Biecht van 'n recalcitrant Minderheid zonder gezich door J. van Doorne JODEN IN DE SOWJET-UNIE door Huib Hendrikse ZATERDAG 20 MAART 1971 „Met een door niet» te stuiten ijver droeg veder De Vrlee er sorg voor det de erme Cornelie tot heer twintigste jaar met nie mand anders in aanraking kwam dan met heksachtige onder wijzeressen, die uit puur sadisme de instrukties van pa strikt opvolgden, wat onder meer inhield dat zelfs voor Cornelia haar angstige muisachtige klasgenootjes op een afstand werden ge houden. Toegelaten werden verder nog twee tot aan de tanden moreel-herbewapende tantes, een christelijk-gereformeerde dominee van de oude stempel en een dove ouderling die voort durend van zijn onwankelbaar en troostrijk geloof in een eeuwig brandende hel getuigde." Bovenstaand stuk|e proza, getuigend van een domme haat zowel als van grove onkunde Is te vinden op pagina 131 van „Bloed onder de na gels", het prozadebuut van Bernard i. Sljtsma, een dertigjarige Amster dammer. 'Voeg hierbij, dat de spelling slecht Is, de waarneming hier en daar onjuist, de Inhoud triest en de hoofdpersoon vsn het boek, een jongeling S. (vol zelfbeklag en homofiele nelgingen) een rancuneus, naar jongetje Is, en „Bloed onder de nagels" is vrij aardig getypeerd. Bernard J. Sljtsma Waarom het boekje dan hier be sproken? Om twee redenen. De eerste Is, omdat de acht min of meer eaamhangende verhaien symptomatisch zijn voor een deel van de moderne jongerenliteratuur. De tweede is. omdat er in het boek enkele uitstekende brokken proza zitten. Het boek is een veelbelovend debuut, wat echter beslist niet wil zeggen, dat het alleen maar goeds belooft. Het Is bijna overbodig, te zeggen, dat er enkele schutting woorden in het boek voorkomen en dat er een snufje nare erotiek aan het gerecht is toegevoegd. De auteur schrijft vreemde woor den fonetisch. Daar Is niets op te gen. Er Is zelfs alles voor. Maar laat het dan met orde geschieden. „Kadoo" en „plattoo" komen voor naast „buro". Soms wordt in open lettergrepen I geschreven en soms ie. „Nooit" en „niet" worden wel eens verwisseld evenals „wat" en „dat". Slordig hoor. Maar dat is het ergste niet. Ook de waarneming deugt niet. Wat te denken van een jongetje van drie of vier jaar. dat slaperig tegen zijn moeder aanleunt op een boot die in de nacht van Amsterdam naar Friesland vaart en zich vele jaren later west te herinneren dat iemand op de boot gezegd heeft, dat „het kommunleme en het kapi talisme moeten verslagen worden. Dan pas zal er vrede zijn." Ik ge loof er niets van. Bij herhaling vindt men zulke zaken. De hoofdpersoon, de „Ik" dwaalt eigenaardig door het boek heen. Soms worden de verhalen „hij"- verhalen. Soms komen er intermez zo's in het boek voor, die composi torisch gezien, het geheel ernstig verzwakken. Die „Ik" Is overigens een Intro verte, miezerige Jongen, die steeds weer tegen lelijke vrouwen op loopt. maar verscheidene heel mooie jonge mannen ontmoet. Of ziet. Zelfs Christus heeft In een van de dromen van de longen een vage homofiel-bepaalde functie. „Bloed onder de nagels" is wéér een larmoyant verhaal over en ver moedelijk ook vèn een jongeman die zo erg veel medeli|den met zichzelf heeft en de hele wereld een bende vindt Nu heeft de hoofdpersoon inder daad reden om de wereld een ben de te vinden. Dat heeft ledereen. En dat medell|den met zichzelf is verklaarbaar. Hl| heeft bitter weinig kansen gekregen. Dat dit resulteert In haat tegen de gevestigde maat schappij, In