:r zijn 1570 monumenten n gebied waar de ^ILC gelezen wordt VIJFTIG JAAR ZORG VOOR MONUMENTEN in ven tarisatie, beschrijving, onderhoud en reparatie S9 door Simon de Groot springen. De eerste kerk die door haar activiteit van de ondergang is gered, is die te Oostum, waar de laatste jaren alleen in de zomer nog vier diensten werden gehouden. Na de restauratie wordt het gebouw een uithof van het Groninger Museum. Een overeenkomstig voorbeeld vinden wij in Leiden en omgeving in de oprichting van de Rijnlandse Mo lenstichting, zonder welke een aantal molens in het Leiden omringende polderlandschap een prooi van defi nitief verval zou zijn geworden. ZELFS RUÏNES "T)E MONUMENTENZORG is in de achterliggende vijf decennia on ze streek niet voorbijgegaan. Wij ge ven hier maar een heel beperkte en willekeurige opsomming om dat aan te tonen. 1926: ingebruikneming gerestau reerde kerk Katwijk aan den Rijn; vereniging Oud-Leiden richt adres tot de Leidse gemeenteraad inzake een verordening op de monumenten. 1930: ingebruikneming gerestau reerde kerk te Hillegom; idem Mare- kerk Leiden. 1931: idem Leidse synagoge; molen van Noordman te Leiden gerestau reerd. 1933: heropening na restauratie van De Lakenhal te Leiden. 1938: Leidse gemeenteraad neemt een monumentenverordening over met bijbehorende voorwaarden voor gemeentelijke steun tot het behoud en herstel van monumenten. 1939: gerestaureerde kerk te Lisse geopend. 1940: idem te Wassenaar, restaura tie Marekerk Leiden begint opnieuw. 1946: Pieterskerkorgel te Leiden gerestaureerd. 1947: molen De Valk in Leiden in restauratie. 1948: kerk Hazerswoude gerestau reerd. 1949: Oude Kerk te Katwijk aan Zee, die pakhuis was geweest, na restauratie in functie hersteld. 1950: torenrestauratie in Benthui zen; oude huis van voormalige bui tenplaats Vreewijk te Leiden geo pend als bejaardentehuis. 1951: molen te Rijpwetering hersteld. 1952: molen aan Maredijk te Lei den gerestaureerd. 1953: oudheidkundig museum in Woubrugge geopend. 1957: kerk te Zoeterwoude na acht jaar restauratie heropend. 1960: heropening Huiszittenhuis (diaconaal centrum) Leiden. 1963: opening gerestaureerde kasteel Duivenvoorde te Voorscho- Een frappant voorbeeld van „restauratie-metamorfose" doet zich in Leiderdorp voor, tvaar de uit 1620 daterende Dorpskerk, na in de vorige eeuw door de bouw van een westtoren te zijn verknoeid, haar oorspronkelijke vorm heeft teruggekregen. De toren staat nu weer op het dak, zoals op heel oude prenten ook is te zien. ten; begin van restauratie van de Burcht te Leiden. Regelmatig wordt in de plaatse lijke en regionale annalen melding gemaakt van restauratie van oude panden, zoals kerken, molens e>n woonhuizen. Zelfs ruïnes (Bol- lénstreek) ontsnappen niet aan de particuliere interesse. Er staat in on ze omgeving geen kerk of molen op instorten. Of de restauratie is al achter de rug óf er bestaan serieuze plannen. Er zijn echter niet alleen pluspun ten. De laatste tientallen jaren zijn er nog te veel eigenaars geweest, die kans zagen door de mazen van de wet heen te glippen en in monumen taal opzicht onherstelbaar verlies aan te richten. Protesten bleven dan ook niet uit. Nog niet zo heel lang geleden kreeg het gemeentebestuur van Noordwijkerhout er in een jaarboek je van Oud-Leiden duchtig van langs omdat het bij de aanleg van een plantsoen achter het Witte Kerkje de fundamenten van het ver dwenen gotische koor van de kerk had laten opruimen zonder deskun digen zelfs maar in de gelegenheid te hebben gesteld een en andere van tevoren op te meten of te fotografe ren. Dat gebeurde in 1950. „Onver geeflijke kortzichtigheid". 