Biecht van 'n
recalcitrant
Minderheid zonder gezich
door
J. van Doorne
JODEN IN DE
SOWJET-UNIE
door
Huib Hendrikse
ZATERDAG 20 MAART 1971
„Met een door niet» te stuiten ijver droeg veder De Vrlee er
sorg voor det de erme Cornelie tot heer twintigste jaar met nie
mand anders in aanraking kwam dan met heksachtige onder
wijzeressen, die uit puur sadisme de instrukties van pa strikt
opvolgden, wat onder meer inhield dat zelfs voor Cornelia haar
angstige muisachtige klasgenootjes op een afstand werden ge
houden. Toegelaten werden verder nog twee tot aan de tanden
moreel-herbewapende tantes, een christelijk-gereformeerde
dominee van de oude stempel en een dove ouderling die voort
durend van zijn onwankelbaar en troostrijk geloof in een eeuwig
brandende hel getuigde."
Bovenstaand stuk|e proza, getuigend van een domme haat zowel als
van grove onkunde Is te vinden op pagina 131 van „Bloed onder de na
gels", het prozadebuut van Bernard i. Sljtsma, een dertigjarige Amster
dammer. 'Voeg hierbij, dat de spelling slecht Is, de waarneming hier en daar
onjuist, de Inhoud triest en de hoofdpersoon vsn het boek, een jongeling
S. (vol zelfbeklag en homofiele nelgingen) een rancuneus, naar jongetje
Is, en „Bloed onder de nagels" is vrij aardig getypeerd.
Bernard J. Sljtsma
Waarom het boekje dan hier be
sproken? Om twee redenen. De
eerste Is, omdat de acht min of
meer eaamhangende verhaien
symptomatisch zijn voor een deel
van de moderne jongerenliteratuur.
De tweede is. omdat er in het
boek enkele uitstekende brokken
proza zitten.
Het boek is een veelbelovend
debuut, wat echter beslist niet wil
zeggen, dat het alleen maar goeds
belooft. Het Is bijna overbodig, te
zeggen, dat er enkele schutting
woorden in het boek voorkomen en
dat er een snufje nare erotiek aan
het gerecht is toegevoegd.
De auteur schrijft vreemde woor
den fonetisch. Daar Is niets op te
gen. Er Is zelfs alles voor. Maar
laat het dan met orde geschieden.
„Kadoo" en „plattoo" komen voor
naast „buro". Soms wordt in open
lettergrepen I geschreven en soms
ie. „Nooit" en „niet" worden wel
eens verwisseld evenals „wat" en
„dat". Slordig hoor.
Maar dat is het ergste niet. Ook
de waarneming deugt niet. Wat te
denken van een jongetje van drie
of vier jaar. dat slaperig tegen zijn
moeder aanleunt op een boot die
in de nacht van Amsterdam naar
Friesland vaart en zich vele jaren
later west te herinneren dat
iemand op de boot gezegd heeft,
dat „het kommunleme en het kapi
talisme moeten verslagen worden.
Dan pas zal er vrede zijn." Ik ge
loof er niets van. Bij herhaling
vindt men zulke zaken.
De hoofdpersoon, de „Ik" dwaalt
eigenaardig door het boek heen.
Soms worden de verhalen „hij"-
verhalen. Soms komen er intermez
zo's in het boek voor, die composi
torisch gezien, het geheel ernstig
verzwakken.
Die „Ik" Is overigens een Intro
verte, miezerige Jongen, die steeds
weer tegen lelijke vrouwen op
loopt. maar verscheidene heel
mooie jonge mannen ontmoet. Of
ziet. Zelfs Christus heeft In een
van de dromen van de longen een
vage homofiel-bepaalde functie.
„Bloed onder de nagels" is wéér
een larmoyant verhaal over en ver
moedelijk ook vèn een jongeman
die zo erg veel medeli|den met
zichzelf heeft en de hele wereld
een bende vindt
Nu heeft de hoofdpersoon inder
daad reden om de wereld een ben
de te vinden. Dat heeft ledereen.
En dat medell|den met zichzelf is
verklaarbaar. Hl| heeft bitter weinig
kansen gekregen. Dat dit resulteert
In haat tegen de gevestigde maat
schappij, In wrange woorden. In
vertekeningen van de bestaande
toestanden, het Is alles begrijpelijk.
