Gereformeerde synode
in de klem tussen waarheid en eenheid
Bernard v. Beurden
.over geëngageerde
ijppera van de jeugd
door R. N. Degens
iAici\DAG 15 MEi lV/1
het herderlijk schrijven van de generale synode
gereformeerde kerken, "Geen ander funda-
pt" is inmiddels de tweede druk verschenen
irste druk januari 1971). Het gaat blijkbaar dus
>d van de hand. In kerkeraden en gesprekskrin-
i wordt er geducht over gediscussieerd. Dat is
twel te begrijpen, want het herderlijk schrijven
Jiandelt een materie, die door uitlatingen en ge-
riften van theologen als Kuitert in het middel
punt van de aandacht van velen en niet alleen
uit de gereformeerde kerken is komen te
staan. Het gaat om de vragen rondom Genesis 1 - 3
(hééft de slang nu gesproken of niet?), over het
Schriftgezag over het z.g. horizontalisme (ieder
een zegt tegenwoordig, dat hij dit zo'n naar woord
vindt, maar ondertussen begrijpt iedereen wat er
mee wordt bedoeld) en over de binding aan de
belijdenis.
Het moderamen van de 'Sneker' synode van de gereformeerde kerken, v.l.n.r.: praeses dr. P. G. Kunst, assessor dr. C.
Gilhuis, tweede scriba ds. W. Wiersma en eerste scriba dr. A. Kruyswijk. Op de achtergrond: actuarius ds. K. J. Schaafsma.
bu Dr. R- J- Mooi, secretaris voor
nene zaken van de hervormde
zullen ons in dit artikel
l. lamelijk bezig houden met
^het herderlijk schrijven
over de problematiek aan-
ide Genesis 1—3. De kwes-
in het verleden van zeer
betekenis geweest voor de
ormeerde kerken. Het is al-
en bekend, dat de synode
I Lissen (1926) zich had uitge-
en voor het verstaan van
j lijbelgedeelte in letterlijke
he De synode verklaarde, ,.dat
boom der kennis des
5 en des kwaads, de slang
v' ïaar spreken, en de boom
•v, levens haar de klaarblijke-
bedoeling van het Schrift-
0 sa! van Genesis 2 en 3 in
dijken of letterlijken zin
op te vatten en dus zintui-
k waarneembare werkelijk-
:t m waren."
afsplitsing van de gerefor-
rde kerken in hersteld ver
was het gevolg van deze
litspraak van de bovenge-
ode synode.
7/68 echter verklaart de
van Amsterdam „dat
uitspraak van Assen niet
ir als een leeruitspraak zal
rffat betekent dit nu? Heeft
ide daarmee uitgespro
ken de slang toch bij nade-
le önareging naar haar me-
1 flit gesproken kan heb-
j 'Kennelijk is dit niet de
Bng geweest. Zij wilde
a ikkelijk niet een nieuwe
itspraak doen.
t dan wel? Het herderlijk
gl yen zegt: „Zij heeft
:s .willen wijzen op bepaal-
nsneden in de belijdenis,
s inziens lieten de belij-
- geschriften geen twijfel
sn aan het gewicht, dat de
Schrift toekent aan de geschie
denis van de zondeval en zijn
gevolgen. Dit was voor de syno
de een zo vanzelfsprekende
zaak, dat zij meende te kunnen
volstaan met de kerken aan de
woorden van haar eigen belij
denis te herinneren." (blz.10).
Intussen blijven hierbij ver
schillende vragen onbeant
woord Heeft de slang naar de
mening van de synode nu ge
sproken of niet? De synode
zegt: „de Schrift kent groot ge
wicht toe aan de geschiedenis
van de zondeval." Wij vragen:
kent de synode ook dit grote
gewicht toe aan de geschiedenis
van de zondeval? De synode
Door 't midden
zegt: „de belijdenisgeschriften
laten er geen twijfel over be
staan, dat de Schrift dit doet".
