Toerisme
De weg uit 't slop
kan Baii aantasten
ZATERDAG 24 APRIL 1971
volkomen in trance dat zij zichzelf met hun kris steken, merk-
„U bent te laat. U had eigenlijk een dag eerder moeten komen." Een opmerking die ik
pas begreep toen de jonge gids, die ons even tevoren op het vliegveld had verwel
komd, zijn zin afmaakte: „Dan had u een prachtige lijkverbranding kunnen zien." Achte
loos wees hij naar een zwartgeblakerd grasveldje aan de kant van de weg. Lijkverbran
ding op Bali is een toeristische attractie geworden. Maar de Balinezen vinden deze be
langstelling voor hun cultuur doodgewoon. Duidelijk is wel dat het internationale toerisme
vat begint te krijgen op dit unieke Indonesische eiland en zijn bewoners, die al eeuwen
lang de wereld hebben verbaasd met hun fascinerende en vibrerende cultuur. Een cultuur
die haar oorsprong vindt in diep gewortelde cultussen, gekoesterd in de rituelen van
een sterke religie: de Hindoe-godsdienst, die in de loop der eeuv/en het islamitiserings-
proces heeft kunnen weerstaan.
'oen de Islam bezit nam van
ra trekken Hindoe-vorsten,
esters en andere leden van
intelligentsia weg en .zoch-
i een toevlucht op Baii, dat
dsdien een haven werd voor
kunsten, rituelen en klassie-
i die de trots waren van de
iterse eilanden.
)e primitieve levenswijze van
innerlijke rijk beschaafde
linees oefent een sterke aan-
ckingskracht uit op de Wes-
se toerist die zijn luidruchti-
wereld is ontvlucht om op
eiland rust te zoeken. Maar
dat nog lang duren? Nu al
storen straalvliegtuigen,
etterende bromfietsen en
nsistorradio's van Japanse
kelij de stilte. Is er een in-
continentaal hotel dat kilo-
ters in de omtrek te zien is;
i er ambitieuze plannen om
door Bob Mantiri
I stranden te herscheppen in
rijzen souvenir-
als paddestoelen uit
grond.
Ie toenemende invloed van
I toerisme mag Bali planolo-
ch hebben aangetast, het
tse karakter van de eiland-
hun hechte familie
sterk ontwikkelde ge-
enschapszin en hun harmo-
us leven lijken onaantast-
ir. Zij danken dit aan hun
Wankelbaar geloof in hun
die hun denken en
bepaalt.
riten en feesten
«leiden de Balinees vanaf
i geboorte tot. zijn dood. ja
in zijn hiernamaals. Ze vor-
de band in het gezin en
het fundament waarop het
psleven is gebaseerd. De
praktijk kenmerkt
beleid van een stad, de gane
i zaken in een woning en de
van het volk. Feestdagen,
maak en samenzijn zijn ge-
op de religieuze ka
en vinden plaats in hel
er van tempelplechtigheden
len hoeft maar korte tiid op
i te vertoeven om met de
religie van het eiland
te raken. Uit de tal-
schrijnen die het landschap
in het Pendeteerbe-
waarmee u begroet wordt,
kt dat de godsdienst essen-
1 is voor zijn identiteit en
anaf dc vroegste tijden
het volk van Bali een ge
ïnd heelal voor ogen gehad
zich uitstrekt van de hemel
Mi de bergen tot de diepte
de zee. Alles in de natuur
heeft zijn lijn, rangorde en
plaats. Alles wat heilig is wordt
vereenzelvigd met hoogte, de
bergen en de opwaartse richting
van de stroom naar de majes
tueuze vulkaan de Gunung
Agung, die, op welk punt van
het eiland men ook staat, de
achtergrond blijft van het
schilderachtige landsohap.
Alles wat dreigend of gevaar
lijk is behoort tot de machten
van de onderwereld, de onpeil
bare oceaan en de richting naar
beneden, de stroom naar de zee
toe De verblijfplaats van het
volk bevindt zich tussen beide
in: op de vruchtbare vlakte tus
sen de bergen en de zee.