Wat niet wil zeggen, dat het ver-
«mflijk Waarom met name ge
reformeerden zulk een hypocri
tisch. dom en liederlijk volkje moe
ten zijn, ontgaat me geheel. Dat de
auteur de calviniatische leer ver
werpt, zal niemand hem kwalijk ne
men.
Maar bewuste mistekening van
een milieu mag hem wel degelijk
kwalijk genomen worden. Het is
duidelijk dat Sijtsma een „angry
young man" Is, en daarenboven
iemand die maatschappelijk tussen
wal en schip geraakt Is. Daarenbo
ven nog op modieuze wijze getooid
met neiging tot homofilie.
Ben ik nu wel helemaal eerlijk?
Ik kan mij de houding van Sijtsma
best wel indenken. Kerk, staat en
maatschappij vertonen bedroevend
weinig kentekenen van waarachtig
christendom, al moet gezegd wor
den dat ze er wel degelijk zijn. Het
christendom is een godsdienst die
nog pas In opkomst is. Een derge
lijk Inzicht mag Ik niet verwachten
bij .een zielig mens als Bernard S.
Sijtsma is. Veeleer moet Ik de uit
geverij (en haar afdeling correctie)
verwijten dat zij zulk een onrijp
werkstuk heeft uitgegeven.
Onrijp wil niet zeggen: waarde
loos of rot. Ook de beste vruchten
zijn eens onrijp geweest. Alles wat
rijp Is. Is onrijp geweest.
Ongetwijfeld kan Sljtsma schrij
ven. Er staan uitstekende stukken
In het boek. Ik denk aan de be
schrijving van het geestdodende
werk In een fabriek In Drachten en
aan de analysering van het huwe
lijk van de directeur van die fa
briek ön zijn vrouw.
Sljtsma beschrijft door elkaar
heen de beleving van een aantal
feiten door zowel de man als de
vrouw. Uitstekend. Ik denk aan de
beschrijving van een reis naar
Texel (Tessel, schrijft Sljtsma, wat
zeker niet fout Is), waarin heel
goede, beeldende beschrijvingen
van landschap en atmosfeer voor
komen.
Het sterkst Is Sljtsma als hij de
vereenzaming van de mens ge
stalte geeft. Aangrijpend soms,
zoals In het verhaal van een meis
je, dat langzaam maar zeker krank
zinnig wordt. Het Is duidelijk, dat
de auteur-zelf aan vereenzaming
dreigt onder te gaan. En dat is
voor de lezer niet zo'n prettige ge
waarwording. Het is een reden om
het boek vooral te lezen. Wij we
ten bl|na allen veel te weinig van
onze naasten.
Alhoewel de auteur mij telkens
Irriteert door bepaalde onbesuisde,
pueriele uitspraken, moet Ik zeg
gen. dat ik het boek geboeid en
met ontroering gelezen heb.
Men zou mij die geïrriteerdheid
kunnen verwijten. Maar zou dat ten
rechte zijn? Sijtsma is geen kind
meer. hij is dertig |aar, hij behoort
van sommige eenvoudige waarhe
den op de hoogte te zijn.
Hoe het zij, Ik kijk met belang
stelling, en hoopvolle verwachting
uit naar een tweede boek van deze
ongetwijfeld begaafde recalcitrant.
Uitgegeten door „De Bazige
Bij" te Amsterdam, 189 blz.,
f 10.50.
Op 13 januari 1948 werd de beroemde Joodse acteur
Solomon Michoëls in Minsk, de hoofdstad van de Sowjet-
republiek Wit-Rusland, door agenten van Stalins geheime
politie vermoord. Zijn lichaam werd zwaar verminkt op
straat gevonden. Er werd meegedeeld dat hij 's avonds laat
door een vrachtauto was overreden. Michoëls werd met
officiële eer begraven. Het Joodse Staatstheater in Mos
kou, dat vooral dank zij de talenten van deze indruk
wekkende acteur een grote faam had, werd naar hem ge
noemd. Deze moord was de inleiding tot een pogrom,
die einde 1948 met de arrestatie van meer dan vierhonderd
vertegenwoordigers der Joodse intelligentia in volle gang
was en duurde tot 5 maart 1953, de dag waarop Stalin
stierf.