Wij vragen: is de synode het
met deze belijdenisgeschriften
eens?
Op dat moment is het, alsof
de synode ons ineens uit de
handen glipt. Zij stelt: het feit,
dat de belijdenisgeschriften
geen twijfel laten bestaan over
het gewicht dat de Schrift toe
kent aan de geschiedenis van de
zondeval, is zó vanzelfsprekend,
dat de synode meende te kun
nen volstaan met de kerken aan
de belijdenisgeschriften te herin
neren. Ja, ja, de zaak mag dan
wel vanzelfsprekend zijn, wij
hadden toch gaarne precies ge
hoord, wat de synode nu zelf
van deze kwestie vindt. Een al
gemene uitspraak over de bin
ding aan de belijdenisgeschrif
ten (31 oktober 1969) is ons in
dit verband echt niet voldoende.
Het is al met al duidelijk, dat
de gereformeerde kerken hier
met een bijzonder moeilijke
materie bezig zijn, waar recht-
toe-recht-aan-uitspraken bij
zonder ingrijpende consequen
ties zouden kunnen hebben en
grote spanningen teweeg zouden
kunnen brengen in het kerke
lijke leven. Wie zal het de sy
node kwalijk nemen, dat zij
zich het woord van Ovidius in
dachtig maakt: medio tutissi-
mus ibis (door het midden zult
gij het veiligst gaan)?
Misschien zouden buiten
staanders er goed aan doen zich
er niet mede te bemoeien, ware
het echter niet, dat de proble
matiek als zodanig de grenzen
der gereformeerde kerken verre
te buiten gaat. Ook buiten deze
kerk zijn vele christenen ten
hoogste geïnteresseerd in 9eze
vragen.
Daarom zijn wij ook zo dank
baar, dat de verschillen van in
zicht worden herleid tot de dui
delijke vraagstelling: „of de
schrift in Genesis 2 en 3 over de
zondeval spreekt als de beslis
sende wending in de aanvang
van de menselijke historie, dan
wel enkel over het zonde-ge-
beuren, zoals zich dit thans aan
ons voordoet."
Aangaande dit kernprobleem
2egt de synode, dat de eenheid
van belijden hierdoor wel in het
geding is, maar toch niet op een
zodanige wijze, dat daarover
thans nadere beslissingen zou
den moeten vallen.
Met andere woorden: er is
wel een fundamenteel verschil,
maar zo erg is het nu ook weer
niet. We kunnen de dingen nog
wel even aanzien. De waarheid
is wel in het geding, maar de
eenheid is ook wat waard!
Laten we voorop stellen, dat
wij begrip hebben voor dit
standpunt. De synode heeft
haar beleid gericht op het be
waren van de eenheid. Dat is
een belangrijke zaak. Naast de
waarheid moet ook de eenheid
de synode bijzonder zwaar we
gen en dit is in feite dan ook
het geval.
Maar de waarheid is een las
tige vrouwe. Zij laat zich on
gaarne in de ijskast plaatsen.
Zij ziet niet gaarne, dat beslis-
Innerlijke zaak?
singen, die haar raken, worden
uitgesteld. Daarom: hoe is het
nu? Is de zondeval de beslis
sende wending in de aanvang
van de menselijke historie?
Gaat het dus om een factum
een feit. iets dat geschied is?
Iets, dat als zodanig niet bij de
schepping begrepen was, maar
dat er of een onzalig ogenblik
gekomen is als factum in de
geschiedenis door de zonde
der mensen?
Of moet de zondeval verstaan
worden als een zich in het he
den voltrekkend gebeuren in en
aan ons? Een innerlijke zaak
dus, althans een zaak. die in het
heden op ons innerlijk betrok
ken is. Een gebeuren, dat zich
in en aan ons geestelijk leven
voltrekt en waarvoor het geloof
ons de ogen opent?
