GOYA WAS GEEN FLIKFLOOIER Ook een so ld aat denkt EN DAAR ZIT 'M NET NOU DE KNEEP! Uit het leger gegrepen door Rolf Hoekstra door Gijs Kording n m Het leger Is in opspraak. De uitspraken van prof. De Jong, de zware straf voor de militaire „martelaar" Van der Horst en de sabotage- en opruiende activiteiten in het leger werpen tal van vragen op. Is ons leger werkelijk te vergelijken met het leger van vóór 1940? Waarom was de straf voor Van der Horst zo zwaar? Waarom roept men in het leger op tot staking en wat is de reden van het plegen van sabotage? Zit achter dit alles één groot links com plot of hangt over het militaire bestel werkelijk de muffe geur van oude kruit dampen? In een reeks artikelen zullen we proberen bepaalde facetten wat scherper in het vizier te krijgen. Bijgaand stuk is een eerste oriëntatie. 4 is een tijd geweest dat lied „Ik sta op wacht" een pkende populariteit ge- ■i, ook onder dienstplichti- militairen. Dat was in de 1van „toen we Indië nog den" en „onze jongens" gouden staan voor volk en erland. Maar tegenwoordig 'ten militairen suiker in de ijrine, hijsen ze lakens in de e|gemast met Ban-de-bom- ins en dreigen ze met sta king. Heel wat militaire leiders zien de toekomst somber in. De twintigjarige Henk van der Horst, voorheen dienst plichtig militair, is min of meer het slachtoffer gewor den van deze somberheid. Acht maanden achter slot en grendel voor het weigeren de militaire groet te bren gen is geen kleinigheid. Met deze straf is het militaire béstel op een ongelukkige manier voor het front van de publieke opinie geplaatst. Velen kunnen niet begrij pen dat het weigeren te groeten zo zwaar moet wor den gestraft. Anderen zien hierin de zwakte van de le gerleiding, die kennelijk een voorbeeld moet stellen ten einde de situatie onder con trole te houden. En het is waar, (vermoedelijk) kleine let hoffelijkste protest was de recente „groetdag". T actiegroepen in het leger laten steeds meer van zich horen. Er zijn bouten van leger voertuigen losgedraaid, er is suiker in de benzine ge gooid, men heeft olie uit carters laten lopen, er is ge dacht aan staking, er zijn opruiende pamfletten ver spreid en de Bond van Dienstweigeraars (BVD) spoort aan tot dienstweige- ren. Maar de manier waar op de marechaussee derge lijke zaken heeft behandeld wijst erop, dat kennelijk wordt gedacht aan één groot communistisch of althans links complot dat het bol werk van de militaire dienst wil ondergraven. Volgens de Vereniging van Dienstplichtige Militai ren (WDM) is er geen sprake van een complot. Goed, er zijn wat acties om de zo hoognodige democra tisering van het leger te versnellen, maar daaraan moet niet te zwaar worden getild. De vereniging, en dat is interessant, telt echter ook leden in haar bestuur die van de vereniging meer willen maken dan een over legorgaan met als taak het op gang brengen van de discussie over de democrati sering van het leger. Daar over een volgende keer meer. Van alle kanten voelt het militaire bestel zich be dreigd door invloeden van buitenaf, die het de leger leiding moeilijk maken haar taak uit te oefenen zóals ze dat al zo lang met succes heeft gedaan. Zit er achter al die acties, achter het ver zoek om democratisering, achter de dreiging tot sta king over te gaan wanneer bepaalde doelstellingen niet worden verwezenlijkt, één grote ondermijnende kracht? Het valt te betwijfelen. In deze tijd, waarin de jeugd al op school of in het bedrijfs leven heeft geleerd wat de mocratisering, inspraak en medezeggenschap inhouden, ligt het bijna voor de hand dat het strakke en op be paalde punten sterk ver ouderde militaire stelsel ge woon om actie róépt. Een ministerie van defensie, dat aan de bestaande structuur te stevig dreigt vast te hou den, kan zo provocerend werken dat alleen daardoor al gecoördineerd verzet van Men heeft eens tijdens een internationaal congres van kunstgeleerden,'in het begin van de jaren twintig gehouden gepoogd een lijst op te stellen van de tien „grootste" beeldende kunstenaars aller tijden. Het resultaat was verrassend, om niet te zeggen verbijste rend. Velasquez kwam er op voor, Manet begrijpelijk, natuurlijk ook „onze" Rembrandt, „onze" Frans Hals en „onze" Van Gogh sierden het rijtje en ene Leibl (wie kent hem nog?), maar Goya ontbrak. Volslagen ten onrechte. >ya wordt nu althans voor een Veelte „gerehabiliteerd" door op Igatie van de zojuist gepensioneerde ikteur van „het Mauritshuis", dr. A. fi Vries een expositie van een aam deel van zijn oeuvre te hou- Daarom maar een deel. omdat de Hukken, om allerlei redenen, veilig de plaatsen waar zij thuis horen [ifdzakelljk b.v. in