MENTALITEIT VERANDEREN
Om onze planeet leefbaar te houden
«ATSMJAO JOH»API
srentwintig |aar is zij. Verpleegster in Amsterdam. Ze is een hippe vogel,
af en toe in mijn flat neerstrijkt en dan wil „praten", iets waar ze toch
leilijk toe komt. Nu is de avond oud en de televisie, die mij pleegt te
nmanderen, uit. Ze kijkt mij aan tussen haar bruine haargordijnen door
zegt: „Meisjes zijn vaak eenzaam". Dat geeft je dan een schok, want er-
ïs benijd je natuurlijk de prille jeugd, die het leven nog bekijkt als
I grote avontuur dat moet komen en die elke keer met andere toekomst-
nnen stoeit.
leem nou ons. we wonen in
ziekenhuis. Natuurlijk kun-
;e uitgaan met elkaar,
naar de bios of eens
atsen of eten in de stad als
;eld hebben. Maar geen club
je hebben omdat je zulke
;lende diensten hebt, je
nooit zeker van je tijd. Dat
rt altijd de boel in de war
mrlijk hebben we het wel
met elkaar, we maken vaak
jes en soms bomen we tot
in de nacht, al mag dat
ïlijk niet omdat je 's mor-
vroeg uitgeslapen voor je
c moet staan. Maar je moet
eens kunnen praten...."
oms komen we er wel eens
met onze problemen, mees-
ïiet. Nou ben ik gelukkig,
ik kan met mijn moeder
;n, maar onder al die meis-
er nog maar één die het
kan. De meesten niet. En je
toch wel eens gewoon maar
horen van mensen met er-
Is dat gek?"
iet dat die moeders niet
en lief zijn hoor. Zó opper-
kig gezien hebben die meis-
ien fijn en hartelijk thuis.
's avonds binnenkomen,
moeder: „Ach lieverd, wat
moe zijn. Gelukkig dat je
een vrije dag hebt.
maar gauw zitten, dan
ik je koffie. De televisie is
lig vanavond en' morgen
je maar lekker uitslapen."
aar goed. wat hééft zo'n
dan? Ze zegt: altijd die
isie, die kan ik in het zie-
lis ook zien. Koffie kan ik
jn kamer wel maken en
ipen kan ik daar ook.
voor ga ik eigenlijk naar
Zie je, ze wil wel eens
haar problemen praten,
dat doen die moeders
dit een verrassende aan-
it? De moeders weten niet
iet meisje „wil praten", ze
goed en lief voor haar en
:n haar op in de huiselijke
j: weet wel, dat die moeders
meestal druk hebben met
Juishouden en het gezin en
's avonds zelf ook moe
J Maar zie je, mijn moeder
I „Je gaat toch niet vroeg
I bed, hè? Je kunt morgen
slapen zo lang als je wilt". Als
iedereen dan naar bed is. blij
ven we samen nog een poos op.
Dan zegt ze: „Zo dit is ons uur
tje". Soms zie ik best, dat ze
eigenlijk erg moe is, maar dan
zegt ze: „Dat geeft niet. hier
knap ik echt van op". Nou en
als je dan wilt, kan je praten.
Ze vraagt niks. soms zeg ik ook
niks, soms praten we wel een
paar uur door. Dat moet je heb
ben, thuis. Maar in die geregel
de huishoudens van op tijd naar
bed want we moeten morgen op
tijd op, krijgt een meisje niks
mee."
Ik wil die theorie wel eens
BIJLAGE VAN
HET KWARTET
De Rotterdammer
Nieuwe Haagse Courant
Nieuwe Leidse Courant
Dordts Dagblad
toetsen: een paar avonden later
leg ik haar voor aan een stu
dente die een nachtje overblijft.
„Dat kind heeft natuurlijk
gelijk", geeft ze onmiddellijk
toe, „met dat probleem zit je
altijd. Je gaat vol verwachting
naar huis, maar dan is het Pey
ton Place of Willem Duys en
dan zit je er zo leeg bij. Dan is
het: „Hé kind. wat ben je on
gezellig. Is er iets? Je hebt na
tuurlijk weer hele nachten zit
ten kletsen. Nou, morgen maar
eens lekker uitslapen", 't Is al
tijd „lekker uitslapen", erg goed
bedoeld en op zichzelf wel fijn,
maar je blijft zo leeg."