'C'LKE GEMEENTE heeft haar mo- J_j numentenlijst, waarop de pan den staan die voor conservering m aanmerking komen. Deze aantallen zijn van dien aard, dat de meeste gemeenten toch wel lets van een monumentenbeleid moeten voeren, willen op den duur toch geen monu menten verloren gaan. Monumentenzorg is geen strijd punt meer. Toch zijn er mensen die de zin ervan ontkennen. Ze bestem pelen het als naïef gedoe, dat voedsel geeft aan sentimenten die de vooruitgang alleen maar kunnen af remmen. Gelukkig is deze opvatting niet zo sterk dat zij nog iets kan afdoen aan het in de loop van vele jaren verkregen gerichte monumen tenbeleid. De overblijfsels uit vervlogen cul tuurperioden hebben niet alleen geschiedkundige, bouwkundige en esthetische betekenis maar zij vor men ook de constructie van het ge bouw der beschaving zoals dat, het zijn verschillende cultuurvormen, in de loop van vele eeuwen in deze landen is verrezen. Monumentenzorg bewaart dat verband tussen oud en nieuw, tussen wat ons uit de geschiedenis werd aangereikt, om het als karakteristiek van die geschiedenis te verzorgen, en om de vooruitgang waartoe diezelfde geschiedenis ons noopt en stimuleert. Naarmate de cultuurvormen in grijpender veranderen zal de be hoefte om iets van het wezenlijke van vroeger te behouden des te ster ker worden. Dr. C. A. van Swigchem maakt hier terecht onderscheid tus sen monumenten enerzijds en ar chieven en musea anderzijds. Monu menten confronteren ons direct met wat wij uit het verleden aan schoon heid erfden. En iedereen wordt daarbij betrokken. AANPASSING QM HET NUT van monumenten- zorg te bevestigen, zal ook het efficiënte gebruik van het gerestau reerde pand een punt van studie moeten zijn. De populariteit van mo numentenzorg staat of valt met de vraag of het gebouw een functie kan krijgen in de maatschappij van nu. Leiden heeft daarvan enkele posi tieve voorbeelden: -het Gravensteen werd studiecentrum en het weeshuis aan de Hooglandse Kerkgracht geo logisch museum. Maar wat is de toe komst van de Waag en van de Burcht, en, over een aantal jaren, van de geheel gerestaureerde Hoog landse kerk en de Boerhaavezalen? De tijd gaat door Het monument kan in deze ontwikkeling zinvol worden opgenomen. Daarvoor is ook fantasie nodig. En breed overleg. Restauratie is niet: herstel van het oude zonder meer. Zij veronderstelt óók aanpassing. Dón zal de degeneratie van de ne gentiende eeuw ons niet opnieuw overspoelen. aandacht van den Directeur van het Gemeentemuseum is gevestigd ge worden op enkele fragmenten, die nog in het bezit van den slooper waren". Monumentenzorg kan niet de waterdichte garantie geven dat af braken niet meer zullen voorkomen, maar de sfeer, waarvan een effectie ve monumentenbescherming mede afhankelijk is, is wel een stuk ver beterd. De belangstelling is geweldig toegenomen en een dreigende instor ting of afbraak van een monument ontketent in de regel zo'n stroom van publiciteit en van tegenkrachten dat het de eigenaar wel bijzonder moeilijk wordt gemaakt om ctp deze manier van zijn last af te komen. Toch konden na 1945 nog de kerk jes van Graft en Koedijk (Noord-Holland) worden gesloopt, om maar enkele voorbeelden te noe men. En als er onder particulieren geen interesse was voor dergelijke zaken, zou Monumentenzorg niet kunnen verhinderen dat er nog meer tegen de grond ging. ONSTUITBAAR FEN RECENTE illustratie van deze particuliere zorg voor het monu ment vinden wij in de provincie Groningen. Daar staan maar liefst 163 historische