De stille wereld van Floris Verster Singer Museum in Laren ONVERENIGBAAR DEZE WEEK 1 Kanttekening ZATCTDAG 23 JANUARI 19T1 crisis, waarin de kerk zich be- kan alleen gezond blijven wan- wij ervan afzien deze te ver in tot de termen conservatief en ksjressief. Dergelijke aan de politiek •e\ende uitdrukkingen laten zich niet re loos naar het geloof transpone- di, Zij missen daar hun toepasselijk- ci^ omdat het geloof, anders dan de '^inrichting, ons hele wezen raakt, ind, die voor het slapen gaan neer- It en bidt, kan men niet behou- noemen. Men kan alleen zeg- dat hij iets behouden heeft. En iijian, die gewoon in bed stapt, is üjwijt. Het is, meen ik, alleen in dit dat de dialoog gevoerd mag da een van de verscheidene wijze uit ten van Godfried Bomans in zijn boek terzamelde krantestukjes: Beminde gelo- (Amboboeken, Bilthoven. 158 blz., zijn er meteen nog een paar. „Ik dat wie intens wil leven zich een beperking moet opleggen" (bl. 60). intiële twijfel in de zin van radeloos- •er het bestaan heeft men (in de mid- .urven) niet gekend" (79). „Progre,ssivi- a rijgt alleen gestalte tegen de achter- |van verzet" (80). iige conservatieven, zoals Ottaviani. illen de evolutie, juist omdat zij die irijpen" (80). „Zo gezien heeft de een vernieuwer één onmiskenbaar hel: het woord dat hij gesproken heeft, ilotseling als in steen gebeiteld. Het is aan geen erosie meer onderhevig" (86). „De kwaliteit van een vondst is tegelijk zijn on dergang" (98). „Wij leven in zo'n orgie van publiciteit, dat we alies wat geen stem heeft ook als niet bestaand beschouwen" (106). Natuurlijk moet men deze uitspraken in hun context lezen, wil de bedoéling van de auteur goed overkomen. Deze artikeltjes van Bomans richten zich dan ook tot een groot publiek, evenals de Kronkels van Carmiggelt, met dit verschil dat bij Carmiggelt de be schouwing vrijwel in de vertelling opgaat en bij Bomans de vertelling in de beschouwing. Beiden zijn humorist. Beiden kunnen zich uit stekend, al lezend of pratend, voor de tele visie presenteren. Beider humor ligt niet zo ver af van die van Dickens. Bomans richt zich in de eerste plaats tot een rooms-katholieke lezerskring; het lot van zijn kerk ligt hem na aan het hart en protes tanten kunnen bij hem lezen hoezeer dasr problemen aan de orde zijn die met de onze verwantschap vertonen. In dit verband wil Ik onze lezers aanraden toch vooral kennis te nemen van het frisse en originele boekie van Liebje Kuylman-Hoekendijk, Dwarslagen in de christenheld (Bosch Keuning N.V., Baarn, 1969, 108 blz., f 6,25). Het is zonde dat zo'n wij6, charismatisch boekje alweer op de achtergrond schijnt te zijn geraakt. Bomans' humor is soms superieur, maar niet altijd. Op den duur bespeurt men er een zekere techniek achter, een soort methode, b.v. door belachelijke zaken met plechtige woorden te beschrijven. Maar hij blijft altijd voortreffelijk leesbaar en dat komt door zijn belezenheid, ernst, geest en speelse artistici teit. Meer strikt literaire essays geven Willy Roggeman in zijn De kringen van de kink hoorn (Nijgh Van Ditmar, Den Haag, 185 blz f 9,90) en Paul de Wispelaere in diens Paul tegen Paul (zelfde uitgeverij, 172 blz., f 11.