„Natuurlijk zijn meisjes een
zaam. Hoe zal ik het zeggen.
Een jongen die met problemen
zit. gaat gewoon uit met een
leuk meisje. Maar ga jij maar
eens op zoek naar een leuke
jongen en vraag hem om een
avondje met je uit te gaan. Ach,
tot op zekere hoogte kan dat
ook wel, maar 't ligt toch een
stuk anders. Een meisje heeft
toch altijd dat vage gevoel van
„afwachten". Trouwens, jongens
zijn evengoed vaak erg een
zaam. Nou, dan zit je met een
hele club over die eenzaam
heidstheorieën te praten, daar
schiet je ook niks mee op in
wezen. En vooruit dan maar
weer."
„Ze zeggen: je moet met je
moeder praten. Ik zou niet we
ten hoe ik dat moest aanleggen.
Moeder is goed en best, maar ze
begrijpt toch niet in welke sfeer
je leeft en waar je problemen
liggen. Ze gaat er te gemakke
lijk overheen... ze zou eerst
uren naar je moeten luisteren
om er iets van te begrijpen. Ik
zie me al moeder uren van haar
werk houden. Bovendien komt
er altijd iemand..."
En dan valt er plotseling via
de televisie dat verhaal bij je
binnen over dat Londense meis
je Gale Parsons, dat als „onge
wenst kind" door veertien in
richtingen wordt gejaagd en op
negentienjarige leeftijd nog al
leen bij hard-drugs een toe
vlucht vindt en hoopt, gauw te
zullen sterven. Haar wens
wordt vervuld en ergens schreit
een vrouw om haar. Niet haar
moeder.
Een paar avonden later
discussiëren telefonerende luis
teraars in het NOS-radiopro-
gramma „Komt u maar" over
het recht, menselijk leven niet
te rekken bij geboorten van
misvormde kinderen of bij ho
peloze ziekten.
In de Haagse studio loopt een
door
Phé Wijnbeek
meisje van 23 jaar binnen: „Ze
hebben het maar over babies en
oude mensen, maar als je zelf
niet verder wilt leven omdat je
er niks in ziet, houden ze je
tegen en willen ze je tegen je
zelf beschermen. Dan laten ze
je niet gaan. ze geven je goede
raad en zeggen dat je voor an
deren moet leven, maar wie
leeft er dan voor mij?"
Drie en twintig jaar.
„Wil je dan niet verder le
ven?"
„Nee."
„Zie je niets in die goede raad
en hulp?"
„Nee."
Uit de studio in Hilversum
riep de presentator: „We hou
den bij de VARA (!NOS-pro-
gramma!) allemaal van je!"
Aan het einde van het pro
gramma kreeg zij de transistor-
radio voor de „treffendste uit
spraak". Een transistorradio als
prijs voor haar wanhoopskreet.
Waar gaan we naar toe met de
ze smakeloosheid?
En waar is ze nu, wat doet en
denkt ze nu? Hoe wanhopig
moet zij zijn geweest om haar
vereenzarhing uit te roepen voor
de radio?
Waar zijn zovele in alleenheid
vastgelopen meisjes, zo erg dat
ze het leven niet meer „zien", of
een beetje erg omdat ze thuis
„zo leeg" blijven?
Natuurlijk zijn deze proble
men niet opgelost „als je maar
met je moeder of vader kunt
praten", dat zou al te simplis
tisch geredeneerd zijn. Maar
misschien begint de eenzaam
heid wél thuis, in het geregelde,
hartelijke gezin waar de tele
visie aanstaat en de koffie klaar
is, waar je kunt uitslapen en
luieren op een vrije dag.
in je prille jeugd, als moeder
echt geen tijd heeft om te luis
teren naar al die uitgeplozen
kinderlijke verhalen over school
en vriendinnetjes, er een half
oor aan leent en snel een oor
deel uitspreekt.
De gewenning, dat moeder
niet meedenkt over kinderpro
blemen, leidt tot het dan maar
verzwijgen van tienerperikelen
en als het meisje volwassen
wordt, is de generatiekloof ge
slagen en alleen overbrugd met
de nutteloze rozen van huise
lijke gezelligheid, die niet op
vangen. maar „de gast" vrien
delijk omgeven.
De generatiekloof begint in
het gezin en trekt zich door in
de maatschappij die door de
eeuwen heen van alles de
schuld krijgt en eeuwig moet
worden „hervormd".