kerken, de een nog groter dan de ander. Zij behoren toe aan 100 kerkelijke gemeenten of combinaties van gemeenten. In deze eeuw zijn er 45 gerestaureerd. In 1968 waren er restauratieplannen voor 20 kerken. Ten aanzien van 16 werd gemeld, dat restauratie ge wenst is. Groningen telt 154 torens, waarvan er 149 aan kerkelijke ge meenten behoren. Vele oude kerken zijn door de veranderingen in het kerkelijke werk werk en de moderne eisen van acco modate ondoelmatig geworden. Dor pen ontvolken. De binding aan de kerk wordt losser. Kerken worden overbodig. Een onstuitbaar proces. „Het is voor de planning op lange re termijn van belang, dat binnen afzienbare tijd een aantal deskundi gen de kerken in de provincie Gro ningen stuk voor stuk gaat bekij ken", zegt een nota van de provinci ale restauratiecommissie. „Het is te voorzien, dat bij een dergelijk on derzoek de conclusie ten aanzien van een aantal kerken zal moeten luiden: afstoten". Gehoopt wordt, dat ande ren deze erfenis van verre voor geslachten willen overnemen en haar, zij het op andere wijze, zo goed mogelijk zullen beheren. Om dat te verwezenlijken is nu de „Stichting Oude Groninger Kerken" c/pgericht. In nauwe samenwerking met Monumentenzorg wil deze voor de bedreigde monumenten in de bres provisorische reparaties en onoor deelkundige restauraties veel van hun originaliteit en authenticiteit verloren. Het kost om een restaura tieplan op te stellen soms de grootste moeite, de oorspronkelijke vormen op papier te reconstrueren, ofschoon een volledige reconstructie van de oorspronkelijke toestand van het gebouw zeker niet het belang rijkste motief voor restauratie be hoeft te zijn. Latere veranderingen kunnen zo interessant zijn voor een bepaalde cultuurperiode dat de restaurateurs ze graag zo goed mo gelijk conserveren. Vaak is een ge trouw-herstel van de aanvankelijke vorm ook te kostbaar. In Velsen, bijvoorbeeld waar de restauratie van de aloude Engelmun- duskerk pas is voltooid, hadden het romaanse koor en de gehele zuid- beuk herbouwd moeten worden als men het principe van volledig herstel van het oorspronkelijke als uitgangspunt had genomen. Bergum (Friesland) daarentegen zag de zij beuken van zijn romaanse kruiskerk wèl herbouwd en de kerk van Amei- de kreeg weer haar dwarsarm. Zo wordt elk monument op zijn waarde en mogelijkheden bekeken. Dat maakt restauratie tot een nogal ge compliceerde aangelegenheid, vooral wanneer zij - wat steeds meer ge beurt gepaard gaat met uitgebrei de opgravingen. Een voorname bepaling is, dat zonder toestemming van het rijk niets aan het gebouw mag worden gewijzigd. Ook de voorwerpen en de versieringen moeten het kritische oog van monumentenzorg passeren. LEIDEN VERMAAND JJET SPREEKT vanzelf, dat met het optreden van de algemene rijkscommissie nu ongeveer vijf tig jaar geleden de neiging tot slopen niet onmiddellijk onschade lijk was gemaakt. Een jaar na haar oprichting werd de gemeente Lelden op de vingers getikt. Uit de commis- sienotulen van 1919: „B. en W. van Leiden deelden me de, dat vergunning was verleend tot het sloopen van gevel Kraaierstraat 3, die vermoedelijk van kunsthisto rische waarde was. Een terstond in gesteld onderzoek leerde dat inmid dels de gevel reeds tot de onder- drempels der kozijnen gelijkstraats was afgebroken. Aan den Directeur van het Bouwtoezicht te Leiden is verzocht voortaan tegelijk met het verslag aan B. en W. een mededee- ling te doen aan het Rijksbureau. De JE KERKVOOGDEN uit IJsselmuiden konden hun ogen niet geloven toen zij onlangs in de showroom van een antiquair in Arnhem hun avond- alstafel met toebehoren geprijsd zagen met de onwaarschijnlijke som van rtigduizend gulden. Ze drukten hun neuzen plat tegen de ruit, in de hoop 1 hun verstarde ogen toch nog een nul te veel hadden gezien. Verontwaar- ing en schaamte mengden zich. Het stond er onuitwisbaar. En het was it hun tafel. 