EVANGELIE-CHRISTENEN
EN BAPTISTEN GAAN IN
RUSLAND ZWAAR GEBUKT
3:
Sexfilms en de gluurders
Hier zijn nog mooie ikonen
door ds. J. van Dam
I
ZATERDAG 27 MAART 1971
,,De bedoeling van dit boekje",
aldus dr. J. A. Hebly in zijn inlei
ding op het geschrift: „Evangelie
christenen en baptisten in Rusland",
„is om de belangstellende lezer de
informatie te verschaffen die nodig
is om de huidige situatie van de
evangelie-christenen en baptisten
in de Sowjetunie te kunnen volgen
en begrijpen". Die informatie gééft
dr. Hebly, en dat hijzelf zich ter
dege heeft laten informeren, blijkt
wel uit de uitgebreide literatuur
lijst die in het boek is opgenomen
en waarheen in de tekst tientallen
malen wordt verwezen.
De ontstaansgeschiedenis van de
evangelie-christenen en baptisten is
geworteld in enerzijds de opwek
kingsbeweging die rond 1880 in de
Petersburgse aristocratie opkwam en
invloed kreeg op de zich daar bevin
dende protestantse gemeenten van
buitenlandse komaf, en anderzijds in
de piëtistische vroomheid van de ve
le immigranten die in het eerste
lnvart van de vorige eeuw vanuit
vooral Duitsland en Zwitserland zich
in het zuiden van Rusland vestigden.
Het georiënteerd zijn op de bijbel
en de zelfstandige omgang met de
Schriften verbonden de beweging in
Petersburg met de broeders in het
zuiden. Hoewel de laatsten in het be-
*- Doopbediening in het bedehuis
Leningrad.
de evangelie-christenen en baptisten in
gin minder consequent baptislisch
waren, zouden de zuidelijke gemeen
ten van evangelie-christenen (zo
werden ze genoemd) mee hun naam
geven aan de unie van baptistenge
meenten die in 1944 werd opgericht.
Detze unie van evangelie-christenen
en baptisten (zo luidt de officiële
..dubbele" naam) vormt met haar
550.000 leden volgens de jongste
gegevens van de baptisten wereldal
liantie in vergelijking met de
Russisch-orthodoxe kerk een min
derheidsgroep. „Toch zijn zij op het
ogenblik naast de orthodoxe kerk de
belangrijkste groepering in Rusland.
Zij doen veel van zich spreken en
door hum activiteit en geloofsijver
zijn zij een opvallend verschijnsel in
de atheïstisch-communistische sa
menleving", zegt dr. Hebly.
Wie mocht menen, dat er pas sinds
de oktoberrevolutie van 1917 sprake
is van onvrijheid en van geloofsver
volging in Rusland vergist zich. De
protestantse groeperingen die alle de
afwijzing van een staatskerk gemeen
hadden en een basis vonden in het
aHeengezag van de Schrift en hun
opvatting van de gemeente als ge
meente van gedoopte christenen (de
doop op belijdenis door onderdompe
ling voltrokken), werden fel vervolgd
door de Russische alliantie van troon
en altaar.
Slechts van 1905 tot 1914 was er
een periode van betrekkelijke ver
draagzaamheid. In deze tijd werd
(1905) de Bond van Russische Baptis
ten opgericht en ging men over tot
de uitgave van het blad De Baptist.
In 1909 werd de Al-Russische Bond
van Evangelie-christenen opgericht.
Vele duizenden keerden in deze tijd
uit gevangenissen en strafkampen
terug naar huis en gemeente.
In 1914, bij het uitbreken van de
wereldoorlog, kwam er een einde'aan
de tolerantie en opnieuw brak de
vervolging los. „Voor deze groepen,
de vervolgde stiefkinderen van va
dertje tsaar, kwam de revolutie van
1917 als een bevrijding. De commu
nisten kenden hen uit de strafkolo
nies, waar zij zijde aan zijde met de
gelovige christenen hadden gewerkt"
(blz. 57).
Na de revolutie brak er voor de bap
tisten en de evangelie-christenen
zelfs een goede tijd aan, waarin al
lerlei arbeid voor het eerst kon wor
den ondernomen. De aanvallen van
de atheïstische staat richtten zich
vooral op dc oude Russische kerk
waarmee de nieuwe staat nu geen
enkele relatie meer onderhield.