Tal i van vooraanstaande i Joodse
schrijvers, dichters, journalisten, kun
stenaars. wetenschapsmensen, over
heidsfunctionarissen ien i geestelijken
werden geëxecuteerd of naar concen
tratiekampen gestuurd. Alle Joodse in
stellingen op cultureel gebied werden
pgeheven. De laatste Joodse' scholen
gingen dicht. iHoewel het Jiddisch de
officiële voertaal van de Uoodse min
derheid was, iwerd het riskant deze
taal nog te spreken. In hun angst be
gonnen de Joden Jiddische boeken, die
in de Sowj et-Unie waren gepubliceerd,
te verbranden.
De antisemitische campagne van Sta
lin richtte zich niet alleen tegen die
Joden, die hun eigen identiteit duide
lijk hadden gemanifesteerd en hadden
meegewerkt aan het tot bloei brengen
van een Joodse cultuur, die naar de
stalinistische formule socialistisch van
inhoud >en i nationaal van >vorm was.
Ook de geassimileerde Joden, die geen
enkele interesse voor het Jiddisch had
den en zichzelf als leden van de Rus
sische bevolkingsgroep beschouwden,
werden vervolgd. 'In de Sowjet-pers
werd onthuld hoevele Joden hun ware
identiteit achter Russische namen ver
borgen. 'Zij werden ontmaskerd als
Tcosmopolieten', ieen term i welke op
iedere .inwoner van de Sowjet-Unie,
die de nationaliteit van Jood bezat, kon
worden toegepast.
'Kosmopolieten begrijpen de Rus
sische 'geschiedenis, literatuur <en
poëzie niet', zo schreef de Sowjet-pers.
'Zij zijn niet in 'Staat de 'Russische
mensen, hun psychologie er. ziel op de
juiste wijze te beoordelen. Dit >zijn
mensen zonder vaderland, zonder aan
hankelijkheid jegens land en volk. Zij
kunnen geen Sowj et-patriotten zijn.
Zij staan in voortdurend contact met
buitenlanders van Tel Aviv tot New
York'. De befaamde toneelcriticus A.
Goerwitsj, 'die 'als kosmopoliet iwerd
aangeklaagd, i werd beschuldigd >van
'een honende houding jegens het Rus
sische volk, jegens de Russische grens,
Jegens de Russische nationale tradities'.
De strijd tegen de kosmopolieten
werd gevoerd volgens de beruchte leu
ze uit de tijd van het tsarisme: 'SI3 de
vuile Uood, red Rusland'. De pogrom
van 1 Stalin bereikte een hoogtepunt,
toen op 13 januari 1953 de arrestatie
van negen prominente artsen bekend
werd gemaakt. Zes van hen waren Jo
den. Deze moordenaars in witte jassen,
zoals ze werden genoemd, werden er
van beschuldigd reeds twee leden van
het politburo van de communistische
partij vermoord te hebben en een com
plot te hebben gesmeed om een groot
aantal leiders van de Sowjet-Unie uit
de weg te ruimen. Er werd duidelijk
op gewezen dat de Joden in het artsen
complot de hoofdrol speelden. Zo deel
de de Sowjet-pers mee:
"De meerderheid van de deelnemers
aan de terroristische groep (M. Wowsi,
B. Kogan, A. Feldman, A. Grinsjtein,
A. Ettinger en anderen) was verbonden
met de internationale Joodse burger
lijk-nationalistische 'organisatie Joint,
die opgezet is door de Amerikaanse in
lichtingendienst, 'zogenaamd 'om
materiële hulp te verschaffen aan Jo
den in andere landen. Maar in werke
lijkheid bedrijft deze organisatie onder
leiding van de Amerikaanse inlichtin
gendienst 'spionage-, terroristische en
andere ondermijnende activiteiten op
grote schaal. De gearresteerde Wowsi
heeft aan zijn ondervrager verklaard
dat hij de opdracht 'inzake de vernieti
ging van leidende funptipnarissen van
de USSR' van de organisatie Joint in
Amerika ontving via de arts in Moskou
Sjliomowitsj en de bekende burgerlijke
Joodse nationalist Michoëls'.
