ordt vervolgd
Moeder, hebben wij
óók een VADER?
Even
aandacht
voor
de
WIJSHEID
STRIPTEKENAARS
EXPOSEREN WERK
- minstreels van onze eeuw -
Door
Ger Kruis
i BRUUT..!
JE HOU PT N/FT
MEER VAN ONS..!
ZATERDAG JO FEBRUARI I9Z1.
w
ei Een tentoonstelling voor
dereen in het Lijnbaan-
ntrum van de Rotterdam-
Kunststichting: tot 31
aart presenteren zich daar
et minder dan achttien
pVige Nederlandse stripte-
naars. Het Is de eerste
aal, dat men zich zo uit
breid op de hoogte kan
en van wat deze „min-
nreien der twintigste eeuw"
bieden hebben.
aren geleden, in 1962, is de strip
het onderwerp geweest van een
tentoonstelling in het Stedelijk
seum te Amsterdam, maar dat was
,cTi min of meer klassieke aangelegen-
li d waar figuren opdoken als Prins
hant, Popeye, Mickey Mouse. Felix,
sh Gordon en Rupert Bear (Bruintje
:ner bij ons). Daar werden, van eigen
mdgebied, verder alleen voorlopers
Bulletje en Bonestaak, Tripje en Lize-
rta, of de voor u bekende figu-
iSBlle
ren uit „In de Soete Suyckerbol" (1932)
ten tonele gevoerd. En de „cracks" van
toen: Toonder, Kresse en Kuhn om er
maar een paar te noemen.
Vooral echter in de laatste tien jaar
heeft het Nederlandse stripwezen dui
delijk beïnvloed door de Belgische „re
naissance" een enorme ontwikkeling
doorgemaakt. En al zal niemand het in
zijn hoofd halen en zeker de meeste
strip-tekenaars niet het beeldverhaal
te rekenen tot de „officiële" kunst (wat
dat dan ook moge zijn), niet ontkend kan
worden dat het een zeer belangrijk en
onmisbaar facet van onze hedendaagse
cultuur Is.
Een vorm van communicatie. En heb
ben we het daar ook niet steeds over
als het om echte kunst gaat. Met dit
verschil, dat de wezenlijke invloed van
de strip veel en veel groter is. ledereen
wordt dagelijks geconfronteerd met de
strip. Er zijn mensen en daarmee be
doel ik nog niet eens de verzamelende
strippofielen die een krant opzeggen
omdat daaruit een bepaalde strip ver
dwijnt. De Volkskrant ontdekte dat b.v
toen Tom Poes daar geliquideerd werd
Een dagblad zonder getekend vervolg
verhaal is ondenkbaar geworden. Toch is
de strip officieel nog steéds „onge-
-ft Joh. Victor Teunissen
Even kom ik uw tijd en aandacht vragen
voor de Wijsheid. Er zijn tijden en plaatsen
l geweest in de wereldhistorie, dat het de ge
woonste zaak van de wereld was zich dag
en nacht, en zelfs in gezelschap van velen,
volledig aan de Wijsheid te wijden. Het was
de hoogste taak van de vorst zich met Wijs
heid te omringen. Spreuken werden tussen
de hoven uitgewisseld als diplomatieke stuk
ken. Er bestond een hele Wijsheidsliteratuur,
ij In onze Bijbel zijn de boeken Spreuken, Job
e en Prediker daarvan nog een neerslag.
"I
I Israël had dit gemeen met andere volken, met
V Edom, Egypte, Assyrië. De Grieken brachten de
- Wijsheid naar Europa en via hen naar Rome,
waar zij opbloeide in Horatius' kunst om in het
l Westen nimmermeer te sterven. Thomas a Kem-
1 pis zat graag met een boekske in een hoekske en
Cornelis de Witt doorstond de martelingen in
de Gevangenpoort met een regel van Horatius
li op de lippen.
n De Wijsheid (chokma noemden de Joden haar,
pj waarvan ons woord „goochem") had allereerst
ij betrekking op de doodgewone dingen van het
e) dagelijks leven. Maar Israël wilde meer. Daar
k kon men niet aan God voorbij en ontdekte men
I in de vreze des Heren het beginsel der Wijs-
i heid. Ja. men had zo'n hoge achting voor de
Wijsheid, dat men haar beschouwde als een eer
ste schepsel van de Eeuwige. Vóór de Schepping
I der wereld schiep God de Wijsheid en zij was
het, die Hem hielp de Schepping uit te voeren
en in te richten en de weg van de mens te be-
I stemmen.
