ordt vervolgd Moeder, hebben wij óók een VADER? Even aandacht voor de WIJSHEID STRIPTEKENAARS EXPOSEREN WERK - minstreels van onze eeuw - Door Ger Kruis i BRUUT..! JE HOU PT N/FT MEER VAN ONS..! ZATERDAG JO FEBRUARI I9Z1. w ei Een tentoonstelling voor dereen in het Lijnbaan- ntrum van de Rotterdam- Kunststichting: tot 31 aart presenteren zich daar et minder dan achttien pVige Nederlandse stripte- naars. Het Is de eerste aal, dat men zich zo uit breid op de hoogte kan en van wat deze „min- nreien der twintigste eeuw" bieden hebben. aren geleden, in 1962, is de strip het onderwerp geweest van een tentoonstelling in het Stedelijk seum te Amsterdam, maar dat was ,cTi min of meer klassieke aangelegen- li d waar figuren opdoken als Prins hant, Popeye, Mickey Mouse. Felix, sh Gordon en Rupert Bear (Bruintje :ner bij ons). Daar werden, van eigen mdgebied, verder alleen voorlopers Bulletje en Bonestaak, Tripje en Lize- rta, of de voor u bekende figu- iSBlle ren uit „In de Soete Suyckerbol" (1932) ten tonele gevoerd. En de „cracks" van toen: Toonder, Kresse en Kuhn om er maar een paar te noemen. Vooral echter in de laatste tien jaar heeft het Nederlandse stripwezen dui delijk beïnvloed door de Belgische „re naissance" een enorme ontwikkeling doorgemaakt. En al zal niemand het in zijn hoofd halen en zeker de meeste strip-tekenaars niet het beeldverhaal te rekenen tot de „officiële" kunst (wat dat dan ook moge zijn), niet ontkend kan worden dat het een zeer belangrijk en onmisbaar facet van onze hedendaagse cultuur Is. Een vorm van communicatie. En heb ben we het daar ook niet steeds over als het om echte kunst gaat. Met dit verschil, dat de wezenlijke invloed van de strip veel en veel groter is. ledereen wordt dagelijks geconfronteerd met de strip. Er zijn mensen en daarmee be doel ik nog niet eens de verzamelende strippofielen die een krant opzeggen omdat daaruit een bepaalde strip ver dwijnt. De Volkskrant ontdekte dat b.v toen Tom Poes daar geliquideerd werd Een dagblad zonder getekend vervolg verhaal is ondenkbaar geworden. Toch is de strip officieel nog steéds „onge- -ft Joh. Victor Teunissen Even kom ik uw tijd en aandacht vragen voor de Wijsheid. Er zijn tijden en plaatsen l geweest in de wereldhistorie, dat het de ge woonste zaak van de wereld was zich dag en nacht, en zelfs in gezelschap van velen, volledig aan de Wijsheid te wijden. Het was de hoogste taak van de vorst zich met Wijs heid te omringen. Spreuken werden tussen de hoven uitgewisseld als diplomatieke stuk ken. Er bestond een hele Wijsheidsliteratuur, ij In onze Bijbel zijn de boeken Spreuken, Job e en Prediker daarvan nog een neerslag. "I I Israël had dit gemeen met andere volken, met V Edom, Egypte, Assyrië. De Grieken brachten de - Wijsheid naar Europa en via hen naar Rome, waar zij opbloeide in Horatius' kunst om in het l Westen nimmermeer te sterven. Thomas a Kem- 1 pis zat graag met een boekske in een hoekske en Cornelis de Witt doorstond de martelingen in de Gevangenpoort met een regel van Horatius li op de lippen. n De Wijsheid (chokma noemden de Joden haar, pj waarvan ons woord „goochem") had allereerst ij betrekking op de doodgewone dingen van het e) dagelijks leven. Maar Israël wilde meer. Daar k kon men niet aan God voorbij en ontdekte men I in de vreze des Heren het beginsel der Wijs- i heid. Ja. men had zo'n hoge achting voor de Wijsheid, dat men haar beschouwde als een eer ste schepsel van de Eeuwige. Vóór de Schepping I der wereld schiep God de Wijsheid en zij was het, die Hem hielp de Schepping uit te voeren en in te richten en de weg van de mens te be- I stemmen. De oude