Kontrasten in kunst KOMENDE GENERATIE DE DUPE VAN MOEDERS BIJVERDIENSTE? EN H El D Vrouw kruipt waar ze niet gaan kan! door Gijs Kording Een kier is toch niet dicht Meer dan een kwart van ons nationale inkomen gaat naar onderwijs. Dat onderwijs discrimineert niet voor meisjes (een enkele uitzondering daargelaten). Het lijkt dus zinnig, eens na te gaan hoe vrouwen van hun oplei ding gebruik maken. De Werkgroep „L(e)ijden en Later" verrichtte ter gelegenheid van het 79ste lustrum der Leidse universiteit een onderzoek onder alle afgestu deerde gehuwde vrouwelijke reünisten naar de mate waarin en de wijze waarop deze vrouwen hun gespecia liseerde opleiding benutten. De resultaten werden neer gelegd in een brochure: „De vrouw kruipt waar ze niet gaan kan". Conclusie: driekwart van de jongste genera tie werkt en wil werken. De veelgehoorde uitspraak dat gehuwde vrouwen in Nederland niet zouden willen wer ken gaat dus niet op voor gehuwden met een academi sche opleiding. Van hen heeft 59% een baan, vijf tot tien procent wil binnen twee jaar (opnieuw) aan de slag. Een zelfde percentage overweegt na een termijn van vijf jaar (weer) een baan te zoeken. voh jichi Scg duk ge-i cerj :er» liet Het bezit van een werkkring, een de beroepspositie, is het paspoort tot rolwaardig deelnemen aan het maat- happelijk leven. Arbeid is een pro- luktiefactor, een zeer groot deel der Engelse vrouwen nam in de Tweede Wereldoorlog deel aan het arbeids- ;n- proces. In Oost-Europa horen man in vrouw te werken. Arbeid is ook zelfverwerkelijking ge» van het individu: de mens levert 7 i prestaties waarin hij zichzelf her- .kent. In de groei van die prestaties as. ^herkent hij (zij) de groei van zich- zelf. Arbeid betekent ook het mee- !ei spelen, mee-overleggen en meebeslis- ;n> jen voor die maatschappij, dat geldt tvoor de juriste, de arts, de journalis te* te, de lerares, de verpleegster, de se tt. 'eretaresse. Bovendien wordt huis- houdelijk werk te laag gewaardeerd. u. Hoewel een huisvrouw vele talen- n .ten ten toon moet en kan spreiden wordt haar huisvrouwschap niet als '.".beroep" aangemerkt. Een beroep d, jjtaat voor je maatschappelijke posi tie die door ieder wordt herkend. Het ra is een zaak van welzijnsbehartiging, Ie (aldus de werkgroep L(e)ijden en La- ter) dat recht op arbeid voor ieder- 'u een dient te worden gerealiseerd, in Het beleid van veel instanties en or ganen, zelfs de vakbonden, bevorde- Sm. ren part time werk niet. Zij zijn be- V vreesd dat de secondaire voorzienin gen daaraan verbonden beneden de maat zijn. Zou men part time werk ïY BIJLAGE VAN HET KWARTET De Rotterdammer Nieuwe Haagse Courant Nieuwe Leidse Courant Dordts Dagblad bevorderen dan kweekt zoiets een le gertje arbeidskrachten dat in een economisch zwakke positie verkeert. Een andere politiek is ook moge lijk, zeggen de samenstellers van de brochure: De vakbonden zouden zich actief kunnen inzetten voor het verbeteren van die secundaire voorzieningen voor part time arbeid. De Staatssecretaris van financiën heeft het huidige be lastingstelsel verdedigd met de op merking dat er nog zo weinig ge- slaapt niet in", werden als motief ge noemd. Van de werkende gehuwde vrou wen uit dit onderzoek vindt 96 pet. het werken als zodanig fijn. 28 pet. ziet geen negatieve aspekten, 63 pet. ziet wel negatieve kanten aan het werken: gebrek aan huishoudelijke hulp, te druk, waardoor man en kin deren tekort komen, problemen met de schooltijden van de kinderen, de vakanties. De vroutv-met-baan heeft wei- huwde vrouwen aan het arbeidspro ces deelnemen dat veranderingen van dit stelsel ten behoeve van de vrouwen nog niet geboden lijkt. In het algemeen is men hier te lande de stelling toegedaan, dat de man de kost verdient, full time, en de vrouw