De oude christenheid eerde haar met de groot
ste kerk van het Oosten: de Aya Sofia. de
Heilige Wijsheid te Konstantinopel. Zo hoog
stond de Wijsheid in ere
In onze tijd is de Wijsheid schaars geworden.
Onze moderne kennis overschreeuwt haar. Geen
wonder, want de Wijsheid komt altijd zo schuch
ter voor de dag. in zo'n eenvoudig gewaad, dat
men er werkelijk even de speciale aandacht
voor moet vragen. En dat doe ik nu bij dezen.
Er is een spreukendichter onder ons. De Voor-
schoter psychiater Johan Victor Teunissen heeft
zich bekwaamd in de oude kunstvorm van het
aforisme: een vorm van spreken met de lading
van zwijgen aldus zijn definitie in aforis-
mevorm. Hij bracht er in twintig jaren tijd zo'n
888 bijeen in een boekje van 80 pagina's met de
titel: Hars van de levensboom.
Deze titel doorlicht hij op deze wijze:
Spreukendichter:
lijk een balsemboom,
waar voortdurend hars uitdruipt;
welker geur is welriekend
maar de smaak bitter".
De waarheid van de Wijsheid is niet altijd
lieflijk, maar ook hard en bitter, echter altijd
heilzaam. Het oude ambacht van het spreuken-
dichten kwalificeert hij als „kleine sculptuurtjes
maken uit de grondstof waarheid".
Ook voor dokter Teunissen is de Wijsheid
meer dan alleen het goochemzijn in tijdelijke
dingen. Ook voor hem stoot zij door naar de
Eeuwigheid. De Wijsheid heeft betrekking op
het hier en nu, maar ook op het daar en straks,
op het voor de hand-liggende, maar ook op hel
zover-de Geest-kan-reiken
Dit is als het ware het leitmotiv van zijn boek
dat met een „vermaning" begint:
„Geef de Natuur wat de Natuur
en Gode wat Gode toekomt".
Telkens zal dit thema doorklinken:
„Men zorgt wel voor de oude dag,
Maar zorgt men ook voor de Jongste Dag?"
Er is een voortdurende discrepantie tussen de
zwoegende mens en souvereine Almachtige:
„Door de onrust weet ik
dat ik een ziel heb.
Door de zielerust
dat ik ook een God heb".
Onze tijd staat voortdurend in het brandpunt
met de sex, de vernieuwing, de verslaving, het
huwelijk, de ouderdom, de vrede en wat oies
meer mag zijn.
Zomaar een greep van spreuken:
Er bestaat een veél-miskende verslaving:
de verslaving van het nieuwe.
■ir Deze tijd doet haar eigen wezen eer aan:
zij heft de tijdelijkheid ten troon!
Er wordt zoveel over sex gesproker.,
het lijkt wel of het een nieuwtje is.
-ft De ernst van vandaag
is het lachertje van morgen.
1r Verschil tussen computer en mens?
Hij kan desnoods lachen,
maar hij kan het nooit menen!
•ft Er wordt geen taboe opgeruimd
zonder dat er een ander wordt gecreëerd.
■ft Israël: Gods didmafdruk
in de wereldhistorie,
ir Men kan slechts de staat Israël erkennen.
als men aan de God van Israël gelooft.
■fr De mens wil wel oude worden,
maar niet ouder.
A- Ik zag een meisje in de sneeuw:
een leiite-landschap in de winter!
Uit zijn medisch vak zijn uiteraard vele afo
rismen geïnspireerd: „De ware reden is altijd
de verzwegen reden". Of: „Bewust zijn doet
pijn", of: „Alle heimwee is paradijsheixnwee".
Er zijn aforismen in dit boek, waarin de hu
mor uitbundig naar voren springt, want humor
hoort integraal tot de Wijsheid. Het liefst echter
is mij het boek als het de diepste overtuiging
van de schrijver uitspreekt, als in de uitroep-
..Theologie zonder God? Geef mij maar God zon
der theologie". Of nog beter in deze gedachte
voor de Stille Week:
Een hond vast
Die treurt om zijn meester.
Zal een mens dan niet vasten,
Die rouwt om zijn Heer?
Bij de Wijsheid hoort ook de relativering, zo
als deze tot uiting komt in het laatste aforisme:
Iemand zei „met sommige van uw aforismen
ben ik het niet geheel eens'. Ik zei: „meneer, ik
ook niet!"
