FILMKIJKEN BETEKENT
EEN APPEL OP EIGEN
KRITISCH VERMOGEN
Dommelen boven
krant is tukken
voor tv geworden
31
E».
DICTATORS
TOESTANDEN
AANVULLING
i Ls er aan de wieg van de film
L niet zo'n vrolijk, inventief en
tndig baasje had gestaan als
eorges Méliès, vast en zeker zou
uitvinding van de gebroeders
■mière niet zo vlug zo'n grote
licht genomen hebben.
Louis en Auguste Lumière wa
ll degelijke knutselaars. Ze wis-
i bewegende beelden op het
tte doek te krijgen, waarbij ze
n camera hanteerden als een
pndslang, voortdurend heen en
kef. Alles kwam er in deze volg-
Je wel ordentelijk op. maar
)er ook niet.
Georges Méliès evenwel was een
taterman. Htf zocht amuse-
in ts voer voor ziin Théatrc
Ibert-Houdin. Het was niet aan
slepen en de altijd bedrijvige
Sliès, die er zijn boterham mee
(est verdienen was steeds op
ik naar nieuw goed, want anders
tld je je klantjes niet op het
ilbetreden. afgegraasde terrein
li de amusementssector. He film,
l was het
ianvankelijk gebruikte ook
jliès de camera als een registre-
Id oog en filmde hij trouwde
belijkse dingen des levens, maar
een dag, toen hij op de Place de
êra druk bezig was het ver
te verfilmen vertikte dat be-
\rde ding het weer eens. Méliès
i het peuteren en na enige tijd
rkte het apparaat weerwaarop
dapper werd doorgegaan met
atjes schieten.
Maar wat een verrassing thuis
het ontwikkelen. De autobus
is ineens veranderd in een lijk-
gen en de voorbijhaastende he-
i in flanerende dames. Dit was
vondst: met een filmcamera
l je meer doen dan trouwhartig
istreren; je kon er streken mee
jfulen, je kon voor verrassingen
jen, je kon wat anders laten
i dan je zag, je kon de werke-
heid manipuleren, je kon liegen
de camera, je kon het won-
baarlijke zichtbaar maken,
\om je kon met de camera
tre inval va.n fantasie, van
om, van illusie gestalte geven.
i film, (wat wij tegenwoordig
ir film verstaan), is op die okto-
ag 1896 op de Place de l'Opéra
ren. Toen heeft de mensheid er
nieuwe dimensie bijgekregen:
wereld scheppen, even zicht- en
hoorbaar als de echte wereld, maar
niettemin een gedachtenspinsel.en
men deed dit met de middelen van
de werkelijkheid, want niets is zo
werkelijk als de techniek.
't IS DE MAKER
TAE FILM en dat is de grote ont
dekking van Méliès is volop het
produkt van zijn maker en hoe beter
de technische middelen worden, hoe
beter de maker erin slaagt zijn pro
dukt als net echt te presenteren.
Voor het welslagen van een film zijn
dan ook twee zaken elementair: het
vakmanschap van de maker om zijn
apparatuur te gebruiken, én (in feite
hoort dit op de eerste plaats te
staan) de geestelijke inhoud van de
maker
Een filmmaker weet de techniek
van het filmen perfect toe te passen,
maar heeft hij niets te „zeggen":
dan heeft men een mooie verpak
king zonder inhoud. Een filmmaker
is wat de techniek van het filmen
betreft een stumper, maar heeft hij
enorm veel te „zeggen": dan daast
zijn film in het rond, niemand kan
er een touw aan vastkno'pen, zo'n
film komt nergens „aan".
Uiteraard gaan de filmbeschou
wingen op dit punt uiteen. Sommi
gen komen op voor een goedgemaak
te film; of hij verder nog iets te
..zeggen" heeft doet er voor hen
minder toe. Dat zijn filmesthetici
Anderen komen op voor de ideeën
van de maker. Of de film ook nog
goed gemaakt is, is van minder zorg.
Hen zou men de filmethici kunnen
noemen. De strijd tussen beide groe
pen zal altijd onbeslist blijven.
IS NOG een ander twistpunt,
dat actueel blijft: de echt- of de
ic Film en kermis waren aan
vankelijk nauw verwant. Het in
dertijd in Arnhem gehouden
filmfestival bracht die tijd weer
tot leven d.m.v deze reis
bioscoop.
onechtheid van de film. Voor de oor
log werd als kritiek op de film vaak
gehoord: „Hij verplaatst de kijkers
in een gedroomde wereld!" De film
werd in deze gedachtengang
beschouwd als „opium voor het
volk": de mensen waren vanuit hun
benarde (meestal: sociale) omstan
digheden even overgeplaatst in een
schijnwereld. Op deze wijze werden
zij vervreemd van hun eigen situa
tie.