zorgt voor het huishouden. Belemmeringen worden hier en daar weggenomen: de PTT Rotterdam heeft een crèche voor gehuwde part time bestellers, ziekenhuizen zien de noodzaak in van kinderopvang voor hun gehuwde personeel. Het is ech ter een „wolkje als eens mans han<F'. Mannen blijken er vanuit te gaan dat vrouwen, indien ze zouden willen werken, prioriteit blijven geven aan de zorg voor hun gezin en huishou den. Desondanks werkt de vrouw. Zij noemt in de eerste plaats als motief de individuele behoeftebevrediging, de mogelijkheid tot zelf-ontplooiing, het is verfrissend om te werken, het vergroot de contactmogelijkheden, je nig vrije tijd. Het is een fysiek zwa re belasting, de combinatie gezin en huishouden en betrekking, vindt 18 pet. der werkenden. Onder de wer kende vrouwen vindt een groter aan tal dan onder de niet-werkende dat arbeid dient te worden betaald. De vrouw stopt niet met werken om het huwelijk, maar tegen de tijd dat er kinderen worden geboren. Na dat de kinderen het huis uit zijn, zoekt ze weer een werkkring. Ze vindt die ook. als is het vorderen van de leeftijd soms een belemmering. Een groot deel der vrouwen zonder kinderen werkt full time. Dan scha kelen ze - bij de komst van het eer ste kind - over op part time. Van de ondervraagden (N362) werkt 4 pet. van de moeders met het jongste kind onder de zes jaar tóch full time, 51 pet part time, 45 pet. werkt niet. Van de moeders met het jongste kind boven de elf jaar zijn de cijfers respectievelijk: 17 full time, 39 part time, niet werkend 44. Van de vrou wen zonder kinderen echter werkt slechts 24 pet. niet, 32 pet. heeft een full time, 43 pet. een part time baan. De studierichting heeft invloed op het vinden van een werkkring. Zij die theologie studeerden, vonden voor 63 pet. een werkkring, de rech ten halen slechts 36 pet., de medicij nen daarentegen scoren zeer hoog: 80 pet Waar werken al die academisch gevormde gehuwde vrouwen? Het merendeel. 52 pet. werkt in over heidsdienst, 22 pet. heeft een vrij be roep en 13 pet. is verbonden aan uni versiteit of hogeschool. De helft van de in overheidsdienst werkenden zjjn part time-lerares. Daarnaast geeft 51 pet. van het totaal aantal onderzoch ten op, onbetaalde arbeid te verrich ten. De beroepsgeschiedenis van de vrouw is bepalend voor de huidige aktiviteiten. Begint men full time, dan kon men nog alle kanten op, begint men met een vorm van part time dan is de stap naar full time minder eenvoudig. Bij de voorlich ting aan aankomende studenten blijkt het dus van groot belang dat zij zich gaan realiseren dat niet-lver- ken na de studie waarschijnlijk voorbeschikt tot: nooit-werken-na- studie. Van de werkende moeders heeft de helft mogelijkheden dat haar kinde ren (ook thuis) tussen de middag verzorgd zijn. Ruim de helft van de niet-werkende moeders ziet geen mogelijkheden voor kinderopvang tussen de middag. Van de werkende moeders met het jongste kind onder de zes vindt 66 pet. dat die kinderop vang van overheidswege moet wor den gesubsidieerd. De ouderen zijn iets minder geneigd een deel van de kinderopvang financieel op de rug der gemeenschap af te wentelen. Ruim éénvijfde van de jongste ge neratie afgestudeerden wil een gezin met jonge kinderen niet combineren met een baan. Eén van de academici De gehuwde arts met kinderen hier mevrouw C. van der Plas uit Leiden vindt vaak een „part time job", bijvoorbeeld bij een consultatiebureau. antwoordde: „Een moeder is niet te vervangen". Een groot deel, 39 pet. van de moeders, wil wel, maar ziet geen kans om te werken omdat er geen kinderopvang is. Financiële onrechtvaardigheden worden door de werkenden fel aan gevallen. „Mijn netto-inkomen is ge lijk aan het netto-loon van mijn hulp in de huishouding". Een vrou welijke arts rekent voor: „Ik ver dien 18.000,- daarvan gaat 10.000 naar de belasting, ƒ4.000.