wrange woorden. In vertekeningen van de bestaande toestanden, het Is alles begrijpelijk. Wat niet wil zeggen, dat het ver- «mflijk Waarom met name ge reformeerden zulk een hypocri tisch. dom en liederlijk volkje moe ten zijn, ontgaat me geheel. Dat de auteur de calviniatische leer ver werpt, zal niemand hem kwalijk ne men. Maar bewuste mistekening van een milieu mag hem wel degelijk kwalijk genomen worden. Het is duidelijk dat Sijtsma een „angry young man" Is, en daarenboven iemand die maatschappelijk tussen wal en schip geraakt Is. Daarenbo ven nog op modieuze wijze getooid met neiging tot homofilie. Ben ik nu wel helemaal eerlijk? Ik kan mij de houding van Sijtsma best wel indenken. Kerk, staat en maatschappij vertonen bedroevend weinig kentekenen van waarachtig christendom, al moet gezegd wor den dat ze er wel degelijk zijn. Het christendom is een godsdienst die nog pas In opkomst is. Een derge lijk Inzicht mag Ik niet verwachten bij .een zielig mens als Bernard S. Sijtsma is. Veeleer moet Ik de uit geverij (en haar afdeling correctie) verwijten dat zij zulk een onrijp werkstuk heeft uitgegeven. Onrijp wil niet zeggen: waarde loos of rot. Ook de beste vruchten zijn eens onrijp geweest. Alles wat rijp Is. Is onrijp geweest. Ongetwijfeld kan Sljtsma schrij ven. Er staan uitstekende stukken In het boek. Ik denk aan de be schrijving van het geestdodende werk In een fabriek In Drachten en aan de analysering van het huwe lijk van de directeur van die fa briek ön zijn vrouw. Sljtsma beschrijft door elkaar heen de beleving van een aantal feiten door zowel de man als de vrouw. Uitstekend. Ik denk aan de beschrijving van een reis naar Texel (Tessel, schrijft Sljtsma, wat zeker niet fout Is), waarin heel goede, beeldende beschrijvingen van landschap en atmosfeer voor komen. Het sterkst Is Sljtsma als hij de vereenzaming van de mens ge stalte geeft. Aangrijpend soms, zoals In het verhaal van een meis je, dat langzaam maar zeker krank zinnig wordt. Het Is duidelijk, dat de auteur-zelf aan vereenzaming dreigt onder te gaan. En dat is voor de lezer niet zo'n prettige ge waarwording. Het is een reden om het boek vooral te lezen. Wij we ten bl|na allen veel te weinig van onze naasten. Alhoewel de auteur mij telkens Irriteert door bepaalde onbesuisde, pueriele uitspraken, moet Ik zeg gen. dat ik het boek geboeid en met ontroering gelezen heb. Men zou mij die geïrriteerdheid kunnen verwijten. Maar zou dat ten rechte zijn? Sijtsma is geen kind meer. hij is dertig |aar, hij behoort van sommige eenvoudige waarhe den op de hoogte te zijn. Hoe het zij, Ik kijk met belang stelling, en hoopvolle verwachting uit naar een tweede boek van deze ongetwijfeld begaafde recalcitrant. Uitgegeten door „De Bazige Bij" te Amsterdam, 189 blz., f 10.50. Op 13 januari 1948 werd de beroemde Joodse acteur Solomon Michoëls in Minsk, de hoofdstad van de Sowjet- republiek Wit-Rusland, door agenten van Stalins geheime politie vermoord. Zijn lichaam werd zwaar verminkt op straat gevonden. Er werd meegedeeld dat hij 's avonds laat door een vrachtauto was overreden. Michoëls werd met officiële eer begraven. Het Joodse Staatstheater in Mos kou, dat vooral dank zij de talenten van deze indruk wekkende acteur een grote faam had, werd naar hem ge noemd. Deze moord was de inleiding tot een pogrom, die einde 1948 met de arrestatie van meer dan vierhonderd vertegenwoordigers der Joodse intelligentia in volle gang was en duurde tot 5 maart 1953, de dag waarop