„Maar de geschiedenis van de
evangelie-christenen en de baptisten
laat in die tijd eigenlijk het spiegel
beeld zien van d'ie der staatskerk.
Waren zij voor 1917 de verdrukten
en vervolgden, nu profiteerden zij in
zeker opzicht van de veranderde si
tuatie en konden zij zich in alle rich
tingen ontplooien. De anti-godsdien
stige propaganda, die zich vooral
richtte op de uiterlijkheden van de
orthodoxe kerk, haar band met het
tsaristische regiem, haar rijkdom, de
houding van de geestelijkheid, de
uiterlijke vorm van eredienst en ker
kelijk leven, sloeg eigenlijk nergens
op de evangelie-christenen en baptis
ten" (blz. 58).
Deze periode van betrekkelijke
vrijheid duurde echter amper tien
jaar. Nog op het wereldcongres van
de Baptisten. Wereldalliantie, dat in
1928 te Toronto werd gehouden, kon
den dc Russische deelnemers naar
waarheid getuigen dat er geloofsvrij
heid in Rusland heerste.... Tijdens
hun terugreis naar het vaderland
hoorden ze echter dat de evangelie-
christenen en baptisten werden ver
volgd. Van de 3219 gemeenten die er
in 1928 in Rusland waren, waren er
tengevolge van deze vervolgingen in
1940 nog maar 1000 over!
De Duitse inval in 1941 luidde op
nieuw een (korte) tijd van verade
ming in. In deze periode kwam het
tot de samensmelting van de evan
gelie-christenen en baptisten in één
unie (oktober 1944).
In 1958. het jaar waarin Chroes-
tjow de Russische leider werd, is aan
de periode van betrekkelijke rust
(die na Stalins dood in 1954 volgde)
een einde gekomeiu Het beleid van
de staat werd de directe aanleiding
tot grote spanningen en moeilijkhe
den binnen de nog jonge unie. Dat
Avondmaalsviering in het „Huis van
het evangelie" te Moskou. De dienst
wordt geleid door de toenmalige voor
zitter van de unie van evangelie-christe
nen en baptisten in Rusland, Jakob
Zjidkov.
beleid werd gevormd door beper
kende maatregelen van de staat:
„Deze verbood de unieraad om con
tacten te onderhouden met de niet
geregistreerde, dus niet wettelijk er
kende, groepen en gemeenten en
oefende sterlie druk uit op dat lei
dinggevende orgaan van de evan
gelie-christenen baptisten, om al te
actieve voorgangers van hun taak te
ontheffen en gemeenten op te heffen
en te combineren. Verder wilde men
dat de evangelisatie-activiteiten zou
den worden beperkt, de doop van
jongeren tussen 18 en 30 jaar tot een
uinimum zou worden beperkt en gods
dienstige beïnvloeding van jongeren
zou worden vermeden, door kinderen
in de schoolleeftijd niet tot de kerk
diensten toe te laten" (blz. 92).
Het verzet tegen deze maatregelen,
niet van de unieraad maar van indi
viduele voorgangers en gemeenten,
leidde tot het ontstaan van een geor
ganiseerde oppositie, de Iniciativnaja
gruppa (actiegroep), die nadat men
geen gehoor vond1 bij de unieraad,
zich afscheidde. Hun aantal wordt op
vijf tot acht procent geschat.
Het zijn de leden van deze actie
groep de „Iniciativniki" 1zoals ze
worden genoemd die veel van de
overheid te verduren hebben., Eén
van hen, G. C. Borushko, voor de
rechtbank gedaagd, zei o.a. „Ik ben
een optimist, dat wil Zeggen, dat ik
geloof: als het nu slecht gaat, gaat
het morgen beter. Als men nu ver
oordeeld wordt, wordt men morgen
gerechtvaardigd, als men nu op aar
de ook onrecht zal ondergaan, mor
gen verschijnt de gerechtigheid. Zo is
dc dialectiek. Als ze op aarde geen
bevestiging zal vinden zal ze toch in
de hemel triomferen, zoals geschre
ven staat: wij wachten, naar de be
lofte, op een nieuwe hemel en een
nieuwe aarde, waarop gerechtigheid
woont" (blz. 122).