het Prado te Ma- h zijn gebleven. loe groot dit gemis voor deze gele eheid dan ook mag zijn, men heeft op ^ntieve wijze getracht hieraan tege- it te komen, door de zogeheten arte schilderijen", die wereldroem rieten, in kleurendia's-te vertonen. Dat mèt gesproken tekst, op het Bin van „het Mauritshuis" in daartoe gebrachte „noodgebouwtjesEen B, die men en passant moet benutten, 1 nzeer trouwens als het aanschaffen de, met zorg samengestelde, rijk (ustreerde catalogus, die een derma- istructieve inhoud heeft, dat zij in geringe mate het genot van een lekzal verhogen. Ivorens we op het chapiter komen het in eerste instantie om gaat, nog een „technisch" detail: de expo- is dagelijks, continu, geopend van schraalhans in het grote gezin keuken meester was. Een van de drijfveren tot Goya's niet ln te dammen eerzucht moet heeft men achteraf begrepen de omstandig heid zijn, dat, hij dwars tegen de ver drukking in, zijn (partiële) deftige af komst wilde en zou bewijzen. Hoezeer hjj daarin is geslaagd, ligt als in een open boek te lezen voor al wie „zijn" tentoonstelling gaat bezoeken en zich wat nader in dit boeiende leven wenst te verdiepen. Wie echter over een genie al6 Goya moet gaan berichten, komt voor een waar mer a boire van op zichzelf stuk voor stuk Interessante en vermeldens waardige feiten te staan, zodat hij zich. noodzakelijkerwijze de discipline van de uiterste beperking moet opleggen. Goya bewijst hier in, nog niet ten vol le vijf dozijn schilderijen, zijn meester schap op alle wapens en dan te beden ken dat zijn grafiek, alsmede zijn teke ningen, die tot het belangrijkste deel van zijn werken moeten worden gerekend, omwille van o.a het ruimtegebrek geheel ontbreken. Hierin wordt overigens voor zien door in het najaar op een expositie in het Prentenkabinet van het Rijksmu seum te Amsterdam dit ontbrekende deel alle recht te doen wedervaren. Wat men thans in het Haagse Maurits- Dit Is geen „huisje-kraken" maar gewoon dienst. de dienstplichtigen mogelijk wordt. Het idee van de nationale groetdag, spontaan geboren bij de VVDM nadat tegen soldaat Van der Horst zes tien maanden gevangenis straf was geëist, heeft dit reeds aangetoond. De actie werd een groot succes. Het ministerie heeft wijselijk zijn mond gehouden en niet gereageerd, maar het is niet ondenkbaar dat een derge lijke ludieke actie de vol gende keer een dreigender vorm aanneemt. De kreet „in dienst hoef je niet te denken, er wordt voor je gedacht", die een aantal jaren terug nog op geld deed, verliest aan kracht. Een heleboel dingen worden gewoon niet meer genomen. Het maakt het de beroepsofficieren niet ge makkelijker en het is een feit, dat een aantal officie ren om deze reden het com mando heeft teruggegeven en uit de militaire dienst is gestapt. Deze houding wordt nog begrijpelijker, indien men de uitspraken van prof. dr. L. de Jong serieus neemt. Aan zijn kritische opmer kingen zou nog kunnen wor den toegevoegd, dat ook de discipline van de dienst plichtigen te wensen over laat. Ook tegen deze ach tergrond moet de zware straf voor soldaat Van der. Horst worden gezien. In de praktijk komt de groetplicht erop neer, dat men geen mensen groet maar sterren, strepen of balken. Uit het oogpunt van de legerleiding ZATERDAG 11 JUU 1970 gezien heeft dit (slaafse) groeten een belangrijke functie: het drukt de mili tair steeds weer met z'n neus op het feit, dat hij de ondergeschikte is. Een soldaat die groet, is ook bereid een bevel uit te voeren. Een militair die niet wil groeten, weigert tegelij* kertijd de rol van onderge schikte te spelen. En het mi litaire systeem is nu een maal gebouwd op de onvoor waardelijke gehoorzaamheid van de mindere aan de meerdere. „Zij (de krijgs tucht - red.) eist een voort durend besef van onderge schiktheid aan iedere hoger geplaatste Voor mensen die kritisch hebben leren denken is dit nauwelijks te verteren. De VVDM heeft zich daarom opgeworpen voor de belan gen van de dienstplichtige. Ze doet belangrijk werk, maar in de ogen van som migen schiet ze toch in haar taak tekort. Ze dient, zo wordt gezegd, ook de buiten parlementaire akties niet te schuwen. Daarom de vol gende week: Wat doet de VVDM? ot 22 uur, met uitzondering van de dagen en zondagen; dan gelden de ale „openingstijden ioya, die voluit Francisco José Goya cientes heette, werd op 30 maart Fuendetodos, een gehucht bij [agossa. uit betrekkelijk arme ouders oren. Ofschoon zijn moeder (wiei i Lucientes hij later aan de zijne zou koegen) van „lage" Spaanse adellijke nst was, trouwde zij zoals men I toen en helaas nog wel, noemde eden haar stand", waardoor alras Portret ven Manuel