Het is voor de zo dicfyt bij de
aarde levende Balinezen die
hun voedsel uit de bodem en uit
de bergstroom halen, feesten
houden op de binnenplaatsen
onder de avondlijke hemel en
wonen in huizen waar de wind
vrij door open paviljoens blaast
vanzelfsprekend, aan de na
tuur magische en bovennatuur
lijke betekenis toe te kennen.
Op de toppen van de trotse ber
gen waren de goddelijke gees
ten rond die het volk voorspoed
en goed geluk brengen. Onder
de onbekende zee liggen mon
sters met slagranden op de loer:
krachten die de mensheid
vijandig zijn gezind.
Zo is de natuur voor altijd
verdeeld in paren: hoog en laag,
rechts en links, dag en nacht,
het oosten waar de zon opgaat
en het westen waar hij onder-
Dewi Ratch, de godin van de maan,
dreigt te worden opgeslokt door de de
nion Kala Rahu. Dit meesterstuk van I.
Gerembuang is van omstreeks 1937.
gaat. Kortom: in goed en
kwaad, in leven en dood. Elk
vult de andere binnen het ge
heel van de schepping aan. En
het Balinese ritueel streeft er
naar altijd de gulden midden
Men hoeft geen theoloog te zijn om in te
zien, dat theologie altijd is theologie in een
cultuur. De theologie van Augustinus had
haar Sitz im Leben in de laat-romeinse
cultuur; die van Thomas van Aquino in de
beschaving van het middeleeuwse westen.
De theologie van Luther bewoog zich op
het breukvlak van middeleeuwen en renais
sance; die van Calvijn tekende zich af
tegen de achtergrond van humanistische
studiën in de renaissancetijd. Schleierma-
chers denkwereld was gesitueerd in het
romantisch levensgevoel, waarbij de inner
lijkheid centraal stond. Kuypers optreden
had romantisch-nationalistische trekken; in
dit opzicht is hij in zekere zin de christe
lijke tegenhanger geweest van de liberale
Potgieter met diens verheerlijking van onze
gouden eeuw. De theologie van Barth is
gesitueerd in het midden-Europa van na de
eerste wereldoorlog. In Schilder is altijd
iets blijven nawerken van de schok die hij,
mèt zijn tijdgenoten, onderging van de eer
ste wereldoorlog; zijn stijl vertoont ver
wantschap met het expressionisme. Bon-
hoeffer poneerde de mondigheid van de
christen op een ogenblik dat de Duitser
monddood gemaakt was. In het ontmytho-
logiseringsprogramma van de zestien jaar
oudere Bultmann zit een trek van de Duit
se neue Sachlichkeit uit de jaren dertig.
Met deze schets wordt niet ontkend, dat
het de theologie om eeuwige waarheden
te doen is. Maar haar beoefenaars ontken
nen op hun beurt niet, dat ook het ont
staansproces van de bijbel zich heeft vol
trokken in een complex van culturen van
het midden-oosten. En wat voor de heilige
Schrift geldt, geldt ook voor de kerk. Zij
is, zoals we reeds op catechisatie leerden,
geen oliedrup op de wateren. Het is volko
men legitiem een bepaalde kerkelijke situa
tie te plaatsen in haar cultuurhistorische
context en in dit verband moet men ook
het goed recht erkennen van een sociolo
gische benadering, als het erom gaat te
begrijpen wat er aan de hand is.
Nu is het natuurlijk gemakkelijker om
aan te wijzen hoe vroeger theologie en
kerk in de lijst van hun tijd hebben geze
ten. dan hoe dit vandaag het geval is. En
toch kunnen wij de impasse, waarin het
geïnstitueerd kerkelijk christendom terecht
gekomen is, onmogelijk goed zien, als we
tenminste niet proberen daar een kijk op
te krijgen. Het is goed daarbij het lelijke
germanisme 'tijdgebonden' te vermijden,
omdat de kerk, tenminste als zij aan haar
roeping beantwoordt, weilswaar in een tijd
staat, maar daartegen ook protesteert, als
het nodig is. Er kunnen momenten komen,
waarop de christen, met of zonder de
woorden van Bilderdijk, roept: "Deze eeuw
zal nooit de mijne zijn; ach rees in 't eind
de mijne!"