Met dit citaat eindigt dr. Hebly
zijn geschrift. Het is een treffend
einde dat het leven en werken van
deze Russische gelovigen gedurende
de eeuw van hun bestaan, een eeuw
van strijd en lijden, juist typeert.
Dt. J. van Dam te Sneek, perssecretaris van
de unie van baptistengemeenten in ons land.
bespreekt het geschrift „Evangelie-christenen en
baptisten In Rusland de honderd|arige weg van
strijden en lijden", door dr. J. A. Hebly. Dezo
122 pagina's tellende brochure ia voor vijf
gulden te krijgen bij het Universitair Inatltuut
voor mlssiologle en oecumenica, afdeling
oecumenlce, Heldelberglaan 2, Utrecht. De
illustraties zijn uit „Godsdienst In de Sowjet-
Unie" door Walter Kolarz (uitg. Ned. Boekhuis,
Tilburg).
Het genre van de sexuele voorlichtingsfilms die als programmavullende
bioscoopfilm wordt uitgebracht, is al heel oud. Met name Duitsland werd vlak na
de eerste wereldoorlog een belangrijke producent van het genre. De films werden
veelal ingeleid door een arts die aan het geheel de nodige waardigheid
verleende. Hetgeen niet wegneemt dat de bioscopen waar de voorlichting werd
gegeven in de meeste gevallen behoorden tot de sextheaters en dat geeft
te denken.
Rovenkf (Oekraïne).
Ikonen. Een veelgevraagd artikel. Daarom kun j'e er
af en toe eens een aantreffen bij een echte antiquair.
En daarom zie je ze in die gezellige ouwespullenv/in-
keltjes soms in hele rijen tegen de muren staan. Van
die kleine, kromgetrokken, meestal wat wormstekige
paneeltjes, waarop eigenlijk maar heel weinig te on
derscheiden valt, wat bij de speurder die steeds
terugkerende hoop kan opwekken: er kan best eens
Iets goeds onderzitten...
Die hoop wordt maar zelden bewaarheid. Want
echte ikonen zijn vooral hier in het westen
uitermate schaars. In 1962 nog schreef kenner V>cor
Lasaroff. dat het betreurenswaardig was, dat de wes
terse musea er niet in geslaagd waren hun verzame
lingen uit te breiden met mooie ikonen. Op enkele
zeldzame uitzonderingen na. zei hij, zijn de exempla
ren die zij bezitten middelmatig en artistiek weinig
interessant.
Dat dit toch wel een erg negatieve benadering was.
door GER KRUIS
waarop een ikoon geschilderd was er weinig of niets
toe. De voorstelling was door stof en roet, door de
vele lagen donker en dof geworden vernis ook nau
welijks meer te zien. Men richtte zich tot de afge-
beelden zélf: voor de orthodoxe gelovige was (en is
nog steeds) in de ikoon Christus. Maria of de heilige
zelf aanwezig.
De mooiste stukken op deze tentoonstelling komen
uit de verzameling van Lothar Mikus in Munster.
Daarbij is een processie-ikoon uit de zeventiende
eeuw, aan twee kanten beschilderd en bezet met een
riza (sierdeksel) van zilver en goud, bezet met parels.
En dat is er maar één van de ruim driehonderd.
Die voorlichtingsfilms ken
merken zich vaak door een aan
doenlijke oprechtheid en een
even aandoenlijke filmische on
beholpenheid. Er wordt veel ge
werkt met schematische voor
stellingen en natuurlijk is er de
bloedernstige arts in witte jas
die maar niet ophoudt zijn
voorlichting de zaal in te wer
pen. Er is aan zulke films
meestal zo weinig boeiends,
dat het niet aan te nemen is dat
het doorsnee-publiek het slikt.
Maar het slikt het ten profij-
te van producers en regisseurs
die met alle goede en oprechte
bedoelingen erbij behoorlijk
welvarend worden van hun
voorlichtingstaak.
