Kontrasten in kunst
KOMENDE GENERATIE DE DUPE
VAN MOEDERS BIJVERDIENSTE?
EN H El D
Vrouw kruipt waar
ze niet gaan kan!
door Gijs Kording
Een kier is
toch niet dicht
Meer dan een kwart van ons nationale inkomen gaat
naar onderwijs. Dat onderwijs discrimineert niet voor
meisjes (een enkele uitzondering daargelaten). Het lijkt
dus zinnig, eens na te gaan hoe vrouwen van hun oplei
ding gebruik maken. De Werkgroep „L(e)ijden en Later"
verrichtte ter gelegenheid van het 79ste lustrum der
Leidse universiteit een onderzoek onder alle afgestu
deerde gehuwde vrouwelijke reünisten naar de mate
waarin en de wijze waarop deze vrouwen hun gespecia
liseerde opleiding benutten. De resultaten werden neer
gelegd in een brochure: „De vrouw kruipt waar ze niet
gaan kan". Conclusie: driekwart van de jongste genera
tie werkt en wil werken. De veelgehoorde uitspraak dat
gehuwde vrouwen in Nederland niet zouden willen wer
ken gaat dus niet op voor gehuwden met een academi
sche opleiding. Van hen heeft 59% een baan, vijf tot tien
procent wil binnen twee jaar (opnieuw) aan de slag. Een
zelfde percentage overweegt na een termijn van vijf jaar
(weer) een baan te zoeken.
voh
jichi
Scg duk
ge-i
cerj
:er»
liet
Het bezit van een werkkring, een
de beroepspositie, is het paspoort tot
rolwaardig deelnemen aan het maat-
happelijk leven. Arbeid is een pro-
luktiefactor, een zeer groot deel der
Engelse vrouwen nam in de Tweede
Wereldoorlog deel aan het arbeids-
;n- proces. In Oost-Europa horen man
in vrouw te werken.
Arbeid is ook zelfverwerkelijking
ge» van het individu: de mens levert
7 i prestaties waarin hij zichzelf her-
.kent. In de groei van die prestaties
as. ^herkent hij (zij) de groei van zich-
zelf. Arbeid betekent ook het mee-
!ei spelen, mee-overleggen en meebeslis-
;n> jen voor die maatschappij, dat geldt
tvoor de juriste, de arts, de journalis
te* te, de lerares, de verpleegster, de se
tt. 'eretaresse. Bovendien wordt huis-
houdelijk werk te laag gewaardeerd.
u. Hoewel een huisvrouw vele talen-
n .ten ten toon moet en kan spreiden
wordt haar huisvrouwschap niet als
'.".beroep" aangemerkt. Een beroep
d, jjtaat voor je maatschappelijke posi
tie die door ieder wordt herkend. Het
ra is een zaak van welzijnsbehartiging,
Ie (aldus de werkgroep L(e)ijden en La-
ter) dat recht op arbeid voor ieder-
'u een dient te worden gerealiseerd,
in Het beleid van veel instanties en or
ganen, zelfs de vakbonden, bevorde-
Sm. ren part time werk niet. Zij zijn be-
V vreesd dat de secondaire voorzienin
gen daaraan verbonden beneden de
maat zijn. Zou men part time werk
ïY
BIJLAGE VAN
HET KWARTET
De Rotterdammer
Nieuwe Haagse Courant
Nieuwe Leidse Courant
Dordts Dagblad
bevorderen dan kweekt zoiets een le
gertje arbeidskrachten dat in een
economisch zwakke positie verkeert.
Een andere politiek is ook moge
lijk, zeggen de samenstellers van de
brochure:
De vakbonden zouden zich actief
kunnen inzetten voor het verbeteren
van die secundaire voorzieningen voor
part time arbeid. De Staatssecretaris
van financiën heeft het huidige be
lastingstelsel verdedigd met de op
merking dat er nog zo weinig ge-
slaapt niet in", werden als motief ge
noemd.
Van de werkende gehuwde vrou
wen uit dit onderzoek vindt 96 pet.
het werken als zodanig fijn. 28 pet.
ziet geen negatieve aspekten, 63 pet.
ziet wel negatieve kanten aan het
werken: gebrek aan huishoudelijke
hulp, te druk, waardoor man en kin
deren tekort komen, problemen met
de schooltijden van de kinderen, de
vakanties.
De vroutv-met-baan heeft wei-
huwde vrouwen aan het arbeidspro
ces deelnemen dat veranderingen
van dit stelsel ten behoeve van de
vrouwen nog niet geboden lijkt.