Nu had de film dit in die jaren
gemeen met het overige amusementsle
ven. Het effect werd bij de film
evenwel enorm versterkt door de
echtheidsillusie, die er van uitging
Echter, van deze echtheidsillusie kon
men buiten de amusementssector
eveneens een bijzonder goed 'gebruik
maken. Bijv. in de politieke 'propa
ganda. Lenin zag al vroeg in de film
een uitstekend middel om zijn
ideeën te propageren.
Nog beter dan bijv. Goebbels, die
te veel romanticus bleef om echt
„realistisch" te zijn, wist de commu
nistische propaganda het z.g. „rea
lisme" van de film te gebruiken voor
zijn manipulaties. Nog nooit is de
mensheid zo grootscheeps en zo in
tensief ge-indoctrineerd als sinds de
film zijn intrede deed.
Dat had uiteraard tijd nodig. De
eerste 20 jaar waren volop een expe
rimenteerstadium, maar de techniek
perfectioneerde zich en sinds een
halve eeuw kan men spreken van de
grootste geestelijke manipulatie aller
tijden. Uiteraard is dit proces door
de intrede van de t.v. enorm
versneld. Het hoeft geen betoog, dat
hier culturele, 'politieke, maatschap
pelijke, maar ook ethische, kortom
geestelijke belangen op het spel
staan.
Er zijn smaakmakers, praatma
kers, daadmakers, ideeënmakers,
modemakers, ideaalmakers en wat
dies meer zij op bijna elk gebied aan
het werk, die ons, bewust of onbe
wust beïnvloeden. Men zal zich ter
dege moeten realiseren, dat men met
dit kijkspul zal moeten leren leven.
Er is maar één manier om de eigen
identiteit staande te houden: de
versterking van het kritisch vermo
gen.
ZOVEEL MOTIEVEN
XTET IS dan ook goed na te gaan
wie er films maken en wie
t.v.-programma's maken en waarom.
Wat de film betreft was het aller
eerste begin duidelijk: men ging zich
met film bezighouden uit een onbe
dwingbare lust tot knutselen. Na dit
knutselstadium deed het commer
ciële zijn intrede. Méliès moest dood
eenvoudig brood op de plank hebben
en hij maakte wat zijn publiek graag
zag. De kermisexploitanten gingen
graag in zijn voetspoor: het publiek
was koning. Wilde het lachen, het
kon lachen; wilde het huiveren, het
kon huiveren; wilde het huilen
(want die zijn er ook), het kon hui
len.
De filmindustrie nam dit beginsel
Cp vergrote schaal over. Geldverdie-
nen was het parool. Andere beweeg
redenen van bijv. meer „Ideële" aard
waren nog niet aan bod. Maar zij
zouden zich zeker doorzetten. Achter
de schermen waren allerlei machten
en krachten aan het werk.
Thans is de film zo complex ge
worden, dat de veelheid van ten
densen niet meer aamwijsbaar is.
Voor zover het de commerciële sector
zich bepalend tot het bioscoopbe
drijf, betreft is er nog een zekere
lijn aan te wijzen. Geldschieters en
producenten hebben duidelijke mo
tieven, hetgeen nog niet wil zeggen,
dat hun produkt daarom altijd dui:
delijk commercieel hoeft te zijn',
want geld-verdienen kan men ook
met „ideële" zaken.
Bijde scenarioschrijvers en regis
seurs wordt de zaak al ingewikkel
der. Het louter commerciële heeft
niet meer het beslissende woord.
Men doet het vaak uit „artistieke"
motieven (en dit „artistieke" is op-
zich alweer een heel complexe zaak),
of doodeenvoudig omdat men een
idee wil propageren, of omdat men
zijn idealen en of frustaties aan an
deren kwijtwil. Wie zal duidelijk
maken waarom iemand zo nodig een
film wil maken de maker weet het
zelf vaak niet.
De acteurs drukken eveneens hun
stempel op een film.