Er moet iets gedaan worden aan de
blindheid voor de culturele context, die
men bij zovele christenen uit onderschei
dene kerken aantreft. De kerkelijke proble
matiek moet worden geplaatst in de con
text van de diepgaande culturele crisis
waarin de wereld zich op dit ogenblik be
vindt Doen wij dit niet, dan schieten wij
tekort in het verstaan van de tekenen der
tijden.
Wat is dan die context? De Europese
hegemonie is ten einde. Het koloniale tijd
perk is voorbij. De blanke overheerser
krijgt de rekening gepresenteerd. De ont
kerstening is zo ver voortgeschreden, dat
men niet meer kan spreken van een chris
telijk Europa, of van een christelijk Neder
land.
De renaissance-cultuur is in liquidatie.
Het elite-humanisme van de zelfbewuste,
voorname enkeling heeft plaats gemaak,
voor een nieuw humanisme van geheel an
dere aard, en wel het humanisme van de
naakte mondiale massamens, met z'n pri
maire behoeften en aandriften. Het kerke
lijk institutlonalisme is eveneens in af
braak. Het constantijnse kerktype had zich
te veel vereenzelvigd met de heersende
machten in staat en maatschappij.
Wat eeuwenlang zijn kracht is geweest,
is nu zijn zwakheid geworden. De voorstel
lingswereld van de bijbel schijnt niet meel
op de werkelijkheid te kloppen. Dit leidt
enerzijds tot een krampachtig fundamenta
lisme, en aan de andere kant tot een vèr
gaande ontmythologisering van de bijbelse
boodschap om met de technologische ont
wikkelingen in de pas te blijven.
Het nieuwtestamentische interim (de tijd
tussen hemelvaart en wederkomst) duurt
veel te lang om als interim te worden
ervaren. Niet de wederkomst van Christus
houdt de aandacht van de wereld gespan
nen, maar de dreigende zelfvernietiging
van de mensheid, volgens G. R. Taylor
zelfs binnen een eeuw, door overbevolking
en natuurverwoesting, zelfs als er geen
atoomoorlog zou komen.
Het kerkelijk institutionalisme is rijp ge
worden voor het oordeel. De gemeente
van Christus kan zich niet ongestraft eeuw
in eeuw uit blijven vermaagschappen met
de machten van deze wereld. Toch behoeft
niemand om die reden terstond met zijn
kerkinstituut te breken, want de kerk blijft,
hoe dan ook, een verzamelpunt van gelovi
gen en christelijk geloof impliceert ge
meenschappelijkheid. Bovendien kan de zo
nodige regeneratie van elk vertrekpunt uit
een aanvang nemen.
Volgens mij is de kerkelijke situatie vol
komen vastgelopen en is er een archime-
disch punt nodig, van waaruit de situatie
moet worden gesaneerd. De bestaande
kerkinstituten en de wereldraad van ker
ken, dat instituut in het kwadraat, doen hun
best om vanuit de status quo tot betere
toestanden te komen. Ik wil niet onder
schatten wat dit allemaal nog betekenen
kan. maar naar mijn mening gaat dit stre
ven te zeer voort in de historische lijn.
Zullen nieuwe theologieën ons uit het moe
ras helpen?
Karl Barth is wel eens de laatste kerkva
der genoemd en ik ben bang dat de tijd
van de kerkvaders voorbij is. Het leven is
veel te ingewikkeld geworden om door één
mens, al is het maar theologisch, te wor
den overzien en doorzien. God heeft het
misschien wel zo geleid, dat Zijn dwalende
kerk niet meer weet waar zij het zoeken
moet, om dan eindelijk indachtig te worden
aan het grote, veelszins vergeten hoofd
stuk: de levende Heer Jezus Christus in de
hemel, aan de rechterhand van de Vader.
Als men, ook in kerk en theologie, om
duidelijkheid vraagt, dan is die hier in de
eerste plaats nodig. Ziet men geen kans
deze bijbelse voorstelling en dit taalge
bruik in overeenstemming te brengen met
het taalgebruik en de algemene instelling
van de exacte wetenschappen, laat men dit
onomwonden zeggen. Is men daarentegen
van oordeel, dat de natuurwetenschappen
geen bevoegdheid hebben om als niet be
staand af te wijzen wat buiten hun grenzen
valt, dan moet men de levende Heer ook
serieus nemen.