Stalin stierf. Tal i van vooraanstaande i Joodse schrijvers, dichters, journalisten, kun stenaars. wetenschapsmensen, over heidsfunctionarissen ien i geestelijken werden geëxecuteerd of naar concen tratiekampen gestuurd. Alle Joodse in stellingen op cultureel gebied werden pgeheven. De laatste Joodse' scholen gingen dicht. iHoewel het Jiddisch de officiële voertaal van de Uoodse min derheid was, iwerd het riskant deze taal nog te spreken. In hun angst be gonnen de Joden Jiddische boeken, die in de Sowj et-Unie waren gepubliceerd, te verbranden. De antisemitische campagne van Sta lin richtte zich niet alleen tegen die Joden, die hun eigen identiteit duide lijk hadden gemanifesteerd en hadden meegewerkt aan het tot bloei brengen van een Joodse cultuur, die naar de stalinistische formule socialistisch van inhoud >en i nationaal van >vorm was. Ook de geassimileerde Joden, die geen enkele interesse voor het Jiddisch had den en zichzelf als leden van de Rus sische bevolkingsgroep beschouwden, werden vervolgd. 'In de Sowjet-pers werd onthuld hoevele Joden hun ware identiteit achter Russische namen ver borgen. 'Zij werden ontmaskerd als Tcosmopolieten', ieen term i welke op iedere .inwoner van de Sowjet-Unie, die de nationaliteit van Jood bezat, kon worden toegepast. 'Kosmopolieten begrijpen de Rus sische 'geschiedenis, literatuur <en poëzie niet', zo schreef de Sowjet-pers. 'Zij zijn niet in 'Staat de 'Russische mensen, hun psychologie er. ziel op de juiste wijze te beoordelen. Dit >zijn mensen zonder vaderland, zonder aan hankelijkheid jegens land en volk. Zij kunnen geen Sowj et-patriotten zijn. Zij staan in voortdurend contact met buitenlanders van Tel Aviv tot New York'. De befaamde toneelcriticus A. Goerwitsj, 'die 'als kosmopoliet iwerd aangeklaagd, i werd beschuldigd >van 'een honende houding jegens het Rus sische volk, jegens de Russische grens, Jegens de Russische nationale tradities'. De strijd tegen de kosmopolieten werd gevoerd volgens de beruchte leu ze uit de tijd van het tsarisme: 'SI3 de vuile Uood, red Rusland'. De pogrom van 1 Stalin bereikte een hoogtepunt, toen op 13 januari 1953 de arrestatie van negen prominente artsen bekend werd gemaakt. Zes van hen waren Jo den. Deze moordenaars in witte jassen, zoals ze werden genoemd, werden er van beschuldigd reeds twee leden van het politburo van de communistische partij vermoord te hebben en een com plot te hebben gesmeed om een groot aantal leiders van de Sowjet-Unie uit de weg te ruimen. Er werd duidelijk op gewezen dat de Joden in het artsen complot de hoofdrol speelden. Zo deel de de Sowjet-pers mee: "De meerderheid van de deelnemers aan de terroristische groep (M. Wowsi, B. Kogan, A. Feldman, A. Grinsjtein, A. Ettinger en anderen) was verbonden met de internationale Joodse burger lijk-nationalistische 'organisatie Joint, die opgezet is door de Amerikaanse in lichtingendienst, 'zogenaamd 'om materiële hulp te verschaffen aan Jo den in andere landen. Maar in werke lijkheid bedrijft deze organisatie onder leiding van de Amerikaanse inlichtin gendienst 'spionage-, terroristische en andere ondermijnende activiteiten op grote schaal. De gearresteerde Wowsi heeft aan zijn ondervrager verklaard dat hij de opdracht 'inzake de vernieti ging van leidende funptipnarissen van de USSR' van de organisatie Joint in Amerika ontving via de arts in Moskou Sjliomowitsj en de bekende burgerlijke Joodse nationalist Michoëls'. Zo kwam de bevolking van de Sow