En waarschijnlijk veel eerder. Maar hoeveel moeders weten.
dat hun dochters buitenshuis tot
in de nacht discussiëren over
het verwijt, dat ze thuis „niet
kunnen praten"? Dat de schei
ding van de levenssferen er on
herroepelijk tussen ligt?
Tja... zeggen ze misschien,
maar waar móet je dan over
praten? Ze zeggen tóch, dat jij
nergens verstand van hebt, dat
je niks begrijpt, ze zijn zo ge
sloten als een bus en hebben al
leen maar kleren en popmuziek
en maatschappijhervorming in
hun hoofd. Je kunt niets aan ze
kwijt-
Neen, moeders kunnen aan
dochters die pas op eigen benen
staan haar huishoudelijke pro
blemen en haar klachten over
vaders slordigheid en de last-
pakkerigheid van jongere kin
deren niet meer kwijt. De doch
ters zitten te vol met eigen be-
narringen, ze geven geen res
pons, kunnen niet eens klank*
bord zijn.
Ze willen alleen maar een
muur om tegen te kunnen leu-
nen, liefst de vertrouwde, dia
moeder is. Ze geven niet, ze ne
men en daarop hebben ze nog
recht ook. Evenals ooit de baby
recht heeft gehad op totale li
chamelijke verzorging. Moeders
blijven altijd moeders.
Misschien als ze ooit eens
gen die onbegrijpelijke dochtef
zouden durven zeggen: „Kind»
nou heb ik zo veel en ogen*
schijnlijk heb ik het zo goed,
maar ik voel me dikwijls zo
eenzaam en tegen wie kan ik
nu beter eens uitpraten dan te
gen jou...?" dat er dan toch nog
een balk kan worden geschoven
onder die grondloze brug van
rozen over de kloof.
is Bernhard heeft opgeroepen tot een herziening van de
omische opvattingen en een nieuwe benadering vandebevol-
Lexplosie in het belang van het natuurbehoud. Te menen, dat
Konomische groei en de toeneming van de bevolking altijd
kan gaan, staat gelijk met te geloven dat de aarde plat is.
1 ei dit in Londen bij de opening van het congres van het
jld Natuur Fonds, waarvan hij voorzitter is. „De economen
zelf, of hun werkgevers, moeten gaan aandringen op de ont
wikkeling van een systeem van hoogwaardig samenleven dat
niet gebaseerd is op de toeneming van de economische groei.
Hoewel er mensen zullen zijn, die zeggen, dat dit onmogelijk
is, aldus de Prins, zal het toch moeten gebeuren, wil het men
selijk ras overleven. De huidige ontwikkelingen zullen op een
zeker moment leiden tot een rampzalige ineenstorting, tenzij de
mens met zijn gezond verstand ze beteugelt, uit eigen vrije wil."
|ien in een mondiaal kader, betekent
:enlijking van deze boodsehap veel en
Ineer dan „bijsturen". Hoe groot ook
Jet. zal elke aanpak in deze zin van
bestaande systemen, neerkomen op
lombestrijding: geen therapie. Het
sleutelwerk aan een verziekt orga-
systeem de biosfeer dat daar-
niet per se geneest.
symptomen komen intussen zo duidc-
an het daglicht, dat iedereen ze begint
kennen. We vatten zc samen onder dc
:r: „Milieuvervuiling". Maar hoever
dit milieu? Hoe ziek is het? En: boven
hoe maken wij het weer leefbaar,
it het milieu onleefbaar geworden is.
ame: voordat we stikken, bevriezen of
nken op dit ruimteschip?
therapie begint bij de juiste diagnose,
noet gericht zijn op het vinden van de
kker van de ziekte. Die verwekker is
mis. En niet dc mens als biologisch
ijnsel. Maar zijn geest. Zijn denk-in-
Zijn mentaliteit. Slagen wij er niet
te waan te veranderen ten gunste van
l»)g gebruik d.w.z. kringloophuishou-
r- dan valt met aan zekerheid gren-
waarschijnlijkhcid te voorspellen, dat
randeringen die onze huidige mentall-
1(^rder teweeg zullen brengen, de bio-
als leefbaarheidssysteem zullen doen
met al het hogere leven erin. Laat
alezc prognose vooral niet met „paniek
I" kwalificeren. Dat is een dooddoener.
eijuiste therapie vergt dus onhcrrocpc-
'2èn mentaliteitsverandering. Doch dit
.Én is geen uitgangspunt. Het is een
.{trekking, en stellig voor-waarde,
.•«het om gaat is het vinden van het
gspunt van. of voor deze mentaliteits-
lering. Zij moet gericht zijn op mon-
oepassclijkheid.