Het eerst nodige is, dat Hij voortdurend
present wordt gevoeld en present wordt
gesteld. Rome doet dat om zo te zeggen
dagelijks over de hele wereld in de eucha
ristie. Maar zo wordt de Heer het centrale
thema, zo niet het hoofdnummer, van een
kerkelijke plechtigheid. Bij de gereformeer
de gezindte zit Hij tamelijk stevig in belij
denisgeschriften en kerkorde opgesloten,
al is er in de prediking een theologische
marge, waar Hij wat meer speelruimte
heeft.
Maar de levende Heer is meer dan een
nög zo orthodox leerstuk over de levende
Heer. De voornaamste vraag is dan ook:
hoe kunnen wij de levende Christus pre
sent stellen? Niet maar theologisch, niet
maar confessioneel, niet maar liturgisch,
niet maar pastoraal-didactisch, doch
hoogst persoonlijk? Het levende Woord
spreekt wel door het geschreven Woord,
maar valt daarmee niet samen. De marge
tussen het levende Woord en het geschre
ven Woord is het spanningsveld van de
H.Geest. Christus in de hemel is het archi-
medisch punt, van waaruit kerk en wereld
mopten worden bewogen.
Dit present stellen van de levende Heer
is niet een methode, die zich zomaar han
teren laat. Ten diepste stellen niet wij Hem
present, maar doet Hij dat zichzelf, via
ons. Praktisch vallen er twee zaken uit af
te leiden: een kritisch relativisme en een
kritische solidariteit. Hierbij riskeer ik de
ongunstige associatie verbonden aan het
woord relativisme. Het hangt er maar van
af met wat en met Wie men alles in relatie
brengt. Immers: wélke positie wij innemen,
aan welke vleugel, in welk centrum ook,
wij zijn nooit zuiver; wij kunnen ons aan
geen enkele positie verkopen, want dan
zijn wij niet meer voldoende waakzaam.
Men kan de zonde nergens localiseren en
zo buiten zichzelf plaatsen.
Het besef van de presentie van de
levende Heer kan ons helpen een kritische
distantie te bewaren, ons nooit met huid en
haar aan een bepaald standpunt te verko
pen, want dat brengt verabsolutering van
dat standpunt mee, ook van het onvolko-
mene, het eenzijdige, de verborgen zonde
van die positie. De atheïst Sartre heeft dit
op zijn wijze beseft, toen hij zei dat je
altijd vuile handen maakt, aan welke kant
je ook staat.
Maar ook een vrijblijvende houding kan
ons niet redden. En de wetenschap dat
onze handen toch vuil zijn. is geen vrijbrief
om ze vuiler te maken dan onvermijdelijk
is. Let erop hoe zuiver de brieven aan de
zeven gemeenten in de Openbaring van
Johannes dat kritisch relativisme, dat he
melse enerzijds-anderzijds hanteren: „In dit
prijs ik u, in dat evenwel niet. U hebt die
en die goede dingen, doch Ik heb tegen
u"... enzovoort.
Maar het laatste woord is toch aan de
kritische solidariteit. Weglopen is zonde.
Christus heeft in elke kromme situatie
waarin Hij terechtkwam een taakvervulling
gezien. Als Hij zich tijdelijk terugtrok, was
dat geen vlucht, maar een distantie nemen,
een reculer pour mieux sauter. Hoofdzaak
is, dat de kerk zich leert sterken in de
levende Heer (als David bij Ziklag) en
Hem vasthoudt, als ziende de Onzienlijke
(als Mozes in de Hebreeënbrief).
weg, de harmonie tussen beide
uitersten, te bewandelen. De fi
losofie weerspiegelt zich in de
talrijke tempeldansen, in de to
neeldrama's; in de architectuur
en de kunst
De Balinese wereld is een we
reld van „samendelen". Beslis
singen worden genomen na ge
zamenlijk overleg. De vreugde
van het dagelijks leven bestaat
uit het nakomen van de maat
schappelijke verplichtingen en
godsdienstige plichten. De kunst
reflecteert een onbewuste inte
gratie van omgeving, religie en
gemeenschap, waarvan elk indi
vidu een deel is.