Zo kwam de bevolking van de Sow
jet-Unie te weten dat >ook Solomon
Michoëls. die nog wel het vertrouwen
van Stalin had genoten, een „9meri-
'Joodse gangster" was geweest en zagen
de vrienden van de acteur hun ver
moeden bevestigd dat hij indertijd in
Minsk was vermoord.
De "posthume veroordeling 'van
Michoëls betekende tevens dat 'de
officiële banvloek was uitgesproken
over het Joodse Anfll-Fascistfeche
Comité. Onder het patronage van Sta
lin zelf-was dit «Comité kort na de
Duitse inval in de Sowjet-Unie opge
richt in Moskou. Op 24 augustus 1941
richtte het Comité zich via Radio Mos
kou in het Jiddisch met een oproep 'tot
onze Joodse broeders in de gehele we
reld' om de Sowjet-Unie in de strijd
tegen Nazi-Duitsland te steunen.
Solomon Michoëls en de dichter Itzik
Fefer traden op als de twee actieve
leiders van het Comité. In 1943 brach
ten ze een bezoek aan de Verenigde
Staten om geld voor de Sowjet-Unie in
te zamelen. Het Comité was in het na
jaar van 1948 plotseling ontbonden en
de belangrijkste leden waren kort
daarop gearresteerd. Slechts weinigen
van hen hebben de pogrom van Stalin
overleefd. Tot de slachtoffers behoort
ook dr. B. A. Sjliomowitsj, die tot aan
zijn arrestatie als directeur van het
grootste ziekenhuis van de Sowjet-
Unie een zeer vooraanstaand medicus
was. Toen de beschuldiging werd geuit,
dat ook hii had deelgenomen aan het
complot van 'de moordenaars in witte
Jassen' leefde hij al niet meer.
Het artsencomplot leidde tot de
meest weerzinwekkende antisemitische
aanvallen ki de Sowjet-pers. „Een die
pe haat roepen al die lieden met de
naam van Kagan en Jarosjewski,
Grinsjtein, Persis, Kaplan en Poljakow
bij ons volk op", schreef de Oekrains-
kaja Prawda geheel in fascistische stijl.
In Minsk werde en lange "lijst gepu
bliceerd van vrouwelijke artsen, die al
lemaal de Joodse nationaliteit hadden.
Zo werd de bevolking tegen deze mon
sters gewaarschuwd. In vele steden
van de Sowjet-Unie weigerden de
mensen zich nog door Joodse artsen te
laten behandelen. Als men al niet het
risico liep vermoord te worden, dan
was ieder contact met iemand, die zou
kunnen behoren tot die grote groep
van „verborgen vijanden van ons
volk", al gevaarlijk genoeg. Deze me
ning werd nog versterkt door het feit
dat zelfs sommige geneesmiddelen, die
door Joodse medici waren ontwikkeld,
verboden werden.
Tegelijkertijd begon het gerucht te
circuleren dat de plannen gereed wa
ren om alle Joden uit de steden te
deporteren naar het Aziatische deel
van de Sowjet-Unie. De Russische ge
leerde Roj Medwedjew, die wegens
zijn strijd tegen het stalinisme enige
jaren geleden uit de communistische
partij werd gegooid, vertélt in een vo
rig jaar door hem geschreven artikel:
„In sommige gebieden van Kazach-
stan werden haastig barakken voor Jo
den in gereedheid gebracht. De tekst
van een oproep tot het Joodse volk
werd klaar gemaakt. Deze tekst moest
óndertekend worden door enkele voor
aanstaande Joden op het gebied van de
wetenschap en de cultuur en bevatte
„het verzoek" om de Joden te deporte
ren. Op enkele grote fabrieken werden
resoluties over de deportatie van de
Joden aangenomen. In een aantal ge
bieden van het land werden pogroms
doorgevoerd eo werden Joden afgeran
seld. En alleen de dood van Stalin
begin maart 1953 maakte een einde aan
iaüp^
Duizenden Joden dansen en zingen op het Joodse feest Vreugde der Wet bij de synagoge van Moskou.
deze door hem begonnen nieuwe mon
sterlijke misdaad".