jet-Unie te weten dat >ook Solomon Michoëls. die nog wel het vertrouwen van Stalin had genoten, een „9meri- 'Joodse gangster" was geweest en zagen de vrienden van de acteur hun ver moeden bevestigd dat hij indertijd in Minsk was vermoord. De "posthume veroordeling 'van Michoëls betekende tevens dat 'de officiële banvloek was uitgesproken over het Joodse Anfll-Fascistfeche Comité. Onder het patronage van Sta lin zelf-was dit «Comité kort na de Duitse inval in de Sowjet-Unie opge richt in Moskou. Op 24 augustus 1941 richtte het Comité zich via Radio Mos kou in het Jiddisch met een oproep 'tot onze Joodse broeders in de gehele we reld' om de Sowjet-Unie in de strijd tegen Nazi-Duitsland te steunen. Solomon Michoëls en de dichter Itzik Fefer traden op als de twee actieve leiders van het Comité. In 1943 brach ten ze een bezoek aan de Verenigde Staten om geld voor de Sowjet-Unie in te zamelen. Het Comité was in het na jaar van 1948 plotseling ontbonden en de belangrijkste leden waren kort daarop gearresteerd. Slechts weinigen van hen hebben de pogrom van Stalin overleefd. Tot de slachtoffers behoort ook dr. B. A. Sjliomowitsj, die tot aan zijn arrestatie als directeur van het grootste ziekenhuis van de Sowjet- Unie een zeer vooraanstaand medicus was. Toen de beschuldiging werd geuit, dat ook hii had deelgenomen aan het complot van 'de moordenaars in witte Jassen' leefde hij al niet meer. Het artsencomplot leidde tot de meest weerzinwekkende antisemitische aanvallen ki de Sowjet-pers. „Een die pe haat roepen al die lieden met de naam van Kagan en Jarosjewski, Grinsjtein, Persis, Kaplan en Poljakow bij ons volk op", schreef de Oekrains- kaja Prawda geheel in fascistische stijl. In Minsk werde en lange "lijst gepu bliceerd van vrouwelijke artsen, die al lemaal de Joodse nationaliteit hadden. Zo werd de bevolking tegen deze mon sters gewaarschuwd. In vele steden van de Sowjet-Unie weigerden de mensen zich nog door Joodse artsen te laten behandelen. Als men al niet het risico liep vermoord te worden, dan was ieder contact met iemand, die zou kunnen behoren tot die grote groep van „verborgen vijanden van ons volk", al gevaarlijk genoeg. Deze me ning werd nog versterkt door het feit dat zelfs sommige geneesmiddelen, die door Joodse medici waren ontwikkeld, verboden werden. Tegelijkertijd begon het gerucht te circuleren dat de plannen gereed wa ren om alle Joden uit de steden te deporteren naar het Aziatische deel van de Sowjet-Unie. De Russische ge leerde Roj Medwedjew, die wegens zijn strijd tegen het stalinisme enige jaren geleden uit de communistische partij werd gegooid, vertélt in een vo rig jaar door hem geschreven artikel: „In sommige gebieden van Kazach- stan werden haastig barakken voor Jo den in gereedheid gebracht. De tekst van een oproep tot het Joodse volk werd klaar gemaakt. Deze tekst moest óndertekend worden door enkele voor aanstaande Joden op het gebied van de wetenschap en de cultuur en bevatte „het verzoek" om de Joden te deporte ren. Op enkele grote fabrieken werden resoluties over de deportatie van de Joden aangenomen. In een aantal ge bieden van het land werden pogroms doorgevoerd eo werden Joden afgeran seld. En alleen de dood van Stalin begin maart 1953 maakte een einde aan iaüp^ Duizenden Joden dansen en zingen op het Joodse feest Vreugde der Wet bij de synagoge van Moskou. deze door hem begonnen nieuwe mon sterlijke misdaad". Stalin had de Joden tot een nationale minderheid met het gezicht