christenheid eerde haar met de groot ste kerk van het Oosten: de Aya Sofia. de Heilige Wijsheid te Konstantinopel. Zo hoog stond de Wijsheid in ere In onze tijd is de Wijsheid schaars geworden. Onze moderne kennis overschreeuwt haar. Geen wonder, want de Wijsheid komt altijd zo schuch ter voor de dag. in zo'n eenvoudig gewaad, dat men er werkelijk even de speciale aandacht voor moet vragen. En dat doe ik nu bij dezen. Er is een spreukendichter onder ons. De Voor- schoter psychiater Johan Victor Teunissen heeft zich bekwaamd in de oude kunstvorm van het aforisme: een vorm van spreken met de lading van zwijgen aldus zijn definitie in aforis- mevorm. Hij bracht er in twintig jaren tijd zo'n 888 bijeen in een boekje van 80 pagina's met de titel: Hars van de levensboom. Deze titel doorlicht hij op deze wijze: Spreukendichter: lijk een balsemboom, waar voortdurend hars uitdruipt; welker geur is welriekend maar de smaak bitter". De waarheid van de Wijsheid is niet altijd lieflijk, maar ook hard en bitter, echter altijd heilzaam. Het oude ambacht van het spreuken- dichten kwalificeert hij als „kleine sculptuurtjes maken uit de grondstof waarheid". Ook voor dokter Teunissen is de Wijsheid meer dan alleen het goochemzijn in tijdelijke dingen. Ook voor hem stoot zij door naar de Eeuwigheid. De Wijsheid heeft betrekking op het hier en nu, maar ook op het daar en straks, op het voor de hand-liggende, maar ook op hel zover-de Geest-kan-reiken Dit is als het ware het leitmotiv van zijn boek dat met een „vermaning" begint: „Geef de Natuur wat de Natuur en Gode wat Gode toekomt". Telkens zal dit thema doorklinken: „Men zorgt wel voor de oude dag, Maar zorgt men ook voor de Jongste Dag?" Er is een voortdurende discrepantie tussen de zwoegende mens en souvereine Almachtige: „Door de onrust weet ik dat ik een ziel heb. Door de zielerust dat ik ook een God heb". Onze tijd staat voortdurend in het brandpunt met de sex, de vernieuwing, de verslaving, het huwelijk, de ouderdom, de vrede en wat oies meer mag zijn. Zomaar een greep van spreuken: Er bestaat een veél-miskende verslaving: de verslaving van het nieuwe. ■ir Deze tijd doet haar eigen wezen eer aan: zij heft de tijdelijkheid ten troon! Er wordt zoveel over sex gesproker., het lijkt wel of het een nieuwtje is. -ft De ernst van vandaag is het lachertje van morgen. 1r Verschil tussen computer en mens? Hij kan desnoods lachen, maar hij kan het nooit menen! •ft Er wordt geen taboe opgeruimd zonder dat er een ander wordt gecreëerd. ■ft Israël: Gods didmafdruk in de wereldhistorie, ir Men kan slechts de staat Israël erkennen. als men aan de God van Israël gelooft. ■fr De mens wil wel oude worden, maar niet ouder. A- Ik zag een meisje in de sneeuw: een leiite-landschap in de winter! Uit zijn medisch vak zijn uiteraard vele afo rismen geïnspireerd: „De ware reden is altijd de verzwegen reden". Of: „Bewust zijn doet pijn", of: „Alle heimwee is paradijsheixnwee". Er zijn aforismen in dit boek, waarin de hu mor uitbundig naar voren springt, want humor hoort integraal tot de Wijsheid. Het liefst echter is mij het boek als het de diepste overtuiging van de schrijver uitspreekt, als in de uitroep- ..Theologie zonder God? Geef mij maar God zon der theologie". Of nog beter in deze gedachte voor de Stille Week: Een hond vast Die treurt om zijn meester. Zal een mens dan niet vasten, Die rouwt om zijn Heer? Bij de Wijsheid hoort ook de relativering, zo als deze tot uiting komt in het laatste aforisme: Iemand zei „met sommige van uw aforismen ben ik het niet geheel eens'. Ik zei: „meneer, ik ook niet!" Het is wijs om te weten, dat men in