denk je dat ze leven DEZE WEEK edvard munch: Kreet uit zijn isolement Kanttekening gezegd TUSSAUD IN AMSTERDAM Terug uit Zuid-Afrika ZATERDAG 24 SEPTEMBER 1970 DE ONVOORSTELBARE ellen- da In Jordanië overschaduwt alle nieuws in deze bij óns zo vredige .eerste herfstweek. Een vredes- week zelfs het is niet overbo dig, die te houden. Duizenden doden in de gevech ten tussen Palestijnse guerrilla's (al of niet gesteund door Syrische I hulptroepen) en Hoesseins leger. Diens premier Daoed neemt dé wijk naar Egypte. Hoessein aan vaardt zijn ontslag. Kans op een vergelijk? Een kort staakt-het-vu- ren voor overleg tussen de Ara bische leiders en de Palestijnse leider Arafat. Op de achtergrond: Amerika en Rusland, die elkaar over de hoofden der strijdenden in de ga ten houden, Israël, dat rustig waakzaam is, het Rode Kruis, dat lijdelijk moet toezien hoe tiien- duizenden gewonden zonder hulp blijven en honderdduizend honger lijden. Rusland stuurt met succes een Loena naar de maan, en terug met maanstenen, Tito(belooft een collectief leiderschap over Joe goslavië, Amerika levert weer wa pens aan de Grieken, Zweden be houdt zijn sociaal-democratisch bewind met communistische steun, de popmusicus Jimi Hendrix (24 Jaar) overlijdt aan de gevolgen van druggebruik, en daarmee is het buitenlandse nieuws wel be keken. In ons land rolt de 400-gulden- golf verder, sneller en hoger dan men had durven voorzien. Rest •traks de vraag: hoeveel achter blijvers (gepensioneerden, kleine zelfstandigen, werknemers in min der sterke bedrijfstakken) zitten Straks met de hogere prijzen? Veringa haalt zijn wet op de •tructuur van de universiteit bin nen. Maar hij kan op verzet re kenen van bijv. Groningen en Amsterdam, waar met de be stuurstop al verder wordt geëx perimenteerd dan het Haagse mo del zal toelaten. Ombudsman Marcel van Dam heeft succes: justitie gaat mis standen in bejaardentehuizen op sporen. Es komt ook een effec tiever bestrijding van het vuur wapenbezit. De verkiezingen naderen; over al wordt Den Uyl al aangeduio als „PvdA-Iijsttrekker, en hij is het ook. D'66 wil, nadat de ont ploffingspogingen zijn mislukt, gaan lijmen: met KVP en PvdA in zee. Het PvdA-bestuur wil dat KVP, ARP en CHU zich eerst van de WD bekeren. De KVP be looft haar partner nog voor de verkiezingen te zullen aanwijzen^. Schermutselingen tussen VVD en Biesheuvel over het al dan niet aanpakken van Veronica. Radio Nordsee is er abrupt mee ge stopt. Oud-premier Cals is weel voor de landspolitiek beschik baar, schijnt het. De SER wil de wiebeltax (be lasting tijdelijk omhoog of omlaag zonder Kamerprocedure) wel aan vaarden, maar vele S£R-leden willen de BTW erbuiten houden. De tandarts wordt duurder, de Ned. Spaarbankbond gaat samen met Mees en Hope en de West duitse Griozientral. En het snoepje van de week: de Steenkolen Han dels Vereeniging neemt de Gruy- ter over. ik vind de functie van premier nog steeds interessant en bevre digend, maar ook erg zwaar. Ik zal dan ook, als dat zou moeten, mijn functie met alle plezier over dragen. Er zijn er gelukkig ge noeg. die haar willen overnemen (Premier De Jong). Geen twijfel mogelijk Drees (in was) Wie anders dan Michiel de Ruyter? Was hef als typering van Nederlands receptiegan- ger nummer één, dat minister Joseph Lams in zijn be kende houding handen in de colbertzak, duim eruit glimlachend temidden van de glazen heffende gasten stond toen gisterochtend feestelijk Amster dams Madame Tussaud-museum