De stille wereld van Floris Verster
Singer
Museum
in Laren
ONVERENIGBAAR
DEZE
WEEK
1
Kanttekening
ZATCTDAG 23 JANUARI 19T1
crisis, waarin de kerk zich be-
kan alleen gezond blijven wan-
wij ervan afzien deze te ver
in tot de termen conservatief en
ksjressief. Dergelijke aan de politiek
•e\ende uitdrukkingen laten zich niet
re loos naar het geloof transpone-
di, Zij missen daar hun toepasselijk-
ci^ omdat het geloof, anders dan de
'^inrichting, ons hele wezen raakt,
ind, die voor het slapen gaan neer-
It en bidt, kan men niet behou-
noemen. Men kan alleen zeg-
dat hij iets behouden heeft. En
iijian, die gewoon in bed stapt, is
üjwijt. Het is, meen ik, alleen in dit
dat de dialoog gevoerd mag
da
een van de verscheidene wijze uit
ten van Godfried Bomans in zijn boek
terzamelde krantestukjes: Beminde gelo-
(Amboboeken, Bilthoven. 158 blz.,
zijn er meteen nog een paar. „Ik
dat wie intens wil leven zich een
beperking moet opleggen" (bl. 60).
intiële twijfel in de zin van radeloos-
•er het bestaan heeft men (in de mid-
.urven) niet gekend" (79). „Progre,ssivi-
a rijgt alleen gestalte tegen de achter-
|van verzet" (80).
iige conservatieven, zoals Ottaviani.
illen de evolutie, juist omdat zij die
irijpen" (80). „Zo gezien heeft de
een vernieuwer één onmiskenbaar
hel: het woord dat hij gesproken heeft,
ilotseling als in steen gebeiteld. Het is
aan geen erosie meer onderhevig" (86). „De
kwaliteit van een vondst is tegelijk zijn on
dergang" (98). „Wij leven in zo'n orgie van
publiciteit, dat we alies wat geen stem heeft
ook als niet bestaand beschouwen" (106).
Natuurlijk moet men deze uitspraken in
hun context lezen, wil de bedoéling van de
auteur goed overkomen. Deze artikeltjes van
Bomans richten zich dan ook tot een groot
publiek, evenals de Kronkels van Carmiggelt,
met dit verschil dat bij Carmiggelt de be
schouwing vrijwel in de vertelling opgaat en
bij Bomans de vertelling in de beschouwing.
Beiden zijn humorist. Beiden kunnen zich uit
stekend, al lezend of pratend, voor de tele
visie presenteren. Beider humor ligt niet zo
ver af van die van Dickens.
Bomans richt zich in de eerste plaats tot
een rooms-katholieke lezerskring; het lot van
zijn kerk ligt hem na aan het hart en protes
tanten kunnen bij hem lezen hoezeer dasr
problemen aan de orde zijn die met de onze
verwantschap vertonen. In dit verband wil Ik
onze lezers aanraden toch vooral kennis te
nemen van het frisse en originele boekie van
Liebje Kuylman-Hoekendijk, Dwarslagen in
de christenheld (Bosch Keuning N.V.,
Baarn, 1969, 108 blz., f 6,25). Het is zonde
dat zo'n wij6, charismatisch boekje alweer op
de achtergrond schijnt te zijn geraakt.
Bomans' humor is soms superieur, maar
niet altijd. Op den duur bespeurt men er een
zekere techniek achter, een soort methode,
b.v. door belachelijke zaken met plechtige
woorden te beschrijven. Maar hij blijft altijd
voortreffelijk leesbaar en dat komt door zijn
belezenheid, ernst, geest en speelse artistici
teit.
Meer strikt literaire essays geven Willy
Roggeman in zijn De kringen van de kink
hoorn (Nijgh Van Ditmar, Den Haag, 185
blz f 9,90) en Paul de Wispelaere in diens
Paul tegen Paul (zelfde uitgeverij, 172 blz.,
f 11.-). Men is bij deze beide boeken in een
ander klimaat. Hier geen zorgelijke binding
aan een kerk met alle consequenties van
dien wat levenshouding, onderwerpen en stijl
betreft, maar afwijzing van de christelijke re
ligie als mythologie en frustratie, zoniet be
drog.
Bij de Vlamingen leven sterke gevoelens
van rancune tegenover de r.k. kerk, die hun
jeugd heeft overheerst. Zij biechten hun
sexuele gedragingen niet meer bij de pastoor,
maar bij de lezer, van wie zij overigens noch
absolutie, noch penitentie verwachten. Hun
religie zijn literatuur en kunst, en hun .prak
tijk der godzaligheid' is het schrijven.
