Gereformeerde synode in de klem tussen waarheid en eenheid Bernard v. Beurden .over geëngageerde ijppera van de jeugd door R. N. Degens iAici\DAG 15 MEi lV/1 het herderlijk schrijven van de generale synode gereformeerde kerken, "Geen ander funda- pt" is inmiddels de tweede druk verschenen irste druk januari 1971). Het gaat blijkbaar dus >d van de hand. In kerkeraden en gesprekskrin- i wordt er geducht over gediscussieerd. Dat is twel te begrijpen, want het herderlijk schrijven Jiandelt een materie, die door uitlatingen en ge- riften van theologen als Kuitert in het middel punt van de aandacht van velen en niet alleen uit de gereformeerde kerken is komen te staan. Het gaat om de vragen rondom Genesis 1 - 3 (hééft de slang nu gesproken of niet?), over het Schriftgezag over het z.g. horizontalisme (ieder een zegt tegenwoordig, dat hij dit zo'n naar woord vindt, maar ondertussen begrijpt iedereen wat er mee wordt bedoeld) en over de binding aan de belijdenis. Het moderamen van de 'Sneker' synode van de gereformeerde kerken, v.l.n.r.: praeses dr. P. G. Kunst, assessor dr. C. Gilhuis, tweede scriba ds. W. Wiersma en eerste scriba dr. A. Kruyswijk. Op de achtergrond: actuarius ds. K. J. Schaafsma. bu Dr. R- J- Mooi, secretaris voor nene zaken van de hervormde zullen ons in dit artikel l. lamelijk bezig houden met ^het herderlijk schrijven over de problematiek aan- ide Genesis 1—3. De kwes- in het verleden van zeer betekenis geweest voor de ormeerde kerken. Het is al- en bekend, dat de synode I Lissen (1926) zich had uitge- en voor het verstaan van j lijbelgedeelte in letterlijke he De synode verklaarde, ,.dat boom der kennis des 5 en des kwaads, de slang v' ïaar spreken, en de boom •v, levens haar de klaarblijke- bedoeling van het Schrift- 0 sa! van Genesis 2 en 3 in dijken of letterlijken zin op te vatten en dus zintui- k waarneembare werkelijk- :t m waren." afsplitsing van de gerefor- rde kerken in hersteld ver was het gevolg van deze litspraak van de bovenge- ode synode. 7/68 echter verklaart de van Amsterdam „dat uitspraak van Assen niet ir als een leeruitspraak zal rffat betekent dit nu? Heeft ide daarmee uitgespro ken de slang toch bij nade- le önareging naar haar me- 1 flit gesproken kan heb- j 'Kennelijk is dit niet de Bng geweest. Zij wilde a ikkelijk niet een nieuwe itspraak doen. t dan wel? Het herderlijk gl yen zegt: „Zij heeft :s .willen wijzen op bepaal- nsneden in de belijdenis, s inziens lieten de belij- - geschriften geen twijfel sn aan het gewicht, dat de Schrift toekent aan de geschie denis van de zondeval en zijn gevolgen. Dit was voor de syno de een zo vanzelfsprekende zaak, dat zij meende te kunnen volstaan met de kerken aan de woorden van haar eigen belij denis te herinneren." (blz.10). Intussen blijven hierbij ver schillende vragen onbeant woord Heeft de slang naar de mening van de synode nu ge sproken of niet? De synode zegt: „de Schrift kent groot ge wicht toe aan de geschiedenis van de zondeval." Wij vragen: kent de synode ook dit grote gewicht toe aan de geschiedenis van de zondeval? De synode Door 't midden zegt: „de belijdenisgeschriften laten er geen twijfel over be staan, dat de Schrift dit doet". Wij vragen: is de synode het met deze belijdenisgeschriften eens? Op dat moment is het, alsof de synode ons ineens uit de handen glipt. Zij stelt: het feit, dat de belijdenisgeschriften geen twijfel laten bestaan over het gewicht dat de Schrift toe kent aan de geschiedenis van de zondeval, is zó vanzelfsprekend, dat de synode meende te kun nen volstaan met de kerken aan de belijdenisgeschriften te herin neren. Ja, ja, de zaak mag dan wel vanzelfsprekend zijn, wij hadden toch gaarne precies ge hoord, wat de synode nu zelf van deze kwestie vindt. Een al gemene uitspraak over de