Het is wijs om te weten, dat men in de Wijs
heid altijd leren kan. Ik zou u nog heel wat over
dit fijne boekje kunnen vertellen, maar ik
vroeg slechts even uw tijd en aandacht vour de
Wijsheid. U weet nu de weg: de uitgever is J. A.
Luberti, Medische Uitgeverij Kijkduinsestraat
884. Den Haag.
EV. GROLLE.
wenst". Dat bleek vorig jaar toen het
Stripschap, een organisatie die tot doel
heeft de waardering te bevorderen voor
de strips in het algemeen en de Neder
landse strip in het bijzonder, aan het
ministerie verzocht een brief te herroe
pen, die 21 lees goed 21 jaar gele
den uitging naar het onderwijs. In die
brief werd verzocht het verspreiden van
de z.g. beeldroman zoveel mogelijk te
gen te gaan omdat deze boekjes „over
het algemeen van sensationeel karakter
zijn zonder enige andere waarde". Op
het verzoek van het Stripschap ant
woordde het ministerie, dat intrekking
van die brief onvermijdelijk zou inhouden
dat weer de aandacht op dit onderwerp
gevestigd zou worden, „waardoor ook
voor de fans nog onaanvaardbare strip
verhalen min of meer een weg gebaand
zal worden". Het werd daarom niet juist
geacht de bedoelde circulaire In te trek
ken... Nu is die circulaire, neem ik aan bij
vrijwel niemand meer bekend, zodat de
tekenaars zich daarover weinig zorgen
behoeven te maken. Wat ze dan ook
meer dwars zit, is hun concurrentieposi
tie tegenover het buitenland, vooral waar
het de dagbladen betreft. Want als je
rondkijkt op deze toch zeer uitgebreide
expositie, waar een doorsnede gegeven
wordt van wat er momenteel aan de
hand is, zie je eigenlijk maar weinio
voorbeelden van daastrips
Van de achttien hier vertegenwooi
digde tekenaars zijn er maar drie. die
hun werk geregeld in dagbladen publi
ceren Willy Lohman (Kraaienhoeve).
The Tjong King (Arman en llva) en Peter
van Straaten (Vader en Zoon). De rest
moet het hebben van de weekbladen,
vooral die voor de jeugd zoals Pep, Do
nald Duck, Sjors en in Kuifje of Robbe
does.
Over de dagbladen zijn de tekenaars
overigens niet best te spreken. Fred Jul-
sing (o.a. Komkommertje, Klinsklansklan-
dere, Wellington Wish) van wie op deze
expositie ook voorbeelden te zien zijn
van een dagstrip „in langdurige voorbe
reiding": „Als we met een strip bij een
dagblad komen, krijgen we meestal te
maken met een fotoredacteur, die er
geen enkele sjoege van heeft wat er op
een bepaald moment aan de markt is.
Daarbij komt dan nog dat het buitenland
veelgebruikte strips levert voor een tien
tje per dag en daar krijg je er dan ook
nog een paar bij cadeau. Daar kun |e
niet tegen op."
En dat, terwijl de stripprijzen volgens
de meeste tekenaars toch al veel te laag
zijn. Jan Kruis (Jan, Jans en de kinderen,
Gregor, twee verhalen Sjors) in een in
terview met Stripschrift: „Als je ander
tekenwerk hebt gedaan en je moet een
strip gaan maken, dan schrik je je rot,
dat slaat nergens op; zo'n tien. twaalf
tekeningen voor pakweg f 225,- dat is
belachelijk vergeleken met elke andere
tak van het tekenvak. Dat is een soort
wantoestand Die jongens krijgen te
weinig betaald in het totale budget
waarover zo'n krant kan beschikken: in
dit verband zijn de verhoudingen volko
men zoek
Fred Julsing ziet de tentoonstelling in
het Lijnbaancentrum in de eerste plaats
als een bijdrage, het aanzien van het
stripwezen vooral bn het oudere publiek
wat op te vijzelen, maar hij is ook erg
blij dat door de gezamenlijke werkzaam
heden bij het inrichten, veel tekenaars
ten opzichte van elkaar uit hun isolement
gekomen zijn.