„De taal van de liefde"' is een
van de modernste voorlichtings
films en heeft de roep var. een
ongekende openhartigheid. Stan
501 laat nu de ikonententoonstelling zien, die tot 13 april
gehouden wordt in de gemeentelijke Van Reekum
Galerij in Apeldoorn. De stukken zijn afkomstig uit
particuliere Duitse collecties. Veel ervan werden ver
worven door de tussenkomst van het Buro Pok, een
van de eerste instanties, die in staat werden gesteld
ikonen uit Rusland te exporteren.
Misschien niet allemaal topstukken, maar iedereen
kan zien, dat de meesten veel meer dan middelmatig
vort zijn en in ieder geval artistiek zeer interessant. Want
dat is de manier, waarop je in deze tijd ikonen begint
te bekijken: als kleine, unieke, fijnzinnige kunstwerk
jes, als honderden jaren oude voorwerpen, als fraaie
gloedvolle schilderijtjes. -
Je bent verrukt van dat wonderlijke door de
eeuwen gepatineerde coloriet. Je betrapt jezelf erop,
dat je al bezig bent ze een plaats te geven in je
eigen huis. louter als sieraad, als fonkelend klein
ood. Maar dan kan het plotseling gebeuren, dat zo'n
onaanzienlijk plankje met een beetje verf je doet
beseffen dat je de secundaire rol van de ikoon, de
schoonheid, hebt. verheven boven de functie, waar
voor zij werkelijk gemaakt werd.
Voor dc oosterse gelovige immers deed de manier
Twee Russische inkonen: links iarojo Oko (Christus, het „strenge oog") van omstreeks
1800 en rechts Maria met verguld-zilveren aureool eind 1700.
en Inge Hegeier de Denen
die hem maakten bedoelen
het ongetwijfeld goed. Ze ko
men zelf in de film voor en zit
ten dan met een gynaecoloog en
een onderwijzeres in een gezel
lige huiskamer te praten over
sexuele zaken. Het is heel dui
delijk dat ze elkaar allemaal
dingen vertellen die ze zelf al
lang en breed weten, al knikken
ze er hevig bij en lijken ze in
tens naar elkaar te luisten.
Om duidelijk te laten merken,
hoe „gewoon" sexuele zaken
wel zijn, en hoe compleet
sexuele taboes doorbroken zijn,
wordt er af en toe gevraagd of
iemand nog een kopje thee
blieft. Maar daar gaat het na
tuurlijk niet om. Het wachten is
op de ongekende openhartigheid
ditmaal tot stand gebracht
doordat de makers hun „perso
nages" lieten „werken" in een
listig studiovertrek waarin ze
onder alle hoeken door verbor
gen camera's konden worden
belicht. En ja. dan verschijnen
de coïtussen en de masturbaties
al gauw en ook de onvermijde
lijke schematische tekeningen
van eileiders, baarmoeder enz
enz.
Het lijkt of elke voorlich
tingsfilm weer van de grond af
beginnen moet en of het pu
bliek dat voorlichting behoeft,
eenvoudig onuitputtelijk is. Dat
zou natuurlijk kunnen, maar
het lijkt mij vrij zeker dat je
lussen het publiek van de Kol-
le-films en bijvoorbeeld „De
taal van de liefde" opvallend
vaak dezelfde figuren aan zult
treffen. Want waar het om gaat
is niet de voorlichting, maar de
..openhartigheid" en de moge
lijkheid tot een ideaal voyeu
risme.
Je kijkt het publiek aan dat
uit de bioskoop komt. Het
maakt een wat gedrukte en
trieste indruk. Het passeert de
rij wachtenden voor de vol
gende voorstelling. Een lange rij
„voorlichting" - verlangenden.
Die doffe gedruxtheid was pre
cies dezelfde als die van het pu
bliek waarmee ik kortgeleden
Victor Mature en Hedy Lamarl
als de titelvertolksters in „Samson
en Delilah" van Cecil B. OeMillo
(1959).
in een sextheatertje een regel
rechte sexfilm van erbarmelijk
allooi zag. De film heette iets
van „Schwarzer Nerz auf nack-
tem Haut", want het was na
tuurlijk weer een Duitse pro
ductie. Het was een zo infantie
le en opzichtig slecht en goed
koop gemaakte film. dat de
goedkoopste „western" er nog
een meesterwerk bij is.