- heb ik no dig voor waarneming tijdens vakan ties en ziekte. Rest mij vierduizend gulden, wat te weinig is voor een volwaardige hulp." Het blijkt uit deze studie die een brede belangstelling verdient in kringen van vakbonden en politieke partijen dat het werken van de gehuwde vrouw een persoonlijke on derneming is, waaraan nogal wat ha ken en ogen zitten. De Werkgroep L(e)ijden en Later suggereert dat de gehuwde vrouw, bü alles wat ze al presteert, nog energie moet besteden aan het vor men van pressiegroepen die continu by overheid en bedrijfsleven, poli tieke partijen en vakbonden op de deur klopt. Waarom doet zij dat niet? Wel, de emancipatie moet je in dit land in eigen gezin waarmaken. Waar het rapport niet aan raakt, maar waarop wij hier nog willen wijzen: is de kinderopvang wel ver antwoord? Zolang zoals ons door een verontruste werkende moeder gemeld werd het mogelijk is dat een aanstaand moedertje met al een kind, in haar driekamerwoning zeven babies van werkenden vrouwen te gen betaling herbergt, komen die kleintjes tussen de wielen. Zeker op die leeftijd, dat ze goed verzorgd en geknuffeld moeten worden. De winst die de werkende gene ratie nu boekt, kan weieens bjj de ons volgende generaties omslaan in ver lies. Gemeentelijk toezicht op kin deropvang lijkt op zijn minst drin gend gewenst. JEANNE DE VLIEGER ZATERDAG 3 OKTOBER 1970 We leven, blijkens de tentoonstelling „Kontrasten" in het Haags Gemeentemuseum, nog steeds in de feestroes om het feit, dat vóór 25 jaar, ons land werd bevrijd. Dat ook de beeldende kunst, hoewel wat aan de late kant, hierbij acte de présence geeft, is verblijdend. Wat zou nu meer voor de hand hebben gelegen dan een retrospectie te organiseren waar ook vijfentwintig kunstenaars bij betrokken zou den zijn? Het is echter op 22 uitgedraaid. Gebrek aan plaatsruimte moet hiervan wel de voornaamste oorzaak zijn, want hoe moeilijk het ook voor de samensteller, drs. J. L. Locher, moet zijn geweest om een aantal uiteraard heterogene beeldende kunstenaars, die allen op dit ogenblik nog volop creatief zijn, onder één hoedje te vangen, het moest toch mogelijk zijn geweest, voor hetzelfde geld het werk van vijfentwintig kunstenaars te laten zien. „Andere wereld" van M. C. Escher De 22 dan hebben voor de gere gelde museumbezoekers eigenlijk niet zoveel nieuws in petto, omdat vrijwel alle exposanten voordien de gelegenheid hadden, in separaat tentoonstellingen (aangeboden door hetzelfde museum) hun kunst (en kunstjes ook wel) te tonen, resp. te 'vertonen'. Men heeft hier te maken met vogels van wel zeer verschillende pluimage en aangezien vergelijken voor de bezoeker een van de boei endste en soms zelfs verhef fendste aangelegenheden is, is alleen uit dien hoofde al het eve nement als geslaagd te beschou wen. Het spreekt vanzelf, dat op deze wijze geen werkelijke totaliteit te bereiken viel. evenmin als het mo gelijk was, bij zoveel individueel formuleren door de „gekozenen", tot een gesloten eenheid te gera ken. Al zullen er wel altijd onvervulde wensen blijven in termen van „waarom was die of die er niet bij?", dan nog: hoedie af voor de ze 'subjectieve waarheid' van Lo cher, die zelfs de sportiviteit wist op te brengen, een aantal andere „gezaghebbenden" de gelegenheid te bieden, in de rijk geïllustreerde en punctueel verzorgde catalogus uiteen te zetten hoe (anders) zij het allemaal zien. Maar of men er nu lang of kort over praat, men doet er als bezoe ker het beste aan, het geheel te aanvaarden, zoals het gepresen teerd wordt. Zo althans, zal men het optimale genot uit de gehele opzet kunnen puren. Al weten we heel goed, dat dit voor de door snee bezoeker van deze