,,'t Is een enorm arbeidsintensief be
roep met een hoog werktempo. Het me
rendeel van de jongens kan er wel goed
van leven, maar ze maken daarvoor wel
dagen van veertien uur. Sommigen wer
den in die situatie gewoon een beetje
wereldvreemd. Die zitten constant te
werken in hun kamertje, en dat in deze
tijd waar alles op openheid aankomt. Be
lachelijk. Ik kan me dan ook niet voor
stellen dat de samenwerking,die we hier
hadden, na 31 maart, de sluitingsdatum,
zal ophouden. Als we een pool vormen,
kunnen we, om één voorbeeld te noe
men, betere condities bij de uitgevers
bedingen. Of de Nederlandse strip wat-
meer pushen in het buitenland. Dat ge
beurt nog veel te weinig, vooral omdat
Nederland in feite België al voorbijge
streefd is als hèt stripland van Europa".
Gideon Brugman (Ambrosius) ziet dat
allemaal nog niet zo zitten. Ik had maar
een heel kort gesprek met hem, maar
daaruit bleek duidelijk dat hij een derge
lijk soort samenwerking, gezien de on
derlinge verhoudingen en de mogelijkhe
den, wel erg in het optimistische vlak
getrokken vond.
Maar de tentoonstelling is er in elk
geval en daar verwachten zowel de
R.K.S. als de tekenaars erg veel van.
Buiten wordt je er al op attent ge
maakt door een niet minder van vijf me
ter hoge stripfiguur. „Joris" van Carry
Brugman, keurig in de kleurrijke k'eren
„Niet van plastic maar gewoon van stof,
want", zegt het ontwerpstertje van dat
costuum, „met je eigen jas kun je toch
ook in de regen lopen. Laat maar nat
worden, 't droogt wel weer."
Binnen heeft iedere tekenaar zijn
eigen stand, die hij ook zelf ontwierp en
inrichtte. Soms gewoon tekeningen aan
de wand, vaak met sterk vergrote de
tails; soms architectonisch uitgekiend en
heel „clean" opgebouwd, zoals Julsing
het deed met veel wit en plexiglas, of
zoals Jan van der Voo (Pipo) met een
gezellig bankje om een boom vol blauwe
balonnen of met tapijtjes en theaterre-
quisieten.
Overal liggen oude strip-tijdschriften
verspreid, zodat zeker ook een brok
jeugdsentiment aar» bod kan komen. Er
worden regelmatig video-tapes getoond,
die meestal door de exposanten zelf
thuis en in de studio werden opgeno
men en er is een grote tekenwand,
waarop iedereen zijn talenten mag be
proeven. Verschillende tekenaars hebben
hiervoor al een eerste aanzet gegeven.
Naast de stripkrant met tien pagina'9
stripverhalen komt er nog een begelei
dend boek, (niet helemaal een catalo
gus), dat is samengesteld door strippo-
fiel Huib van Opstal, de man. die het
idee voor deze expositie heeft aangedra
gen. Afgezien van de grote „Joris" is
verder aan het hele gebouw onmiddellijk
te zien, dat er een striptentoonstelling
wordt gehouden: op de ramen maakten
Theo v d. Boogaard en Evert Geradts
twee complete strips in kolossale afme
tingen. Voor die raam-strip hield Van
den Boogaard het rustig: hij koos daar
voor een aflevering van zijn nieuwe se
rie „Jan Alleman" en liet zijn befaamde,
altijd bezige paartje „Ans en Hans" zijn
avonturen beleven in de intieme beslo
tenheid van zijn eigen stand...
Tenslotte nog een paar namen van ex
posanten en hun belangrijkste geestes
kinderen: Arra Zuidhoek (Vieze Nagels),
Martin Lodewijk (agent327), Daon Jip-
pes (Hipper). Lode Pemmelaar (Romilla,
the Velvet girl), Dick Matena (Argonaut-
jes, grote Pyr), John Bakker (Dan Taal),
Rob Peters (Topsland, Amber en Akka)
en Bernard Holtrop („Willem") Avontu
ren van Piet Por.)
Goed dan, geen kunst, maar een fijne
ongecompliceerde kijk-tentoonstelling,
die een zeer uiteenlopend publiek veel
genoegen zal verschaffen.
Uit een stripverhaal van An-
dries
(naarling..!
ALS PAT JE NIET
INTERESSEERT...
mit dan wel..!?