De synode bewandelt de mid
denweg. Maar kan zij dit doen?
Mag zij dit doen? Zij spreekt
zelf uit, dat de belijdenis in dit
opzicht geen plaats laat voor
onzekerheid. De belijdenis be
lijdt het factum in de geschie
denis. Waarom laat de synode
de zaak dan in zeker opzicht
toch eigenlijk open, indien zij
stelt, dat de eenheid van belij
den toch niet op een zodanige
wijze in het geding is, dat
daarover thans nadere beslis
singen zouden moeten vallen?
Misschien had de synode er
goed aan gedaan toch duide
lijker zich uit te spreken over
de fundamentele betekenis van
het factum, waarvan de Schrift
getuigt. Fundamenteel voor ons
geloof, en dus voor ons léven,
voor ons gehele bestaan voor
Gods aangezicht. Juist op dit
punt immers, het punt van het
factum, het gebeurde in de ge
schiedenis, dat niettemin ons le
ven van nu bepaalt en omwen
telt, wordt de steen des aan
stoots gevonden, die de predi
king van het evangelie tot een
ergernis maakt voor de „moder
ne" mens.
Niet het optreden van Jezus,
niet zijn revolutionair actief
zijn in de toenmalige door tem
pel en Farizeeën bepaalde sa
menleving, niet het kiezen van
Jezus voor de verdrukten en de
ontrechten en het voorbeeld, dat
hij ons daarin voorhoudt: niet
dit alles is het aanstootgevende,
integendeel: deze dingen spre
ken ons juist heel bijzonder
aan.
Wie zijn ogen niet heeft toe
gesloten voor de huidige we
reldsituatie, ziet overduidelijk
de noodzaak om zich als indi
vidu maar vooral ook als volk
in te zetten voor een betere ge
rechtigheid in de wereld. Hij
ziet de noodzaak om oorlog en
honger te bestrijden, om de ras
sen tot elkaar te brengen. Het
moet toch voor ieder duidelijk
zijn. hoe de verdere levensmo
gelijkheden van de aardbewo
ners ten nauwste verbonden
zijn aan hun bereidheid elkah-
der als naasten te zien en als
zodanig ook te behandelen en
daarvoor ook offers te brengen.
Dit alles wordt ingezien door
iedere humanist. Ja zelfs zij, die
Villen uitgaan van een keihard
Geen ergernis
utiliteitsdenken zullen moeten
toegeven, dat er hard gewerkt
moet worden aan vraagstukken
als ontwikkelingssamenwerking,
bestrijding van het racisme, be
teugeling van de kernbewape
ning etc. op straffe van ernstige
aantasting van de bewoonbaar
heid van deze planeet.
Daarom ligt de aanstoot van
het evangelie dan ook niet in
het voorbeeld van gerechtig
heid, dat ons door de bijbel
wordt voorgehouden. De bijbel
bindt ons weliswaar een im
mense opdracht op het hart en
stelt ons voor wezenlijke taken.
Doch dit is als zodanig geen
aanstoot, geen ergernis. Het is
de oproep om te treden uit de
inertie van ons behaaglijke le
ven van westerse overvloed.
toem het alsjeblieft geen kinderopera, want dat is het helemaal niet. Dat
•en ze er bij het Holland Festival van gemaakt. Het is een opera, of een
u5 ical, die door jonge mensen van zo zestien tot negentien jaar wordt uit-
lerd, ongeveer tweehonderd, van alle soorten jeugd, vooral uit de
i tende jongeren-gelederen, dus echt niet zo'n middelbare school-aange-
ra'nheid." Dat zegt Bernard van Beurden, met Theo Loevendie componist
de muziek voor deze opera die de naam „Esperanza" kreeg en in op-
■uij it van het Holland Festival dat wel weer eens iets van eigen bodem
hebben tot stand kwam, en die drie uitvoeringen zal beleven van
20 juni in de Frank Otten Hal bij het Olympisch Stadion in Amsterdam.