-). Men is bij deze beide boeken in een ander klimaat. Hier geen zorgelijke binding aan een kerk met alle consequenties van dien wat levenshouding, onderwerpen en stijl betreft, maar afwijzing van de christelijke re ligie als mythologie en frustratie, zoniet be drog. Bij de Vlamingen leven sterke gevoelens van rancune tegenover de r.k. kerk, die hun jeugd heeft overheerst. Zij biechten hun sexuele gedragingen niet meer bij de pastoor, maar bij de lezer, van wie zij overigens noch absolutie, noch penitentie verwachten. Hun religie zijn literatuur en kunst, en hun .prak tijk der godzaligheid' is het schrijven. Alles draalt, vooral bij De Wispelaere, om de bezigheid en de kunst van het schrijven. Zij willen 'onvoorwaardelijke auteurs' zijn, „wars van elk compromis met wat hen in hun artistieke verzuchtingen en eisen remt of hin dert: instellingen, levensbehoeften, mensen" (De Wisp. bl. 13). Zij zeggen met Kafka: „Ich habe kein lite- rarisches Interesse, sondern bestehe aus Li- teratur" (id. 16). Zij zijn intellectuelen en zo weinig doctrinair, dat zij twijfelen aan hun eigen inzichten (id., vgl. 37). Literatuur is geschreven en bestaat dus louter als taal vorm en literaire constructie (id., 39). Zij ver kiezen de stijl boven de kreet (id., vgl. 41/2). Want zij weten, dat „de taal van een goede tekst altijd meer met zich meevoert dan de auteur zelf weet" (id., 64). De Belg, door zijn tweetaligheid, staat bloot aan de sterke invloeden van de zo rijke Franse literatuur. Men bespeurt die Franse achtergrond in bijna alles wat Vlamingen schrijven, hoezeer zij zich weren tegen de invloed van de „Parijse mandarijnen" (id. 94). Kenmerkend voor hen i8 „het moderne artistieke bewustzijn dat zichzelf als in een spiegel wantrouwig gadeslaat" (id.,134). Willy Roggeman is tevens muzikaal begaafd en dat geeft aan zijn opstellen een andere toon. Men herkent hem tussen haakjes ter stond aan zijn voorkeur voor de term feno type (Phanotyp, term van Gottfried Benn, over wie hij bewonderend schrijft). Ook zijn belangstelling voor Nietzsche heeft te maken met dienst sterk muzikale inslag. Ook Roggeman wordt „gekenmerkt door die bezorgdheid om de expressie die de ge middelde lezer niet opmerkt en door de clan vertegenwoordigers als maniërisme wordt ge brandmerkt" (66). Roggeman gebruikt meer vreemde woor den dan De Wispelaere, die zich als Vlaming afzet tegen gallicismen. Maar verder kunnen hun essays vergeleken worden. Het schrijven is primair, het onderwerp secundair. Vandaar ook dat ik me niet inspan op te sommen waarover zij het allemaal hebben. Want het schrijven is hier bijna doel in zichzelf en door het ontbreken van een duidelijk engage ment Is men niet ver van het oude l'art pour l'art, het estheticisme en de literaire inteelt. Toch zijn het beiden spitse vernuften en knappe stylisten. Niet als Bomans schrijven zij voor een groot publiek, maar voor de klei ne elite van echte literatuurkenners en -lief hebbers. rfteaftgaSSi ALLEN ZULLEN we hebben geleien van de moeilijkheden aan de Utrechtse hartkliniek. waar gebleken was van onverenigbaarheid van karakters tussen enkele medici. Er ware over het verschijnsel van de onver enigbaarheid interessant te filosoferen. Men komt het tegen met betrekking tot bepaalde ambten en functies. Van een aantal daarvan is die onverenigbaarheid zelfs wettelijk vast gelegd. Men kan bijvoorbeeld niet tegelijk Kamerlid zijn èn bepaalde in de Grondwet genoemde ambten bekleden. Enige tijd geleden is er nogal over gedebat teerd, of een Kamerlid tegelijk adviseur kan zijn van een onderneming, met name wan neer deze onderneming in een situatie van afhankelijkheid van de overheid komt te verkeren. Hier en elders kan dan de zui verheid binnen de verhoudingen in het ge ding komen. Als het goed is, voelt men die onverenigbaar heid ook wel aan. En in gevallen van twij fel verdient het aanbeveling ook de schijn van onzuivere verhoudingen te vermijden. UIT mijn eigen leven herinner ik me het vol gende. Tijdens de bezetting had ik me laten inschrijven als advocaat en procureur. Er was geen krant meer, althans de onze niet, en het schoot me te binnen dat ik nog rech ten had gestudeerd. Na de bevrijding weer aan de krant gekomen, heb ik toen terstond die advocatuur weer losgelaten; ze was ook onverenigbaar