Maar dan komt de distributie-sec
tor. Waarom mensen films importe
ren, distribueren, in hun theaters
ex'ploiteren, enz., och, er zijn naast
het nuchtere geldverdienen zoveel
motieven. Ten slotte is er het pu-*
bliek. Wat verwachten mensen van
een film? Waarom gaan ze naar een
bioscoop? Waarom spreekt het ene
hen aan, het andere niet?
Van veel grpter belang is de
vraag: hoe ondergaat het publiek
een film? Hoe reageert het erop?
Dan kan men in feite niet meer voor
het publiek spreken, maar dan komt
de toekijkende enkeling in het ge
ding en wordt de vraag persoonlijk:
wat doet u met een film? Het komt
erop aan hoe uw kritisch vermogen
ontwikkeld is en vooral hoe u dit
vermogen kunt trainen.
MONDIG ZIJN
TN DE toekomst zullen aan het kri-
tisch vermogen voortdurend gro
tere eisen worden gesteld. Hoe meer
men het paternalistische tijdpprk
achter zich laat, hoe meer het zal
aankomen op eigen oordeel en
beslissing. Legde men zich in het
verleden nog neer bij het oordeel
van de Filmkeuring, die besliste wat
wél of niet toelaatbaar was, nu is de
mensheid „mondig" geworden. En
steeds meer zal de vraag of een film
wel of niet gezien mag worden ach
terblijven bij de vraag, hoe men
persoonlijk het aanschouwde zal
verwerken.
Mondig-zijn betekent een oordeel
hebben. De mens is een oordelend
wezen. Wie niet oordeelt, schiet als
mens tekort. Ethisch leven kan nooit
betekenen: blind leven. De ethiek
van de film zou men kunnen on
derbrengen onder het algemene
hoofd der menselijke consumptie. De
film is een consumptieprodukt. Mer.
eet als het ware met zijn ogen.
De mens heeft naast een produk-
tieve ook een consumptieve taak.
Het is opvallend hoe met name Pau-
lus zich met de consumptie heeft
beziggehouden en aan de menselijke
consumptie treffende beelden heeft
ontleend. Voor mensen, die de
consumptie nalieten had hij niet
veel achting. Hij moest van het
„raak niet, smaak niet, roer niet
aan!" niet veel hebben. Maar an
derzijds wist hij ook, dat er in de
onderscheiding, in het oordeel een
ethische verplichting lag: „Beproef
de geesten of zij uit God zijn!"
Filmkijken betekent een enorm
ap'pel op het eigen kritisch vermo
gen.
Na zo'n halve eeuw film, waarin
in een eindeloze rij rijp en groen,
rein en onrein over het filmdoek is
uitgestort, is geen Bijbelwoord zo
actueel als het woord van Jezus in
Mattheüs 15: „Niet wat de mond
binnengaat, maakt de mens onrein,
maar wat de mond uitkomt.Niet
wat men consumeert, maar hoe men
•het verwerkt, daar komt het op
aan.
Een betere richtlijn voor een kri
tische filmrubriek in onze krant kan
ik me niet indenken.
JFTIG jaar geleden wat deed het gezin toen 's avonds en zon
dags zonder radio, zonder televisie, zonder platenspeler ook? En
ral: hoe was het toen in het christelijke gezin? 't Is je haast niet meer
denken, alleen de ouderen onder ons weten er nog van te vertellen.
Moeder aan tafel met de
enmand, die nooit leeg kwam,
het verstelwerk dat nimmer
gde. De grote dochters, die
Helpen. Jongere kinderen tot S,
lr met hun huiswerk aan dezelf-
Bfel. Vader met de krant, dik-
stilletjes wegdommelend, of
met eindeloos schrijfwerk voor
lereniging waarvan hij lid was
cilmachines en adresseermachi-
baren nog geen algemeen goed
ook naar vergaderingen. Op-
jende jeugd op vaste tijden naar
misatie, zag of meisjes of jonge-
yerenigingen. Zo ivas het op
javonden.
lerdagsavonds werden er nogal
•spelletjes gedaan, er werd ge
in bij 't harmonium of de piano,
frd wat gemusiceerd, er werd in
kring, ontspannen, gepraat. Er
p visite.om te praten,
zondag was gevuld met kerk-
in, visite, praten, zelf musice-
vriendenbezoek voor de kinde-
wandelen, lezen, en weer pra-
overstap van 50 jaar geleden
het heden is een sprong over
gewelige kloof geworden. Je
;t je af: hoe is 't mogelijk, dat
izinnen toen geen leemten voel-
amdat ze alle vertier en gezei
ld zelf moesten opbrengen en er
van buitenaf kwam, zoals nu.
krant was de bron van nieuws
informatie. Was die uitgelezen, dan
wachtte men rustig de volgende af.