Stalin had de Joden tot een nationale
minderheid met het gezicht van de
angst gemaakt. Hij had laten zien dat
zelfs de Joodse vrouw van zijn naaste
medewerker Molotow niet veilig was
voor zijn antisemitisme.
Alle traditionele vooroordelen, die er
bij de bevolking van de Sowjet-Unie
jegens de Joden bestonden en die tij
dens de oorlog door de propagandama
chine van Nazi-Duitsland doelbewust
waren aangewakkerd, had Stalin in
korte tijd tot een uiting van oprecht
Sowjet-patriottisme gemaakt.
Het effect van de antisemitische
campagne op de Joodse bevolking is
treffend onder woorden gebracht door
de Russische schrijver Andrej Sinjaws-
ki (in 1966 tot zeven jaar zware
dwangarbeid veroordeeld) in zijn sati
rische roman Ljoebimow. Daarin merkt
hij over een Joodse vrouw op:
„Ze babbelde Russisch als een gebo
ren Russin en het enige Jiddische
woord dat ze kende was „sores", wat in
hun taal misère betekent, narigheid,
een melancholiek soort zorgelijkheid
die het hart aanvreet, en die hartszorg
bezorgt hen de „sores". Ook zij had
zo'n tikkeltje sores in haar wezen, dat
er onlosmakelijk in vast zat zoals een
krent in een klomp deeg, onvindbaar
maar zonder meer aanwezig. Ze kon
soms lachen en aanhalig doen, maar
ondertussen waren haar ogen een en al
droefenis, zodat ze je deden denken
aan de Arabische woestijn, of mis
schien wel aan de Sahara, die ze des
tijds, met hun kinderen en hun hele
hebben en houden op de rug, zijn door
getrokken, gezeten op hun kamelen. Ze
torsten het hele wereldleed mee op hun
schouders en op de ruggen van die
verwaten kromneuzige kamelen, die
met him zware ronde oogleden ook
veel van Joden weghebben".
De Joodse minderheid is „de zwarte
jaren", zoals de Joden van de Sowjet-
Unie de antisemitische campagne van
Stalin noemen, nooit helemaal te boven
gekomen. Ghroestsjow heeft de slacht
offers laten rehabiliteren, maar heeft
verder gedaan alsof er niet een
officiële banvloek over de hele Joodse
bevolkingsgroep was uitgesproken. Hij
verklaarde zelfs glashard dat er nooit
enige vorm van antisemitisme bedre
ven was door de leiders van de Sow
jet-Unie, Stalin niet uitgezonderd. Hij
vond het dan ook absoluut niet nodig
om de Joden als bevolkingsgroep, die
nog steeds het stigma van de binnen
landse vijand droeg, te rehabiliteren
door op z'n minst een intensieve cam
pagne tegen het antisemitisme te be
ginnen..
Chroestsjow liet op luidruchtige wij
ze zo ongeveer alles bestrijden wat hij
Chroestsjow; gedroeg zich vaak als een
openlijke antisemiet
als sociaal wangedrag beschouwde,
variërend van dronkenschap en leeglo-
perij tot het maken van abstracte
schilderijen en het dragen van te korte
rokken. Hij ontkende echter hardnek
kig dat het antisemitisme een veel
voorkomend verschijnsel in de Sowjet
Unie was, maar hij gedroeg zich onder
tussen maar al te vaak als een open
lijke antisemiet.
De weigering van Chroestsjow om
het Joodse vraagstuk als een ellendige
erfenis van Stalin op positieve wijze
aan te pakken bracht hem tot een be
leid, dat tot doel had de Joden tot een
nationale minderheid zonder eigen ge
zicht te maken. Ze moesten zich gedra
gen als leden van een bevolkingsgroep,
die probeert haar eigen identiteit als
het ware onzichtbaar te maken, omdat
men daar alleen maar last van heeft.
„Ze moeten alleen maar Joden volgens
hun paspoort zijn, maar niet naar
mentaliteit", zo vatte een Sowjet-func-
tionaris eens kernachtig de houding
van Chroestsjow ten aanzien van de
Joden samen.
