkele intieme vriendschappen met andere mannen. Annie Romein is, bijna vanzelfsprekend, mono gaam. Bepaald treffend is de overeenkomst tussen beide vrouwen als publiciste. Schrijven is voor hen een levensfunctie. En dan is er het intense en begrijpende medeleven en de samenwerking met de man. Via hem, maar ook buiten hem om, zijn er de relaties met de buitenwereld, de inter nationale contacten en de veelvuldige buiten landse reizen. Een in het oog springende overeenkomst is er ook wat de politieke overtuiging van het viertal betreft. Ze zijn marxist, maar tevens individua list voor het officiële, straf georganiseerde communisme een onmogelijke combinatie. Het is die merkwaardige positie tussen twee stoelen, die Annie Romein doet zeggen dat ze altijd „in de berm van het literaire en maatschappelijke verkeer" heeft gestaan (bl. 290). Erkend moet worden dat, formeel gesproken, zo'n positie een gelukkige combinatie is van af stand houden en betrokken zijn, van distantie en engagement. Alleen zo kan men jjistorie schrij ven, ook de eigene. Want volstrekte betrokken heid leidt tot partijdigheid en distantie zonder meer tot onverschilligheid. Zo zou men kun nen stellen dat het schrijverschap, uit een soort zelfverdediging, die positiekeuze in het span ningsveld tussen het kritisch toekijken en het meespelen heeft bepaald. Het naamregister bevat ruim tweehonderd na men, waarvan er zo'n zeventig meer dan een maal voorkomen en een twintigtal uitvoeriger worden besproken. Evenals bij Simone de Beauvoir treft de openhartigheid en de scherpe visie op de medemens. Zo over Soekarno „een zielige, dikke, oude man, die zich overeten heeft aan de macht en de weelde, waarmee het lot en zijn vijanden hem gevoerd hebben" (183). Nu over Van Vriesland, nadat N. W. Posthumus ter sprake is gekomen „Ik kan niet tegen charmante mannen (en vrouwen), evenmin als tegen briljante of joviale. Het zijn allemaal sur rogaateigenschappen, die tot niets verplich ten. We hadden later vaak soortgelijke discussies over die andere onuitstaanbare charmeur, van wie Jan overigens toegaf dat zijn „charme" een veel grotere schamelheid bedekte Van Vries land" (53/4). In het register ontbreekt koningin Wilhelmina, die toch wel degelijk in het boek enkele malen ter sprake komt, tegelijk met reserve en respect. Ook in de beoordeling van andersdenkenden herkent men de spanning tussen betrokkenheid en kritische distantie. De schrijfster spant zich eerlijk in om over politiek rechtsen en confessio nelen, als ook over him prestaties objectief te oordelen, maar de natuurlijke antipathie achter de zelftucht verloochent zich niet. Hier eveneens is de overeenkomst met Simone de Beauvoir treffend, zoals die b.v. de Spoetnik I als symbool van de vrede begroette. Het valt overigens op dat het befaamde Franse schrijverspaar nergens wordt genoemd. Het heeft weinig zin de inhoud van het boek met enkele regels weer te geven. Liever haal ik, gewoontegetrouw, een aantal uitspraken aan die ik bij de lectuur heb aangestreept. Ze zijn be langrijk zowel om wat er in staat als om de manier van zeggen die ze tot literatuur stempelt. „De Duitsers hebben in zekere zin de oorlog gewonnen door hem te verliezen de nederlaag hielp hen van de gecompromitteerde Hitlerbende af" (22). „Reünies zijn altijd uit den boze van familie, van studenten, van SS'ers en van kamp genoten" (26). door dr. C. Rijnsdorp „Wie herinneringen schrijft ik ervaar het van bladzijde tot bladzijde loopt voortdurend tegen de rode streep aan waar het gevaar van de roddel begint" (63). „Ik heb een verlammende en misselijk makende huiver tegenover alle geweld, marteling en vernietiging van leven" (67). De telefoon, „dat onbescheiden gerief" (88). „Ik was monogaam, niet omdat ik zo'n hoog staande vrouw was, maar zoals de duiven en de ooievaars dat zijn" (93). De gedachte dringt zich op „dat begaafden niet zelden eenzijdige, on evenwichtige en zeker lang niet altijd moedige en consequènte lieden zijn" (114). Zowel bij Simone de Beauvoir als hier bij Annie Romein-Verschoor