de Wijs heid altijd leren kan. Ik zou u nog heel wat over dit fijne boekje kunnen vertellen, maar ik vroeg slechts even uw tijd en aandacht vour de Wijsheid. U weet nu de weg: de uitgever is J. A. Luberti, Medische Uitgeverij Kijkduinsestraat 884. Den Haag. EV. GROLLE. wenst". Dat bleek vorig jaar toen het Stripschap, een organisatie die tot doel heeft de waardering te bevorderen voor de strips in het algemeen en de Neder landse strip in het bijzonder, aan het ministerie verzocht een brief te herroe pen, die 21 lees goed 21 jaar gele den uitging naar het onderwijs. In die brief werd verzocht het verspreiden van de z.g. beeldroman zoveel mogelijk te gen te gaan omdat deze boekjes „over het algemeen van sensationeel karakter zijn zonder enige andere waarde". Op het verzoek van het Stripschap ant woordde het ministerie, dat intrekking van die brief onvermijdelijk zou inhouden dat weer de aandacht op dit onderwerp gevestigd zou worden, „waardoor ook voor de fans nog onaanvaardbare strip verhalen min of meer een weg gebaand zal worden". Het werd daarom niet juist geacht de bedoelde circulaire In te trek ken... Nu is die circulaire, neem ik aan bij vrijwel niemand meer bekend, zodat de tekenaars zich daarover weinig zorgen behoeven te maken. Wat ze dan ook meer dwars zit, is hun concurrentieposi tie tegenover het buitenland, vooral waar het de dagbladen betreft. Want als je rondkijkt op deze toch zeer uitgebreide expositie, waar een doorsnede gegeven wordt van wat er momenteel aan de hand is, zie je eigenlijk maar weinio voorbeelden van daastrips Van de achttien hier vertegenwooi digde tekenaars zijn er maar drie. die hun werk geregeld in dagbladen publi ceren Willy Lohman (Kraaienhoeve). The Tjong King (Arman en llva) en Peter van Straaten (Vader en Zoon). De rest moet het hebben van de weekbladen, vooral die voor de jeugd zoals Pep, Do nald Duck, Sjors en in Kuifje of Robbe does. Over de dagbladen zijn de tekenaars overigens niet best te spreken. Fred Jul- sing (o.a. Komkommertje, Klinsklansklan- dere, Wellington Wish) van wie op deze expositie ook voorbeelden te zien zijn van een dagstrip „in langdurige voorbe reiding": „Als we met een strip bij een dagblad komen, krijgen we meestal te maken met een fotoredacteur, die er geen enkele sjoege van heeft wat er op een bepaald moment aan de markt is. Daarbij komt dan nog dat het buitenland veelgebruikte strips levert voor een tien tje per dag en daar krijg je er dan ook nog een paar bij cadeau. Daar kun |e niet tegen op." En dat, terwijl de stripprijzen volgens de meeste tekenaars toch al veel te laag zijn. Jan Kruis (Jan, Jans en de kinderen, Gregor, twee verhalen Sjors) in een in terview met Stripschrift: „Als je ander tekenwerk hebt gedaan en je moet een strip gaan maken, dan schrik je je rot, dat slaat nergens op; zo'n tien. twaalf tekeningen voor pakweg f 225,- dat is belachelijk vergeleken met elke andere tak van het tekenvak. Dat is een soort wantoestand Die jongens krijgen te weinig betaald in het totale budget waarover zo'n krant kan beschikken: in dit verband zijn de verhoudingen volko men zoek Fred Julsing ziet de tentoonstelling in het Lijnbaancentrum in de eerste plaats als een bijdrage, het aanzien van het stripwezen vooral bn het oudere publiek wat op te vijzelen, maar hij is ook erg blij dat door de gezamenlijke werkzaam heden bij het inrichten, veel tekenaars ten opzichte van elkaar uit hun isolement gekomen zijn. ,,'t Is een enorm arbeidsintensief be roep met een hoog werktempo. Het me rendeel van de jongens kan er wel goed van leven, maar ze maken daarvoor wel dagen van veertien uur. Sommigen