Paleis Het Loo in toekomst
het Versailles op de Veiuwe
Belle van Zuylen's flonkerende
ORANJEMUSEUM MIKT OP
MILJOENEN TOERISTEN
►B'
si
ZATERDAG 13 MAART 1971
Dromen sterven niet. Eerst droomde koning-stadhou
der Willem III ervan zijn grote rivaal, Lodewijk de Veer
tiende van Frankrijk, naar de kroon te steken door van
paleis Het Loo en het er achter liggende park een Ver
sailles te maken dat voor dat bij Parijs niet zou onder
doen. Thans, drie eeuwen later, heeft Ton Koot zo'n
droom. Hij zegt, wanneer hij enthousiast de overigens
nog lang niet afgeronde plannen om van Het Loo een
Oranjemuseum te maken, ontvouwt: „Dit wordt het Ver
sailles op de Veiuwe".
m'
plarmen om van paleis
'loo een rijksmuseum te
afgestemd op de ge
lenis van de Oranjes,
in uit de regeringsperio-
ils, toen de financiële
iding tussen het Ko-
luis en de Staat aan de
werd gesteld. Het Loo
n andere bestemming
maar die moest wel
in de lijn van de Oran-
iditie. Gekozen werd voor
tedachte er een Oranje-
ium van te maken, spe-
voor het tijdvak Koning-
>uder Willem III—Konin-
'ilhelmina.
t is in. 't kort de his-
van Het Loo? In 1684
de Koning-Stadhouder in
uurt van Apeldoorn het
slot Het Oude Loo. Zijn
iling was in de nabijheid
'an een fraai paleis te bou-
In die dagen kon er heel
'lotter gewerkt worden dan
woordig. Een jaar later
er begonnen, in 1687 was
tor bewoning gereed.
ee mannen hebben bij de
een grote rol gespeeld.
^Iwaren. Jacob Roman en
Marot. Hoe de taakver-
geweest is. staat niet he-
'I V
TWi
lemaal vast. De een zal zich
speciaal bezig gehouden hebben
met de bouw, de ander met de
tuinen, de daarin aangelegde
waterwerken, de talrijke beel
den enz.
Er was nog een derde mede
werker, wiens naam eigenlijk
nooit genoemd wordt. Dat was
Romeyn de Hooghe. van beroep
graveur, die evenwel een groot
aandeel heeft gehad in het ont
werpen van de vele fonteinen.
De Koning-Stadhouder („Zij
ne Brittannische majesteit")
stond metterdaad zoiets als
Versailles voor ogen. Een Van
de fonteinen, waarheen het wa
ter over tien kilometer afstand
aangevoerd werd, moest zelfs
een meter hoger spulten dan de
hoogste van Versailles.
De heer Ton Koot: „De Ko
ning beschouwde Lodewijk de
Veertiende als zijn rivaal; in
het noorden maakten Holland
en Engeland de dienst uit. De
Koning, die een grote rol speel
de in de internationale politiek,
wilde Lodewijk de Veertiende
met Het Loo laten zien dat Hol
land niet net niks was
Bekend is dat verscheidene
Oranjes bijzonder graag op Het
Loo hebben gewoond. Welkome
gasten waren er in de loop der
jaren herstellende Verzets-
slachtoffers, gelovigen die er de
oecumene beleefden en Zeeuwse
evacué's. Ook heeft het plaats
geboden aan koning Lodewijk
Napoleon, aan SS'ers en aan
met schurft besmette soldaten
Aan het begin van onze eeuw
voerde eer. rijksbouwmeester
een vtij ingrijpende verbouwing
uit, die later nogal betreurd is.
Ook koningin Wilhelmina heeft
in haar boek „Eenzaam maar
niet alleen" tot uitdrukking ge
bracht dat ze er niet gelukkig
mee was. Een van de grootste
fouten was dat op het hoofdge
bouw een verdieping werd ge
plaatst en er allerlei tussen-
bouwsels werden gecreëerd
waardoor de symmetrie werd
aangetast en het evenwicht
werd verstoord.
..De principiële vraag, die nu
dient te worden beantwoord, is:
welke kant moet het uit? Het
zal er wel op neerkomen dat
het bij de restauratie weer naar
de oorspronkelijke staat toe
gaat'".