HfÈÊH... IK WIL EEN
kANPEEE PAPPIE...}
Het is niet waar, dat de doorsnee
Nederlandse man 's avonds op pan
toffels aan de televisie hangt. Het
tweede huis of de caravan, de snel
lere auto, de kleuren-tv of zomaar
overmatige vrijetijdsbesteding jagen
vele mannen (en vaders) zo gauw mo
gelijk na de maaltijd de deur uit.
Moeder moet het maar zien te schik
ken, zij heeft „de televisie". En de
kinderen, wat hebben die? Een vader?
Of een meneer die soms thuis is?
De kleine jongen met pientere ogen en
half gesjord in zijn lichtelijk gehavende,
rijk bemodderdc jack, vers opgestaan uit
een noeste vechtpartij en thuis onmiddel
lijk zijn moeder attaquerend, staat na
tuurlijk in een uitzonderingspositie. Zijn
vader is op de grote vaart en zo'n acht
maanden van huis zijn, is voor hem ge
woonte.
„Moeder, hebben wij ook 'n vader?"
De jongens op school zeiden van nee.
Die hebben allemaal vaders die grote da
den doen: de radio repareren, een konij
nenhok timmeren, hard zingen onder de
douche of een halve boterham in één hap
naar binnen werken. Hij had niks te bie
den. Vereenzelvigde dat vaderschap niet
zo gauw met zijn „Pappie", die hij nu
alweer lang geleden zag cn van wie vage
brieven komen met postzegels voor zijn
grote broer.
„Maar natuurlijk hebben wij een va
der. Pappie toch?"
't Is maar een kindergebeurtenis, die
als anecdote de familie door vliegt. Leuk
om te horen en vertederd om te lachen.
„Dat joch toch!"
Maar wie geeft hem niet alleen de
woorden, doch vooral het begrip, om die
verre vader goed te praten tegenover zijn
turfhoge vriendjes en hun kinderlijke
wreedheid?
Ach, 't is niet zo'n probleem. Op een
dag is Pappie thuis en kijk dan eens, wat
een prachtig uniform... hij zal er zijn
verlepte vriendschappen mee herwinnen.
De goedmaker komt wel.
Als het maar niet zo ver komt. dat een
opgroeiend kind reden heeft, zichzelf af
te vragen: „Hebben wij óók een vader?"
In ons verrukkelijk probleem-land.
waarin wij elkaar betuttelen van de wieg
tot het graf. liefst en masse en keurig in
groepen onderverdeeld (dé kleuters, dé
tieners, dé moderne jongeren, dé veerti
gers, dé bejaarden, de kleine zelfstandi
gen enz.) schieten impopulaire, onver
wachte problemen onverhoeds op.
Eén daarvan: vader, die nooit thuis is.
Die als h(j er is. steevast zegt dat er
„direct moet worden gegeten, omdat hij
meteen weg moet". Hij wel, hij heeft het
over- en over-druk. Of het gezin daarvan
alsjeblieft maar fiks doordrongen wil
zijn.
Huiswerk? Proefwerk? Niet zo lekker
zijn? Huishoudelijke zorgen? Narigheid
op school of met vriendjes, vriendinne
tjes? Kom jongens, nee, vader niet lastig
vallen met die dingen. Niet kibbelen, niet
twisten, nergens over zeuren als vader
even de „cafetaria thuis" binnenloopt om
te eten en weg te wezen.
De man is "geweldig" voor zijn gezin
Hij dóét het toch maar: avond aan avond
staat hij ergens te witten, te behangen,
te schilderen, auto's uit elkaar te halen
te timmeren, wat niet al. Hij verdient er
een prachtige cent bij. Nou ja, als het
allemaal uit dat vijfdaagse loonzakje
huurde grond. Vader zorgt er dan toch
maar voor.
Geen overwerk, dan zijn er wel betaal
de bijbanen voor de avonduren. Geen ge
makkelijk werk, hoor, na je dagtaak nog
zo'n hele avond in touw. Maar ja... jc
moet toch iéts...? Niet zelden worden dc
zaterdag cn dc zondag erbij getrokken.
Vooral, als vader kans ziet iets op ar
tistiek gebied te presteren. Avond aan
avond ergens in het land optreden, voor
verenigingen, op familiefeestjes... een
heel aardige bijverdienste.
Nee, onze vader verdient niet bij, die
geeft zich volop aan het maatschappelijk,
geestelijk of politiek welzijn van dc sa
menleving. Hij vergadert. En ja, als jc
dat zo bekwaam doet, kom je van het
door Phé Wijnbeek
moest komen... gelukkig zijn er nog vrije
zaterdagen om extra flink bij te verdie
nen. Klusjes genoeg, in die doc-het-zelf-
lijd van nu!