bin ding aan de belijdenisgeschrif ten (31 oktober 1969) is ons in dit verband echt niet voldoende. Het is al met al duidelijk, dat de gereformeerde kerken hier met een bijzonder moeilijke materie bezig zijn, waar recht- toe-recht-aan-uitspraken bij zonder ingrijpende consequen ties zouden kunnen hebben en grote spanningen teweeg zouden kunnen brengen in het kerke lijke leven. Wie zal het de sy node kwalijk nemen, dat zij zich het woord van Ovidius in dachtig maakt: medio tutissi- mus ibis (door het midden zult gij het veiligst gaan)? Misschien zouden buiten staanders er goed aan doen zich er niet mede te bemoeien, ware het echter niet, dat de proble matiek als zodanig de grenzen der gereformeerde kerken verre te buiten gaat. Ook buiten deze kerk zijn vele christenen ten hoogste geïnteresseerd in 9eze vragen. Daarom zijn wij ook zo dank baar, dat de verschillen van in zicht worden herleid tot de dui delijke vraagstelling: „of de schrift in Genesis 2 en 3 over de zondeval spreekt als de beslis sende wending in de aanvang van de menselijke historie, dan wel enkel over het zonde-ge- beuren, zoals zich dit thans aan ons voordoet." Aangaande dit kernprobleem 2egt de synode, dat de eenheid van belijden hierdoor wel in het geding is, maar toch niet op een zodanige wijze, dat daarover thans nadere beslissingen zou den moeten vallen. Met andere woorden: er is wel een fundamenteel verschil, maar zo erg is het nu ook weer niet. We kunnen de dingen nog wel even aanzien. De waarheid is wel in het geding, maar de eenheid is ook wat waard! Laten we voorop stellen, dat wij begrip hebben voor dit standpunt. De synode heeft haar beleid gericht op het be waren van de eenheid. Dat is een belangrijke zaak. Naast de waarheid moet ook de eenheid de synode bijzonder zwaar we gen en dit is in feite dan ook het geval. Maar de waarheid is een las tige vrouwe. Zij laat zich on gaarne in de ijskast plaatsen. Zij ziet niet gaarne, dat beslis- Innerlijke zaak? singen, die haar raken, worden uitgesteld. Daarom: hoe is het nu? Is de zondeval de beslis sende wending in de aanvang van de menselijke historie? Gaat het dus om een factum een feit. iets dat geschied is? Iets, dat als zodanig niet bij de schepping begrepen was, maar dat er of een onzalig ogenblik gekomen is als factum in de geschiedenis door de zonde der mensen? Of moet de zondeval verstaan worden als een zich in het he den voltrekkend gebeuren in en aan ons? Een innerlijke zaak dus, althans een zaak. die in het heden op ons innerlijk betrok ken is. Een gebeuren, dat zich in en aan ons geestelijk leven voltrekt en waarvoor het geloof ons de ogen opent? De synode bewandelt de mid denweg. Maar kan zij dit doen? Mag zij dit doen? Zij spreekt zelf uit, dat de belijdenis in dit opzicht geen plaats laat voor onzekerheid. De belijdenis be lijdt het factum in de geschie denis. Waarom laat de synode de zaak dan in zeker opzicht toch eigenlijk open, indien zij stelt, dat de eenheid van belij den toch niet op een zodanige wijze in het geding is, dat daarover thans nadere beslis singen zouden moeten vallen? Misschien had de synode er goed aan gedaan toch duide lijker zich uit te spreken over de fundamentele betekenis van het factum, waarvan de Schrift getuigt. Fundamenteel voor ons geloof, en dus voor ons léven, voor ons gehele bestaan voor Gods aangezicht. Juist op dit punt immers, het punt van het factum, het gebeurde in de ge schiedenis, dat niettemin ons le ven van nu bepaalt en omwen telt, wordt de steen des aan stoots gevonden, die de predi king van het evangelie tot een ergernis maakt voor de „moder ne" mens. Niet het optreden van Jezus, niet zijn revolutionair actief zijn in de toenmalige door tem pel en Farizeeën bepaalde sa menleving, niet het kiezen van Jezus voor de