De heer Koot die 64 is, fun
geert thans als interim-direi
teur. Hij heeft in opdracht de
restauratie en het Oranjemu
seum voor te bereiden. Na eer.
poosje komt er een andere di
recteur, die het werk van hem
overneemt. De veranderingen,
die op til zijn, kunnen wel eens
een zaak van lange adem wor
den. Het is een miljoenen-affai
re en de Nederlandse schatkist
ziet er niet zo rooskleurig uit.
Onzeker is derhalve in welk
tempo de minister? van
financiën de nodige middelen
zullen beschikbaar stellen.
Intussen zijn twee mensen
aan het uitzoeken hoe het alle
maal geweest kan zijn en hoe
het weer worden moet. Dat zijn
ir. J baron van Asbeck en drs.
I Vos, die resp. de architecto
nische en de cultuur-historische
kant (het gebouw en de inrich
ting van de 340 kamers enz.)
voor hun rekening nemen.
Om er achter te komen, hoe
iet geweest is, worden geechrif-
'en en prenten bestudeerd en
wordt er achter muren gekeken.
Ook wordt er gepraat met
oude getrouwen", voorzover
nog voorhanden. En dat is niet
•oveel. Toen de status van Het
Loo veranderde, kregen de bo-
ven-59-jarigen een wachtgeld
regeling. Met hen ging een
stuk geschiedenis weg. de mon
delinge overlevering. Een klein
aantal oud-gedienden woont
nog op het paleis. Met het oog
op de nieuwe bestemming
werkt zich thans nieuw perso
neel in.
Ton Koot: „Nog niet bekend
De heer Ton Koot voor het paleie Het Loo
is waar het zwaartepunt komt
te liggen, bij welke vorst. Het is
niet de bedoeling er een soort
ereteken voor koningin Wilhel
mina van te maken. Het Oude
Loo wordt er niet bij getrokken,
dat blijft in het bezit van het
Koningshuis. Lukt 't de tuinen
(stijl Le Nótre) erbij te betrek
ken, dan krijgen we helemaal
iets unieks En dat in het hart
van de Nederlandse recreatie,
op de Veiuwe waar 's zomers
twee miljoen toeristen zijn. Het
wordt een enorme trekpleister,
internationaal maar in de eerste
plaats natuurlijk nationaal Nu
al ie bekend dat er straks bus
sen met in totaal zevenhonderd
achthonderd mensen zullen
voorrijden. Velen voelen zich
emotioneel aan Het Loo en aan
Oranje gebonden. De sommen,
die er ingestoken worden, ko
men er zeker weer uit."
Het materiaal voor het Oran-
jemuseum moet van overal ko
men. Uit het Oranje-Nassau
Museum, van het rijk, van ver
zamelaars, antiquairs, enz. Een
voorschotje op wat eenmaal ge
boden wordt, als het witte pa
leis in oude glorie temidden van
750 hectare aan tuin. en bos ligt,
levert de bezichtiging van de
koninklijke stallen op. Ze beho
ren tot de grootste van West-
Europa. Terwijl de verschil
lende commissies, waarin ook
prinses Beatrix zit, rustig voort
gaan met het grote werk, wordt
de aandacht voorlopig gecon
centreerd op de stallen. Die
gaan half juni open voor het
publiek. Voor die tijd is er nog
een toegangsweg aan te leggen
naar het imposante, 175 meter
brede gebouw, een uitgestrekt
parkeerterrein in te richten
voor honderden auto's en tussen
en een theepaviljoen te bouwen
met een capaciteit van 250 per
sonen.
De inrichting zelf vergt overi
gens ook nog veel tijd. In de
stallen komen rijtuigen, koet
sen, calèche? en ook de eerste
auto's oldtimers die bij
het Koninklijk Huis in gebruik
zijn geweest. Een ereplaats
krijgt zeker het karretje? waar-
to.
mee koningin Wilhelmina vroe
ger de natuur introk om er t»
gaan schilderen.
De Gouden Koets komt er
niet te staan omdat die nog te
genwoordige tijd' is. Wel sleeën*
tulgen, jachtwagens, hoofdstel
len. galacostuums en een half
dozijn prachtige, levende paar
den. Alles keurig opgepoetst en
ook voor niet direct hippisch in
gestelde lieden een lust om naar
te kijken.