7aar was óók dat zij het kerkan- in 1967 voor elfhonderd gulden i een Kampense handelaar had- l verkocht. Zomaar. Zonder een ferzoek naar de werkelijke waar van het onpraktische meubilair, i dat ogenblik was alleen dat be ng van elfhonderd guldens voor beslissend. Geheel in overeenstemming met handelwijze van vele „vaderen". Monumentenzorghadden ze tmaal niet gedacht. Die instelling ped als restauraties de kerkekas ri plunderen. laar er werd een beroep op het tie dorp gedaan om met een fi- iële bliksemactie de terugkoop stellen. Het kerkbestuur de wind mee; IJsselmuiden kan op een bijzondere kerkelijke •vendheid. Het lukte! Als de kerk is gerestaureerd, zal de ke tafel met banken weer op plaats worden gezet. FALEND VOLK .UKKIG is dit voorval niet ;enmerkend voor de manier ip wij in deze tijd met onze enten omgaan. Er wordt in- lig en uitwendig nog wel aan enten geknoeid, vooral wan- tijdelijke reparaties een on- Ibare toestand moeten opschui maar het begrip monumenten- heeft voor de meesten toch wel positieve inhoud, heeft niet aan het selectiever- van de toenmalige kranten- s gelegen, dat een kwalijke :verkoop als in IJsselmuiden in ;er tijden geen bericht waard Het is de vraag, of zij het als euveldaad kónden aanmerken; transacties kwamen zo vaak dat de omvang van de kranten tijd zeker onvoldoende zou geweest. Afbraak en ontluiste- 'aren schering en inslag, negentiende eeuw geeft op het van de monumentenzorg een diende armoede te zien. In 1873 |jhr. mr. V. E. L. de Stuers niet zwijgen. Zijn vermoeden is leid geworden en hij gebruikt id „De Gids" om in een strie- verhaal, getiteld „Holland op lalst", het falende volk aan de te stellen. „Alle daden van [isme op te noemen die de jaren in Nederland zijn ge ld, zou een reuzenwerk zijn, ook ridat vele schandalen niet ge- ateerd zijn geworden", zijn talloze monumenten zonder zaak vernield. Andere werden opzettelijk verzuim aan een al- e verwaarlozing prijsgegeven, het restaureren gebeurde vaak rdeelkundig. Vaste normen en ~:ipes kende men niet. De rede- ig van velen was dat het slopen een historisch gebouw minder e dan restauratie en onderhoud. moest het gesloopt worden. Er doelbewust een sfeer gekweekt sloping gemakkelijk te maken. Pele gedachte: als het gebouw in verwaarloosde toestand komt, Ie belangstelling ervoor wel ver leren en de animo om er geld uit te geven ten slotte helemaal wijnen. Stuers spaarde ook de bouwers die tijd niet. Zij bekommerden niet om oude gebouwen in de Iheid van hun disharmoniërende ies. De onverschilligheid zat zo dat de zin voor traditie en >nheid min of meer werd uit- iakeld. De Stuers ontzag zich om de overheid als een van de Uchuldigen aan te wijzen. „De i en de eerbied voor kunst zijn 3e meesten onzer bestuurders zo als geheel uitgedoofd". "jT ONS volk in de vorige eeuw zijn gevoel voor de eigen, onver- ware schoonheid van de cul tuurschatten uit het verleden niet geheel kwijt was, bleek wel uit de weerklank die het appèl van jhr. De Stuers ondervond. Het resultaat was de instelling van een afdeling kunsten en wetenschappen aan het ministerie van binnenlandse zaken, waarvan De Stuers zelf referendaris werd. Deze voorvechter heeft die benoe ming allesbehalve als een erebaantje opgevat. Hij ging