dwars doorsnede na de magnifieke aqua rellen van R. de Bruyn Ouboter en ook nog wel na het navrante kijk spel (maar o zo knap geschilderd!) van Melle Oldeboerrigter te heb ben „genoten", wel zowat ophoudt, dan nog loont het de moeite ten minste kennis te nemen van hoe de (kunst) vlag er in 1970 bijstaat Wie werkelijk aandachtig kijkt, zal onverwachte verrassingen ont moeten en kan hij het wellicht niet vinden (zeker niet denkbeeldig) bij de wondere witte wereld, zoals Schoonhoven die dit zijn knutsel- kistje te voorschijn toverde, dan zal hij vermoedelijk beter aan zijn trekken komen bij de fotografen (ja, ja die zijn hier ook ingelijfd bij de beeldende kunst) of anders wel zal hij zijn behagen mogelijk kun nen halen bij de „Electrofoon I", waarvan D. Raaymakers de vernuf tige constructeur is. Inmiddels merken we zijn we hard op weg een opsomming te geven van alle contribuanten zoals men ze hier ziet reilen en zeilen met hun oogmerken en hun resul taten. Maar waar dit buiten de ca paciteit van een krantekolom valt, volstaan we met de opwekking zelf te gaan zien en geheel voor uw eigen plezier vast te stellen wat er in uw bloedeigen persoonlijke smaak valt. Mogelijk wel de goed door dachte, maar daardoor wat cele- braal aandoende voortbrengselen van een Peter Struyken of anders misschien de „actuele" (wat dit ook moge zijnl) kunst van die an dere Peter, Blokhuis, (wiens grote doek „Susan, Patricia. Les lie", geïnspireerd op een onlangs gepleegde afschuwelijke moord in Amerika, hier een van de hoogte punten is). Voor het overige bevelen we nogmaals van harte aan, zelf een oordeel te vormen. We knopen daaraan de wens vast. dat het u zal vergaan als die dame (toch wel Het woord „openheid" in de omroep dateert van enige jaren terug en werd geboren in de Tweede Kamer, die zich toen weer eens met het ontwerp voor een omroepwet bezig hield. VARA's voorzitter J. B. Broeksz gooide de trossen los en bepleitte vol vuur die „openheid", waarmee niemand zo gauw helemaal raad wist, want het betrof zowel openheid in door Phé Wijnbeek het bestel, d.w.z. de mogelijkheid om nieuwe omroepen toe te laten, als wel openheid van de besloten clubs in Hilver sum, toen nog onwetend van mini-omroepjes, met hun vijven heer en meester in de ether naast NTS en NRU, die nog geen eigen programmastaven hadden en teerden op wat de vijf organisaties hadden aan te bieden in het beroemde „kader van gezamenlijkheid". iemand die de culturele manifesta ties betrekkelijk op de voet pleegt te volgen), die aan het eind van haar rondgang en misschien ook wel van haar krachten als een kat in een vreemd pakhuis moeizaam de laatste .hindernissen' nam. Wij konden toen niet nalaten te vragen, of zij het niet machtig inte ressant had gevonden, nu eens 'breeduit' te hebben kunnen con stateren, hoever we op dit moment met de kunst zijn gekomen. Haar gevatte en niet mis te verstane antwoord luidde: „u bedoelt zeker hoe vèr het al met óns is geko men!" Een wrange woordspeling, maar niettemin een (loor velen ge deelde opvatting. Te zien tot en met medio novem ber aan de Stadhouderslaan in Den Haag. *- „Susan, Patricia, Leslie" van Peter Blokhuis (1970) Goed, het bestel werd „opengegooid" en de Hilversumse voorstanders daarvan zijn nog altijd niet uitgehijgd van de charmante radicaliteit waarmee minister Klompé dat honoreerde. Wij zitten nu met zo'n dikke 50 zendgemachtigden van allerlei kleur en schakering, de hele wirwar van oer-Neder- landse hokjes en afgebakende terreintjes weerspiegelend. Op zichzelf een uniek en hoogst-interes- sant verschijnsel in de ether-wereld, maar nogal lastig te hanteren voor de zendtijd- verdelers en soms wat duizelingwekkend voor het naïve kijk- en luisterpubliek dat het heus niet allemaal uit elkaar