Maar die krant ging dan ook blad
voor blad van hand tot hand. Geen
vluchtig doorkijken met de gedach
te: „Dat horen we straks wel, dal
zien we wel ih 't journaal van de
televisie.
lYJOGEN OUDEREN misschien nog
eens spijtig, met heimwee dan
wel glimlachend terugdenken aan
die „oude tijd", voor de kinderen
van nu. voor de jongeren ook, heef!
er nooit een andere tijd bestaan. Zij
zijn opgegroeid met de twee „dicta
tors" in huis: de radio en vooral de
televisie.
Heeft moeder geen tijd gehad om
even de krant te pakken: 't hindert
niet De transistorradio in de keuken
meldt haar evengoed het nieuws dat
steeds veel vuldiger wordt, steeds
van verder weg komt en in telkens
hoger tempo de intimiteit van het
gezin bereikt. Zij kan onder koken
en afwassen zelfs nabeschouwingen
en achtergrondinformatie beluisteren
en zij doet dat ook, anders ligt zij
straks achter bij de gesprekken aan
tafel.
De theepot op het lichtje, vroeger
kenmerk van het avondlijk bestaan
van het gezin, heeft zijn domineren
de functie allang verloren, evenals
na het eten het spelletje van kleu
ters op vaders knie.er moet nu
gehaast worden om „Meneer de Uil
te zien: hij neemt de ouderwetse
vaderrol van pret vóór het naar bed
gaan onverbiddelijk over.
Mag overdag de radio (of, als de
kinderen thuis zijn de luidruchtige
platenspeler) verreweg de grootste
mond hebben in het huis dat zijn
intieme beslotenheid allang heeft
verspeeld door de maatschappelijke
veranderingen, op vrije middagen,
's-avonds en zondags decreteert de
televisie. Denk eraan: kwart voor
zeven Meneer de Uil. Dat wil zeg
gen: de radionieuwsberichten aan
onder het eten. Kinderen stil: de
groten moeten luisteren. Liefst ook
naar de aansluitende actualiteitenru
briek. Er moet voorts worden gekib
beld over huiswerk-maken en lieve
lingsprogramma's zien, over de keus
tussen net één en net twee. En over
wie de kleintjes naar bed zal bren
gen na zeven uuromdat de tele
visie aanstaat en moeder dit. maar
vader dèt wil zien.
Het avondeten is geen oase van
rust en samen praten meer, dictator
T.V. heeft de touwtjes stevig in han
den.
Er moet een goed ogenblikje wor
den gezocht om snel even koffie of
thee te zetten: niemand wil er een
brok programma voor missen. Er
ontstaat weer ander trammelant, als
grotere kinderen benedenkomen na
hun huiswerk of in de loop van de
avond thuiskomen en mopperen om
dat moeder zegt: „Neem zelf maar
even iets te drinken, 't is nu zo
spannend, of luide kritiek uiten op
het gekozen programma.
TAE TELEVISIE brengt 's-avonds
nog veel meer toestanden in
huis: geharrewar over kinderen die
te laat naar bed gaan „omdat de
teevee zo leuk is" en ze „nog éven
dit of dat mogen zien".wél van
vader niet van moeder, of omge
keerd. Tranenbaden en driftkopperij
door vriendjes of vriendinnetjes die
wél Bonanza of een ander laat
verschijnend populair programma
mogen zien, terwijl zij naar bed
worden gestuurd
Gemok tussen ouders, als de een
Ned. I en de ander Ned. II wil zien.
Vrouwen die klagen en narren „om
dat altijd die sport aan moet" en
mannen, die 's-avonds in de huiska
mer niets meer kunnen doen vanwe
ge de tv die altijd aan moet.
En.de ontreddering als er „niks
is" op de buis: een ongewilde docu
mentaire, een lang moeilijk inter
view, een niet-gewenst concert. In
eens staart men dan in een niet te
vullen leegte.wat moet je eigenlijk
dóén als de tv niet aanstaat?
Ach, die kousenmand van vroeger
bestaat niet meer. Kapotgelopen nylon
is toch niet te "repareren. Eindeloos
verstellen is er allang niet meer bij:
kleinigheden zijn snel gerepareerd en
wat óp raakt vernieuw je maar.