Een eenvoudig voorbeeld moge de idee
verduidelijken. Wanneer een grote mogend
heid naar de maan wil, ontstaat uit deze
geestelijke instelling een Apollo of een Lu-
na-project. Wanneer zo'n volk zich inzet
voor een bepaald politiek of economisch
systeem, ontstaat dat niet alleen, maar het
wordt nog geëxporteerd ook. Door de onver
woestbare drang van de gelovers in hun
eigen systemen, ontstond een concurrentie-
drift, waardoor de progressieven slechts oog
hadden voor economische successen op kor
te termijn, nimmer voor ecologische rampen
op lange termijn. Daardoor is het nog nooit
in de geschreven geschiedenis voorgekomen,
dat een geloof, ideologie of doelstelling door
alle mensen tegelijk gewild werd. Ze bleven
altijd partijdig.
Het heeft er intussen alle schijn van. dat
dit historische moment vlak voor de deur
staat, of, op pragmatische gronden histo
risch geboden is. Wat prins Bernhard ge
zegd heeft, en hoe, wijst erop. dat hij op
deze golflengte denkt. Maar hoe vertalen
wij deze boodschap voor 3Vs miljard men
sen. alle dieren en alle planten? Immers,
deze tezamen bepalen de leefbaarheid van
de biosfeer. De integriteit van de biosfeer,
de sfeer van het leven, is de grondslag van
ons bestaan. Buiten de biosfeer is ons leven,
zelfs mét de volle inzet van onze technolo
gie. onmogelijk. Solidariteit met haar leef-
baarheidssystcem is dus een onbetwistbare
eis.
Gaan wij uit van Kovka's stelling, dat dc
biosfeer als één geheel ontstaan is en als
één geheel functioneert, dan volgt daaruit,
dat wij haar ook als cén functionerend ge
heel moeten beheren.
Maar dat doen wij niet! Wij buiten haar
overal op dc meest schaamteloze wijze uit
en noemen dit bedrijf „ontwikkeling".
Overtuigd van de macht van de fetisj van
de exponentiële groei (versnelde graad van
groei, zoals b.v. het rente-op-rente-idee)
voeren wij dc ontwikkeling duizelingwek
kend op. Dat doen wij in alle facetten van
het maatschappelijke leven. Men denke aan
bevolkings „explosie", bewapeningswedloop,
arbeidsonvrede, groei-eeonomie. de steeds
wijder wordende kloof tussen rijk en arm,
kunstmestgebruik, gebruik van bestrijdings
middelen, en nu de verontreiniging van de
stratosfeer, de lucht, het water en het land.
Ik sprak van een fetisj: een vals geloof
in het mana. de macht van iets dat op zich-
zelf levenloos is in dit geval groei-econo-
mie. Maar in wezen is dit een vals geloof in
de schepper der technologie, de mens. Niet
zo maar elke mens. Oh neen! Alleen de
georganiseerde mensen, die door de triomf
van hun uitvindingen verklaren dc natuur
te beheersen, of te bedwingen: hun wil op
te leggen, of naar hun hand te zetten en
die ieder ander ook willen laten geloven in
hun mana.
Ik doel op dc mentaliteit, die de techno
cratie, onder de dekmantel van economische
noodzaak, beheerst. Zij komt voort uit een
„vertikale" denk-hiërarchic: dc mens boven
de natuur, die geleid heeft tot politieke, re
ligieuze, ideologische en sociale verzuiling.
Dit is al erg genoeg. Maar dc gevolgen hier
van voor de natuur en. in bredere omra
ming. voor de biosfeer en daar maken
wij zelf deel van uit zijn fataal. Wij
hebben immers nooit enige rechten toege
kend aan da biosfeer! Zij ia in wezen vo
gelvrij! Toch moeten mensen, planten en
lieren samen erin leven.