En wat héb je er niet voor? Grote tele
visie, wasmachine, autootje voor de deur
cn van de zomer allemaal samen naar
Spanje.
Laat vader niet zo kwiek inct de han
den zijn, dan werkt Jiij wel avond aan
avond ergens de boeken bij. Of hij dient
zijn zaak met een overvloed aan over
werk. 't Spekt allemaal aan.
Dat tweede huisje in 't verschiet, het
moet en zal er komen. Of die caravan,
liefst de hele zomer op een stukje ge-
een in het ander, nietwaar? Wordt je
overal voor gevraagd. Als jc eenmaal een
goeie voorzitter, een knappe penning
meester, een feilloos-zorgende secretaiis
bent., je rolt van 't een in het ander. En
dat kost je je vrije tijd, hoor. Avond aan
avond vergaderen, huisbezoeken doen.
spreekbeurten vervullen, dat slokt je he
lemaal op.
„Moeder, hebben w(j óók een vader?"
„Ja kind, wij hebben een meneer die
het altijd vreselijk druk heeft. Nee. niet
om mee te spelen, niet om mee te praten
over zomaar kinderdingen of problemen
van grote jongens en meisjes. Nu ja, als
het zondag is misschien, maar dan moet
vader toch eens een keer kunnen uitrus
ten... je moet vader maar niet lastigval
len. Van de zomer. hè. als we op vakan
tie gaan, dan
Dan is vader de eerste dagen bek
af. Hij is geprikkeld en voelt zich niet
lekker. Is niet gewend aan het gesnap
van de kleintjes en de koele kritiek
waarmee de groten alles wat zij opmer
ken te lijf gaan. Net als het allemaal wat
beter gaat. zijn de vrije dagen op en.,
rustig nou, vader moet op de weg kun
nen letten!
Hoe moeder haar avonden doorbrengt?
Laten we daarover niet praten. Zij heeft
haar televisie, nietwaar? Zij moet ook de
kinderen op tijd naar bed dirigeren, hel
pen met huiswerk, vrede stichten, als het
goed zit problemen en „school-onrecht
vaardigheden" aanhoren en verklaren.
Val vader maar niet lastig, hg hééft het
al zo druk
Trouwens, profiteert moeder niet in de
eerste plaats méé van wat de extra ver
dienste oplevert? Die kleuren-tv, die
iV&sniachine, die open trap net-als-de-
buren, die caravan of het zomerhuisje?
Zij mag blij zijn met zo'n ijverige man.
Daarom mag zij 's avonds heus wel
alleen zitten, of ook uitgaan en de kinde
ren maar laten otteren, die zijn nu toch
groot genoeg om alleen thuis te zijn. Er
lopen toch altijd vriendjes en vriendin
netjes over de vloer.
Die vrouwen... ze hebben een voorbeel
dig werkende of in het maatschappelijke
leven hooggewaardeerde man. Op een
keer mag ze naast hem zitten met
bloemen op schoot: „En bij de herden
king van dit jubileum danken wij ook
mevrouw, die haar man zo dikwijls aan
zijn werk heeft afgestaan". Ofwel de we
reld stort op 't onverwachtst in elkaar en
de dokter deelt het haar heel voorzichtig
mee: „Zijn hart..."
Die kinderen... ze hebben een hen (ma
terieel) toegewijde vader. Misschien heb
ben ze het geluk dat er gepraat kan wor
den met de vader van een vriendje of 'n
vriendinnetje („Waar zitten die kinderen
toch altyd?") en anders is er wellicht 'n
redelijke jeugdclub. Zo niet, dan valt er
buiten wel ergens rond te hangen („Waar
haalt dat kind die onmogelijke ideeën en
die rare kritiek toch vandaan?"). Op een
keer zeggen ze: „Dag vader, ik ga op een
kamer wonen" (en ze bedanken je nog
nergens voor!!), of ze staan schutterig
aan je misschien wel dodelijk ziekbed en
hebben je niks goeds te zeggen
„Moeder, hebben wij óók een vader?"
„Laten we het hopen, kind, laten we
het hopen. Geld en status is fijn, maar
een vader met een flets, een vader die
kan dammen en ganzenborden en een
biertje drinkt met zijn jongens, Is stuk
ken fijner."