van de angst gemaakt. Hij had laten zien dat zelfs de Joodse vrouw van zijn naaste medewerker Molotow niet veilig was voor zijn antisemitisme. Alle traditionele vooroordelen, die er bij de bevolking van de Sowjet-Unie jegens de Joden bestonden en die tij dens de oorlog door de propagandama chine van Nazi-Duitsland doelbewust waren aangewakkerd, had Stalin in korte tijd tot een uiting van oprecht Sowjet-patriottisme gemaakt. Het effect van de antisemitische campagne op de Joodse bevolking is treffend onder woorden gebracht door de Russische schrijver Andrej Sinjaws- ki (in 1966 tot zeven jaar zware dwangarbeid veroordeeld) in zijn sati rische roman Ljoebimow. Daarin merkt hij over een Joodse vrouw op: „Ze babbelde Russisch als een gebo ren Russin en het enige Jiddische woord dat ze kende was „sores", wat in hun taal misère betekent, narigheid, een melancholiek soort zorgelijkheid die het hart aanvreet, en die hartszorg bezorgt hen de „sores". Ook zij had zo'n tikkeltje sores in haar wezen, dat er onlosmakelijk in vast zat zoals een krent in een klomp deeg, onvindbaar maar zonder meer aanwezig. Ze kon soms lachen en aanhalig doen, maar ondertussen waren haar ogen een en al droefenis, zodat ze je deden denken aan de Arabische woestijn, of mis schien wel aan de Sahara, die ze des tijds, met hun kinderen en hun hele hebben en houden op de rug, zijn door getrokken, gezeten op hun kamelen. Ze torsten het hele wereldleed mee op hun schouders en op de ruggen van die verwaten kromneuzige kamelen, die met him zware ronde oogleden ook veel van Joden weghebben". De Joodse minderheid is „de zwarte jaren", zoals de Joden van de Sowjet- Unie de antisemitische campagne van Stalin noemen, nooit helemaal te boven gekomen. Ghroestsjow heeft de slacht offers laten rehabiliteren, maar heeft verder gedaan alsof er niet een officiële banvloek over de hele Joodse bevolkingsgroep was uitgesproken. Hij verklaarde zelfs glashard dat er nooit enige vorm van antisemitisme bedre ven was door de leiders van de Sow jet-Unie, Stalin niet uitgezonderd. Hij vond het dan ook absoluut niet nodig om de Joden als bevolkingsgroep, die nog steeds het stigma van de binnen landse vijand droeg, te rehabiliteren door op z'n minst een intensieve cam pagne tegen het antisemitisme te be ginnen.. Chroestsjow liet op luidruchtige wij ze zo ongeveer alles bestrijden wat hij Chroestsjow; gedroeg zich vaak als een openlijke antisemiet als sociaal wangedrag beschouwde, variërend van dronkenschap en leeglo- perij tot het maken van abstracte schilderijen en het dragen van te korte rokken. Hij ontkende echter hardnek kig dat het antisemitisme een veel voorkomend verschijnsel in de Sowjet Unie was, maar hij gedroeg zich onder tussen maar al te vaak als een open lijke antisemiet. De weigering van Chroestsjow om het Joodse vraagstuk als een ellendige erfenis van Stalin op positieve wijze aan te pakken bracht hem tot een be leid, dat tot doel had de Joden tot een nationale minderheid zonder eigen ge zicht te maken. Ze moesten zich gedra gen als leden van een bevolkingsgroep, die probeert haar eigen identiteit als het ware onzichtbaar te maken, omdat men daar alleen maar last van heeft. „Ze moeten alleen maar Joden volgens hun paspoort zijn, maar niet naar mentaliteit", zo vatte een Sowjet-func- tionaris eens kernachtig de houding van Chroestsjow ten aanzien van de Joden samen. Het was echter niet voldoende dat de Joden zich zouden gedragen alsof zij geen Joden