Bernard van Beurden: niet alleen kreten
mard van Beurden woont midden
Jordaan, in de Oude Leliestraat
n tot woonruimte verbouwd win-
g ind, heel ruim en heel gezellig en
«en inrichting die niet „in de im-
^Jkatie is blijven steken" zoals hij
enige voldoening citeert uit een
view dat wij met hem hadden
Wj nog in oud-zuid woonde, in de
toniehof.
i. arover heeft hij later in ons ge-
ig een aardig verhaal dat opper-
atj niets, maar in wezen toch heel
met „Esperanza" te maken heeft,
van een zoon van medebewo-
van het pand; een jongen van een
td of vijftien. Die had meegedaan bij
pi 'raken van een huis en was gepikt
de politie.
6,1 hij weer thuis was vroegen ze
k dat gedaan had. „Nou", zegt
meurden, „Ik stond erbij, en daar
me die jongen een referaat te
^over de politieke achtergronden
kraken... Ik stond perplex, en
ik dacht aan wat ik deed toen ik zo
oud was: opstelletjes schrijven over
het bezoek aan mijn tante in Gorkum.
Ik bedoel maar, die jongens van nu
houden zich veel meer en veel intenser
met wereldproblemen bezig dan vorige
generaties."
En daar gaat het nu in die opera
„Esperanza" ook om. Het gegeven on
derwerp was de tegenstelling rijkdom -
armoede. Mies Bouhuys zou de tekst
schrijven, en Louis Andriessen en Ber
nard van Beurden zouden de muziek
componeren.
„Louis zag het niet meer", zegt Van
Beurden. „Hij kon zich er niet op con
centreren, geloof ik. Toen hebben we
Theo Loevendie in zijn plaats erbij ge
haald. Wij componeerden samen, in die
zin dat we ieder bepaalde groepen en
bepaalde figuren voor onze rekening
namen. 'Maar goed, eerst die tekst.
Want het is belangrijk dat die hele
maal door de deelnemende jongeren
zelf is gemaakt. Dat wil zeggen dat ze
in werkgroepen vanaf september met
het onderwerp bezig zijn geweest en
dat ze zich verregaand in de sociale
tegenstellingen in de „derde wereld"
hebben verdiept, en dat er, met bij-
schaafwerk van Mies Bouhuys, een ge
weldig bruikbare tekst uit tevoorschijn
is gekomen".
„Of wij die jongens in een bepaalde
richting geduwd hebben? Nee. met
mijn hand op het hart, nee. Ik heb er
paf van gestaan hoe „geëngageerd" ze
met dit onderwerp vanuit zichzelf be
zig zijn geweest."
En toen kwam het verhaal van de
vijftienjarige huizenkraker. Waaruit
begrepen kan worden dat „Esperanza"
een geëngageerde opera of musical is.
Maar dan één die wat zijn muziek be
treft helemaal niet „hedendaags" is.
„Daar zul je van opkijken", zegt Van
Beurden met hetzelfde enthousiasme
waarmee hij 'anderhalf jaar geleden
sprak over het experiment met ama
teur-fanfareorkesten die hij de wildste
accoordformaties liet spelen. Dat doet
hij trouwens nog, dat experimenteren
met harmonie en fanfare („ik ben er
gewoon gek op"), maar hij durft ook
gerust te bekennen dat hij er zo lang
zamerhand achter gekomen is, dat je
ook gewoon tonale hedendaagse muziek
kan schrijven. Een ontdekking, die vele
groten voor hem allang hadden gedaan,
zeiden wij. „Jawel, maar je moet het
toch altijd eerst ;self ervaren", zei Van
Beurden daarop.