verdrukten en de ontrechten en het voorbeeld, dat hij ons daarin voorhoudt: niet dit alles is het aanstootgevende, integendeel: deze dingen spre ken ons juist heel bijzonder aan. Wie zijn ogen niet heeft toe gesloten voor de huidige we reldsituatie, ziet overduidelijk de noodzaak om zich als indi vidu maar vooral ook als volk in te zetten voor een betere ge rechtigheid in de wereld. Hij ziet de noodzaak om oorlog en honger te bestrijden, om de ras sen tot elkaar te brengen. Het moet toch voor ieder duidelijk zijn. hoe de verdere levensmo gelijkheden van de aardbewo ners ten nauwste verbonden zijn aan hun bereidheid elkah- der als naasten te zien en als zodanig ook te behandelen en daarvoor ook offers te brengen. Dit alles wordt ingezien door iedere humanist. Ja zelfs zij, die Villen uitgaan van een keihard Geen ergernis utiliteitsdenken zullen moeten toegeven, dat er hard gewerkt moet worden aan vraagstukken als ontwikkelingssamenwerking, bestrijding van het racisme, be teugeling van de kernbewape ning etc. op straffe van ernstige aantasting van de bewoonbaar heid van deze planeet. Daarom ligt de aanstoot van het evangelie dan ook niet in het voorbeeld van gerechtig heid, dat ons door de bijbel wordt voorgehouden. De bijbel bindt ons weliswaar een im mense opdracht op het hart en stelt ons voor wezenlijke taken. Doch dit is als zodanig geen aanstoot, geen ergernis. Het is de oproep om te treden uit de inertie van ons behaaglijke le ven van westerse overvloed. toem het alsjeblieft geen kinderopera, want dat is het helemaal niet. Dat •en ze er bij het Holland Festival van gemaakt. Het is een opera, of een u5 ical, die door jonge mensen van zo zestien tot negentien jaar wordt uit- lerd, ongeveer tweehonderd, van alle soorten jeugd, vooral uit de i tende jongeren-gelederen, dus echt niet zo'n middelbare school-aange- ra'nheid." Dat zegt Bernard van Beurden, met Theo Loevendie componist de muziek voor deze opera die de naam „Esperanza" kreeg en in op- ■uij it van het Holland Festival dat wel weer eens iets van eigen bodem hebben tot stand kwam, en die drie uitvoeringen zal beleven van 20 juni in de Frank Otten Hal bij het Olympisch Stadion in Amsterdam. Bernard van Beurden: niet alleen kreten mard van Beurden woont midden Jordaan, in de Oude Leliestraat n tot woonruimte verbouwd win- g ind, heel ruim en heel gezellig en «en inrichting die niet „in de im- ^Jkatie is blijven steken" zoals hij enige voldoening citeert uit een view dat wij met hem hadden Wj nog in oud-zuid woonde, in de toniehof. i. arover heeft hij later in ons ge- ig een aardig verhaal dat opper- atj niets, maar in wezen toch heel met „Esperanza" te maken heeft, van een zoon van medebewo- van het pand; een jongen van een td of vijftien. Die had meegedaan bij pi 'raken van een huis en was gepikt de politie. 6,1 hij weer thuis was vroegen ze k dat gedaan had. „Nou", zegt meurden, „Ik stond erbij, en daar me die jongen een referaat te ^over de politieke achtergronden kraken... Ik stond perplex, en ik dacht aan wat ik deed toen ik zo oud was: opstelletjes schrijven over het bezoek aan mijn tante in Gorkum. Ik bedoel maar, die jongens van nu houden zich veel meer en veel intenser met wereldproblemen bezig dan vorige generaties." En daar gaat het nu in die opera „Esperanza" ook om. Het gegeven on derwerp was de tegenstelling rijkdom - armoede. Mies Bouhuys zou de tekst schrijven, en Louis Andriessen en Ber nard van Beurden zouden de muziek componeren. „Louis zag het niet meer", zegt Van Beurden. „Hij kon zich er niet op con centreren, geloof ik. Toen hebben we Theo Loevendie in zijn plaats erbij ge haald. Wij componeerden samen, in die zin dat we ieder bepaalde groepen en bepaalde figuren voor onze rekening namen. 