Aangezien de mens de enige soort is, die
in staat is het leven uit te schakelen en die
dreigt het te vernietigen terwijl hij tracht
het te genieten, moet hij zich matigen en nu
de volle verantwoordelijkheid in rijpe vol
wassenheid op zich nemen, voor de instand
houding van het voorzieningsmeehanisme
van het biotische milieu (lucht, water en
voedsel). Dat wil zeggen van de fundamen
tele factor van de ecologie; omzetting van
zonne-energie en mineralen in bouwstenen
des levens, anders genoemd: de fotosynthe
se.
Deze verantwoordelijkheid kan dc mens
niet op zich nemen, zolang hij zich boven de
natuur, d.w.z. boven dit mechanisme,
plaatst. Dit kan hij alleen, wanneer hij zich
ermede vereenzelvigt; hetgeen een totale
„omwenteling" van mentaliteit betekent;
namelijk naar een „horizontale" denkinstcl-
Uoc.
Ernst Bartels. schrijver van het
boek „Niet-zijn of welzijn, pleidooi
voor een nieuw milieubeheer" ver
telde enkele weken geleden in een
interview voor het Zondagsblad
aan Hulb Goudriaan dat slechts
een „kringloopeconomie" de te
genwoordige roofbouw op de na
tuur kan beëindigen. In neven
staande beschouwing, die hij ons
toestuurde, bepleit hij de daarvoor
noodzakelijke mentaliteitsverande
ring.
N'u de wereld „open" is wege'ns de massa
communicatiemedia en zij bovendien een
zittend wereldparlement bezit, zullen dc
zuilen het toch begeven. Dit proces tekent
zich al overal af. Men zoekt fervent open
heid", inspraak, oecumene, „ontmoeting"
van alle mensen, d.w.z. naar horizontale
binding en dwarsverbinding.
Toch is al dit streven potentieel uitzicht
loos. want een duurzaam bestaan van enkel
mensen, onafhankelijk van planten cn die
ren. die het functioneren van de blosfeer
immers maakten en instand houden, is on
denkbaar.
Hieruit volgt: De „wereld" der mensen,
met haar exponentiële ontwikkelingsdrang
onder de druk van ons vertikale denkpa
troon. die wij nu trachten te redden, is geen
wereld, maar een steeds vuiler wordende
illusie. De enige wereld, die bestendig is, is
die waarin een gave stofwisselingskringloop
gehandhaafd wordt. Daarvoor moet de mens
de volle verantwoordelijkheid aanvaarden,
door haar, geo-ecologisch tc leren beheren en
zodoende het leven op dit ruimteschip te
bestendigen. Daardoor zal de mens de tijd
krijgen universeel welzijn te verwerkelij
ken.
De situatie kan niet worden getypeerd
door de slogan van de VN „One World or
None" maar door: „Geen Wereld of Een".
Deze ene wereld, die moeten wij nog gaan
bouwen. Dit is de magistrale uitdaging aan
onze tijd. (De wereld waarin wij nu leven ia
bezig te vergaan, als gevolg van onze fou
ten.)
Voor de mondiaal-economische verhou
dingen betekent deze uitdaging, dat de
bouwstenen des levens zoveel en zo lang
mogelijk in gebruik moeten blijven. Door
het gebruik mogen zij dus nooit voorgoed
aan de plaatselijke stofwisseling worden
onttrokken. Dit betekent: wedergebruik op
een optimale wijze, tussen plant, dier en
mens. Inplaats van de heersende mens, de
beherende mens.
Om deze maatschappelijke orde te verwe
zenlijken zal het ruilverkeer van dc Valse
(Kringloop 1) moeten worden overgeschakeld
op de Ware Kringloop 2). Dit betekent dat
de huidige productiehuishouding moet wor
den omgezet in een optimale kringloophuis
houding. Dit impliceert een (vierde)
industriële revolutie. (Productie zonder voor
de natuur niet opneembare of giftige afval).
De gewenste mentaliteitsverandering
moet ten doel hebben het bereiken van een
„groen socialisme", d.w.z. universeel welzijn
voor gestabiliseerde bevolkingen van plant,
dier en mens binnen onze biosfeer.
1) Ruil vin voor het leven euentléle grondstoffen tegen
voor het leven nlet-essentiële goederen en geld.
2) Ruil ven voor het leven essentiële grondstoffen tegen
•en evenwaardige hoeveelheid bouwstenen des levens
(vle een mondlaale compostdlenst b.v.) plus verevening
der verleend* diensten door middel van goederen en