wer den in die situatie gewoon een beetje wereldvreemd. Die zitten constant te werken in hun kamertje, en dat in deze tijd waar alles op openheid aankomt. Be lachelijk. Ik kan me dan ook niet voor stellen dat de samenwerking,die we hier hadden, na 31 maart, de sluitingsdatum, zal ophouden. Als we een pool vormen, kunnen we, om één voorbeeld te noe men, betere condities bij de uitgevers bedingen. Of de Nederlandse strip wat- meer pushen in het buitenland. Dat ge beurt nog veel te weinig, vooral omdat Nederland in feite België al voorbijge streefd is als hèt stripland van Europa". Gideon Brugman (Ambrosius) ziet dat allemaal nog niet zo zitten. Ik had maar een heel kort gesprek met hem, maar daaruit bleek duidelijk dat hij een derge lijk soort samenwerking, gezien de on derlinge verhoudingen en de mogelijkhe den, wel erg in het optimistische vlak getrokken vond. Maar de tentoonstelling is er in elk geval en daar verwachten zowel de R.K.S. als de tekenaars erg veel van. Buiten wordt je er al op attent ge maakt door een niet minder van vijf me ter hoge stripfiguur. „Joris" van Carry Brugman, keurig in de kleurrijke k'eren „Niet van plastic maar gewoon van stof, want", zegt het ontwerpstertje van dat costuum, „met je eigen jas kun je toch ook in de regen lopen. Laat maar nat worden, 't droogt wel weer." Binnen heeft iedere tekenaar zijn eigen stand, die hij ook zelf ontwierp en inrichtte. Soms gewoon tekeningen aan de wand, vaak met sterk vergrote de tails; soms architectonisch uitgekiend en heel „clean" opgebouwd, zoals Julsing het deed met veel wit en plexiglas, of zoals Jan van der Voo (Pipo) met een gezellig bankje om een boom vol blauwe balonnen of met tapijtjes en theaterre- quisieten. Overal liggen oude strip-tijdschriften verspreid, zodat zeker ook een brok jeugdsentiment aar» bod kan komen. Er worden regelmatig video-tapes getoond, die meestal door de exposanten zelf thuis en in de studio werden opgeno men en er is een grote tekenwand, waarop iedereen zijn talenten mag be proeven. Verschillende tekenaars hebben hiervoor al een eerste aanzet gegeven. Naast de stripkrant met tien pagina'9 stripverhalen komt er nog een begelei dend boek, (niet helemaal een catalo gus), dat is samengesteld door strippo- fiel Huib van Opstal, de man. die het idee voor deze expositie heeft aangedra gen. Afgezien van de grote „Joris" is verder aan het hele gebouw onmiddellijk te zien, dat er een striptentoonstelling wordt gehouden: op de ramen maakten Theo v d. Boogaard en Evert Geradts twee complete strips in kolossale afme tingen. Voor die raam-strip hield Van den Boogaard het rustig: hij koos daar voor een aflevering van zijn nieuwe se rie „Jan Alleman" en liet zijn befaamde, altijd bezige paartje „Ans en Hans" zijn avonturen beleven in de intieme beslo tenheid van zijn eigen stand... Tenslotte nog een paar namen van ex posanten en hun belangrijkste geestes kinderen: Arra Zuidhoek (Vieze Nagels), Martin Lodewijk (agent327), Daon Jip- pes (Hipper). Lode Pemmelaar (Romilla, the Velvet girl), Dick Matena (Argonaut- jes, grote Pyr), John Bakker (Dan Taal), Rob Peters (Topsland, Amber en Akka) en Bernard Holtrop („Willem") Avontu ren van Piet Por.) Goed dan, geen kunst, maar een fijne ongecompliceerde kijk-tentoonstelling, die een zeer uiteenlopend publiek veel genoegen zal verschaffen. Uit een stripverhaal van An- dries (naarling..! ALS PAT JE NIET INTERESSEERT... mit dan wel..!? HfÈÊH... IK WIL EEN kANPEEE PAPPIE...