Goed, die „Esperanza", die helemaal
een aangelegenheid van de studerende
en werkende jeugd wordt. „Voor mij",
zegt Van Beurden, „is het voornaam
ste: hoe kan ik de boodschap die in het
script zit aan het publiek overbrengen,
welk middel kies ik ervoor. Nou, het is
dan een soort volksachtige opera ge
worden, met veel liederen en een
commentariërend koor. Er zit ook een
popgroep in en een harmonie-orkest;
dat is „Jong Excelsior". De dirigent er
van, Wim de Buizer, zal ook op de
uitvoeringen dirigeren, we doen het sa
men. Hij doet er zo veel aan, dat ik het
gewoon niet eerlijk vond hem als „in-
zeper" te gebruiken en dan op de uit
voering alleen maar zelf te dirigeren".
„Nog wat namen: het koor van de
Pascal scholengemeenschap doet mee,
en het hoofd van de Nicolaas Maes-
school Hans Hamstra speelt een van de
hoofdrollen. De rest van het orkest is
van zeer gemengde samenstelling,
maar allemaal amateurs, en veel wer
kende jeugd, o.a. van de IBM fabriek.
Nou, dan is er natuurlijk een ontwer
per voor de decors die ook weer
zoveel mogelijk door de medewerker-
kenden zelf worden gemaakt dat is
Jantje Jacobs, en de regie wordt ge
daan door Loes Ballot."
„Het kost natuurlijk allemaal een
hoop geld, en dat komt grotendeels van
Van Leer, Oscar van Leer van de va
ten Wat moet die man rijk zijn. Maar
het mooiste vind ik, dat hij ons volko
men carte-blanche heeft gegeven. Geen
enkele voorwaarde, en ook niet van:
eerst moet ik de tekst zien, anders
geen geld. Geweldig Want er wordt
toch echt wel duidelijk politiek stelling
genomen in dit werk. En dat vind ik
ook zo mooi. dat dit langzamerhand
ook in de heilige hallen van het Hol
land Festival kan gebeuren. Ik geloof
dat dit toch ook wel aan de acties van
dc Notenkrakers te danken is."
Of hij zich veel voorstelt van de „po
litieke beïnvloeding" door zo'n stuk als
deze opera.
„Welnee, beslist iniet. Althans niet
rechtstreeks. Ik 'geloof dat 'het heel
langzaam moet doorwerken dat de
mensen tot besef komen dat muziek
nog iets anders kan zijn dan alleen
overbrenging van schoonheidservaring.
Ik hoop dat ouderen bijvoorbeeld door
deze opera zullen gaan beseffen hoe
intens (hun) kinderen met die dingen
bezig zijn."
Van Beurden is bij al zijn idealisme
ook wel degelijk realist. Toen wij bij
hem in de Jordaan aanbelden voor dit
gesprek was hij net terug van CRM in
Rijswijk. Om een subsidie te bepleiten,
dachten wij. „Welnee", zei Van Beur
den, „ik heb daar met een stel ambte
naren creatief gemusiceerd. Prachtig
vonden ze het."
En dat doet zijn „Musisch Lab" (een
verzamleing expressiegroepen, gevormd
door studenten en werkende jongeren)
nu ook met de jeugd in clubhuizen in
de Jordaan. „En binnenkort gaan we
met ouden van dagen aan het werk. Ik
vind dat je niet alleen met kreten moet
komen, maar je moet ook wat doen.
Toen een progressieve muzikant laatst
tegen mij zei: ik hou het in. het poli
tieke klimaat van Nederland niet meer
uit, ik emigreer maar naar Cuba, toen
zei ik, je moet eens met je gitaar de
Jordaan ingaan, dat is veel nuttiger..."
Het is niet prettig om hieraan
gehoor te moeten geven. Het is
moeilijk om offers te moeten
brengen. Maar bfij enig naden
ken zien wij de gebiedende
noodzaak van deze dingen wel
in.