kan hou den. Aan de kop gaan nog steeds de vier gro ten: AVRO, KRO, NCRV en VARA, met in hun kielzog de twee C's VPRO en TROS en in de kinderschoenen meedribbelend EO. Of... hebben ze allemaal samen als grote koploper de dikke, zendtijdverslindende NOS, die prettig vrij, zonder de last van het ledental dat de status bepaalt, zich verheugt in de speciale attentie van de minister en nooit om de beste medewerkers verlegen behoeft te zitten omdat zij naast eigen staf de beschikking moet hebben over de crea tieven van alle omroepen. Er heerst, voor alles, rechtvaardigheid in het bestel waar het de autonomie van alle zendgemachtigden betreft. Zeker, de wet bepaalt wel de perken waarbinnen men al programmerende moet blijven en vooral wat er allemaal wèl dient te worden gedaan om de juiste schakering in de programma's te brengen, maar in de keuze van hoe en wat zijn de omroepen van groot tot klein geheel en onbetwist zelfstandig. Zij mogen allemaal - en willen dat ook graag - hun eigen stem laten horen en, zoals dat tegenwoordig heet, hun eigen ge zicht laten zien. Al valt dat niet altijd mee, vooral op het gebied van amusement. Nu gaat er zoveel om in de omroepwereld, waar dank zij het bestel gezonde concur rentie heerst, dat de omroepen er bepaald niet zijn met alleen via radio en televisie die stem te laten klinken. Zij zitten vast aan het getalscriterium wat de'leden betreft. U weet: het aantal leden bepaalt de grootte van de omroep, de grootte bepaalt de status (A. B, C. of adspi- racit) en de status geeft weer recht op een wettelijk vastgelegd aantal zenduren. NOS, kerkelijke zendgemachtigden, 'politieke par tijen, mini-omroepen en alle andere houders van zendvergunningen hebben niets met le den te maken. Vindt U dat ingewikkeld? In feite moeten de zeven officiële omroe pen twee belangen dienen: dat van hun vereniging (of stichting) en dat van hun etherverschijning. De vereniging houdt de omroep in stand. Bovendien moet elke ge vestigde omroep nog een programmablad exploiteren volgens de wettelijke regels. Het karakter van een familieblad mag het niet hebben, maar het moet toch aantrekkelijk genoeg zijn om er nieuwe leden op te win nen, want zo is het langzamerhand wel ge worden: het publiek kiest eerder een goed programmablad dan een ideële omroep. Nu heerst er zowel in Hilversum al6 on der het etherpubliek altijd oen grandioos en moeilijk thuis brengen misverstand. Men vindt dat de NOS „openheid" moet betrach ten, omdat die uitsluitend bestaat van door de overheid geheven omroepbijdragen en een evenredige portie geld uit reclame-op brengsten. „Het publiek", zegt men dan graag, „heeft er recht op te weten, hoe die gelden worden besteed en hoe de NOS het algemene kijk- en luisterbelang dient. Maar je zou zeggen: de situatie van de omroepen is meer précair, want zij besteden niet alleen hun portie van bovengenoemde gelden, maar ook nog vrijwillige bijdragen van hun leden, die er op uit zijn, juist hén te steunen (al krijgen ze er, als ze genoeg betalen, ook wel een programmablad voor). Getrouw aan het beproefde en besloten verenigingsprincipe vinden de omroepen echter, dat zij in de eerste plaats „open heid" verschuldigd zijn aan hun eigen kring. Niettemin zullen zij om strijd verkla ren, dat zij „open" zijn voor iedereen, met name voor de geïnteresseerde journalisten. En hoe gaat dat laatste dan? Elke omroep bezit een persdienst, die „alle inlichtingen" verstrekt.... voor zover echter de omroeplei- ding die wenst te laten doorgeven. Het is niet mogelijk bij een omroep eens even binnen te lopen bij een programmamaker of hem (dan wel haar) op te bellen voor een informatie: hiertoe moet toestemming wor den gevraagd via de persdienst Ordelijk, maar in de praktijk uitermate