} Het is niet waar, dat de doorsnee Nederlandse man 's avonds op pan toffels aan de televisie hangt. Het tweede huis of de caravan, de snel lere auto, de kleuren-tv of zomaar overmatige vrijetijdsbesteding jagen vele mannen (en vaders) zo gauw mo gelijk na de maaltijd de deur uit. Moeder moet het maar zien te schik ken, zij heeft „de televisie". En de kinderen, wat hebben die? Een vader? Of een meneer die soms thuis is? De kleine jongen met pientere ogen en half gesjord in zijn lichtelijk gehavende, rijk bemodderdc jack, vers opgestaan uit een noeste vechtpartij en thuis onmiddel lijk zijn moeder attaquerend, staat na tuurlijk in een uitzonderingspositie. Zijn vader is op de grote vaart en zo'n acht maanden van huis zijn, is voor hem ge woonte. „Moeder, hebben wij ook 'n vader?" De jongens op school zeiden van nee. Die hebben allemaal vaders die grote da den doen: de radio repareren, een konij nenhok timmeren, hard zingen onder de douche of een halve boterham in één hap naar binnen werken. Hij had niks te bie den. Vereenzelvigde dat vaderschap niet zo gauw met zijn „Pappie", die hij nu alweer lang geleden zag cn van wie vage brieven komen met postzegels voor zijn grote broer. „Maar natuurlijk hebben wij een va der. Pappie toch?" 't Is maar een kindergebeurtenis, die als anecdote de familie door vliegt. Leuk om te horen en vertederd om te lachen. „Dat joch toch!" Maar wie geeft hem niet alleen de woorden, doch vooral het begrip, om die verre vader goed te praten tegenover zijn turfhoge vriendjes en hun kinderlijke wreedheid? Ach, 't is niet zo'n probleem. Op een dag is Pappie thuis en kijk dan eens, wat een prachtig uniform... hij zal er zijn verlepte vriendschappen mee herwinnen. De goedmaker komt wel. Als het maar niet zo ver komt. dat een opgroeiend kind reden heeft, zichzelf af te vragen: „Hebben wij óók een vader?" In ons verrukkelijk probleem-land. waarin wij elkaar betuttelen van de wieg tot het graf. liefst en masse en keurig in groepen onderverdeeld (dé kleuters, dé tieners, dé moderne jongeren, dé veerti gers, dé bejaarden, de kleine zelfstandi gen enz.) schieten impopulaire, onver wachte problemen onverhoeds op. Eén daarvan: vader, die nooit thuis is. Die als h(j er is. steevast zegt dat er „direct moet worden gegeten, omdat hij meteen weg moet". Hij wel, hij heeft het over- en over-druk. Of het gezin daarvan alsjeblieft maar fiks doordrongen wil zijn. Huiswerk? Proefwerk? Niet zo lekker zijn? Huishoudelijke zorgen? Narigheid op school of met vriendjes, vriendinne tjes? Kom jongens, nee, vader niet lastig vallen met die dingen. Niet kibbelen, niet twisten, nergens over zeuren als vader even de „cafetaria thuis" binnenloopt om te eten en weg te wezen. De man is "geweldig" voor zijn gezin Hij dóét het toch maar: avond aan avond staat hij ergens te witten, te behangen, te schilderen, auto's uit elkaar te halen te timmeren, wat niet al. Hij verdient er een prachtige cent bij. Nou ja, als het allemaal uit dat vijfdaagse loonzakje huurde grond. Vader zorgt er dan toch maar voor. Geen overwerk, dan zijn er wel betaal de bijbanen voor de avonduren. Geen ge makkelijk werk, hoor, na je dagtaak nog zo'n hele avond in touw. Maar ja... jc moet toch iéts...? Niet zelden worden dc zaterdag cn dc zondag erbij getrokken. Vooral, als vader kans ziet iets op ar tistiek gebied te presteren. Avond aan avond ergens in het land optreden, voor verenigingen, op familiefeestjes... een heel aardige bijverdienste. Nee, onze vader verdient niet bij, die geeft zich volop aan het maatschappelijk, geestelijk of politiek welzijn van dc sa menleving. Hij vergadert. En ja, als jc dat zo bekwaam doet, kom je van het door Phé Wijnbeek moest komen... gelukkig zijn er nog vrije zaterdagen om extra flink bij te verdie nen. Klusjes genoeg, in die doc-het-zelf- lijd van nu! En wat héb je er niet voor? Grote tele visie, wasmachine, autootje voor de deur cn van de zomer allemaal samen naar Spanje. Laat vader niet zo kwiek inct de han den zijn, dan werkt Jiij wel avond aan avond ergens de boeken bij. Of hij dient zijn zaak met een overvloed aan over werk. 