Alles draalt, vooral bij De Wispelaere, om
de bezigheid en de kunst van het schrijven.
Zij willen 'onvoorwaardelijke auteurs' zijn,
„wars van elk compromis met wat hen in hun
artistieke verzuchtingen en eisen remt of hin
dert: instellingen, levensbehoeften, mensen"
(De Wisp. bl. 13).
Zij zeggen met Kafka: „Ich habe kein lite-
rarisches Interesse, sondern bestehe aus Li-
teratur" (id. 16). Zij zijn intellectuelen en zo
weinig doctrinair, dat zij twijfelen aan hun
eigen inzichten (id., vgl. 37). Literatuur is
geschreven en bestaat dus louter als taal
vorm en literaire constructie (id., 39). Zij ver
kiezen de stijl boven de kreet (id., vgl. 41/2).
Want zij weten, dat „de taal van een goede
tekst altijd meer met zich meevoert dan de
auteur zelf weet" (id., 64).
De Belg, door zijn tweetaligheid, staat
bloot aan de sterke invloeden van de zo rijke
Franse literatuur. Men bespeurt die Franse
achtergrond in bijna alles wat Vlamingen
schrijven, hoezeer zij zich weren tegen de
invloed van de „Parijse mandarijnen" (id.
94). Kenmerkend voor hen i8 „het moderne
artistieke bewustzijn dat zichzelf als in een
spiegel wantrouwig gadeslaat" (id.,134).
Willy Roggeman is tevens muzikaal begaafd
en dat geeft aan zijn opstellen een andere
toon. Men herkent hem tussen haakjes ter
stond aan zijn voorkeur voor de term feno
type (Phanotyp, term van Gottfried Benn,
over wie hij bewonderend schrijft). Ook zijn
belangstelling voor Nietzsche heeft te maken
met dienst sterk muzikale inslag.
Ook Roggeman wordt „gekenmerkt door
die bezorgdheid om de expressie die de ge
middelde lezer niet opmerkt en door de clan
vertegenwoordigers als maniërisme wordt ge
brandmerkt" (66).
Roggeman gebruikt meer vreemde woor
den dan De Wispelaere, die zich als Vlaming
afzet tegen gallicismen. Maar verder kunnen
hun essays vergeleken worden. Het schrijven
is primair, het onderwerp secundair. Vandaar
ook dat ik me niet inspan op te sommen
waarover zij het allemaal hebben. Want het
schrijven is hier bijna doel in zichzelf en
door het ontbreken van een duidelijk engage
ment Is men niet ver van het oude l'art pour
l'art, het estheticisme en de literaire inteelt.
Toch zijn het beiden spitse vernuften en
knappe stylisten. Niet als Bomans schrijven
zij voor een groot publiek, maar voor de klei
ne elite van echte literatuurkenners en -lief
hebbers.
rfteaftgaSSi
ALLEN ZULLEN we hebben geleien van de
moeilijkheden aan de Utrechtse hartkliniek.
waar gebleken was van onverenigbaarheid
van karakters tussen enkele medici.
Er ware over het verschijnsel van de onver
enigbaarheid interessant te filosoferen. Men
komt het tegen met betrekking tot bepaalde
ambten en functies. Van een aantal daarvan
is die onverenigbaarheid zelfs wettelijk vast
gelegd. Men kan bijvoorbeeld niet tegelijk
Kamerlid zijn èn bepaalde in de Grondwet
genoemde ambten bekleden.
Enige tijd geleden is er nogal over gedebat
teerd, of een Kamerlid tegelijk adviseur kan
zijn van een onderneming, met name wan
neer deze onderneming in een situatie van
afhankelijkheid van de overheid komt te
verkeren. Hier en elders kan dan de zui
verheid binnen de verhoudingen in het ge
ding komen.
Als het goed is, voelt men die onverenigbaar
heid ook wel aan. En in gevallen van twij
fel verdient het aanbeveling ook de schijn
van onzuivere verhoudingen te vermijden.
UIT mijn eigen leven herinner ik me het vol
gende. Tijdens de bezetting had ik me laten
inschrijven als advocaat en procureur. Er
was geen krant meer, althans de onze niet,
en het schoot me te binnen dat ik nog rech
ten had gestudeerd.
Na de bevrijding weer aan de krant gekomen,
heb ik toen terstond die advocatuur weer
losgelaten; ze was ook onverenigbaar met
de journalistiek.