De gedachte, één voor allen,
allen voor één, vormt de hoek
steen van de sociale structuur.
Elke vorm van arbeid of creati
viteit is de expressie van een
groep. De organisatie van de
dorpen, de cultivering van de
landbouwgronden en de crea
tieve kunst is een gemeenschap
pelijke poging. Binnen zijn
dorp, is de man een onafschei
delijk deel van zijn famie, van
zijn clan, zijn kaste, zijn ge
meenschap en van het Balinese
volk in zijn totaliteit dat zijn
erfgoed en omgeving deelt
Een tocht door Bali is een
tocht door het verleden. Anti
quiteiten uit het bronzen tijd
perk, indrukwekkende stenen
monumenten en oude beelden
roepen legendarische vorsten in
herinnering. In de stroomop-
waartse dorpen Ubud cn ?>Ias
bloeien hedendaagse stijlen van
In volledige overgave toveren de beeldsnijder en zijn zoon sierlijke figuren uit het harde hout. De open
hemel is hun atelier.
schilder- en houtsnijwerk; zo
een historisch overzicht van Ba
linese kunst uit heden en verle
den afrondend. Al tientallen ja
ren heeft de serene schoonheid
van Ubud beroemdheden en
kunstenaars uit de hele wereld
gelokt van wie er enkelen zijn
gebleven.
Het landschap is een toneel
van stille schoonheid: groene
zeeën van rijstplanten tegen een
achtergrond van wuivende
palmbomen, kunstig gevormde
vogelverschrikkers van palm
bladeren. rustieke schrijnen en
kleine tempels. Bali wemelt vati
hoekjes, weggetjes en poorten
die recht naar het hart van het
volk leiden.
Het eiland doorkruisend is
het maar moeilijk de aandacht
bij de weg te houden. Er is
langs de kant altijd wel iets dat
afleidt. Dromerige dorpen met
hun, door gebladerte overkoe
pelde weggetjes, strodaken die
schuilgaan achter ontelbare
kleimuren.
De weg is tegelijk trottoir,
snelweg, speelterrein, ontmoe
tingsplaats, vrachtroute en pad
van processies en optochten.
Aan weerskanten ziet men tal
loze tempels, oefenende game
lanorkesten, markten en gewas
sen. Wanneer men afslaat kan
men terecht komen in een dorp
ambachtelijke kunstenaars die
opgaan in hun oude wijze van
houtsnijden, of bij konings
graven die half verscholen lig
gen op de velden spiegels
van een legendarisch verleden.
De nacht daalt vroeg over de
steden en dorpen van het
eiland, en de Balinees ligt als
regel voor elf uur op één oor.
Avonden waarop er volle
maan is (bulan purnama) vor
men een uitzondering op de
slaapgewoonte, want zij bergen
de belofte in zich van magie,
romantische spelen en opzwe
pende riten die tijdens de tem
pelfeesten de gehele nacht du
ren.
Onder de heilige waringin-
boom of op de gewijde gronden
van de tempel ontvouwt zich bij
het licht van tientallen toortsen,
het Balinese theater in al zijn
facetten: de hemelse dans van
goddelijke nymfen (legong),
woeste krijgstonelen (baris en
kebyar), demonische dansen
(djauk en ketjak of dans van de
apen) en het Ramayana-ballet.
een klassiek dans-drama han
delend óver het Hindoe-epos.
Bij volle maan gaat de Bali
nese jongeman op stap om zijn
toekomstige vrouw te zoeken.
Op de stranden worden dan af
spraken voor het leven ge
maakt De jongeman beschouwt
het als zijn voornaamste plicht
Zo klein als zij is mag zij al optreden in de beroemde legong-dans.
te trouwen, een gezin te stich
ten om het voortbestaan van
zijn geslacht te verzekeren. On
gehuwd door het leven gaan is
voor de Balinees abnormaal,
wordt door de gemeenschap dan
ook niet geaccepteerd. Het hu
welijk is een paspoort om tot de
dorpssamenleving te kunnen
toetreden.