met de journalistiek. Het is geen verdienste, wanneer men zoiets aanvoelt. Maar voor wie daarmee enige moeite hebben, kunnen wettelijke voor schriften een nuttige werking hebben. Al kunnen die ook niet alles opvangen en zal ook buitendien de noodzaak blijven bestaan de verhoudingen zuiver te houden. Moeilijker ligt het met de problemen die zich kunnen voordoen in het persoonlijke vlak. Ook daar kan sprake zijn van onverenig baarheid, in de zin van elkaar niet kunnen verdragen. „Incompatibilité des humeur»", zo noemen we dat, met enige etalering van ken nis der Franse taal. Al dan niet in het Frans uitgedrukt, het komt er op neer dat men elkaar niet verstaat. DIT VERSCHIJNSEL kan zich in een veelheid van situaties voordoen. Ook in de weten schap. waar nogal wat voetstukjet plegen te zijn. En niet in de laatste plaats binnen de medische wetenschap, want aan de me dicus zijn in het algemeen reeds zekere in dividualistische trekken niet vreemd. Arbiters zullen bij het onderzoek van dan rij zende conflicten uiteraard wel enige be dachtzaamheid dienen te betrachten met de norm van het elkaar niet kunnen verdra gen. Het is immers een norm met enige aantrekkelijkheid, die zich vrij gemakkelijk laat toepassen. Maar waarom zou die norm niet ook enige mate van toepasbaarheid hebben? Een moeilijkheid is bij ons wellicht, dat con flicten van deze aard zich altijd voordoen binnen de kleine gemeenschap die wij ln Nederland nu eenmaal met elkaar vormen. Die schaalverkleining als ik het zo eens noemen mag heeft bijvoorbeeld ook ge volgen voor de publiciteit. Wie op het ge bied van de publiciteit werkzaam zijn zul len allicht een ruime openbaarheid voor staan. Ik beweer ook niet, dat die beslist schadelijk moet zijn. Alleen, men moet in zijn overwegingen altijd wel betrekken, dat kenbaarheid bij ons vrijwel steeds gelijk pleegt te zijn aan algeméne kenbaarheid. In een groot land als bijvoorbeeld Amerika ligt dat heel wat gemakkelijker. DE ONTDEKKING van mensen die veel met elkaar van doen hebben, die veel met el kaar te maken hebben, dat ze elkaar toch niet kunnen verdragen, zal altijd wel een pijnlijke en tragische zijn en een oorzaak van veel verdriet. Soms komt zulk een situatie schril aan de dag. Maar wie peilt de niet bekende frus tratie? Wetten helpen hier niet. Blijkbaar helpen ook weten en wetenschap hier niet altijd, maar is het een van de problemen die de samenleving stelt, wil die samenleving werkelijk samen-lcving zijn. De Utrechtse hoogleraar heeft, zo hebben we kunnen lezen, deze week de wijsheid opge bracht van het offer. Zijn besluit verdient de aanduiding „eervol" dan ook niet minder dan het eervolle van het ontslag waarom hij nu heeft verzocht. Want de leefbaarheid van de samenleving Is iets wat wij mensen met elkaar hebben te verwerkelijken. Soms door een daad die die naam verdient. DIEMER Geheel links: „Eucalyptus" (waskrijt) uit 1896, onder invloed van de toentertijd heersende Jugendstil. Boven de kop: Het zgn. „Verjaardags boeketje" een schilderijtje uit 1918. Wie, als randstedeling, vergeten mocht zijn hoe prachtig een goed aangelegde en onderhouden tuin er in de winter bij kan liggen, doet er goed aan Laren eens tot het doel van een uit stapje te maken. Ligt er bovendien wat sneeuw, zoals bij ons bezoek aan het Singer Museum, dan is het sprookje eerst recht compleet. Maar zelfs in het andere geval, betekent zowel tuin als de gehele verdere entourage, een royale toegift op hetgeen het eigenlijke doel van uw bezoek zal zijn: het bewonderen van een retrospectieve gewijd aan het werk van Floris Verster. st^zeldzame gelegenheid, want dc en van Verster is vandaag niet „in". Men kan er dan ook ge- i> zijn, niet door dichte drom- rei de weg te worden gelopen