onhandzaam, omdat de kopstukken van de persdiensten lang niet altijd op hun plaats zitten en de mindere goden natuurlijk niets mogen besluiten. Verder zijn daar de jaarlijkse ledenverga dering, die de verenigingen AVRO, NCRV, VARA en VPRO er op na houden: KRO en TROS zijn stichtingen en overleggen niet rechtstreeks met (afgevaardigden van) hun leden. Op die vergaderingen is de pers welkom (bij de NCRV niet tijdens het huishoude lijke gedeelte) en dan houdt de voorzitter een rede, waarin hij de visie van zijn om roep op de hete hangijzers van de dag laat horen. Maar er zijn ook de najaarlijkse perscon ferenties, als de winterprogramma's van de omroepen worden aangeboden. Dan pas straalt de „openheid" op het hoogst. De journalisten krijgen dikke boekwerken aangeboden waarin alles minutieus staat genoteerd op enkele belangrijke plannen of dito medewerkers na, de voorzitter, de di rectie en de programmaleiders voor radio en televisie zitten achter de groene tafel en de voorzitter zegt uitnodigend: „Vraagt U maar!" Opener kan het toch al niet. Wanneer althans op de vragen ook een reëel ant woord kwam. Zo lang het over de program ma's gaat, zijn de antwoorden overvloedig, maar als de algemene „hete hangijzers" dan wel het eigen omroepbeleid in het geding komen, waaiert een sluièr van ondoorzichti ge voorzichtigheid over de heren-achter- de-tafel neer. Die sluier staat het zelfs toe om gemaks halve volledig onjuiste antwoorden te geven om de schijn van openheid op te houden. Directeur Doorman van de VPRO verklaart dat het ontslag van Jan Haasbroek tot het verleden behoort: twee dagen later is het toch een feit. Maar dan werd er op de pers conferentie tenminste niet doorgevraagd over de aanleiding tot de communicatie stoornis...» Directeur Landré van de TROS antwoordt op elke vraag dat hij gisteren net is terug gekomen van vijf weken vakantie en van niets meer weet.... een ander om te ant woorden is er ook niet Voorzitter Van Doorn van de KRO veinst de ene vraag na de andere niet te begrijpen, geeft aldoor diplomatieke antwoorden die nergens op slaan en weigert ronduit het ledental van de KRO te noemen „omdat dit alleen op 1 januari gebeurt". AVRO's mr. Slotemaker pleegt telkens lachend te roepen: „O, maar U weet veel meer dan ik!" en zo ga je maar door. VARA en NCRV maken geen echte uitzonderingen. De VARA-leiders antwoorden breed op alles wat er gevraagd wordt, want de voorzitter woont de persconferentie, altijd gehouden na een heel lange vergaderdag van de ver enigingsraad, nooit bij. De eindeloze vragen van de afgevaardigden worden met „open heid" op zo'n dag net zo lang beantwoord, tot dat de heer Broeksz tot deze en gene driftig opmerkt: „Dat weet U net zo goed als ik". Bij de NCRV antwoordt gewoonlijk direc teur mr. A. H. van de Veen uitermate om standig maar zo weinig mogelijk zeggend zodat ook hier de journalisten gedwongen zijn, lang en drammend door te vragen. Maar dit jaar liep alles verrassend anders en kregen we voor één keer een persconfe rentie waar de openheid inderdaad werd betracht. Mr. Van de Veen was met vakantie en dr. Ozinga zowel als drs. Bakker anlivoordden op het spervuur van vragen dat het een lieve lust was Dat drs. Bakker zich in zijn verdriet over Hilversum III wat al te open hartig uitte heeft, zoals u weet. lichtelijk schokkende gevolgen gehad, maar dat was het best waard. Alleen jammer.... dit zal wel weer een aantal mazen meer dichten in de sluier van voorzichtigheid die het ware omroepbeleid pleegt dicht te dekken, zodat de journalisten de stellingen langs andere wegen bij ver rassing moeten nemen om hun lezers helder voor te lichten over zaken, die mede dank zij hun geld tot stand komen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1970 | | pagina 11