Otorio Manrique, tussen 1785 en 1790 tot stand gekomen. huis onder ogen krijgt, is voor ons Ne derlanders die Goya nauwelijks of In het geheel niet kennen, een verrassing van hoge orde. Men is als het ware lijfelijk- getuige van de worsteling, die een genie op velerlei gebied moest aangaan om ten slotte op de plaats te komen waarop hij krachtens zijn grote gaven recht had. Een van de eerste teleurstellingen, la ter door vele gevolgd, was zonder twij fel het feit, dat men hem een studie beurs voor de Koninklijke Academie van San Fernando weigerde. Voor Goya een stimulans te meer, ge dreven door zijn aanwijsbare geldings drang. er nog harder tegenaan te gaan. Het moet hem dan ook een onuitspreke lijke voldoening hebben geschonken, zichzelf later als eerste hofschilder aan het hof van Karei IV terug te vinden. Maar hij is dan al een eindje in de vijftig en heeft inmiddels, zeven jaar tevoren, een ernstige ziekte doorge maakt met als gevolg een blijvende doofheid. Rond de tijd van zijn eervolle benoe ming tot hofschilder, voltooit hij zijn sui te Caprichos' (grillige invallen) en moet zich nu hoofdzakelijk bezig gaan houden met de zaken die van hem worden ver wacht. Een reeks portretten van de Spaanse koninklijke familie en de daarbij beho rende hovelingen, alsmede hoogwaardig heidsbekleders van allerlei aard en soort, die staan te dringen om door de dan 'erkende' meester te worden gepor tretteerd, ie er het schitterend gevolg van. Men vraagt zich af, of men er toen niet doorheen heeft gekeken hoe gena deloos hij zijn hoge opdrachtgevers 'te kijk' heeft gezet, zozeer zelfs, dat mocht men hem ooit iets kunnen verwijten, het zeker geen 'flikvloolerij' Is om in de gunst van de hoge heren te blijven. Dat zelfs een koning niet bedeeld be hoeft te zijn met uiterlijk schoon, ligt voor de hand, maar een Karei III zodanig (op de tentoonstelling onjler nr. 11 te zien) neer te durven zetten, duidt op z'n zachtst gezegd op een wrange kijk op zijn medemens. Niet alleen Karei kwam er zo be kaaid van af, ook de overige hidalgo's, diplomaten of van welk hoog ambt de representanten ook waren, moesten het ontgelden. Want met hoeveel genie hij ook zijn "modellen' trefzeker vastlegde en er bovendien steeds alle kenmerken van zijn eminent kunstenaarschap aan toe wist te voegen, wie ogen heeft om te zien, kan zelf nagaan met hoeveel 'slordigheid', met hoeveel verachting bij na, hij vaak de prerogatieven van hun aanzienlijke waardigheid, aan het doek toevertrouwde en hiermee in wezen er de blijken van aflegde dat hij de hele zaak min of meer aan zijn laars lapte. De bezoeker die Inmiddels zijn rond gang langs de portretten achter de rug heeft, kent nu een partje van de vrijwel ondoorgrondelijke en heftig be wogen Goya, ofschoon het hier nog slechts om een ingetoomde bewogenheid ging- Maar eerst volop leert men de mees ter kennen bij het zien en ondergaan van zijn min of meer „vrije" scheppingen. Daar zijn dan allereerst de indringende stillevens, maar ook zijn werken als b.v. „De H. Elizabeth geneest een zieke door handoplegging" om dan na het bekij ken van zijn religieuze doeken ten slotte te komen tot zijn hantises, zijn „boze dromen", zouden we lisver willen zeggen, waartoe hij af en toe moest da len tot in de diepste krochten van zijn getourmenteerde gemoed op een wijze die hoogstens met een Jeroen Bosch, enige eeuwen eerder, vergelijkbaar zijn. Verwonderlijker nog is dit alles, als men bedenkt dat tezelfder tijd In Goya's buurland, Frankrijk, een David en een Ingres doende waren op hun wijze, maar vooral naar de mode van die dagen, kunst te vervaardigen. Het Frankrijk tus- Links het portret van Ferdinand Guillemardet, 1798; rechts het portret van de hertog De la Roca, omstreeks 1800. een haakjes, waarheen Goya zich in 1824 na velerlei minder aangename weder waardigheden natuurlijk In vrijwillige ballingschap begeeft en waar hij op 16 april 1828 als een zeer oud en ziek maar nog altijd zeer strijdbaar man, in Bordeaux afscheid neemt van dit onder maanse. We hebben getracht binnen het bestek van een kranteartikel een tipje van de sluier die over het „mysterie Goya" ge spreid ligt, op te hchten. Voor de rest zal de expositiebezoeker het zeif moeten gaan doen. Vijfendertighonderd mensen gingen u in de eerste (twee) dagen dat de ten toonstelling geopend was, al voor. Dus het wordt dringen geblazen Goya nader leren kennen, om hem daarna weer voor een lange tijd vermoedelijk in da vergetelheid (althans voor ons land) te rug te duwen. In leder geval: smeedt het (Spaanse) ijzer^nu het nog heet is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1970 | | pagina 11