Prinses Margriet en mr. Ple-
ter van Vollenhoven zullen
voorlopig in hun hoekje van
Het Loo blijven wonen. Ze heb
ben nog alle tijd om naar iet»
anders uit te zien. En mocht het
de eerste jaren al lekker druk
gaan lopen, dan worden er
maatregelen genomen om hun
privacy veilig te stellen. Het is
de bedoeling te zijner tijd dag-
èn jaarkaarten uit te geven. De
heer Koot: „Een paleis met 340
kamers is te groot om op één
dag te bezichtigen. De bezoekers
zullen een keuze moeten maken
of een aantal keren moeten ko
men."
door
J. van Doorne
Op 20 oktober 1740 werd te Zuylen
Isabella Agneta Elisabeth (Belle) van
Zuylen geboren als eerste kind van Die-
derik Jacob, baron van Tuyll van Se-
rooskerken. Heer van Zuylen en West
broek. De moeder was de toen zestien
jarige Helena Jacoba de Vicq. Toen Belle
op 27 december 1805 als Mme de
Charrière te Colombier in Zwitserland
stierf (haar echtgenoot was een Zwitser),
was zij een zeer bekend schrijfster,
iemand die tot de besten gerekend werd
van de Franse literatuur van die tijd.
Zij kwam uit een nog altijd zeer bekend en
voornaam adellijk geslacht. De familie ging in
de letterlijke zin met vorsten om; zo heeft
Belle ten huize van een van haar tantes de
toenmalige koning van Denemarken ontmoet,
prins Hendrik van Pruisen bracht eens een
bezoek aan de Van Tuylls; de familie behoorde
tot de hofkringen. Ze kende de Oranjes per
soonlijk. Lange tijd is er sprake van geweest
|SÉ dat Belle huwen zou met Francois Eugène Ro-
r bert, Graaf de Bellegarde, Markies des Mar
ches et de Cursigne, legercommandant in
dienst van de Staten-Generaal. De Bellegarde
was twintig jaar ouder dan Belle en daarenbo-
8 ven rooms-katholiek.
Madame de Staël heeft enkele malen aan
Belle een bezoek gebracht. Belle kende alle
grote Franse geesten van de zo bewogen tijd
die mede de hare was: ondergang van de
Bourbons, de revolutie en de opkomst van
Napoleon. Zo heeft ze Voltaire ontmoet.
Als ze een en dertig is, huwt zij een adel
lijke. volstrekt niet briljante en onvermogende
Zwitser, de heer De Charrière de Penthaz. Het
was een huwelijk uit redelijke liefde. Het echt
paar bleef zonder kinderen.
Belle heeft pamfletten, romans en zelfs een
opera nagelaten. Zij kon verdienstelijk schilde
ren en componeren. Maar het kostbaarste van
haar nalatenschap zijn haar honderden brieven
die zij aan vrienden gestuurd heeft.
Uit die brieven heeft Simone Dubois een
aantal gekozen en uit het Frans vertaald. Ze
zijn onder de titel „Rebels en beminnelijk" bij
de Arbeiderspers te Amsterdam verschenen.
Eerder heeft de genoemde schrijfster een le
vensschets van Belle van Zuylen gepubliceerd
„Belle van Zuylen Leven op afstand."
Dat Belle in het Frans schreef en tot de
Franse literatuur behoort, vereist enige uitleg
Het is namelijk bepaald niet zo, dat zij met
Frankrijk dweepte. Maar Frans was nu eenmaal
de cultuurtaal van Europa. Zij meende, dat
men zich in het Frans het helderst kon uitdruk
ken. Daarenboven had zij als kind een jaar
lang in Genève gewoond en toen ze tien jaar
was, een reis door Frankrijk gemaakt. Ze
moest toen ze in Utrecht terug was, opnieuw
Nederlands leren. In haar jeugd waren veel
Fransen in dienst van de Staten-Generaal; er
woonden veef Franse uitgewekenen in de Re
publiek. Steden als Den Haag en Utrecht had
den een veel meer internationaal society-leven
dan nu.
Belle had echter geen enkele voorkeur voor
een bepaald land, ook al bleef zij haar vader
land liefhebben.
Wie méér van deze vrouw wil weten wat de
feitelijkheden van haar leven betreft, leze de
levensschets van de hand van Simone Dubois.
Wie haar innerlijk wil leren kennen, leze de
brief-bloemlezing, die ik hier aankondig.