werd geopend? Vlot Nederlands sprekende, maar zeer Britse Edward Gatacre, Londens en Amsterdams directeur von het museum, wilde daar diplomatiek niet op in gaan, maar gaf wèl toe, dat wassen Luns speciaal voor deze gelegenheid uit Londen was gehooid om het feest op te luisteren. Door Dick Ringlever B ist Aan de Amsterdamse Kalver- :raat heeft Nederlands politieke ipper nog géén vaste plaats. Een lisser, die Edward Gatacre zeer tot "el w" goedmaken. „Sure, er omt een kopie," zegt hij, „want Js iemand hier op zijn plaats is. is etwel minister Luns." m De bewindsman zal zich dan mo- ikkien scharen temidden van enkele nfentallen meer of minder bekende. Istorische of hedendaagse, bin- en buitenlandse figuren, die in it Amsterdamse Tussaud-filiaal enige buiten Engeland de izoeker in magische sferen bren- Want dat moet gezegd: wie museum binnenstapt, ervaart in brede met spiegels afgezette mg steeds opnieuw even een ge il van schrik. De stroef voor zich uitstarende izichten, of ze nu van Mao, Soe- Erasmus of Drees zijn, ge- iets beklemmends. Al stonden er in levenden lijve, juist van lian van hun voetstuk te stappen in de bezoeker de hand te reiken, tover gaat de gelijkenis, dat iedere onwillekeurig even terug- ienst. De vaardige handen van itwerpers Timothy O'Brien en Ta- :eena Firth lijken was tot leven te lebben gebracht. Overigens staan al die beelden ;Ban de Kalverstraat er niet alleen maar geduldig op hun voetstuk te lan. Dat geldt over het algemeen [wel voor bekende staatslieden uit /leden en heden, maar niet voor [fcvele anderen, die buiten de po- 'JM( naam maakten. 'uurtorenwachterdochter Lfes- >th List bijvoorbeeld is aanminnig jp'n een lichtbaken gedrapeerd, Ajax's zorgenkind Cruyff poseert imidden van rondtollende ballen, Verkerk op een nagebootste ijspiste en Karei Appel hanteert het penseel in een echt atelier. In een andere zaal tolt de draai molen vol vrolijk gezelschap: de met cartoonkoppen uitgeruste Ne derlandse staatslieden even snel als de van het lichaam gegoten (zoals de brochure er pikant bij vermeldt) Phil Bloom, Jan Cremer op zijn motor en het triumviraat van het Nederlandse cabaret Her mans, Kan en Sonneveld. Het is de vrolijke speelse noot in het museum. Ook in andere stijl is er met was gespeeld. In de tafe relen, die Rembrandt en Jeroen Bosch tot onderwerp hebben, bij voorbeeld. Rembrandt ziet men o.m. aan het werk als hij zijn jonge bruid Saskia aan het schilderen is en. ev'en ver der, In zijn atelier, waar hij door het venster het visioen ziet, dat hij zal gaan uitbeelden. Jeroen Bosch is in herinnering gebracht met de „tuin der lusten" een zaal vol halve en hele bollen, waarop vele van zijn werkstukken zijn gecopieerd. De kunstenaars van Madame Tussauds museum zijn bij het ver vaardigen van de beelden uitge gaan van het principe, dat de grote voorgangster zo'n kleine 200 jaar terug ook zelf hanteerde. Wanneer dat mogelijk was, werd een ontmoeting geregeld met de mensen zélf, zoals bijvoorbeeld met Cruyff. Luns, Drees, Liesbeth en blote Phil. In Londen werden hun maten (vooral van het hoofd) gemeten en vanuit twaalf posities rollen films op hen verschoten. Waar het niet meer levende figu ren betrof, ging men af op foto's en schilderijen (Koningin Wilhelmi- na. Kennedy en Michiel de Ruyter - Jean Fraser boetseert Karei Appel zijn er enkele voorbeelden van) of van dodenmaskers. Vooral van maskers heeft Mada me Tussaud zélf veel gebruik ge maakt: in de