Het is geen verdienste, wanneer men zoiets
aanvoelt. Maar voor wie daarmee enige
moeite hebben, kunnen wettelijke voor
schriften een nuttige werking hebben. Al
kunnen die ook niet alles opvangen en zal
ook buitendien de noodzaak blijven bestaan
de verhoudingen zuiver te houden.
Moeilijker ligt het met de problemen die zich
kunnen voordoen in het persoonlijke vlak.
Ook daar kan sprake zijn van onverenig
baarheid, in de zin van elkaar niet kunnen
verdragen. „Incompatibilité des humeur»", zo
noemen we dat, met enige etalering van ken
nis der Franse taal.
Al dan niet in het Frans uitgedrukt, het komt
er op neer dat men elkaar niet verstaat.
DIT VERSCHIJNSEL kan zich in een veelheid
van situaties voordoen. Ook in de weten
schap. waar nogal wat voetstukjet plegen
te zijn. En niet in de laatste plaats binnen
de medische wetenschap, want aan de me
dicus zijn in het algemeen reeds zekere in
dividualistische trekken niet vreemd.
Arbiters zullen bij het onderzoek van dan rij
zende conflicten uiteraard wel enige be
dachtzaamheid dienen te betrachten met de
norm van het elkaar niet kunnen verdra
gen. Het is immers een norm met enige
aantrekkelijkheid, die zich vrij gemakkelijk
laat toepassen. Maar waarom zou die norm
niet ook enige mate van toepasbaarheid
hebben?
Een moeilijkheid is bij ons wellicht, dat con
flicten van deze aard zich altijd voordoen
binnen de kleine gemeenschap die wij ln
Nederland nu eenmaal met elkaar vormen.
Die schaalverkleining als ik het zo eens
noemen mag heeft bijvoorbeeld ook ge
volgen voor de publiciteit. Wie op het ge
bied van de publiciteit werkzaam zijn zul
len allicht een ruime openbaarheid voor
staan. Ik beweer ook niet, dat die beslist
schadelijk moet zijn. Alleen, men moet in
zijn overwegingen altijd wel betrekken, dat
kenbaarheid bij ons vrijwel steeds gelijk
pleegt te zijn aan algeméne kenbaarheid. In
een groot land als bijvoorbeeld Amerika ligt
dat heel wat gemakkelijker.
DE ONTDEKKING van mensen die veel met
elkaar van doen hebben, die veel met el
kaar te maken hebben, dat ze elkaar toch
niet kunnen verdragen, zal altijd wel een
pijnlijke en tragische zijn en een oorzaak
van veel verdriet.
Soms komt zulk een situatie schril aan de
dag. Maar wie peilt de niet bekende frus
tratie? Wetten helpen hier niet. Blijkbaar
helpen ook weten en wetenschap hier niet
altijd, maar is het een van de problemen die
de samenleving stelt, wil die samenleving
werkelijk samen-lcving zijn.
De Utrechtse hoogleraar heeft, zo hebben we
kunnen lezen, deze week de wijsheid opge
bracht van het offer. Zijn besluit verdient
de aanduiding „eervol" dan ook niet minder
dan het eervolle van het ontslag waarom hij
nu heeft verzocht.
Want de leefbaarheid van de samenleving Is
iets wat wij mensen met elkaar hebben te
verwerkelijken. Soms door een daad die die
naam verdient.
DIEMER
Geheel links: „Eucalyptus" (waskrijt) uit 1896, onder invloed van de
toentertijd heersende Jugendstil. Boven de kop: Het zgn. „Verjaardags
boeketje" een schilderijtje uit 1918.
Wie, als randstedeling, vergeten mocht zijn hoe prachtig een goed aangelegde en onderhouden
tuin er in de winter bij kan liggen, doet er goed aan Laren eens tot het doel van een uit
stapje te maken. Ligt er bovendien wat sneeuw, zoals bij ons bezoek aan het Singer Museum,
dan is het sprookje eerst recht compleet. Maar zelfs in het andere geval, betekent zowel tuin
als de gehele verdere entourage, een royale toegift op hetgeen het eigenlijke doel van
uw bezoek zal zijn: het bewonderen van een retrospectieve gewijd aan het werk van Floris
Verster.
st^zeldzame gelegenheid, want dc
en van Verster is vandaag niet
„in". Men kan er dan ook ge-
i> zijn, niet door dichte drom-
rei de weg te worden gelopen bij
altng over de tentoonstelling.