Men zegt dat een jongeman
die als vrijgezel sterft in een
volgend leven gedoemd is zeu
gen te voeden, naar Balinese
begrippen het ergste wat je kan
overkomen. De vrouw die geen
kinderen baart, zal een reusach
tige rups moeten zogen.
De vrouw speelt in de Bali
nese samenleving een onderge
schikte rol. Terwijl de man op
zijn vechthaan past het sta-,
tussymbool voor het gezin
werkt de vrouw op het land.
aan het herstel van de weg of
op de markt. Een zeldzaam ge
zicht is het te zien hoe de Bali
nese vrouw, gekleed in felge
kleurde sarong-kabaja's, naar.,
de markt loopt, een stapel man
den op het hoofd torsend. De
kaarsrechte, elegante houding
van de Balinese zal menig
Europese vrouw jaloers maken.
Het is traditie dat de Balinese
jongeman zijn toekomstige
vrouw schaakt, haar heimelijk
op de schouders uit haar dorp
wegdraagt. Tegenwoordig ge
beurt dal wat comfortabeler:
met de auto of bromfiets. Vroe
ger zou het hele dorp in rep en
roer zijn. Nu is het slechts een
kluchtspel.
Bij het ontdekken van het „on
heil" wendt de familie van het
meisje uiterste bezorgdheid
voor. Van de in woede ontsto
ken vader wordt verwacht dat
hij de alarmgong zal slaan en
aan iedereen in het gezin zal
vragen wie zijn dochter wegge
nomen heeft. Uiteraard zal zelfs
een intieme vriend, die de doch
ter geholpen heeft bij het pak
ken van haar koffers, met sta
len gezicht ontkennen ergens
ook maar iets van af te weten.
Soms wordt zelfs een gefingeer
de speurtocht gehouden, waar
van het efféct algemene vrolijk
heid iS.
Meestel kent de familie de
jongeman die het op de dochter
voorzien heeft goed en neemt
men aan dat, als het meisje
haar kleren heeft meegenomen,
zij vrijwillig is weggegaan.
De Balinezen zijn uiterst
vriendelijk tegenover de toeris
ten, maar blijven toch op een
afstand en zullen hen niet zo
gauw uitnodigen voor een be
zoek aan hun dorp. Het is voor
de vreemdeling ook niet mak
kelijk de door kleimuren om
ringde dessa binnen te komen.
De rijk met dieren- en demo
nische figuren bemerkte dorps
poort is er niet alleen om boze
geesten uit het dorp te houden.
Op een bord staat bovendien
geschreven dat niemand het
derp mag betreden mits hij of
zij gekleed is volgens de adat.
Overredingskracht en zaken-
instinct maken deel uit van het
maatschappelijk verkeer. Om
een goede koop te doen, is het
dikwijls nodig gebrek aan be
langstelling te veinzen om de
vraagprijs te drukken. Zaken
lieden worden hier herinnerd
aan het eeuwenoude beginsel
van het afdingen bij het onder
handelen over prijzen met slu
we handelaars
Winkelen op Bali betekent op
zoek gaan naar schatten. Na
korte tijd van ijverig zoeken
worden de bezoekers kenners,
die werk van hoge kwaliteit
kiezen. Handelswaar ligt over
het eiland verspreid in een ver
rukkelijk slordige wanorde.
Fraai houtsnijwerk en batiks
vindt men ook in kramen of in
handen van sierlijke vrouwen
die produkten uit haar dorp aan
de man brengen.
De vraag die menigeen bezig
houdt. is in hoeverre het toeris
me de unieke cultuur van Bali
zal aantasten. De bezorgdheid
voor het lot van de eeuwenoude
kunst is een teken van respect
jegens het Balinese volk en zijn
cultuur.
Onvoorwaardelijke conserve
ring zou onjuist zijn. Dat zou
betekenen dat de cultuur van
Bali achter glas wordt gezet en
dat men het eiland ^ijn identi
teit als een sleutelprovincie in
een ontwikkelingsland zou ont
nemen.