In het algemeen is men hier te
lande de stelling toegedaan, dat de
man de kost verdient, full time, en
de vrouw zorgt voor het huishouden.
Belemmeringen worden hier en daar
weggenomen: de PTT Rotterdam
heeft een crèche voor gehuwde part
time bestellers, ziekenhuizen zien de
noodzaak in van kinderopvang voor
hun gehuwde personeel. Het is ech
ter een „wolkje als eens mans han<F'.
Mannen blijken er vanuit te gaan
dat vrouwen, indien ze zouden willen
werken, prioriteit blijven geven aan
de zorg voor hun gezin en huishou
den.
Desondanks werkt de vrouw. Zij
noemt in de eerste plaats als motief
de individuele behoeftebevrediging,
de mogelijkheid tot zelf-ontplooiing,
het is verfrissend om te werken, het
vergroot de contactmogelijkheden, je
nig vrije tijd. Het is een fysiek zwa
re belasting, de combinatie gezin en
huishouden en betrekking, vindt 18
pet. der werkenden. Onder de wer
kende vrouwen vindt een groter aan
tal dan onder de niet-werkende dat
arbeid dient te worden betaald.
De vrouw stopt niet met werken
om het huwelijk, maar tegen de tijd
dat er kinderen worden geboren. Na
dat de kinderen het huis uit zijn,
zoekt ze weer een werkkring. Ze
vindt die ook. als is het vorderen van
de leeftijd soms een belemmering.
Een groot deel der vrouwen zonder
kinderen werkt full time. Dan scha
kelen ze - bij de komst van het eer
ste kind - over op part time.
Van de ondervraagden (N362)
werkt 4 pet. van de moeders met het
jongste kind onder de zes jaar tóch
full time, 51 pet part time, 45 pet.
werkt niet.
Van de moeders met het jongste
kind boven de elf jaar zijn de cijfers
respectievelijk: 17 full time, 39 part
time, niet werkend 44. Van de vrou
wen zonder kinderen echter werkt
slechts 24 pet. niet, 32 pet. heeft een
full time, 43 pet. een part time baan.
De studierichting heeft invloed op
het vinden van een werkkring. Zij
die theologie studeerden, vonden
voor 63 pet. een werkkring, de rech
ten halen slechts 36 pet., de medicij
nen daarentegen scoren zeer hoog: 80
pet
Waar werken al die academisch
gevormde gehuwde vrouwen? Het
merendeel. 52 pet. werkt in over
heidsdienst, 22 pet. heeft een vrij be
roep en 13 pet. is verbonden aan uni
versiteit of hogeschool. De helft van
de in overheidsdienst werkenden zjjn
part time-lerares. Daarnaast geeft 51
pet. van het totaal aantal onderzoch
ten op, onbetaalde arbeid te verrich
ten.
De beroepsgeschiedenis van de
vrouw is bepalend voor de huidige
aktiviteiten. Begint men full time,
dan kon men nog alle kanten op,
begint men met een vorm van part
time dan is de stap naar full time
minder eenvoudig. Bij de voorlich
ting aan aankomende studenten
blijkt het dus van groot belang dat
zij zich gaan realiseren dat niet-lver-
ken na de studie waarschijnlijk
voorbeschikt tot: nooit-werken-na-
studie.
Van de werkende moeders heeft de
helft mogelijkheden dat haar kinde
ren (ook thuis) tussen de middag
verzorgd zijn. Ruim de helft van de
niet-werkende moeders ziet geen
mogelijkheden voor kinderopvang
tussen de middag. Van de werkende
moeders met het jongste kind onder
de zes vindt 66 pet. dat die kinderop
vang van overheidswege moet wor
den gesubsidieerd. De ouderen zijn
iets minder geneigd een deel van de
kinderopvang financieel op de rug
der gemeenschap af te wentelen.
Ruim éénvijfde van de jongste ge
neratie afgestudeerden wil een gezin
met jonge kinderen niet combineren
met een baan. Eén van de academici
De gehuwde arts met kinderen hier mevrouw C. van der Plas uit Leiden vindt vaak een „part time job", bijvoorbeeld
bij een consultatiebureau.
antwoordde: „Een moeder is niet te
vervangen". Een groot deel, 39 pet.
van de moeders, wil wel, maar ziet
geen kans om te werken omdat er
geen kinderopvang is.