e lali in Boymans of kort daar-
p joya in het Haagse Maurits-
"'eeft bezocht, is het wel anders
"jü. Maar daarvoor was dan ook
rodelomvattend bedrijf van de
5njteitsmedia op hoogspanning
nt en het moet worden gezegd
eclatant succes. En omdat het
m Museum natuurlijk niet over
dsen beschikt om luidkeels den
kond te doen, dat daar (t/m
de wondere stille we-
"n Verster te „ondergaan" valt.
er relatief maar een handjevol
gevers of af komen.
de valt er dan allemaal aan het
van een dergelijk eminent
„Ilhaar te beleven? Weinig en al-
ïinig, wanneer men b.v. denkt
n heroïsche, zeg maar „bruta-
lïm van kunst a la Dali; alles.
ïr men de moeite neemt zich
itarillen leven in de uitingen van
trovert, wat zonderling mens.
iens op wie men graag een
gner als „weltfremd" toepast,
ort mens ook, om wie men,
lhalve met een boog heen
>mdat er uiterlijk zo weinig
ulairs aan waar te nemen
n spectaculair rhoet het tegen-
g vooral zijn anders deugt het
aan degenen die zijn ingesteld
rster, zij die een dergelijke
walplatieve aard bezitten, er in
srI£l niet onder gebukt, want in
dit precies wat ze zoeken. De
de eerste plaats, van de be-
Bid van het eigen huis, de
arfrinS van geliefden en een
elijkgestemde intimi"; meer
aar beslist ook niet minder. In
ngeving vinden ze hun kli-
chieten ze wortel en komen
ppt het geval waar het hier om
|t hun grootste bloei en pres-
Verster nu? Gevat in het
keurslijf van een beknopte biografie:
een zoon van welgestelde ouders.
Zijn vader F. A. Verster van Wul-
verhorst, was rentmeester van het
Hoogheemraadschap Rijnland. Zijn
moeder heette Van Kaathoven. In dit
gezin kwam hij op 9 juni 1861 ter
wereld. Geboorteplaats Leiden, Daar
en vrijwel daar alleen, zal zich zijn
leven voltrekken.
In 1927 neemt het een einde. In de
hier tussen liggende ruim 65 jaren is
het allemaal tot stand gekomen, is
het allemaal gebetird. Op z'n veer-
:iende ging hij het vak leren bij C.
H. 'Bos in Leiden (wie kent hem
nog?), een paar jaar later ziet men
hem al leerling van Breitner op het
Leidse „Ars Aemula"" vervolgens
korte tijd lessen aan de Haagse aca
demie. dan nog een kijkje op de le
kenschool St. Josse ten Noode in
België, onder A. M. Bouson en dan.
inmiddels is hij de dertig gepasseerd,
zijn huwelijk met Jenny Kamerlingn
Onnes, een zuster van de bekende
schilder.
Het jonge paar gaat zich op het
landgoed „Groenoord" vestigen, na
een huwelijksreis die, als we het wel
hebben, (want we citeren uit het ge
heugen en via mondelinge overleve
ring) voert naar Tirol. De jonge brui
degom had zich natuurlijk uitgebreid
van schilder- en tekengerei voorzien,
maar hij vond het er zo afschuwelijk
lelijk en zo gespeend van alle artisti
citeit, dat hij er geen lijn op papier
leeft kunnen zetten. Winst kwam er
=chter toch uit, want hij kreeg van
ie hotelhouder drie vertind ijzeren
ïannen ten geschenke, waar de man
nelijke hotelgasten 's morgens hun
scheerwater in kregen.
Eenmaal thuis op „Groenoord'
maakte de kunstenaar er het stille
ven van dat de wereld in zou gaan
onder de titel „Blikke.i kannen 1905'
Zoals men ziet liet hij er eerst der
tien jaar overheen gaan, eer hij die
simpele voorwerpen tot zijn geeste
lijk eigendom had gemaakt op de
manier, die hij verantwoord vond om
ze aan te pakken, om ze te lijf te
durven gaan.
De verwantschap met de kunste
naars uit het verre Oosten is hier
wel evident en zulke voorvallen ver
tellen toch ook wel iets over de per
soon van de schilder. Dit doet trou
wens zijn collega Kees Verwey op
uitgebreider en voortreffelijker wijze
in een inleiding die de catalogus ver
gezelt.