De wezenlijke aanstoot ligt
echter elders. De aanstoot is ge
legen in het factum, dat door
God in de geschiedenis is ge
steld. De aanstoot ligt in het
feit, dat het alleen zo en niet
anders gebeuren kon, aangezien
God in Zijn openbaringshande-
len deze en geen andere weg
heeft willen gaan. Het gaat in
de bijbel om de facta (de feiten)
van de zondeval (de daad van
de mens), de uitverkiezing, de
incarnatie en de opstanding (de
daden van God).
Dat deze facta moesten plaats
vinden, dat het zonder deze niet
kan: dat is het onbegrijpelijke,
dat is het ergerniswekkende.
Dat wij niet klaar zijn met een
goede gezindheid binnen in ons,
hier en nu, dat is de aanstoot.
Deze aanstoot is voor ons ook in
de belijdenisgeschriften bewaard
al vinden wij de formulering
hiervan overigens nog zo weinig
eigentijds.
Indien wij enige kritiek op
het herderlijke schrijven zou
den willen oefenen, dan zou het
dit zijn, dat de synode juist
déze dingen niet duidelijk ge
noeg heeft geformuleerd. Het
stóat er wel, maar het is alsof
het telkens weer wordt gerelati
veerd. Het wordt niet zonne
klaar. dat zonder het factum in
de bijbelse verkondiging slechts
de gezindheid van de gelovige
kan overblijven. Zonder het fac
tum geen exclusiviteit van de
bijtel. Zonder het factum:
ijdelheid van ons geloof, geen
zondevergeving. Zonder het fac
tum: geen beklagenswaardiger
Er is geschied
mensen dan christenen (1 Cor.
15).
Ter vermijding van misver
stand willen wij onderstrepen
dat wij niet pleiten voor een
fundamentalistische schriftbe
schouwing. Over de wijze,
waarop het factum zich in de
bijbel aan ons voordoet, zou nog
veel gezegd kunnen worden.
Wij zouden dan moeten ingaan
op het historisch substraat, dat
aan de bijbelse verkondiging
ten grondslag ligt en de wijze
waarop dit niet buiten Gods
wil om gestalte en uitdruk
king vindt. Dit zou ons in dit
verband echter te ver voeren.
Thans moet het voldoende zijn
te stellen, dat het voor het ver
staan van de bijbel funda
menteel is, dat daarin hpt „Daar
is geschied" wordt beluisterd.
Aangezien dit zo wezenlijk is
kan men zich afvragen of wel
licht niet de waarheid uiteinde
lijk minder geweld wordt aan
gedaan door het spreken over
de bijtelse gegevens in funda
mentalistische zin (het herder
lijk schrijven spreekt hier van
een „eenvoudig aanvaarden en
verstaan van de Schrift"), dan
door het verklaren daarvan
voor de moderne mens vanuit
een overgroot begrip voor het
eigentijdse, welke „verklaring"
dan bestaat uit de verwijdering
/an het factum uit de boodschap.
In zeker opzicht geldt hier, dat
Welke eenheid?
God deze dingen voor wijzen en
verstandigen verborgen heeft,
doch aan kindekens geopen
baard.
Wij zeiden reeds, dat wij het
betreurden, dat de synode geen
„nadere beslissingen" op dit
punt heeft willen nemen. Wij
zeiden ook, dat wij er begrip
voor hadden, dat de synode als
beleidsorgaan huiverig was om
risico's te lopen, die misschien
wel tot kerkscheuring zouden
kunnen leiden. Zij zocht de
eenheid te bewaren en zij is
daarin voorshands ook geslaagd.
Echter: welke eenheid zou
eventueel gevaar hebben kun
nen lopen?
Het is onvoorstelbaar, dat de
gereformeerde kerken de bezin
ning over deze dingen niet zul
len voortzetten. Wij hopen vu
rig, dat deze kerken dan ook tot
een grotere duidelijkheid zullen
komen op het allerbelangrijkste
punt, dat wij boven hebben
aangeduid.