gaat het onvermijdelijk over het oud worden en het sterven. De Frangaise lijdt aan de veroudering evenzeer als aan de vrees voor de dood; de Nederlandse is wat het eerste betreft gelatener en wat het tweede aan gaat is het meer een „vooruitzien in verwonde ring"; de slotwoorden van het boek. Want „zich een wereld voorstellen, een grote of een kleine, waarin hij zelf niet meer meedoet, dat kan de mens niet" (284). Met dit tweede en vermoedelijk laatste deel van haar levensherinneringen doet de schrijfster nog in de publiciteit mee en heeft ze zich met haar man een plaats in de Nederlandse cultuur historie veroverd. Natuurlijk zal op dit zelfpor tret een door anderen uitgewerkt levensbeeld moeten volgen, zo objectief mogelijk èn kritisch van een ander standpunt uit, zoals de schrijfster het van het hare uit heeft gedaan. van de nationale Woningraad, mr. C. M. van den Hoff en het hoofd bui tendienst J. Schuiveling, blijkt overi gens dat beiden graag bereid zijn de mogelijkheid te overwegen of ook een risico-dekking bij gestaakte bouw door financiële moeilijkheden in hun plan is op te nemen. Wel zal zo'n fonds vrijwel uitsluitend kunnen worden gevormd door een geselec teerd aantal bedrijven, dat eikaars financiële positie kent en niet hoeft te duchten voor economisch zwakke bedrijven. De Nationale Woningraad vindt het ontbreken van voorzieningen bij faillissementen het zoveelste bewijs van de „achterlijke en vooroorlogse" structuur van het bouwbedrijf. Er zijn 10.000 productiebedrijven in ons land. waarvan zich een groot aantal met de woningbouw bezig houdt. Als die hoeveelheid tot ongeveer honderd woningproductiebedrijven »zou zijn ingekrompen, zou volgens mr. Van den Hoff een heel wat gezondere si tuatie kunnen ontstaan. Al te vaak blijken plaatselijke aannemingsbedrijven, door de soms persoonlijke verbintenis gemeenteau toriteiten gemeenteaannemer, met de ambitieuze lokale uitbreidings plannen in korte tijd uit te groeien tot grote maar niet altijd even gede gen gestructureerde aannemingsbe drijven. Die kritiek komt ook van de zijde van de provinciale directie voor de volkshuisvesting en bouwnijverheid in Leeuwarden, die het ontbreken van een goede organisatie van de ..meegegroeide, maar body missende bouwbedrijven" verantwoordelijk stelt voor debacles, zoals Friesland er in korte tijd twee beleefde. Kleinere bedrijven in de opzet zoals die nu werken, zijn verspillend. Aannemers schaffen zich soms ei gen vrachtauto's aan, lifttoestellen en mallen, die in geen enkel opzicht op timaal worden gebruikt. Evenzeer is die verspilling het geval bij de vele woningcorporaties die allemaal met eigen technische diensten, eigen tim merlieden en eigen directeuren effi ciënt werken voor de totale woning bouw. De provinciale directie in Leeuwarden meent dat specialisatie al veel voordeel kan brengen, even als .hechte samenwerking tussen de produktiebedrijven en woningcorpo raties. Mr. van den iHoff van de Nationale Woningraad ziet in de faillissemen ten een voorbeeld van de noodge dwongen sanering in de bouw. „In de verre toekomst zullen er nog heel wat bedrijven op deze manier gaan uitvallen. Dat is onvermijdelijk". Dat saneringsproces behoeft evenwel compenserende maatregelen, om de schade voor alle partijen en in het meest voor de woningcapaciteit op te vangen. Overigens moet er volgens de Nationale Woningraad niet alleen de bezem door de aannemersbedrij ven, ook het leger van 3000 architec ten dat zich jaarlijks in meerdere of mindere mate met de ruim 100.000 woningen bezig houdt moet gedund worden. Mr. Van den Hoff: „Het gebied van de woningbouw is nog haast eén on ontgonnen terrein. De produktie- structuur is hoognodig aan sanering toe Dat zal ook een verandering in de ondernemingswereld tot gevolg hebben. Daarvoor zal onderzoek moeten worden verricht en moeten ook compensaties worden verstrekt. Een moderne maatschappij moet zoiets kunnen opbrengen. Overal wordt gesaneerd. De bouw ontkomt er niet aan".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1971 | | pagina 17