bij altng over de tentoonstelling. e lali in Boymans of kort daar- p joya in het Haagse Maurits- "'eeft bezocht, is het wel anders "jü. Maar daarvoor was dan ook rodelomvattend bedrijf van de 5njteitsmedia op hoogspanning nt en het moet worden gezegd eclatant succes. En omdat het m Museum natuurlijk niet over dsen beschikt om luidkeels den kond te doen, dat daar (t/m de wondere stille we- "n Verster te „ondergaan" valt. er relatief maar een handjevol gevers of af komen. de valt er dan allemaal aan het van een dergelijk eminent „Ilhaar te beleven? Weinig en al- ïinig, wanneer men b.v. denkt n heroïsche, zeg maar „bruta- lïm van kunst a la Dali; alles. ïr men de moeite neemt zich itarillen leven in de uitingen van trovert, wat zonderling mens. iens op wie men graag een gner als „weltfremd" toepast, ort mens ook, om wie men, lhalve met een boog heen >mdat er uiterlijk zo weinig ulairs aan waar te nemen n spectaculair rhoet het tegen- g vooral zijn anders deugt het aan degenen die zijn ingesteld rster, zij die een dergelijke walplatieve aard bezitten, er in srI£l niet onder gebukt, want in dit precies wat ze zoeken. De de eerste plaats, van de be- Bid van het eigen huis, de arfrinS van geliefden en een elijkgestemde intimi"; meer aar beslist ook niet minder. In ngeving vinden ze hun kli- chieten ze wortel en komen ppt het geval waar het hier om |t hun grootste bloei en pres- Verster nu? Gevat in het keurslijf van een beknopte biografie: een zoon van welgestelde ouders. Zijn vader F. A. Verster van Wul- verhorst, was rentmeester van het Hoogheemraadschap Rijnland. Zijn moeder heette Van Kaathoven. In dit gezin kwam hij op 9 juni 1861 ter wereld. Geboorteplaats Leiden, Daar en vrijwel daar alleen, zal zich zijn leven voltrekken. In 1927 neemt het een einde. In de hier tussen liggende ruim 65 jaren is het allemaal tot stand gekomen, is het allemaal gebetird. Op z'n veer- :iende ging hij het vak leren bij C. H. 'Bos in Leiden (wie kent hem nog?), een paar jaar later ziet men hem al leerling van Breitner op het Leidse „Ars Aemula"" vervolgens korte tijd lessen aan de Haagse aca demie. dan nog een kijkje op de le kenschool St. Josse ten Noode in België, onder A. M. Bouson en dan. inmiddels is hij de dertig gepasseerd, zijn huwelijk met Jenny Kamerlingn Onnes, een zuster van de bekende schilder. Het jonge paar gaat zich op het landgoed „Groenoord" vestigen, na een huwelijksreis die, als we het wel hebben, (want we citeren uit het ge heugen en via mondelinge overleve ring) voert naar Tirol. De jonge brui degom had zich natuurlijk uitgebreid van schilder- en tekengerei voorzien, maar hij vond het er zo afschuwelijk lelijk en zo gespeend van alle artisti citeit, dat hij er geen lijn op papier leeft kunnen zetten. Winst kwam er =chter toch uit, want hij kreeg van ie hotelhouder drie vertind ijzeren ïannen ten geschenke, waar de man nelijke hotelgasten 's morgens hun scheerwater in kregen. Eenmaal thuis op „Groenoord' maakte de kunstenaar er het stille ven van dat de wereld in zou gaan onder de titel „Blikke.i kannen 1905' Zoals men ziet liet hij er eerst der tien jaar overheen gaan, eer hij die simpele voorwerpen tot zijn geeste lijk eigendom had gemaakt op de manier, die hij verantwoord vond om ze aan te pakken, om ze te lijf te durven gaan. De verwantschap met de kunste naars uit het verre Oosten is hier wel evident en zulke voorvallen ver tellen toch ook wel iets over de per soon van de schilder. Dit doet trou wens zijn collega Kees Verwey op uitgebreider en voortreffelijker wijze in een inleiding die de catalogus ver gezelt. Men kan er o.a. in lezen, hoe graag hij als jongeman de toen al gearri veerde Verster zou hebben willen ontmoeten. Het is er nooit van geko