't Spekt allemaal aan. Dat tweede huisje in 't verschiet, het moet en zal er komen. Of die caravan, liefst de hele zomer op een stukje ge- een in het ander, nietwaar? Wordt je overal voor gevraagd. Als jc eenmaal een goeie voorzitter, een knappe penning meester, een feilloos-zorgende secretaiis bent., je rolt van 't een in het ander. En dat kost je je vrije tijd, hoor. Avond aan avond vergaderen, huisbezoeken doen. spreekbeurten vervullen, dat slokt je he lemaal op. „Moeder, hebben w(j óók een vader?" „Ja kind, wij hebben een meneer die het altijd vreselijk druk heeft. Nee. niet om mee te spelen, niet om mee te praten over zomaar kinderdingen of problemen van grote jongens en meisjes. Nu ja, als het zondag is misschien, maar dan moet vader toch eens een keer kunnen uitrus ten... je moet vader maar niet lastigval len. Van de zomer. hè. als we op vakan tie gaan, dan Dan is vader de eerste dagen bek af. Hij is geprikkeld en voelt zich niet lekker. Is niet gewend aan het gesnap van de kleintjes en de koele kritiek waarmee de groten alles wat zij opmer ken te lijf gaan. Net als het allemaal wat beter gaat. zijn de vrije dagen op en., rustig nou, vader moet op de weg kun nen letten! Hoe moeder haar avonden doorbrengt? Laten we daarover niet praten. Zij heeft haar televisie, nietwaar? Zij moet ook de kinderen op tijd naar bed dirigeren, hel pen met huiswerk, vrede stichten, als het goed zit problemen en „school-onrecht vaardigheden" aanhoren en verklaren. Val vader maar niet lastig, hg hééft het al zo druk Trouwens, profiteert moeder niet in de eerste plaats méé van wat de extra ver dienste oplevert? Die kleuren-tv, die iV&sniachine, die open trap net-als-de- buren, die caravan of het zomerhuisje? Zij mag blij zijn met zo'n ijverige man. Daarom mag zij 's avonds heus wel alleen zitten, of ook uitgaan en de kinde ren maar laten otteren, die zijn nu toch groot genoeg om alleen thuis te zijn. Er lopen toch altijd vriendjes en vriendin netjes over de vloer. Die vrouwen... ze hebben een voorbeel dig werkende of in het maatschappelijke leven hooggewaardeerde man. Op een keer mag ze naast hem zitten met bloemen op schoot: „En bij de herden king van dit jubileum danken wij ook mevrouw, die haar man zo dikwijls aan zijn werk heeft afgestaan". Ofwel de we reld stort op 't onverwachtst in elkaar en de dokter deelt het haar heel voorzichtig mee: „Zijn hart..." Die kinderen... ze hebben een hen (ma terieel) toegewijde vader. Misschien heb ben ze het geluk dat er gepraat kan wor den met de vader van een vriendje of 'n vriendinnetje („Waar zitten die kinderen toch altyd?") en anders is er wellicht 'n redelijke jeugdclub. Zo niet, dan valt er buiten wel ergens rond te hangen („Waar haalt dat kind die onmogelijke ideeën en die rare kritiek toch vandaan?"). Op een keer zeggen ze: „Dag vader, ik ga op een kamer wonen" (en ze bedanken je nog nergens voor!!), of ze staan schutterig aan je misschien wel dodelijk ziekbed en hebben je niks goeds te zeggen „Moeder, hebben wij óók een vader?" „Laten we het hopen, kind, laten we het hopen. Geld en status is fijn, maar een vader met een flets, een vader die kan dammen en ganzenborden en een biertje drinkt met zijn jongens, Is stuk ken fijner."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1971 | | pagina 19