Zo zij al niet geschitterd moge hebben, zij
heeft toch zeker geflonkerd aan het literaire
firmament van haar tijd. Dat haar geest ons
nog altijd fascineren kan, komt doordat haar
vele brieven voor een groot deel bewaard zijn
gebleven.
Er zijn verdrietige lacunes. Zo missen we de
brieven uit haar meisjesjaren, de brieven aan
haar man en de brieven aan een Nederlander
van Franse afkomst: Du Peyroux, die zij jaren
lang vrijwel dagelijks schreef.
De brieven geven dan ook niet een klaar
beeld van haar leven. Maar zij geven wèl een
klaar beeld van haar hart en haar geest.
De epistels zijn gericht aan de veel oudere
Conetant D'Hermenches; zij vormen het ver
slag, zoals Simone Dubois zegt, van een epis-
tolaire liefde. Verder zijn er die gericht zijn
aan James Boswell, aan de veel jongere Benja
min Constant, op wie zij haar moederliefde
overbracht Verder zijn er enkele brieven aan
haar broers, aan vriendinnen en aan een neef.
Hoe treedt Belle nu in de brieven naar vo
ren? Als een vrijgevochten, beminnelijke
vrouw, die een uitnemende ontwikkeling had
en een warm hart Zij is in haar brieven dan
weer geestig, dan wijs, dan teder. De titel
„Leven op afstand" van de door Simone Du
bois geschreven levensschets is beslist juist
Zij was geen partijganger.
Zeker was zij niet een royaliste of Orangis
te; maar zij was ook niet een revolutionaire
Calvinistisch opgevoed, zou ze met genoegen
met de rooms-katholleke De Bellegarde zijn
getrouwd, omdat zij hem zo hoogachtte. AIe
ze. schrijft ze ergens, haar kinderen dan maar
niet zou behoeven toe te vertrouwen aan gees
telijken.
Ze voelt meer voor Gomarus dan voor Armi
nius. De redenen die aan die voorkeur ten
grondslag lagen, zouden een rechtgeaard Go-
marist de haren te berge doen rijzen. Op blz.
88 lees ik in een brief aan een vriend: „Wat
zijn de bevelen van het Lot, waaraan iedere
godheid moest gehoorzamen, anders dan de
predestinatie of de noodzaak? Ik geloof dat de
verschillende opvattingen daarover in geen en
kel opzicht ons gedrag beïnvloeden."
Belle betoogt dan verder dat wij handelen
alsof wij een vrije wil hadden, maar dat wij in
feite onderworpen zijn aan een eeuwige aan
eenschakeling van oorzaken en gevolgen, die
voor ons begonnen is bij onze geboorte. „Zie
daar mijn geloofsbelijdenis op dit punt
Belle was een aristocrate, maar ze heeft niet
al te zeer getreurd toen het ancien regiem
verdween. In 1793 schrijft zij aan haar ver
trouwde vriendin Henriëtte l'Hardy (blz. 103):
.Maar ondanks dit alles, is het mij onmogelijk
veel tegen de revolutie In te brengen. Telkens
als men zich erover ergert en luidkeels tekeer
wil gaan ten gunste van de machten en de
wettelijke overheden, laten we dan maar dan
ken aan de dikke koning en de machten die
hem regeerden."
Een revolutionaire was zij evenmin. Uit haar
hier verzamelde brieven blijkt weinig dat op
echte sociale bewogendheld wijst.
Maar het zou onbillijk zijn, haar te beoorde-
'en naar wat zij niét was, omdat er zoveel is,
dat zij wèl was.
Zij was een humaniste, een vrijgevochten
geest, die misschien niet de wegen van het
vrije denken ten einde gelopen heeft, maar er
toch een groot gedeelte van afgelegd heeft.
Te zeer geremd door afkomst en milieu, kon zij
zich niet met de revolutie vereenzelvigen. Zo
zeer gerijpt door het moderne denken van haar
tijd. kon zij zich evenmin met welke factie dan
ook vereenzelvigen. Haar hoogst» streven
was: een goed mens te zijn. Zij schrijft daar
veel over. Adeldom van geest is de ware adel
dom, een adeldom die ook in nieuwe tijden
zich op kennis, goedheid en geestelijke onbe
vangenheid kan funderen en daardoor schitte
ren.