'Maar goed, eerst die tekst. Want het is belangrijk dat die hele maal door de deelnemende jongeren zelf is gemaakt. Dat wil zeggen dat ze in werkgroepen vanaf september met het onderwerp bezig zijn geweest en dat ze zich verregaand in de sociale tegenstellingen in de „derde wereld" hebben verdiept, en dat er, met bij- schaafwerk van Mies Bouhuys, een ge weldig bruikbare tekst uit tevoorschijn is gekomen". „Of wij die jongens in een bepaalde richting geduwd hebben? Nee. met mijn hand op het hart, nee. Ik heb er paf van gestaan hoe „geëngageerd" ze met dit onderwerp vanuit zichzelf be zig zijn geweest." En toen kwam het verhaal van de vijftienjarige huizenkraker. Waaruit begrepen kan worden dat „Esperanza" een geëngageerde opera of musical is. Maar dan één die wat zijn muziek be treft helemaal niet „hedendaags" is. „Daar zul je van opkijken", zegt Van Beurden met hetzelfde enthousiasme waarmee hij 'anderhalf jaar geleden sprak over het experiment met ama teur-fanfareorkesten die hij de wildste accoordformaties liet spelen. Dat doet hij trouwens nog, dat experimenteren met harmonie en fanfare („ik ben er gewoon gek op"), maar hij durft ook gerust te bekennen dat hij er zo lang zamerhand achter gekomen is, dat je ook gewoon tonale hedendaagse muziek kan schrijven. Een ontdekking, die vele groten voor hem allang hadden gedaan, zeiden wij. „Jawel, maar je moet het toch altijd eerst ;self ervaren", zei Van Beurden daarop. Goed, die „Esperanza", die helemaal een aangelegenheid van de studerende en werkende jeugd wordt. „Voor mij", zegt Van Beurden, „is het voornaam ste: hoe kan ik de boodschap die in het script zit aan het publiek overbrengen, welk middel kies ik ervoor. Nou, het is dan een soort volksachtige opera ge worden, met veel liederen en een commentariërend koor. Er zit ook een popgroep in en een harmonie-orkest; dat is „Jong Excelsior". De dirigent er van, Wim de Buizer, zal ook op de uitvoeringen dirigeren, we doen het sa men. Hij doet er zo veel aan, dat ik het gewoon niet eerlijk vond hem als „in- zeper" te gebruiken en dan op de uit voering alleen maar zelf te dirigeren". „Nog wat namen: het koor van de Pascal scholengemeenschap doet mee, en het hoofd van de Nicolaas Maes- school Hans Hamstra speelt een van de hoofdrollen. De rest van het orkest is van zeer gemengde samenstelling, maar allemaal amateurs, en veel wer kende jeugd, o.a. van de IBM fabriek. Nou, dan is er natuurlijk een ontwer per voor de decors die ook weer zoveel mogelijk door de medewerker- kenden zelf worden gemaakt dat is Jantje Jacobs, en de regie wordt ge daan door Loes Ballot." „Het kost natuurlijk allemaal een hoop geld, en dat komt grotendeels van Van Leer, Oscar van Leer van de va ten Wat moet die man rijk zijn. Maar het mooiste vind ik, dat hij ons volko men carte-blanche heeft gegeven. Geen enkele voorwaarde, en ook niet van: eerst moet ik de tekst zien, anders geen geld. Geweldig Want er wordt toch echt wel duidelijk politiek stelling genomen in dit werk. En dat vind ik ook zo mooi. dat dit langzamerhand ook in de heilige hallen van het Hol land Festival kan gebeuren. Ik geloof dat dit toch ook wel aan de acties van dc Notenkrakers te danken is." Of hij zich veel voorstelt van de „po litieke beïnvloeding" door zo'n stuk als deze opera. „Welnee, beslist iniet. Althans niet rechtstreeks. Ik 'geloof dat 'het heel langzaam moet doorwerken dat de mensen tot besef komen dat muziek nog iets anders kan zijn dan alleen overbrenging van schoonheidservaring. Ik hoop dat ouderen bijvoorbeeld door deze opera zullen gaan beseffen hoe intens (hun) kinderen met die dingen bezig zijn." Van Beurden is bij al zijn idealisme ook wel degelijk realist. Toen wij bij hem in de Jordaan aanbelden voor dit gesprek was hij net terug van CRM in Rijswijk. Om een subsidie