Het was echter niet voldoende dat de
Joden zich zouden gedragen alsof zij
geen Joden waren, zodat het Joodse
vraagstuk tenminste doodgezwegen zou
kunnen worden. Ook de laatste herin
neringen aan het bestaan van een na
tionale minderheid met de Joodse na
tionaliteit moesten verdwijnen. Met
grote felheid keerde Chroestsjow zich
daarom tegen de enige Joodse instel
ling, die de pogrom van Stalin had
overleefd: de synagoge.
Volgens een mededeling van het
regeringscomité voor religieuze zaken
te Moskou waren er in de Sowjet-Unie
in 1960 nog 400 synagogen open. Dit
aantal was waarschijnlijk aan de te
hoge kant. Het staat in elk geval vast
dat Chroestsjow de meeste nog functio
nerende synagogen in snel tempo liet
sluiten. Toen hij in oktober 1964 als
partijleider werd afgezet, waren er nog
zo'n 97 synagogen open. Dat aantal is
thans gedaald tot 62.
De Joodse religie werd onder het re
gime van Chroestsjow met antisemiti
sche argumenten bestreden. Deze gods
dienst werd gehekeld als een vunzige
racistische leer, die de Joden een in
tense haat voor andere volken bij
brengt. Bovendien werd de Joodse reli
gie veroordeeld als een gevaar voor de
binnenlandse veiligheid, omdat zij de
geestelijke voedingsbodem van het
„imperialistische zionisme zou zijn.
Een eeuwenoude Joodse rite als de
besnijdenis werd bestreden op een ma
nier, die men niet anders dan barbaars
kan noemen. Het bakken van matzes
voor het Joodse Paasfeest werd her
haaldelijk bemoeilijkt en in 1963 zelfs
volkomen onmogelijk gemaakt.
Door de schandelijke aanvallen op de
Joodse religie versterkte Chroestsjow
de antisemitische gevoelens in de Sow
jet-Unie en trof hij ook die Joden, die
niet religieus of zelfs militante
atheïsten waren. Ook op een andere
wijze verscherpte hij het Joodse vraag
stuk. Toen hij op een aantal economi
sche delicten de doodstraf ging stellen,
waren het opvallend vaak Joden, die
tot de kogel veroordeeld werden.
In de krantenverslagen van de
rechtszaken werd er met grove nadruk
op gewezen of de verdachte al dan niet
een Jood was. Als dat laatste het geval
was, werd bij voorkeur ook de syna
goge als een broeinest van zwartehan-
del in verband gebracht met de mis
drijven, waarvan de verdachte be-
schuldigd werd.
Er verschenen ook antisemitische
prenten in de Sowjet-pers. Zo drukte
het satirische tijdschrift Krokodil een
als „vuile Jood" getekende Judas af,
die voor een handvol dollars Christus
verkoopt. Ook in de campagne tegen
rebelse jongeren, die gemakshalve
maar als leeglopers aan de kaak wer
den gesteld, was het „de vuile Jood",
die als het prototype van deze anti-
Sowjet figuren werd afgeschilderd. Als
er daarentegen iets positiefs te melden
viel over iemand, die de natiivnaliteit
van Jood bezat, dan werd er nooit na
drukkelijk op gewezen dat hij een Jood
was.
Nu had Chroestsjow een zwakke
plek, waar Stalin absoluut geen last
van had. Chroestsjow wilde niet alleen
een machtig heerser zijn, hij wilde ook
graag beschouwd worden als een ach
tenswaardig staatsman. Hij heeft heel
wat afgepraat om zich aan het Westen
te presenteren als een wijze, humoris
tische, sociaal bewogen leider. Om dat
beeld te versterken reageerde hij op de
kritiek, die in het Westen geleverd
werd op zijn houding jegens de Joden.
Hij loog er niet alleen lustig op los,
maar zorgde er ook voor dat hij enige
bewijzen kon aanvoeren om zijn roos
kleurige voorstelling van zaken te on
dersteunen.