Wij hopen echter eveneens,
dat de kerken hierbij ook de
bezinning zullen willen onder
nemen over de eenheid, die zij
zo gaarne hebben willen bewa
ren. Zouden zij zich niet moeten
afvragen welke eenheid dat is,
die door een zoeken naar de
waarheid zou kunnen worden
aangetast? Zou dit niet een sta
tische eenheid kunnen zijn, een
eenheid van de rust, een een
heid van: zo liggen de dingen
nu eenmaal en daarmee uit?
Elkaar bijstaan
Is een dergelijke eenheid wel
echt een eenheid? Is zij niet
veeleer de eenheid des grafs?
Ontstaat de echte eenheid niet,
wanneer christenen in hun ge
meenschappelijke worsteling om
de waarheid en om het juiste
verstaan van de Heilige Schrift
elkaar als kinderen van God,
die één Heer hebben, willen
vasthouden? Moet de echte een
heid, die hier op aarde onder
Christenen mogelijk is, niet ge
kenmerkt worden door een
voortdurende geestelijke bewe
ging, een voortdurend elkaar
terechtwijzen naar de norm van
de Heilige Schrift?
En wij denken nog even ver
der. Wij denken aan de plaats
die de gereformeerde kerken
innemen in het geheel van de
oecumenische samenwerking
der kerken in Nederland. Deze
kerken dienen alle Christus, de
Heer. Toch hebben zij zeer ver
schillende opvattingen aangaan
de zeer principiële aangelegenhe
den. Hoe komen zij dan tot de
eenheid die zij allen zoeken in
het kader van de raad van ker
ken? Moeten zij wachten tot het
aanbreken van de jongste dag?
Of moeten zij wachten tot zij
het allen eens geworden zijn?
Ik vrees dat zij dan in die
zelfde statische eenheid terecht
zouden komen. Laat ik zeggen,
dat ik op dit punt niet zonder
zorgen ben. Het ergste dat m.L
zou kunnen gebeuren, is dat de
kerken het eens zouden worden
op de noemer van een algemeen
humanitair verstaan van de bij
belse boodschap, waaruit met
name het juiste verstaan van
het factum in de bijbelse bood
schap verdwenen is. Juist daar
om zijn we zo gevoelig voor wat
het herderlijk schrijven der ge-
Duidelijkheid
reformeerde kerken op dit punt
precies zegt.
De eenheid der kerken kan in
hoge mate thans reeds beleefd
worden, doch dit is dan de dy
namische eenheid, de eenheid in
het gemeenschappelijke zoeken,
in de gemeenschappelijke wor
steling om de waarheid, een
worsteling ook met elkanderl
Het beeld van de worsteling is
in dit opzicht daarom zo tref
fend, omdat wie met elkaar
worstelen, elkaar ook vast
houden.
Het herderlijk schrijven is
zonder twijfel een lofwaardig
stukje werk van de gerefor
meerde synode. Maar er is meer
nodig: er is behoefte aan meer
duidelijkheid ten aanzien van
de eigenlijke aanstoot, die het
evangelie geeft. En daarvoor is
dan weer meer moed nodig om
met elkaar in discussie te zijn
op een zodanige wijze, dat deze
discussie rtiet vertroebeld wordt
door de gedachte van „er uit te
willen lopen" of door de over
weging „een aanklacht te willen
indienen".
Mochten de gereformeerde
kerken bereid ziin om op deze
weg vorderingen te maken, dan
is naar mijn stellige overtuiging
voor hen een grote taak wegge
legd in de oecumenische samen
werking van de kerken in ons
land. Deze samenwerking heeft
naar mij telkens blijkt
dringend behoefte aan een ver
antwoorde en enthousiaste re
formatorische inbreng, terwille
van de waarheid, anders ge
zegd: terwille van het dienen
van Jezus Christus, de Heer der
Kerk.