te werk met een felheid die enerzijds medestanders won maar anderzijds velen die zijn motieven voor een doortastend mo numentenbeleid nog wel wilden overnemen, van hem vervreemdde. Dit begin van monumentenzorg is voor vele karakteristieke over blijfsels uit het verleden te laat ge komen. Maar het kwam nog op tijd om heilzame tegenkrachten op te wekken in een toen al snel veran derende maatschappij. Het afbrok kelingsproces van de oude maatschappij werd verhevigd door een revolutie op bouwkundig gebied, de uitbreiding van de steden en de machinale produktie van bouwmate rialen. Het edele ambachtswerk boette aan betekenis in, waardoor een herwaardering van wat ons uit vroegere tijden nog restte, op straffe van een radicale ondergang van dit bezit, niet kon uitblijven. Zo werkte de modernisering van de maatschappij mee om het vurige beroep van De Stuers kracht bij te zetten. Exponenten van deze wakkere te genkrachten waren o.a. de Ned. Oudheidkundige Bond (nu 70 jaar), wiens doelstelling was het monu- mentenbezit te inventariseren en de monumentenbescherming juridisch te grondvesten, de rijkscommissie van 1903 (voor de inventarisatie en beschrijving van monumenten), de Het gerestaureerde hofje aan de Oude Varkenmarkt te Leiden, waar nu studentenechtparen wonen, zie ook linksbovenaan de pagina. De nieuwe functie heeft hier het monument voor algeheel verval behoed. algemene rijkscommissie voor de monumentenzorg van 1918, de Bond Heemschut (1911) en de vereniging Hendrick de Keyser (1918). Later volgden o.a. de vereniging De Hol- landsche Molen, de vereniging Men- no van Coehoorn, de Nederlandse Kastelenstichting en de Stichting Historisch Boerderij-onderzoek. Par ticulier initiatief en overheid reikten elkaar de hand. De overheid alléén kon niet veel uitrichten. In 1814 kwam een wet tot stand om de sloping van oude ge bouwen tegen te gaan. Een Konink lijk Besluit van 1824 bepaalde, dat toestemming van hogerhand nodig was om kerken te verbouwen, inte rieurs te veranderen en onderdelen van interieurs te verwijderen. Veer tig jaar later werd dit besluit yer- 'nietigd. De waarde van het gerichte initia tief van overheid en particulieren lag vooral daarin dat de monumen tenzorg tot algemeen belang werd verheven en normen konden worden vastgesteld om die gemeenschappe lijke verantwoordelijkheid te con cretiseren. ONWETENDHEID TN DE geschiedenis van de monu- A mentenzorg is 1918 een belangrijk jaar. Toen werd de algemene rijkscommissie geïnstalleerd met een afdeling voor inventarisatie en beschrijving en een afdeling voor onderhoud en restauratie. Tot de eerste werkzaamheden van de commissie behoorde het maken van voorwaarden voor de belang hebbenden om subsidie van rijkswe ge te krijgen. Ze hebben betrekking op de restauratieplannen en hun uit voering en op het onderhoud van het monument nadat het i§ gerestau reerd. Een architect die een kerk in de omgeving van Leiden restaureerde, vertelde ons eens dat hij voor een „eenvoudig" deurslot niet minder dan vijf ontwerpen had moeten ma ken; vier konden de goedkeuring van de rijksdienst voor de monu mentenzorg niet verkrijgen. We liswaar restaureert de eigenaar van het gebouw, maar het rijk heeft een dikke vinger in de pap. Zo moet het al instemmen met de keuze van de architect en de aannemer en uiter aard ook met het plan zelf. Gedu rende het werk worden regelmatig besprekingen gevoerd, waarbij vaak ook een vertegenwoordiger van mo numentenzorg aanwezig is. Tal van monumenten hebben door

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1970 | | pagina 71