tl|d, dat zij nog in Frankrijk woonde, waar haar oom. de art6 Philippe Curtius in 1770 het Cabinet de Clre had geopend. De Franse revolutie, die aan de lopen de band bekende koppen onder de guillotine bracht, bood haar daar voor alle gelegenheid. Biografen melden wat sinister over deze pe riode, dat madame soms uren doorbracht In de gevangenissen om er de maskers van de slacht offers te vervaardigen. Dat „Cabinet de Cire". waar ma dame Tussaud al als negenjarige Marie Grossholtz (pas door haar huwelijk met de Ingenieur Frangols Tussaud in 1795 kreeg zij de naam, waarmee zij de geschiedenis is in gegaan) begon te werken, Is het begin geweest van Londens be roemde Tus8aud-museum. Dat Londen de eer kreeg, is overigens alleen te danken ge weest aan haar zucht naar avon tuur. Op 41-jarige leeftijd kreeg zij opeens genoeg van Parijs en van haar man en vertrok naar Enge land. waar zij in Londen een nieuw panopticum stichtte. Een museum, dat In zeer korte tijd wereldnaam kreeg en nu tot een van de zeldzame exclusivitei- ten behoort, want van al die hon derden panoptica, die er in de ne gentiende eeuw waren, zijn er maar twee blijven bestaan: het Pa- rijse Musée Crévln en Madame Tussaud'8 in Londen, dat jaarlijks zo'n anderhalf miljoen bezoekers ontvangt. Amsterdam heeft nu het derde gekregen. Wel (nog) wat beschei dener, mapr zeggen kenners een museum" in onvervalste Tus- saud-stijl. Het 81-jarige wat nors blikkende madammeke-ln-was aan de ingang Is er niet het enige be wijs van. YF7IE, na enkele weken daar te hebben rondgezworven, bovendien in gezelschap van zijn echtgenote, uit Zuid-Afrika terug keert, doet dat behalve met kilo's papier wat bij de stewardessen op de luchthavens een bezorgde trek op de lieve gezichtjes op roept ook met allerlei verwarde indrukken. Het is natuurlijk een illusie, te menen dat daar mettertijd enige orde in komt. Orde misschien nog wel wat, maar men zou méér willen. Natuurlijk zijn bovendien drie weken altijd te kort, al is het als regel niet doenlijk langer uit te breken uit de problemen die ook wij hier in ons eigen goede landje nog hebben. Maar een journalist tracht ervan te maken wat er van te maken valt. En al dadelijk mag dan worden erkend, dat hem in het openen van deuren niet alleen geen belem meringen in de weg zijn gelegd, maar dat hem ook overigens alle wenselijke hulp Is geboden. En dan wordt het met die drie weken een kwestie van gespitste beroepsbe langstelling, die1 vraagt en die luistert. r70 hebben we het deze drie weken gedaan. in een lange tocht van honderden en hon derden mijlen door dat immens grote land. Ik had me verkeerd natuurlijk nooit gerealiseerd dat het zó groot zou zijn, en mijn bewondering voor de „voortrekkers" steeg ook daarom met de dag. Ze moeten wel iets hebben gehad van Abraham die, gestuwd ook door geloof, uittrok naar onbe kende verten. Ze plantten er hun nederzet tingen en gaven daaraan de ons zo vertrouw de namen. En al reizend en al neerstrijkend gingen ook wij rondzien en praten. Met ministers en oppositionelen. Met ..blanken", maar uiter aard evengoed met kleurlingen, met Indiërs en Bantoes. Met „kerkvorsten", maar ook met de mensen van het Christelijke Instituut. Allen op hun wijze nogal geprononceerd. Al len volop betrokken bij de situatie en veelal nogal heftig uitkomend voor wat men be schouwde als dè juiste benadering. Want de problematiek lééft daar wel; de kranten staan er vol van, en er wordt duch tig „gepolitiseerd". WAANNEER