men; de goede introductie-papieren ten spijt, die zijn oom Albert Ver wey, de dichter, hem krachtens zijn vriendschap met de schilder, had kunnen leveren. Maar toen Kees Verwey, zijn moeder vroeg z'n harte- wens bij zijn oom (haar zwager dus) kracht bij te zetten, kreeg hij ten woord: „Als je dat zou willen, kun je nog eerder audiëntie bij (Hare Majes teit de Koningin aanvragen". Zo lagen de zaken bij Verster. Hij moest schilderen en niets ander* dan dat. Hij wenste niet afgeleid te Wor den. Hij werd daardoor en daarom de kluizenaar van „Groneoord". Wie er buiten Albert Verwey om wel veelvuldig over de vloer kwam. was Bremmer. De onvolprezen H. P. Breminer, die niet alleen de mensen op alle mogelijke manieven kunstbe grip trachtte bij te brengen, maar die ook de kunstenaars die dat waard waren tenminste tot in het oneindige stimuleerde en pousseerde. Het was Bremmer ook, die Verster tot het werken met waskrijt heeft aangezet. Dat ging dan als volgt. „Zeg Floris, jij zit nou vanuit je huis op die foeilelijke varkensstallen aan de overkant te kijken, maar nu moet je eens door de haren van je ogen kijken joh. zie je dat het compleet een Japanse prent van het zuiverste water is? Daar moet je nou eens een mooi ding van gaan maken, dan ben je pas een vent!" Verster volgde dan zo'n raad op en wij als „nageslacht" hebben er nog ons diep behagen aan. Het won der. dat alleen de kunstenaar maar vermag tot stand te brengen, het stille kleine, maar in wezen o zo gro te wonder. Het valt hier bij „Singer" allemaal nog eens na te trekken, tenminste als de bezoeker de grote onnavolgbare kunst van Verster. tot zich wil laten spreken. Is de bezoeker eenmaal zover, heeft hij zich „opengesteld", dan eerst deelt hij volop in de vreugde van de maker van al dit schoons. Dan kan hij zich hem. met geringe verbeelding, voorstellen hoe Verster daar met ingehouden adem over doek of papier gebogen zat, omgeven door de stilte van zijn huis. werkend aan zijn waskrijttekeningen. die met eindeloos geduld, maar met een nooit aflatende spanning aan het blad werden toevertrouwd. Of men kan begrijpen, hoe hij in een staat van euphorie geraakte als hij de '„verjaardagsstukjes" schil derde, die zijn vrouw uit eenvoudige bloemetjes uit eigen tuin, bij feeste lijke gelegenheden op een boterham- bordje componeerde." Maar ook kan men hem gadeslaan als het vuur als een hoog oplaaiende vlam uit deze stille man omhoog schoot, wanneer hij in zijn kelder lege, onaanzienlijke flessen in de bij na schroeiende gloed van zijn rijk geschakeerd palet zette. Ook het absorptievermogen van de bezoeker kent zijn grenzen, maar wie bij een kopje thee in het restau rant weer wat krachten heeft verza meld, moet zeker nog even teruggaan naar de tentoonstelling, al was het maar om tc kijken hoe getalenteerd Verster als heel jong kind al, teken de of weer heel wat anders om dat prachtige doorleefde portret eens te bewonderen dat hij in 1914 van Jan Verwey maakte. Zo'n portret nu en hoe jammer is het, dat de huidige eigenaar het niet eens door een bekwaam restau rateur wat laat opknappen! be* hoort tot het mooiste wat er in onze eeuw oo dit gebied is voortgebracht. Nu op de valreep nog eent „jammer": jammer namelijk, dat de wanden in de Singerzalen zo'n af breuk doende „slechte" kleur hebben t.a.v. de schilderijen die er tegen uit moeten komen. Dubbel jammer, dat zij zo'n brokkelige, onnodig slordige structuur vertonen. Kwestie van sub sidie misschien? Laat het uw genot echter niet in de weg staan. Wat het einde van Floris Verste? betreft: hij liet zich. onder de drei ging, dat hij ot> stel eq sprong zijn zo geliefd „Groenoord" moest verlaten omdat de Gemeente Leiden er andere plannen mee had, in zijn tuin van het gladde