Men kan er o.a. in lezen, hoe graag
hij als jongeman de toen al gearri
veerde Verster zou hebben willen
ontmoeten. Het is er nooit van geko
men; de goede introductie-papieren
ten spijt, die zijn oom Albert Ver
wey, de dichter, hem krachtens zijn
vriendschap met de schilder, had
kunnen leveren. Maar toen Kees
Verwey, zijn moeder vroeg z'n harte-
wens bij zijn oom (haar zwager dus)
kracht bij te zetten, kreeg hij ten
woord: „Als je dat zou willen, kun je
nog eerder audiëntie bij (Hare Majes
teit de Koningin aanvragen".
Zo lagen de zaken bij Verster. Hij
moest schilderen en niets ander* dan
dat. Hij wenste niet afgeleid te Wor
den. Hij werd daardoor en daarom
de kluizenaar van „Groneoord".
Wie er buiten Albert Verwey om
wel veelvuldig over de vloer kwam.
was Bremmer. De onvolprezen H. P.
Breminer, die niet alleen de mensen
op alle mogelijke manieven kunstbe
grip trachtte bij te brengen, maar
die ook de kunstenaars die dat
waard waren tenminste tot in het
oneindige stimuleerde en pousseerde.
Het was Bremmer ook, die Verster
tot het werken met waskrijt heeft
aangezet. Dat ging dan als volgt.
„Zeg Floris, jij zit nou vanuit je huis
op die foeilelijke varkensstallen aan
de overkant te kijken, maar nu moet
je eens door de haren van je ogen
kijken joh. zie je dat het compleet
een Japanse prent van het zuiverste
water is? Daar moet je nou eens een
mooi ding van gaan maken, dan ben
je pas een vent!"
Verster volgde dan zo'n raad op en
wij als „nageslacht" hebben er
nog ons diep behagen aan. Het won
der. dat alleen de kunstenaar maar
vermag tot stand te brengen, het
stille kleine, maar in wezen o zo gro
te wonder.
Het valt hier bij „Singer" allemaal
nog eens na te trekken, tenminste als
de bezoeker de grote onnavolgbare
kunst van Verster. tot zich wil laten
spreken.
Is de bezoeker eenmaal zover,
heeft hij zich „opengesteld", dan
eerst deelt hij volop in de vreugde
van de maker van al dit schoons.
Dan kan hij zich hem. met geringe
verbeelding, voorstellen hoe Verster
daar met ingehouden adem over
doek of papier gebogen zat, omgeven
door de stilte van zijn huis. werkend
aan zijn waskrijttekeningen. die met
eindeloos geduld, maar met een nooit
aflatende spanning aan het blad
werden toevertrouwd.
Of men kan begrijpen, hoe hij in
een staat van euphorie geraakte als
hij de '„verjaardagsstukjes" schil
derde, die zijn vrouw uit eenvoudige
bloemetjes uit eigen tuin, bij feeste
lijke gelegenheden op een boterham-
bordje componeerde."
Maar ook kan men hem gadeslaan
als het vuur als een hoog oplaaiende
vlam uit deze stille man omhoog
schoot, wanneer hij in zijn kelder
lege, onaanzienlijke flessen in de bij
na schroeiende gloed van zijn rijk
geschakeerd palet zette.
Ook het absorptievermogen van
de bezoeker kent zijn grenzen, maar
wie bij een kopje thee in het restau
rant weer wat krachten heeft verza
meld, moet zeker nog even teruggaan
naar de tentoonstelling, al was het
maar om tc kijken hoe getalenteerd
Verster als heel jong kind al, teken
de of weer heel wat anders om
dat prachtige doorleefde portret eens
te bewonderen dat hij in 1914 van
Jan Verwey maakte.
Zo'n portret nu en hoe jammer
is het, dat de huidige eigenaar het
niet eens door een bekwaam restau
rateur wat laat opknappen! be*
hoort tot het mooiste wat er in onze
eeuw oo dit gebied is voortgebracht.
Nu op de valreep nog eent
„jammer": jammer namelijk, dat de
wanden in de Singerzalen zo'n af
breuk doende „slechte" kleur hebben
t.a.v. de schilderijen die er tegen uit
moeten komen. Dubbel jammer, dat
zij zo'n brokkelige, onnodig slordige
structuur vertonen. Kwestie van sub
sidie misschien? Laat het uw genot
echter niet in de weg staan.