waren, zodat het Joodse vraagstuk tenminste doodgezwegen zou kunnen worden. Ook de laatste herin neringen aan het bestaan van een na tionale minderheid met de Joodse na tionaliteit moesten verdwijnen. Met grote felheid keerde Chroestsjow zich daarom tegen de enige Joodse instel ling, die de pogrom van Stalin had overleefd: de synagoge. Volgens een mededeling van het regeringscomité voor religieuze zaken te Moskou waren er in de Sowjet-Unie in 1960 nog 400 synagogen open. Dit aantal was waarschijnlijk aan de te hoge kant. Het staat in elk geval vast dat Chroestsjow de meeste nog functio nerende synagogen in snel tempo liet sluiten. Toen hij in oktober 1964 als partijleider werd afgezet, waren er nog zo'n 97 synagogen open. Dat aantal is thans gedaald tot 62. De Joodse religie werd onder het re gime van Chroestsjow met antisemiti sche argumenten bestreden. Deze gods dienst werd gehekeld als een vunzige racistische leer, die de Joden een in tense haat voor andere volken bij brengt. Bovendien werd de Joodse reli gie veroordeeld als een gevaar voor de binnenlandse veiligheid, omdat zij de geestelijke voedingsbodem van het „imperialistische zionisme zou zijn. Een eeuwenoude Joodse rite als de besnijdenis werd bestreden op een ma nier, die men niet anders dan barbaars kan noemen. Het bakken van matzes voor het Joodse Paasfeest werd her haaldelijk bemoeilijkt en in 1963 zelfs volkomen onmogelijk gemaakt. Door de schandelijke aanvallen op de Joodse religie versterkte Chroestsjow de antisemitische gevoelens in de Sow jet-Unie en trof hij ook die Joden, die niet religieus of zelfs militante atheïsten waren. Ook op een andere wijze verscherpte hij het Joodse vraag stuk. Toen hij op een aantal economi sche delicten de doodstraf ging stellen, waren het opvallend vaak Joden, die tot de kogel veroordeeld werden. In de krantenverslagen van de rechtszaken werd er met grove nadruk op gewezen of de verdachte al dan niet een Jood was. Als dat laatste het geval was, werd bij voorkeur ook de syna goge als een broeinest van zwartehan- del in verband gebracht met de mis drijven, waarvan de verdachte be- schuldigd werd. Er verschenen ook antisemitische prenten in de Sowjet-pers. Zo drukte het satirische tijdschrift Krokodil een als „vuile Jood" getekende Judas af, die voor een handvol dollars Christus verkoopt. Ook in de campagne tegen rebelse jongeren, die gemakshalve maar als leeglopers aan de kaak wer den gesteld, was het „de vuile Jood", die als het prototype van deze anti- Sowjet figuren werd afgeschilderd. Als er daarentegen iets positiefs te melden viel over iemand, die de natiivnaliteit van Jood bezat, dan werd er nooit na drukkelijk op gewezen dat hij een Jood was. Nu had Chroestsjow een zwakke plek, waar Stalin absoluut geen last van had. Chroestsjow wilde niet alleen een machtig heerser zijn, hij wilde ook graag beschouwd worden als een ach tenswaardig staatsman. Hij heeft heel wat afgepraat om zich aan het Westen te presenteren als een wijze, humoris tische, sociaal bewogen leider. Om dat beeld te versterken reageerde hij op de kritiek, die in het Westen geleverd werd op zijn houding jegens de Joden. Hij loog er niet alleen lustig op los, maar zorgde er ook voor dat hij enige bewijzen kon aanvoeren om zijn roos kleurige voorstelling van zaken te on dersteunen. Daarom kwam er toch een heel klein beetje Joodse cultuur in de Sowjet- Unie. In 1959 verscheen er voor het cultuur te ontwikkelen, social! van inhoud en nationaal