Financiële onrechtvaardigheden
worden door de werkenden fel aan
gevallen. „Mijn netto-inkomen is ge
lijk aan het netto-loon van mijn
hulp in de huishouding". Een vrou
welijke arts rekent voor: „Ik ver
dien 18.000,- daarvan gaat 10.000
naar de belasting, ƒ4.000.- heb ik no
dig voor waarneming tijdens vakan
ties en ziekte. Rest mij vierduizend
gulden, wat te weinig is voor een
volwaardige hulp."
Het blijkt uit deze studie die
een brede belangstelling verdient in
kringen van vakbonden en politieke
partijen dat het werken van de
gehuwde vrouw een persoonlijke on
derneming is, waaraan nogal wat ha
ken en ogen zitten.
De Werkgroep L(e)ijden en Later
suggereert dat de gehuwde vrouw,
bü alles wat ze al presteert, nog
energie moet besteden aan het vor
men van pressiegroepen die continu
by overheid en bedrijfsleven, poli
tieke partijen en vakbonden op de
deur klopt. Waarom doet zij dat
niet? Wel, de emancipatie moet je in
dit land in eigen gezin waarmaken.
Waar het rapport niet aan raakt,
maar waarop wij hier nog willen
wijzen: is de kinderopvang wel ver
antwoord? Zolang zoals ons door
een verontruste werkende moeder
gemeld werd het mogelijk is dat
een aanstaand moedertje met al een
kind, in haar driekamerwoning zeven
babies van werkenden vrouwen te
gen betaling herbergt, komen die
kleintjes tussen de wielen. Zeker op
die leeftijd, dat ze goed verzorgd en
geknuffeld moeten worden.
De winst die de werkende gene
ratie nu boekt, kan weieens bjj de ons
volgende generaties omslaan in ver
lies. Gemeentelijk toezicht op kin
deropvang lijkt op zijn minst drin
gend gewenst.
JEANNE DE VLIEGER
ZATERDAG 3 OKTOBER 1970
We leven, blijkens de tentoonstelling „Kontrasten" in het Haags
Gemeentemuseum, nog steeds in de feestroes om het feit, dat vóór
25 jaar, ons land werd bevrijd. Dat ook de beeldende kunst, hoewel
wat aan de late kant, hierbij acte de présence geeft, is verblijdend.
Wat zou nu meer voor de hand hebben gelegen dan een retrospectie
te organiseren waar ook vijfentwintig kunstenaars bij betrokken zou
den zijn? Het is echter op 22 uitgedraaid. Gebrek aan plaatsruimte
moet hiervan wel de voornaamste oorzaak zijn, want hoe moeilijk
het ook voor de samensteller, drs. J. L. Locher, moet zijn geweest om
een aantal uiteraard heterogene beeldende kunstenaars, die allen op
dit ogenblik nog volop creatief zijn, onder één hoedje te vangen, het
moest toch mogelijk zijn geweest, voor hetzelfde geld het werk van
vijfentwintig kunstenaars te laten zien.
„Andere wereld"
van M. C. Escher
De 22 dan hebben voor de gere
gelde museumbezoekers eigenlijk
niet zoveel nieuws in petto, omdat
vrijwel alle exposanten voordien de
gelegenheid hadden, in separaat
tentoonstellingen (aangeboden
door hetzelfde museum) hun kunst
(en kunstjes ook wel) te tonen,
resp. te 'vertonen'.
Men heeft hier te maken met
vogels van wel zeer verschillende
pluimage en aangezien vergelijken
voor de bezoeker een van de boei
endste en soms zelfs verhef
fendste aangelegenheden is, is
alleen uit dien hoofde al het eve
nement als geslaagd te beschou
wen.
Het spreekt vanzelf, dat op deze
wijze geen werkelijke totaliteit te
bereiken viel. evenmin als het mo
gelijk was, bij zoveel individueel
formuleren door de „gekozenen",
tot een gesloten eenheid te gera
ken.
Al zullen er wel altijd onvervulde
wensen blijven in termen van
„waarom was die of die er niet
bij?", dan nog: hoedie af voor de
ze 'subjectieve waarheid' van Lo
cher, die zelfs de sportiviteit wist
op te brengen, een aantal andere
„gezaghebbenden" de gelegenheid
te bieden, in de rijk geïllustreerde
en punctueel verzorgde catalogus
uiteen te zetten hoe (anders) zij
het allemaal zien.