Wat het einde van Floris Verste?
betreft: hij liet zich. onder de drei
ging, dat hij ot> stel eq sprong zijn zo
geliefd „Groenoord" moest verlaten
omdat de Gemeente Leiden er andere
plannen mee had, in zijn tuin van
het gladde bruggetje glijden. Op 21'
januari van rie koude winter van
1927, vond men zijn kleine gestalte in
de vijver. En bittere ironie van het
lot, eerst in de jaren zestig werd de
duistere dreiging een feit en maakte
men van „Groenoord" een sporthal
en een kermisterrein!
DE LANGE, lange januarimaand
schiet al op, en sommigen proe
ven al wat van het voorjaar, de
optimisten. Winter is het nog op
de buis, waar ook dit weekeind
de heren van Heerenveen hun
verbijsterend snelle ronden draai
en. In Davos werden 37 persoon
lijke records en zes wereldre
cords gevestigd, en dat belooft
wat.
De kop is eraf, en de lente
werpt zijn schaduwen vooruit, om
het ook eens wat wonderlijk te
zeggen. De lente met volkstelling
en verkiezingen, en dus allerlei
mogelijke onrust. Rotterdam
vreest een chaos met de telling
o.a. vanwege het voorschrift, de
formulieren Ie
stoppen; Den Haag en andere
gemeenten adverteren om tellers:
in Limburg vieren ze eind fe
bruari liever carnaval. Het NVV
noemt de volkstelling nuttig en
nodig.
En wat de politiek betreft:
GNV-voorzitter Lanser pleit voor
een kabinet van confessionele
partijen met PvdA; mét Kloos
vraagt ook Mansholt om een an
dere houding van de socialisten
Heel de Apeldoornse PvdA-
raadsfractie stapt over naar
DS'70 van Drees Jr.
De regering zegt meer hulp
aan Oost-Groningen toe, daartoe
aangespoord door een motie van
de regeringspartijen plus Q'68.
De Kamer voelt niet voor twee
verkiezingen achter elkaar. Het
passief kiesrecht gaat gelden
voor meerderjarigen. De post zal
nog jaren worden thuisbezorgd.
De Kamer hoort toe, hoe belang
hebbenden zich verzetten tegen
een vijfde landingsbaan op
Schiphol.
Minister Veringa moet voorlo
pig zijn collega Klompé vervan
gen, die in het ziekenhuis ligt
met een gebroken heup. De
Utrechtse hartchirurg legt het
hoofd in de schoot en vraagt eer
vol ontslag na alle gerezen con
flicten. Milde vonnissen voor de
Ambonezen die de aanslag In
Wassenaar pleegden
nieuwe ongerustheid over de
strijd in Cambodja, na een aanval
(van de Vietcong?) op het vlieg
veld van Phnom Penh. Een Egyp
tisch vredesplan bij de VN. De
Westduitse ambassadeur Bucher
door guerilla's in Brazilië vrijgela
ten. Erasmusprijs voor de grote
Franse componist Messiaen.
Nieuwe onrust in de Poolse ha
venstad Gdansk.
Een vliegongeluk in Zuid-
Frankrijk, waarbij 21 militairen en
atoomdeskundigen het leven ver
liezen. De Britse premier Heath
waarschuwt de gemenebestconfe
rentie voor de Russische vloot In
de Indische oceaan. Poststaking
in Engeland brengt grote drukte
teweeg «P SehJpM en andere
luchthavens, nu allerlei koeriers
de PTT gaan vervangen.
Het planbureau voorziet ook
voor de komende Jaren overbs
steding. Er komen minder klach
ten over hogere prijzen dan vorig
iaar bij de invoering van de BTW.
Tabak en drank worden duurder.
Nieuwe onrust dreigt in de me
taal in Rijnmond. Bij Stork-Hen-
sen moeten 250 man weg, maar
ze zullen wel overal elders werk
kunnen vinden. In land- en tuin
bouw moet de f 400 worden be
taald. Nederland kan zijn ei niet
meer kwijt, want geen kip In de
EEG wil het hebben, uh vrees
voor besmetting met pseudo-vo-
gelpeet.
GEZEGD
Wanneer we het er met elkaar
voor over hadden één jaar af te
zien van een reële inkomensver
betering, wat zou er dan niet al
lemaal kunnen gebeuren? Dan
zouden de AOW- en de AWW-
pensioenen in één keer op het
niveau van het minimumloon kun
nen worden gebracht. Dan zou
den de oud-interimtrekkers in één
keer een uitkering kunnen ont
vangen, berekend naar hun vroe
gere inkomen. Dan zouden de
zelfstandigen, die zich thans nog
zonder enige voorziening met hun
bedrijfje moeizaam voortslepen,
kunnen worden geholpen... (Mi
nister Roolvlnk)