Daarom kwam er toch een heel klein
beetje Joodse cultuur in de Sowjet-
Unie. In 1959 verscheen er voor het
cultuur te ontwikkelen, social!
van inhoud en nationaal van
zoals de nog steeds geldende sta,ri
tische formule luidt- Ni
Tot Stalin met zijn antisemi te
campagne begon, was er binnen de
perkte mogelijkheden van een t
taire staat nog steeds een bloe ni
Joodse cultuur. Door het armoedig a
nige dat hij op het gebied van de
tuur toestond, herinnerde Chroes
de Joden er alleen maar op piir
wijze aan wat er gedurende „de z#k
jaren" allemaal was verwoest, h
werd de Joden als het ware opi >n
ingepeperd dat zij geen aansj
konden maken op de normale re<
die andere bevolkingsgroepen he dr
Terwijl er opgeschept werd ovei ra
er allemaal gedaan werd voor de fee
en de cultuur van de Oeigoeren, ie
volkje van zo'n honderdduizend vi
sen, dat in het Aziatische deel vait
Sowjet-Unie woont, was er geen e ng
mogelijkheid voor de Joden om it
disch te leren. Toch waren er b
volkstelling van 1959 ruim 4lde
mensen, die het Jiddisch als mo l0'
taal opgaven. En velen van hen he
het begrijpelijke verlangen dat
eerst sinds de dood van Stalin weer
een boek in het Jiddisch, daarna kwa
men er nog een paar. Soms werd het
grootste deel van de oplage in het bui
tenland verkocht, en dan vooral in
Amerika met zijn grote Joodse bevol
kingsgroep. Maar er viel dan toch ein
delijk weer wat in het Jiddisch te le
zen in de Sowjet-Unie. In 1961 kwam
er bovendien een literair tijdschrift in
het Jiddisch, Sowjetisch Heimland ge
heten, dat een oplage heeft van 25.000
per nummer. Ook werden er in toene
mende mate concerten van Jiddische
liederen gegeven en werd er een rei
zende toneelgroep met een Jiddisch re
pertoire gevormd.
Toch verslechterde Chroestsjow op
deze wijze de toestand voör de Joden
alleen maar verder. Als nationale min
derheid zou de Joodse bevolkingsgroep
het recht moeten hebben om een eigen
hun kinderen althans iets van die
kenn en. 1
Naast deze culturele discrimij i
versterkte het beleid van Chroesl I
ook door het handhaven van al J
antisemitische praktijken het J
zelfbewustzijn. „Ik had graag een
sin willen zijn", zei mij eens een
welijke ingenieur in Leningrad.
ze laten je voortdurend duidelijk
ken dat je toch een Jodin blijf
wordt smalend een paspoort-Jodii'Jk
noemd. Nou, als ik dan per se eei[5e
din moet zijn, dan wil ik me oef1
een Jodin kunnen gedragen zo.»
daar last van te hebben". L
Het verlangen om zich als Jo
manifesteren uitte zich steeds t.J
lijker. Zelfs de in 1967 overlj
schrijver Ilja Erenboerg, die een g5
tuneerd lid van de Sowjet-elite w
zich bepaald niet erg Joods v< p
verklaarde: „Ik zal altijd blijven 0
gen dat ik een Jood ben, zolang .j.
de wereld ook nog maar één antisi
bestaat. Het is niet nationalism»
me deze woorden ingeeft, maar
opvatting van wat menselijke waa Q(
heid is".
Duizenden Joden, die weinig of
van de Joodse religie en de Joodse ïn
tuur afwisten, trokken op belanj Uv
Joodse feestdagen naar de synag<m<
Er werd daar op Joodse wijze gezc jc'
en gedanst vaak op een onbehc
manier, omdat ze niet goed wiste! te
het moest. Tal van Joodse jongereifce,
gonnen Davidssterretjes te drageib
vormden studieclubs om iets va4
Joodse geschiedenis aan de weet
men. rcj
De Joodse minderheid begon 0e
haar gezicht te tonen. Het was bo ,r€
dien een gezicht met zelfs mili ga
trekken, zoals duidelijk bleek, to«g
na de zesdaagse oorlog in het Mld j.
Oosten weer een antisemitische ite
pagne begon in de Sowjet-Unie.
Dit is het derde artikel in
serie. De vorige twee afleveringen
gepubliceerd in ZO van 6 en 13 n»F