men dan bedenkt, dat eigen lijk héél Afrika, dat wonderlijke we relddeel dat niet minder dan heel de verdere wereld in de twintigste eeuw is gesleurd ge worden, zijn spanningen heeft, zijn stuipen in de haastige drang naar zelfstandigheid en volwassenheid, dan is nu wel bekend dat onderin de zak, daar in zuidelijk Afrika, de verwarring ook aanwezig is. Daar zijn de grote groepen van blanken en niet-blanken, en elk weer innerlijk zo onmis kenbaar gevarieerd. Daar zijn de verschillen, die zó duidelijk lijken dat men weer moet gaan waken tegen generaliseren. En daar tobt men met de vraag; hoe moet het hier, in 1970, niet maar met het oog op het nadcr- rukkende jaar 2000, maar hoe moet het van daag? Wat ons dan telkens weer trof was de ver scheidenheid in denken. Je kon het ene ogen blik bij een minister zitten die bij uitstek welgemoed bleek over de juistheid van het door hem voorgestane beleid, en een kwar tier later bij een oppositioneel die van zijn haar bezorgdheid geen geheim maakte. En beiden stellig geheel integer. jVIET geringe verschillen van opvatting dus, waarbij bovendien de specifiek mense lijke trekken niet ontbraken. De stewardes sen op de luchthavens bleken niet de enige bezorgden. Zoals er in ons land bij velen bezorgdheid is om Zuid-Afrika, bleken omge keerd dóór velen bezorgd om de situatie ten onzent, over theologische vragen bijvoor beeld. Maar óók bezorgdheid verschelde - nen zeiden ons „we zijn bedroefd" om vanuit Nederland geoefende kritiek. Bij een volk als het Zuidafrikaanse werkt kritiek op een eigen wijze. Dat volk ver toont. dacht ik telkens weer, toch nog altijd veel van de oude „lagermentaliteit": de nei ging om de „ossenwagens" in een cirkel op te stellen en zich daarbinnen terug te trek ken. Ik heb de verslagen gelezen die Verkuyl heeft geschreven na zijn bezoek, maar ik heb de indruk gekregen dat hij minder sporen heeft nagelaten dan die verslagen het doen vóórkomen. Velen zeiden me: we hebben hem maar wat laten praten, hem nu en dan een vraag stellend. Maar zwijgen is niet altijd instemmen. In feite waren opnieuw ossen wagens in een cirkel getrokken. GEMEENSCHAPPELIJK is en blijft tussen Nederland en Zuid-Afrika de weder zijdse genegenheid. Gemeenschappelijk ook de stoerheid; een conflict tussen mannen als Verkuyl en Vorster is wel in staat om tot de verbeelding te spreken. Maar of men de ander overtuigt, is een tweede. Veranderingen in standpunt schenen er overi gens toch wel te zijn, en zelfs in beide rich tingen. Maar dat soms, verzekerde men mij. vanuit echt menselijke situaties, de invloed van de vrouw na het huwelijk bijvoorbeeld.... Nieuw bewijs overigens voor de menselijke betrokkenheid in dit alles. Gemeenschappelijke stoerheid dus, die ook doorwerkt in de gevolgde terminologie. Aan de ene kant Hikt men vlot met beschuldi gingen van communisme, terrorisme, en der gelijke, maar toen ik bij het Christelijk In stituut vroeg, of men daar niet meende dat aan de andere zijde de beschuldiging van rascisme wel eens wat gemakkelijk viel, bleek men bereid dat te beamen. Het is alles wat tè moeilijk en tè ingewikkeld voor ge makkelijke etikettering. Ik wil over dit alles toch nog wel enkele artikelen gaan schrijven, in welke vorm dan ook. Ook al is het niet gemakkelijk. Maar men blijft journalist. De lezer zij overigens gewaarschuwd; er valt een betoogtrant te verwachten waarin bij de poging tot beoor deling de nuanceringen zullen zijn