te bepleiten, dachten wij. „Welnee", zei Van Beur den, „ik heb daar met een stel ambte naren creatief gemusiceerd. Prachtig vonden ze het." En dat doet zijn „Musisch Lab" (een verzamleing expressiegroepen, gevormd door studenten en werkende jongeren) nu ook met de jeugd in clubhuizen in de Jordaan. „En binnenkort gaan we met ouden van dagen aan het werk. Ik vind dat je niet alleen met kreten moet komen, maar je moet ook wat doen. Toen een progressieve muzikant laatst tegen mij zei: ik hou het in. het poli tieke klimaat van Nederland niet meer uit, ik emigreer maar naar Cuba, toen zei ik, je moet eens met je gitaar de Jordaan ingaan, dat is veel nuttiger..." Het is niet prettig om hieraan gehoor te moeten geven. Het is moeilijk om offers te moeten brengen. Maar bfij enig naden ken zien wij de gebiedende noodzaak van deze dingen wel in. De wezenlijke aanstoot ligt echter elders. De aanstoot is ge legen in het factum, dat door God in de geschiedenis is ge steld. De aanstoot ligt in het feit, dat het alleen zo en niet anders gebeuren kon, aangezien God in Zijn openbaringshande- len deze en geen andere weg heeft willen gaan. Het gaat in de bijbel om de facta (de feiten) van de zondeval (de daad van de mens), de uitverkiezing, de incarnatie en de opstanding (de daden van God). Dat deze facta moesten plaats vinden, dat het zonder deze niet kan: dat is het onbegrijpelijke, dat is het ergerniswekkende. Dat wij niet klaar zijn met een goede gezindheid binnen in ons, hier en nu, dat is de aanstoot. Deze aanstoot is voor ons ook in de belijdenisgeschriften bewaard al vinden wij de formulering hiervan overigens nog zo weinig eigentijds. Indien wij enige kritiek op het herderlijke schrijven zou den willen oefenen, dan zou het dit zijn, dat de synode juist déze dingen niet duidelijk ge noeg heeft geformuleerd. Het stóat er wel, maar het is alsof het telkens weer wordt gerelati veerd. Het wordt niet zonne klaar. dat zonder het factum in de bijbelse verkondiging slechts de gezindheid van de gelovige kan overblijven. Zonder het fac tum geen exclusiviteit van de bijtel. Zonder het factum: ijdelheid van ons geloof, geen zondevergeving. Zonder het fac tum: geen beklagenswaardiger Er is geschied mensen dan christenen (1 Cor. 15). Ter vermijding van misver stand willen wij onderstrepen dat wij niet pleiten voor een fundamentalistische schriftbe schouwing. Over de wijze, waarop het factum zich in de bijbel aan ons voordoet, zou nog veel gezegd kunnen worden. Wij zouden dan moeten ingaan op het historisch substraat, dat aan de bijbelse verkondiging ten grondslag ligt en de wijze waarop dit niet buiten Gods wil om gestalte en uitdruk king vindt. Dit zou ons in dit verband echter te ver voeren. Thans moet het voldoende zijn te stellen, dat het voor het ver staan van de bijbel funda menteel is, dat daarin hpt „Daar is geschied" wordt beluisterd. Aangezien dit zo wezenlijk is kan men zich afvragen of wel licht niet de waarheid uiteinde lijk minder geweld wordt aan gedaan door het spreken over de bijtelse gegevens in funda mentalistische zin (het herder lijk schrijven spreekt hier van een „eenvoudig aanvaarden en verstaan van de Schrift"), dan door het verklaren daarvan voor de moderne mens vanuit een overgroot begrip voor het eigentijdse, welke „verklaring" dan bestaat uit de verwijdering /an het factum uit de boodschap. In zeker opzicht geldt hier, dat Welke eenheid? God deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen heeft, doch aan kindekens geopen baard. Wij zeiden reeds, dat wij het betreurden, dat de synode geen „nadere beslissingen" op dit punt heeft willen nemen. Wij zeiden ook, dat wij er begrip voor hadden, dat de synode als beleidsorgaan huiverig was om risico's te lopen, die misschien wel tot