van zoals de nog steeds geldende sta,ri tische formule luidt- Ni Tot Stalin met zijn antisemi te campagne begon, was er binnen de perkte mogelijkheden van een t taire staat nog steeds een bloe ni Joodse cultuur. Door het armoedig a nige dat hij op het gebied van de tuur toestond, herinnerde Chroes de Joden er alleen maar op piir wijze aan wat er gedurende „de z#k jaren" allemaal was verwoest, h werd de Joden als het ware opi >n ingepeperd dat zij geen aansj konden maken op de normale re< die andere bevolkingsgroepen he dr Terwijl er opgeschept werd ovei ra er allemaal gedaan werd voor de fee en de cultuur van de Oeigoeren, ie volkje van zo'n honderdduizend vi sen, dat in het Aziatische deel vait Sowjet-Unie woont, was er geen e ng mogelijkheid voor de Joden om it disch te leren. Toch waren er b volkstelling van 1959 ruim 4lde mensen, die het Jiddisch als mo l0' taal opgaven. En velen van hen he het begrijpelijke verlangen dat eerst sinds de dood van Stalin weer een boek in het Jiddisch, daarna kwa men er nog een paar. Soms werd het grootste deel van de oplage in het bui tenland verkocht, en dan vooral in Amerika met zijn grote Joodse bevol kingsgroep. Maar er viel dan toch ein delijk weer wat in het Jiddisch te le zen in de Sowjet-Unie. In 1961 kwam er bovendien een literair tijdschrift in het Jiddisch, Sowjetisch Heimland ge heten, dat een oplage heeft van 25.000 per nummer. Ook werden er in toene mende mate concerten van Jiddische liederen gegeven en werd er een rei zende toneelgroep met een Jiddisch re pertoire gevormd. Toch verslechterde Chroestsjow op deze wijze de toestand voör de Joden alleen maar verder. Als nationale min derheid zou de Joodse bevolkingsgroep het recht moeten hebben om een eigen hun kinderen althans iets van die kenn en. 1 Naast deze culturele discrimij i versterkte het beleid van Chroesl I ook door het handhaven van al J antisemitische praktijken het J zelfbewustzijn. „Ik had graag een sin willen zijn", zei mij eens een welijke ingenieur in Leningrad. ze laten je voortdurend duidelijk ken dat je toch een Jodin blijf wordt smalend een paspoort-Jodii'Jk noemd. Nou, als ik dan per se eei[5e din moet zijn, dan wil ik me oef1 een Jodin kunnen gedragen zo.» daar last van te hebben". L Het verlangen om zich als Jo manifesteren uitte zich steeds t.J lijker. Zelfs de in 1967 overlj schrijver Ilja Erenboerg, die een g5 tuneerd lid van de Sowjet-elite w zich bepaald niet erg Joods v< p verklaarde: „Ik zal altijd blijven 0 gen dat ik een Jood ben, zolang .j. de wereld ook nog maar één antisi bestaat. Het is niet nationalism» me deze woorden ingeeft, maar opvatting van wat menselijke waa Q( heid is". Duizenden Joden, die weinig of van de Joodse religie en de Joodse ïn tuur afwisten, trokken op belanj Uv Joodse feestdagen naar de synag<m< Er werd daar op Joodse wijze gezc jc' en gedanst vaak op een onbehc manier, omdat ze niet goed wiste! te het moest. Tal van Joodse jongereifce, gonnen Davidssterretjes te drageib vormden studieclubs om iets va4 Joodse geschiedenis aan de weet men. rcj De Joodse minderheid begon 0e haar gezicht te tonen. Het was bo ,r€ dien een gezicht met zelfs mili ga trekken, zoals duidelijk bleek, to«g na de zesdaagse oorlog in het Mld j. Oosten weer een antisemitische ite pagne begon in de Sowjet-Unie. Dit is het derde artikel in serie. De vorige twee afleveringen gepubliceerd in ZO van 6 en 13 n»F

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1971 | | pagina 16