ingebouwd. Tot dat laatste intussen is zeker de beschou wer uit het zowel verre als altijd nog in het hart sympathiserende Nederland gehou den. DIEMER kunst wilde zuiver „mededeling" zijn: al leefde hij geïsoleerd, al was hij in zich zelf gekeerd, zijn kunst was bedoeld als we zenlijke communicatie. Want, zei hij zelf, in principe ontstaat de kunst uit de behoefte van de mens zich aan de ander kenbaar te maken. En omdat hij dat zo duidelijk, zo helder mogelijk wilde doen, gaf hij, op de achterkant of naast vele tekeningen, een. wat hij noemde, vingerwijzing in welke richting hij gedacht had. Geen verklaring „het schilderij uitleg gen is onmogelijk; dat is het juist: men kan het op geen andere wijze verklaren dan op de manier waarop het is geschilderd" maar een omschrijving zou je kunnen zeg gen van de gevoelens, die hem tot het uit beelden dreven. Weer laat ik Munch zelf aan het woord over de bladen „Wanhoop" en - een van zijn bekendste thema's „De Schreeuw": „Ik liep met twee vrienden over een weg toen de zon onderging. De lucht werd plotseling bloedrood (doorgestreept: ik voelde een waas van weemoed, een knagende droefheid onder mijn hart). Ik bleef staan, leunde tegen het hek, ten dode vermoeid, over het zwarte fjord en over de stad zag ik bloed en vurige tongen. Mijn vrienden liepen ver der, ik bleef achter, bevend van angst en ik voelde een grote eindeloze schreeuw door de natuur gaan". Paniek, levensangst, eeuwige knagende verwondering 't Is een van die zeldzaam voorkomende gelegenheden, deze tentoonstelling, waar je bij elke tekening, bij elke prent, hoe ver schillend, hoe uiteenlopend ook, voelt, dat het een onderdeel van een levenslange wor steling is. Geen zoeken naar „nieuwe" vor men, niet bedoeld als „nieuwe" stroming, maar een afspiegeling van een diep-mense- lijk pogen om het leven, dat wonderlijke en onbegrijpelijke, tegelijk angstige, gelukkige en wrede leven in al zijn facetten te bena deren, te betrappen. „Het zieke kind", een van de ontroerend ste thema's, waarmee hij zich tussen 1885 en 1906 bezig hield, is daarvan een prachtig voorbeeld. Het eerste schilderij: „Het werd een goed schilderij, maar niet precies dat wat ik wilde schilderen" „Ik schilderde het in de loop van een jaar meerdere keren, veegde het dan weer uit en probeerde steeds opnieuw mijn eerste indruk te vangen: de bleke, doorzichtige huid de bevende mond de sidderende handen". Jaren later: „Ik maakte drie versies, die alle drie van elkaar verschilden, maar ieder op zich een bijdrage leverde tot wat ik er voer toen ik het zieke kind voor het eerst zag." Deze alleszins unieke tentoonstelling, die na Rotterdam, nog in München, Berlijn en Oslo te zien zal zijn, wordt begeleid door een goed verzorgde en rijk geïllustreerde catalogus, waar. evenals in dit artikel, Munch zelf vaak aan het woord gelaten wordt. Aan dat alles kun je als bewonderend, geboeid en ontroerd beschouwer eigenlijk nog maar heel. heel weinig toevoegen. Links: Munchs getekend zelfportret uit 1920: ..Na de Spaanse griep". Rechtsboven: een van zijn beroemdste werken; „De Schreeuw" (1895). Daaronder: detail van krijtttekening „Bij op gaande maan" (1908). te leggen: overheersende, sterk naar buiten tredende figuren. „Munch", aldus Herbert Read in zijn be kende boek „Moderne Schilderkunst", „die de meest dominerende invloed uitoefende in geheel Noord Europa, was de meest geïso leerde, de meest in zichzelf gekeerde en de meest wrange van al deze