kerkscheuring zouden kunnen leiden. Zij zocht de eenheid te bewaren en zij is daarin voorshands ook geslaagd. Echter: welke eenheid zou eventueel gevaar hebben kun nen lopen? Het is onvoorstelbaar, dat de gereformeerde kerken de bezin ning over deze dingen niet zul len voortzetten. Wij hopen vu rig, dat deze kerken dan ook tot een grotere duidelijkheid zullen komen op het allerbelangrijkste punt, dat wij boven hebben aangeduid. Wij hopen echter eveneens, dat de kerken hierbij ook de bezinning zullen willen onder nemen over de eenheid, die zij zo gaarne hebben willen bewa ren. Zouden zij zich niet moeten afvragen welke eenheid dat is, die door een zoeken naar de waarheid zou kunnen worden aangetast? Zou dit niet een sta tische eenheid kunnen zijn, een eenheid van de rust, een een heid van: zo liggen de dingen nu eenmaal en daarmee uit? Elkaar bijstaan Is een dergelijke eenheid wel echt een eenheid? Is zij niet veeleer de eenheid des grafs? Ontstaat de echte eenheid niet, wanneer christenen in hun ge meenschappelijke worsteling om de waarheid en om het juiste verstaan van de Heilige Schrift elkaar als kinderen van God, die één Heer hebben, willen vasthouden? Moet de echte een heid, die hier op aarde onder Christenen mogelijk is, niet ge kenmerkt worden door een voortdurende geestelijke bewe ging, een voortdurend elkaar terechtwijzen naar de norm van de Heilige Schrift? En wij denken nog even ver der. Wij denken aan de plaats die de gereformeerde kerken innemen in het geheel van de oecumenische samenwerking der kerken in Nederland. Deze kerken dienen alle Christus, de Heer. Toch hebben zij zeer ver schillende opvattingen aangaan de zeer principiële aangelegenhe den. Hoe komen zij dan tot de eenheid die zij allen zoeken in het kader van de raad van ker ken? Moeten zij wachten tot het aanbreken van de jongste dag? Of moeten zij wachten tot zij het allen eens geworden zijn? Ik vrees dat zij dan in die zelfde statische eenheid terecht zouden komen. Laat ik zeggen, dat ik op dit punt niet zonder zorgen ben. Het ergste dat m.L zou kunnen gebeuren, is dat de kerken het eens zouden worden op de noemer van een algemeen humanitair verstaan van de bij belse boodschap, waaruit met name het juiste verstaan van het factum in de bijbelse bood schap verdwenen is. Juist daar om zijn we zo gevoelig voor wat het herderlijk schrijven der ge- Duidelijkheid reformeerde kerken op dit punt precies zegt. De eenheid der kerken kan in hoge mate thans reeds beleefd worden, doch dit is dan de dy namische eenheid, de eenheid in het gemeenschappelijke zoeken, in de gemeenschappelijke wor steling om de waarheid, een worsteling ook met elkanderl Het beeld van de worsteling is in dit opzicht daarom zo tref fend, omdat wie met elkaar worstelen, elkaar ook vast houden. Het herderlijk schrijven is zonder twijfel een lofwaardig stukje werk van de gerefor meerde synode. Maar er is meer nodig: er is behoefte aan meer duidelijkheid ten aanzien van de eigenlijke aanstoot, die het evangelie geeft. En daarvoor is dan weer meer moed nodig om met elkaar in discussie te zijn op een zodanige wijze, dat deze discussie rtiet vertroebeld wordt door de gedachte van „er uit te willen lopen" of door de over weging „een aanklacht te willen indienen". Mochten de gereformeerde kerken bereid ziin om op deze weg vorderingen te maken, dan is naar mijn stellige overtuiging voor hen een grote taak wegge legd in de oecumenische samen werking van de kerken in ons land. Deze samenwerking heeft naar mij telkens blijkt dringend behoefte aan een ver antwoorde en enthousiaste re formatorische inbreng, terwille van de waarheid, anders ge zegd: terwille van het dienen van Jezus Christus, de Heer der Kerk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1971 | | pagina 15