bruggetje glijden. Op 21' januari van rie koude winter van 1927, vond men zijn kleine gestalte in de vijver. En bittere ironie van het lot, eerst in de jaren zestig werd de duistere dreiging een feit en maakte men van „Groenoord" een sporthal en een kermisterrein! DE LANGE, lange januarimaand schiet al op, en sommigen proe ven al wat van het voorjaar, de optimisten. Winter is het nog op de buis, waar ook dit weekeind de heren van Heerenveen hun verbijsterend snelle ronden draai en. In Davos werden 37 persoon lijke records en zes wereldre cords gevestigd, en dat belooft wat. De kop is eraf, en de lente werpt zijn schaduwen vooruit, om het ook eens wat wonderlijk te zeggen. De lente met volkstelling en verkiezingen, en dus allerlei mogelijke onrust. Rotterdam vreest een chaos met de telling o.a. vanwege het voorschrift, de formulieren Ie stoppen; Den Haag en andere gemeenten adverteren om tellers: in Limburg vieren ze eind fe bruari liever carnaval. Het NVV noemt de volkstelling nuttig en nodig. En wat de politiek betreft: GNV-voorzitter Lanser pleit voor een kabinet van confessionele partijen met PvdA; mét Kloos vraagt ook Mansholt om een an dere houding van de socialisten Heel de Apeldoornse PvdA- raadsfractie stapt over naar DS'70 van Drees Jr. De regering zegt meer hulp aan Oost-Groningen toe, daartoe aangespoord door een motie van de regeringspartijen plus Q'68. De Kamer voelt niet voor twee verkiezingen achter elkaar. Het passief kiesrecht gaat gelden voor meerderjarigen. De post zal nog jaren worden thuisbezorgd. De Kamer hoort toe, hoe belang hebbenden zich verzetten tegen een vijfde landingsbaan op Schiphol. Minister Veringa moet voorlo pig zijn collega Klompé vervan gen, die in het ziekenhuis ligt met een gebroken heup. De Utrechtse hartchirurg legt het hoofd in de schoot en vraagt eer vol ontslag na alle gerezen con flicten. Milde vonnissen voor de Ambonezen die de aanslag In Wassenaar pleegden nieuwe ongerustheid over de strijd in Cambodja, na een aanval (van de Vietcong?) op het vlieg veld van Phnom Penh. Een Egyp tisch vredesplan bij de VN. De Westduitse ambassadeur Bucher door guerilla's in Brazilië vrijgela ten. Erasmusprijs voor de grote Franse componist Messiaen. Nieuwe onrust in de Poolse ha venstad Gdansk. Een vliegongeluk in Zuid- Frankrijk, waarbij 21 militairen en atoomdeskundigen het leven ver liezen. De Britse premier Heath waarschuwt de gemenebestconfe rentie voor de Russische vloot In de Indische oceaan. Poststaking in Engeland brengt grote drukte teweeg «P SehJpM en andere luchthavens, nu allerlei koeriers de PTT gaan vervangen. Het planbureau voorziet ook voor de komende Jaren overbs steding. Er komen minder klach ten over hogere prijzen dan vorig iaar bij de invoering van de BTW. Tabak en drank worden duurder. Nieuwe onrust dreigt in de me taal in Rijnmond. Bij Stork-Hen- sen moeten 250 man weg, maar ze zullen wel overal elders werk kunnen vinden. In land- en tuin bouw moet de f 400 worden be taald. Nederland kan zijn ei niet meer kwijt, want geen kip In de EEG wil het hebben, uh vrees voor besmetting met pseudo-vo- gelpeet. GEZEGD Wanneer we het er met elkaar voor over hadden één jaar af te zien van een reële inkomensver betering, wat zou er dan niet al lemaal kunnen gebeuren? Dan zouden de AOW- en de AWW- pensioenen in één keer op het niveau van het minimumloon kun nen worden gebracht. Dan zou den de oud-interimtrekkers in één keer een uitkering kunnen ont vangen, berekend naar hun vroe gere inkomen. Dan zouden de zelfstandigen, die zich thans nog zonder enige voorziening met hun bedrijfje moeizaam voortslepen, kunnen worden geholpen... (Mi nister Roolvlnk)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1971 | | pagina 17