Dommelen boven de krant is tuk
ken bij de televisie geworden en om
nou ineens zelf een stukje muziek te
gaan maken.ach, misschien heeft
de radio dan wel wat. Of misschien
beter dan maar met ergernis en te
genzin naar de beeldbuis blijven kij
ken? Kan je morgen weer debiteren
„dat die TV ook niks is, daarvoor be
taal je nou je goeie kijkgeld.
De televisie dicteert ook het ge
meenschapsleven. Vanavond bezoek?
Nou, liever niet.we moeten onze
series of onze lievelingsartiesten zien.
Probeer er maar af te komen met een
smoesje. Een verjaardag in familie- of
vriendenkring? Ja, maar nou net op
woensdag met Peyton Place, of ctp
maandag Please Sir, op woensdag met
de film op vrijdag met het amusement,
op donderdag met de quiz.op za
terdag metach, laten we maar
ophouden. Aan de televisie moet
worden gevraagd, of en hoe laat we
op bezoek kunnen gaan.
Overtrokken, al deze gebeurtenis
sen? Helaas voor vele gezinnen niet.
Het zich laten ringeloren door de
beeldbuis is een kwaad dat maar al
te veel voorkomt.
Er is maar één remedie tegen: Het
dode apparaat, dat uit zichzelf niets
kan presteren, de baas blijven. Niet
alles willen opslikken wat de tele
visie biedt, bewust keus maken en
er voor zorgen, dat de huiselijke ge
zelligheid niet uitsluitend van buiten
af moet worden gebracht, maar dat
het gezin nog voldoende kracht en
homogeniteit bezit zelf bouwstenen
voor het eigen leven binnen de
huiskamer aan te dragen.
ÏDEAAL IS HET, wanneer radio en
televisie worden ggbruikt als een
goede aanvulling op het gezinsleven.
Voortdurend-blèrende „achter
grondmuziek" heeft alleen de func
tie van een onzichtbare muur, die
men om zich heen trekt. Er wordt
niet eens werkelijk geluisterd, het is
een vlucht uit de realiteit, een aflei
ding voor saai werk, voor lastige
gedachten misschien.
Maar radiomuziek kan ook worden
gebruikt om er bij mechanisch werk
van te genieten, om een eenzaam
koffieuur wat gezelligheid te geven,
om de sfger van alleenzijn te door
breken met de illusie, dat er ge
zelschap is.
Een mooi radioconcert samen 's-a
vonds beluisteren kan heerlijke
ontspanning en rust schenken en de
huiskamer verrijken. Het domme
wegdraaien van elk „gepraat" op de
radio doet de werkelijke luisteraar
heel dikwijls belangrijke informatie
missen hoe prettig kan het niet zijn
te luisteren naar iemand, die je iets
wil vertellen.
Als het maar niet de hele dag
duurt, dan wordt de toehoorder
overvoerd. Daarom: de radio is geen
achtergrond-muur, maar moet ook
bewust en met keus worden „ge
bruikt".
Het zelfde geldt voor de televisie:
die hoeft niet te decreteren, als de
kijker het toestel gewoon gebruikt
naar eigen smaak en verlangen.
Met de eis, dat elke avond kijk-
programma's zal brengen die ieder
een van zeven tot elf uur boeien,
wordt Hilversum eenvoudigweg
overvraagd. Wenst U uitsluitend
amusement, dan schenkt elke avond
U bepaalde uren kijkgenot, in feite
hebt U. wilt U nog gezinsleven (of.
indien u alleen bent, eigen leven)
overhouden, niet méér nodig.
Bent U niet geïnteresseerd in
amusement, dan krijgt U eveneens
avond aan avond Uw porties cultuur
eiVof informatie toegemeten, eigen
lijk meer dan U aankunt als U het
goed wilt verwerken. Wilt U alleen
maar sport, alleen maar film, alleen
maar show, laat dan.-de andere uit
zendingen met rust éh erger U niet
omdat U tijd verknoeit. Iedereen
komt aan zijn trekken.
Het ergste wat de apparaten-dicta
tors de moderne mens kunnen aan
doen. is: hem of haar het eigen initi
atief tot vrijetijdsbesteding uit han
den nemen. Dat is een mooie leus
maar de apparaten doen helaas niets
uit zichzelf. Het is de luisteraar/kij
ker. die zichzelf willoos overgeeft
aan de eenmaal omgedraaide knop
en dat is heel iets anders. Nog ge
vaarlijker Best iets, om eens over
na te denken.