In het zaaltje zat een man of
dertig: niet slecht voor een
door-de-weekse middag. Er wa
ren geen jonge mensen bij;
sommigen waren goede derti
gers. een vrij groot aantal be
stond uit eenzame oudere heren.
Ze keken de slaapverwekkende
rommel op het doek aan zonder
enig commentaar. Na afloop
verlieten ze stil de zaal, even
gedrukt en triest als het publiek
van de voorlichtingsfilm...
Waarom waren ze er ge
weest? Was het mogelijk dat de
ongeveer zesvoudige exhibitie
van blote juffrouwen aan de
hand van een erbarmelijk spio-
nageverhaaltje dat volslagen de
mist in ging zonder dat de ma
kers zich ook maar de minste
moeite gegeven hadden om het
„rond" te maken, dit publiek
anderhalf uur lang bezig kon
houden? En dat, terwijl er een
overvloed van hoogwaardige
films is waarin sex en „bloot"
oneindig veel beter en evidenter
tot uiting komen?
Het blijft een volslagen raad
sel, vind ik. En dat raadsel
wordt ook niet opgelost door het
boekje van de sociolqog Peter*-
Cuijpers, dat onlangs is ver
schenen en dat „Sexfilms" heet
Het heeft een omslagfoto die
het uiterst geschikt maakt om
temidden van sexbladen in
kiosken en boekenetalages te
koop te worden aangeboden. En
wat er in staat, is ongetwijfeld
ten dele wel interessant, name
lijk Cuijpers' overzicht van de
opmars van de „sex" in de film,
én de criteria waaraan de „goe
de sexfilm dient te voldoen.
Niet interessant is de uitgebrei
de inhoudsbeschrijving van een
groot aantal sexfilms, al moet
men bewondering hebben voor
het geduld waarmee de sthrij-
ver zoveel van die stierlijk ver
velende en pueriele producties
heeft aanschouwd. Maar wat
wérkelijk interessant zou zijn is
niet de fenomenologie van de
sexfilm doch hetsociologisch
onderzoek van een publiek dat
het mógelijk maakt dat 1/5 van
de jaarlijkse filmimport uit
sexfilms bestaat..
Het filmtijdschrift „Skoop"
heeft zich voor een langdurige
periode van zwijgzaamheid ge
revancheerd met een driedubbel
nummer dat gewijd is aan
„Film, Erotiek en Censuur". De
helft daarvan bestaat uit dc
antwoorden op een enquête van
dc „Skoop'-redaktie. gehouden
onder mensen die in meer of
minder verwijderd verband iets
met film te maken hebben.
't Is een dikwijls vermake
lijke lectuur, soms ook waar de
schrijver niet vermakelijk wilde
zijn. Skoop vroeg namelijk wel
ke film, filmfragment, acteur of
actrice in de herinnering zijn
gebleven als „erotisch actieve
fenomenen".
Nu is dat een fraaie maar ui
terst vage vraagstelling, want
wat is „erotisch actief"? Hoe
het zij: er is een menigte ant
woorden gekomen. Eén ding
was erg duidelijk: de „sexfilm"
was er nauwelijks bij. Uiter
aard werden er vele dik
wijls dezelfde films genoemd
met een uitgesproken erotische
thematiek. En voorts een aantal
films die je niet zo één twee
drie zou verwachten. Wist u dat
Disney's „Sneeuwwitje en de
zeven dwergen" daar ook toe
behoorde?
Vrijwel algemeen was men
het er ook over eens dat de sex
film oervervelend is en geen
enkel „erotisch actief feno
meen" in werking stelt. Frans
Zwartjes formuleert het bondig
zo, dat „erotiek los staat van de
FILMKRONIEK VAN
DR. H. S. VISSCHER
fotografische realiteit op het
doek".
Het is allemaal erg grappig
om te lezen trouwens, behal
ve de antwoorden op de enquête
is er nog heel wat belangrijke
informatie over dit onderwerp
in het nummer te vinden
maar het is natuurlijk wèl zo,
dat Skoop allemaal mensen van
eenzelfde sociale en intellectue
le level, ook van eenzelfde „kli
maat", ondervraagd heeft. Ik
begin er niets mee t.a.v. mijn
publiek in de sexbioscoop. Daar
zou ik meer van willen weten.
Maar dat heeft niets te maken
met film. De sexfilm trouwens