Dat zij een vrije geest hed. blijkt w»l uil het
feit, dat zij In haar brieven aan haar vrienden
zo onbevangen Is. dat het op argeloosheid
lijkt.
Maar als de door haar beminde kamenier
Henriëtte Monachon zonder getrouwd te zijn,
zwanger wordt, springt zij voor haar in de
bres. Belle woonde toen in Zwitserland. In die
tijd was zulk een zwangerschap strafbaar in
het Prinsdom Neuchatel. Belle houdt Henriëtte
in dienst en weet haar voor verbanning te
behoeden. Tot tweemaal toe.
Fel kiest zij de partij van Corsica, dat weer
eens tracht zich van vreemde overheersing te
ontdoen, maar zij blijkt toch te weinig politiek
of wijsgerig om in te zien, dat gehéél de
wereld leed onder het door feodale instituten
geleide expansieve nationalisme.
Er is iets eigenaardigs aan Belle van Zuylen.
Zij schrijft en denkt helder. Zij doet denken
aan een volmaakt heldere waterdruppel die zo
klaar Is, dat hij schittert in het zonlicht en zelf
onzichtbaar wordt. Telkens weer komt men al
lezend in de brieven uitspraken tegen, die ver
bluffen door hun schittering, zonder te behoren
tot dié uitspraken, die de wereld zouden kun
nen veranderen.
Op blz. 30 lees ik in een brief aan Constant
d' Hermenches: „Geen vijanden te hebben is
een bewijs tegen je verdiensten, maar geen
vrienden te hebben Is een bewijs tegen je
karakter".
^Kind van haar tijd is zij óók ais zij (blz. 58)
aan haar vriend Constant cT Hermenches
schrijft: „Ongetwijfeld is het prettig heel rijk te
zijn, maar het is een van de genoegens waar
ik best buiten kan. Wat je van die fantasie
geneest, is te zien welke mensen rijk zijn, te
zien hoe meestal de gierigheid naast de schat
ten ligt, de slechte smaak naast het verguldsel
en hoe de lelijkste jodinnen zijn opgesierd met
de mooiste diamanten."
Zoals alle brieven en dagboeken, geschre
ven door mensen die met een rijke geest be
giftigd zijn, geven ook deze brieven tal van
historische bijzonderheden, dia de historicus
moet verwaarlozen als hij een niet al te groot
werk, handelende over een lange tijd, aan het
schrijven is. Hij kan slechts de grote lijnen
trekken.
Belle vertelt (blz. 77) over haar bezoek aan
Voltaire in 1777. Voltaire is ziek. Daarenboven
komt er voor Voltaire onaangenaam bezoek.
Hij had cassia ingenomen en liet zich na enke
le ogenblikken verontschuldigen. Voltaire ging
dus op zijn kamergemak zitten, en, zegt Belle,
„ik was er erg teleurgesteld door".
Wat voor Belle heel gewoon was, Is voor
ons, zelfs al weten we van het bestaan van
kamergemakken af, toch altijd lichtelijk ko
misch, zeker als zulk een meubel een plaats
blijkt te hebben in de kamer van een man als
Voltaire.
Belle van Zuylene leven wordt niet geken
merkt door hevige erotische passies. Ze ves
tigt de indruk, toch gehunkerd te hebben naar
een gepassioneerde liefde. Zou dit de oorzaak
zijn van haar leven terzijde van het grote le
ven, zij het niet vèr terzijde daarvan?
Deze republikeinse, adellijke, vrij denkende
en moreel hoogstaande vrouw, van origine een
Nederlandse calviniste, naar haar huwelijk een
Zwitserse, die door haar literaire arbeid een
van de grote figuren van de Franse literatuur
werd, weerspiegelt In haar levenslot het lot
van het zich van feodalisme en orthodoxie
bevrijdende mensdom.
Helder heeft zij de kern van haar denken in
een brief aan haar neef Wlllem-René van Tuyll
van Serooskerken In 1799 uitgedrukt (blz. 145):
„Er bestaat geen werkelijke gelijkheid, maar er
is evenmin ongelijkheid die beklag verdient,
behalve dan dat zowel een overmaat aan rijk
dom, die iedere smaak door te gemakkelijke
genietingen afstompt, als een overmaat aan
gebrek dat het dwingend vereiste, strikt nood
zakelijke weigert, een onoverkomenlijke hinder
paal vormt voor eik geluk".