Maar of men er nu lang of kort
over praat, men doet er als bezoe
ker het beste aan, het geheel te
aanvaarden, zoals het gepresen
teerd wordt. Zo althans, zal men
het optimale genot uit de gehele
opzet kunnen puren. Al weten we
heel goed, dat dit voor de door
snee bezoeker van deze dwars
doorsnede na de magnifieke aqua
rellen van R. de Bruyn Ouboter en
ook nog wel na het navrante kijk
spel (maar o zo knap geschilderd!)
van Melle Oldeboerrigter te heb
ben „genoten", wel zowat ophoudt,
dan nog loont het de moeite ten
minste kennis te nemen van hoe
de (kunst) vlag er in 1970 bijstaat
Wie werkelijk aandachtig kijkt,
zal onverwachte verrassingen ont
moeten en kan hij het wellicht niet
vinden (zeker niet denkbeeldig) bij
de wondere witte wereld, zoals
Schoonhoven die dit zijn knutsel-
kistje te voorschijn toverde, dan
zal hij vermoedelijk beter aan zijn
trekken komen bij de fotografen
(ja, ja die zijn hier ook ingelijfd bij
de beeldende kunst) of anders wel
zal hij zijn behagen mogelijk kun
nen halen bij de „Electrofoon I",
waarvan D. Raaymakers de vernuf
tige constructeur is.
Inmiddels merken we zijn
we hard op weg een opsomming te
geven van alle contribuanten zoals
men ze hier ziet reilen en zeilen
met hun oogmerken en hun resul
taten. Maar waar dit buiten de ca
paciteit van een krantekolom valt,
volstaan we met de opwekking zelf
te gaan zien en geheel voor uw
eigen plezier vast te stellen wat er
in uw bloedeigen persoonlijke
smaak valt.
Mogelijk wel de goed door
dachte, maar daardoor wat cele-
braal aandoende voortbrengselen
van een Peter Struyken of anders
misschien de „actuele" (wat dit
ook moge zijnl) kunst van die an
dere Peter, Blokhuis, (wiens
grote doek „Susan, Patricia. Les
lie", geïnspireerd op een onlangs
gepleegde afschuwelijke moord in
Amerika, hier een van de hoogte
punten is).
Voor het overige bevelen we
nogmaals van harte aan, zelf een
oordeel te vormen. We knopen
daaraan de wens vast. dat het u
zal vergaan als die dame (toch wel
Het woord „openheid" in de omroep dateert van enige
jaren terug en werd geboren in de Tweede Kamer, die zich
toen weer eens met het ontwerp voor een omroepwet bezig
hield. VARA's voorzitter J. B. Broeksz gooide de trossen los
en bepleitte vol vuur die „openheid", waarmee niemand zo
gauw helemaal raad wist, want het betrof zowel openheid in
door
Phé Wijnbeek
het bestel, d.w.z. de mogelijkheid om nieuwe omroepen toe
te laten, als wel openheid van de besloten clubs in Hilver
sum, toen nog onwetend van mini-omroepjes, met hun vijven
heer en meester in de ether naast NTS en NRU, die nog geen
eigen programmastaven hadden en teerden op wat de vijf
organisaties hadden aan te bieden in het beroemde „kader
van gezamenlijkheid".
iemand die de culturele manifesta
ties betrekkelijk op de voet pleegt
te volgen), die aan het eind van
haar rondgang en misschien
ook wel van haar krachten als
een kat in een vreemd pakhuis
moeizaam de laatste .hindernissen'
nam.
Wij konden toen niet nalaten te
vragen, of zij het niet machtig inte
ressant had gevonden, nu eens
'breeduit' te hebben kunnen con
stateren, hoever we op dit moment
met de kunst zijn gekomen. Haar
gevatte en niet mis te verstane
antwoord luidde: „u bedoelt zeker
hoe vèr het al met óns is geko
men!" Een wrange woordspeling,
maar niettemin een (loor velen ge
deelde opvatting.
Te zien tot en met medio novem
ber aan de Stadhouderslaan in
Den Haag.
*- „Susan, Patricia,
Leslie" van Peter
Blokhuis (1970)
Goed, het bestel werd „opengegooid" en
de Hilversumse voorstanders daarvan zijn
nog altijd niet uitgehijgd van de charmante
radicaliteit waarmee minister Klompé dat
honoreerde. Wij zitten nu met zo'n dikke 50
zendgemachtigden van allerlei kleur en
schakering, de hele wirwar van oer-Neder-
landse hokjes en afgebakende terreintjes
weerspiegelend.