melancholieke figuren. Hij bezocht een enkele keer Parijs en vertjleef gedurende langere perioden in Duitsland, maar geografisch was hij een „outsider", zijn naaste verwanten waren geesten als Kierkegaard, Strindberg, Ibsen en Nietzsche". Een geïsoleerde en in zichzelf gekeerde outsider, die een toch grote invloed uit oefende op de kunst van zijn en onze tijd. Geen stichter van een school, niet een man, die zijn ideeën aan anderen wilde opdrin gen, maar die in afzondering leefde en met zijn werk zijn medemensen schokkend over tuigde. Want, dat is het wat je telkens ook weer op deze tentoonstelling ervaart, nl. dat iedere tekening „moest"; dat Munch er niet onderuit kon. Zelf schrijft hij dat schilderen voor hem een ziekte en een roes was. Een ziekte, waar hij niet van af wilde, een roes, die hij niet kon missen. Hij las af en toe wel wat, hield van muziek, ging nu en dan ook wel naar het theaterMaar vlug moest ik weer naar huis, naar mijn schil dersezel Ik loop meest rond en wacht tot ik zin in schilderen krijg. Ik kan het niet uithouden ver weg te zijn van houts kool en penselen. Wanneer de vloedgolf mij meesleurt, moet ik weten, dat houtskool en penselen klaar liggen Ik kan me voorstellen, dat als je het werk van Munch niet kent, dit alles een beetje opgeschroefd, een beetje theatraal klinkt. Maar wanneer je op de tentoonstelling tus sen de tekeningen dwaalt, raak je er steeds meer van overtuigd, dat het zó moet zijn gegaan. Een vloedgolf van gedachten en ideeën overspoelde hem en hij trachtte die in beel den weer te geven. En dan niet alleen in beelden, maar ook in woorden. Munchs door C. A. Verhoeven Telkens als je op de een of andere manier geconfronteerd wordt met het werk van de Noorse kunstenaar Edvard Munch (1863—1944), verbaas je je er over, dat dit in ons land in feite maar zo weinig bekendheid geniet. Zelden im mers zie je reprodukties van zijn zeer grote schilderkunstige oeuvre, noch van zijn meer dan 700 prenten, om over zijn tekeningen helemaal maar te zwijgen. Om een voorbeeld te geven van zijn pro- duktiviteit: bij zijn overlijden liet Munch de stad Oslo zijn gehele werk na dat wil zeggen het werk, dat hij toen nog in eigen bezit had meer dan 1000 schilderijen, 15400 bladen grafiek, 4500 aquarellen en te keningen en zes sculpturen. Dat alles wordt bewaard in het Munch- museet te Oslo. Uit deze indrukwekkende verzameling is nu tot 1 november een (al even indrukwekkende) keuze te zien in het Museum Boymans-Van Beuningen te Rotterdam, de enige instelling in ons land die een schilderij van Munch bezit. Bijna 250 tekeningen, aquarellen en gou aches, aangevuld met een twintigtal gra fische werken. Het grootste deel daarvan is voor het eerst in Nederland te zien. Als ik zeg, dat Munchs werk weinig be kendheid geniet, bedoel ik daarmee, dat de „naam" Munch voor „het publiek" nu niet bepaald een begrip is. Zo'n begrip bijvoor beeld als Picasso, of. om dichter bij huis te blijven: Karei Appel, kunstenaars, die men ook kent, zonder hun kunst te kennen. Van Munch heeft men, buiten de kring van hoe dan ook ingewijden, hoogstens „wel eens" gehoord. Als over een der grondleg gers van het expressionisme. Met o.a. Rohlfs, Hodler, Ensor, Kandinsky of Nolde. Grondlegger, dat doet altijd een beetje denken aan het stichten van een dynastie of een bedrijf; aan mensen, die koste wat het kost hun ideeën aan anderen weten op

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1970 | | pagina 15