Op zichzelf een uniek en hoogst-interes-
sant verschijnsel in de ether-wereld, maar
nogal lastig te hanteren voor de zendtijd-
verdelers en soms wat duizelingwekkend
voor het naïve kijk- en luisterpubliek dat
het heus niet allemaal uit elkaar kan hou
den.
Aan de kop gaan nog steeds de vier gro
ten: AVRO, KRO, NCRV en VARA, met in
hun kielzog de twee C's VPRO en TROS en
in de kinderschoenen meedribbelend EO.
Of... hebben ze allemaal samen als grote
koploper de dikke, zendtijdverslindende
NOS, die prettig vrij, zonder de last van het
ledental dat de status bepaalt, zich verheugt
in de speciale attentie van de minister en
nooit om de beste medewerkers verlegen
behoeft te zitten omdat zij naast eigen staf
de beschikking moet hebben over de crea
tieven van alle omroepen.
Er heerst, voor alles, rechtvaardigheid in
het bestel waar het de autonomie van alle
zendgemachtigden betreft. Zeker, de wet
bepaalt wel de perken waarbinnen men al
programmerende moet blijven en vooral
wat er allemaal wèl dient te worden gedaan
om de juiste schakering in de programma's
te brengen, maar in de keuze van hoe en
wat zijn de omroepen van groot tot klein
geheel en onbetwist zelfstandig.
Zij mogen allemaal - en willen dat ook
graag - hun eigen stem laten horen en,
zoals dat tegenwoordig heet, hun eigen ge
zicht laten zien. Al valt dat niet altijd mee,
vooral op het gebied van amusement.
Nu gaat er zoveel om in de omroepwereld,
waar dank zij het bestel gezonde concur
rentie heerst, dat de omroepen er bepaald
niet zijn met alleen via radio en televisie
die stem te laten klinken.
Zij zitten vast aan het getalscriterium
wat de'leden betreft. U weet: het aantal
leden bepaalt de grootte van de omroep, de
grootte bepaalt de status (A. B, C. of adspi-
racit) en de status geeft weer recht op een
wettelijk vastgelegd aantal zenduren. NOS,
kerkelijke zendgemachtigden, 'politieke par
tijen, mini-omroepen en alle andere houders
van zendvergunningen hebben niets met le
den te maken. Vindt U dat ingewikkeld?
In feite moeten de zeven officiële omroe
pen twee belangen dienen: dat van hun
vereniging (of stichting) en dat van hun
etherverschijning. De vereniging houdt de
omroep in stand. Bovendien moet elke ge
vestigde omroep nog een programmablad
exploiteren volgens de wettelijke regels. Het
karakter van een familieblad mag het niet
hebben, maar het moet toch aantrekkelijk
genoeg zijn om er nieuwe leden op te win
nen, want zo is het langzamerhand wel ge
worden: het publiek kiest eerder een goed
programmablad dan een ideële omroep.
Nu heerst er zowel in Hilversum al6 on
der het etherpubliek altijd oen grandioos en
moeilijk thuis brengen misverstand. Men
vindt dat de NOS „openheid" moet betrach
ten, omdat die uitsluitend bestaat van door
de overheid geheven omroepbijdragen en
een evenredige portie geld uit reclame-op
brengsten. „Het publiek", zegt men dan
graag, „heeft er recht op te weten, hoe die
gelden worden besteed en hoe de NOS het
algemene kijk- en luisterbelang dient.
Maar je zou zeggen: de situatie van de
omroepen is meer précair, want zij besteden
niet alleen hun portie van bovengenoemde
gelden, maar ook nog vrijwillige bijdragen
van hun leden, die er op uit zijn, juist hén
te steunen (al krijgen ze er, als ze genoeg
betalen, ook wel een programmablad voor).
Getrouw aan het beproefde en besloten
verenigingsprincipe vinden de omroepen
echter, dat zij in de eerste plaats „open
heid" verschuldigd zijn aan hun eigen
kring. Niettemin zullen zij om strijd verkla
ren, dat zij „open" zijn voor iedereen, met
name voor de geïnteresseerde journalisten.
En hoe gaat dat laatste dan? Elke omroep
bezit een persdienst, die „alle inlichtingen"
verstrekt.... voor zover echter de omroeplei-
ding die wenst te laten doorgeven. Het is
niet mogelijk bij een omroep eens even
binnen te lopen bij een programmamaker of
hem (dan wel haar) op te bellen voor een
informatie: hiertoe moet toestemming wor
den gevraagd via de persdienst
Ordelijk, maar in de praktijk uitermate
onhandzaam, omdat de kopstukken van de
persdiensten lang niet altijd op hun plaats
zitten en de mindere goden natuurlijk niets
mogen besluiten.
Verder zijn daar de jaarlijkse ledenverga
dering, die de verenigingen AVRO, NCRV,
VARA en VPRO er op na houden: KRO
en TROS zijn stichtingen en overleggen niet
rechtstreeks met (afgevaardigden van) hun
leden.
Op die vergaderingen is de pers welkom
(bij de NCRV niet tijdens het huishoude
lijke gedeelte) en dan houdt de voorzitter
een rede, waarin hij de visie van zijn om
roep op de hete hangijzers van de dag laat
horen.
Maar er zijn ook de najaarlijkse perscon
ferenties, als de winterprogramma's van de
omroepen worden aangeboden. Dan pas
straalt de „openheid" op het hoogst. De
journalisten krijgen dikke boekwerken
aangeboden waarin alles minutieus staat
genoteerd op enkele belangrijke plannen of
dito medewerkers na, de voorzitter, de di
rectie en de programmaleiders voor radio en
televisie zitten achter de groene tafel en de
voorzitter zegt uitnodigend: „Vraagt U
maar!"
Opener kan het toch al niet. Wanneer
althans op de vragen ook een reëel ant
woord kwam. Zo lang het over de program
ma's gaat, zijn de antwoorden overvloedig,
maar als de algemene „hete hangijzers" dan
wel het eigen omroepbeleid in het geding
komen, waaiert een sluièr van ondoorzichti
ge voorzichtigheid over de heren-achter-
de-tafel neer.
Die sluier staat het zelfs toe om gemaks
halve volledig onjuiste antwoorden te geven
om de schijn van openheid op te houden.
Directeur Doorman van de VPRO verklaart
dat het ontslag van Jan Haasbroek tot het
verleden behoort: twee dagen later is het
toch een feit. Maar dan werd er op de pers
conferentie tenminste niet doorgevraagd
over de aanleiding tot de communicatie
stoornis...»
Directeur Landré van de TROS antwoordt
op elke vraag dat hij gisteren net is terug
gekomen van vijf weken vakantie en van
niets meer weet.... een ander om te ant
woorden is er ook niet
Voorzitter Van Doorn van de KRO veinst
de ene vraag na de andere niet te begrijpen,
geeft aldoor diplomatieke antwoorden die
nergens op slaan en weigert ronduit het
ledental van de KRO te noemen „omdat dit
alleen op 1 januari gebeurt".
AVRO's mr. Slotemaker pleegt telkens
lachend te roepen: „O, maar U weet veel
meer dan ik!" en zo ga je maar door. VARA
en NCRV maken geen echte uitzonderingen.
De VARA-leiders antwoorden breed op alles
wat er gevraagd wordt, want de voorzitter
woont de persconferentie, altijd gehouden
na een heel lange vergaderdag van de ver
enigingsraad, nooit bij. De eindeloze vragen
van de afgevaardigden worden met „open
heid" op zo'n dag net zo lang beantwoord,
tot dat de heer Broeksz tot deze en gene
driftig opmerkt: „Dat weet U net zo goed
als ik".
Bij de NCRV antwoordt gewoonlijk direc
teur mr. A. H. van de Veen uitermate om
standig maar zo weinig mogelijk zeggend
zodat ook hier de journalisten gedwongen
zijn, lang en drammend door te vragen.
Maar dit jaar liep alles verrassend anders
en kregen we voor één keer een persconfe
rentie waar de openheid inderdaad werd
betracht.
Mr. Van de Veen was met vakantie en dr.
Ozinga zowel als drs. Bakker anlivoordden
op het spervuur van vragen dat het een
lieve lust was Dat drs. Bakker zich in zijn
verdriet over Hilversum III wat al te open
hartig uitte heeft, zoals u weet. lichtelijk
schokkende gevolgen gehad, maar dat was
het best waard.
Alleen jammer.... dit zal wel weer een
aantal mazen meer dichten in de sluier van
voorzichtigheid die het ware omroepbeleid
pleegt dicht te dekken, zodat de journalisten
de stellingen langs andere wegen bij ver
rassing moeten nemen om hun lezers helder
voor te lichten over zaken, die mede dank
zij hun geld tot stand komen.