Laat Leiden toch Leiden blijven
IS VERZUCHTING VAN
VEEL OUD-LEIDENAARS
In Rhenen wordt
hutspot gegeten
Vreugde van de herinnering
in:
GERARD HOEK. WETHOUDER HILVERSUM:
W
HET is uitermate moeilijk een alleszeggend antwoord te geven op de
vraag, in hoeverre iemands opgroeien en wonen in Leiden zijn leven
heeft bepaald. Wel kan ik na veertien jaar oosten des lands zeggen,
dat Leiden door eigen sfeer en karakter, door juist in Leiden aanwezige
milieus een onuitwisbaar stempel op mij heeft gedrukt. Ik heb wat heb
belijkheden meegenomen, waardoor sociologen, taalkundigen en psycho
logen me binnen een kwartier als Leienaar zullen ontmaskeren. Al was
het alleen al door de Leidse „r"Ieder is nu eenmaal in een bepaalde
mate bet produkt van z'n opvoeding en milieu.
Dat. ik tot aan m'n vertrek naar
iAlmelo steeds in het hartje van
^Leiden heb gewoond, vind ik bij-
•zonder prettig.
Als ik over de andere milieus
iets moet zeggen, denk ik aan de
itien jaar, waarin ik aan het Noord-
|einde eerst de school van de heer
•Gathier en later die van de heer
iDe Reuver bezocht. Vooral de eer-
„ste had de faam een „stoomschool"
'te zijn, en ik mag wel zeggen, dat
!ze je op beide scholen leerden lè-
>en.
PLOEGENDIENST
V/TEER INVLOED als milieu heeft
op mij de vereniging uitgeoe-
'end. de jeugdorganisatie, die tot
imper tien jaar geleden nog als
Prediker" bekend stond. Honderden
sullen nog herinnering hebben aan
3e tijd, dat de zondagsschool bij-
enkwam in „de zaal Noordeinde".
)e „meesters" wisselden elkaar zon-
3ags af in een „drie-ploegendienst",
■veneens honderdtallen bij de naam
Prediker" aan de Janvossensteeg
enken, waar alle werk in 1911 een
nderdak vond in een eigen gebouw,
"lij zullen beamen, dat wanneer men
ien 30-tal jaren lang naar de Jan-
'ossensteeg is gegaan, eerst als zon-
jagsschoolkind, later als „knaap" en
(jongeling" en ten slotte als
;meester" van de zondagsschool, dit
ien onuitwisbaar stempel op je le-
■ven.zet. Toen kerken en kerkleden
"de inhoud van 't woord oecumene
'gingen leren, moest Prediker zijn ac-
jb'viteifen staken.
Maar Leiden was nog méér. 't Was
iok dit nog. Lentegroen in 't Van
Ier Werffnark. Wind over de Oude
tingel. Wachten voor de Blauw-
oortsbrug. Bolbloemen bij Lisse. als
wind nog schraal is. Znnsonder-
ana boven 't 'Galaewater. Vissen in
e Nieuwe Vaart. Reaen op de Haar-
'.mmerstraat. Draaiorgel od de
ieuwe Rijn. Hossen op de Vlonder,
nweer boven de Gasfabriek. Tus-
leit boeken snuffelen op de Knren-
eursbrug. Zomerhitte in de Groe-
esteeg. Op de Witte Sinael lopen
raten in een maanheldere vnor-
larsnarht. Orgelklanken in de Pie-
erskerk. Zwemmen voor 3 centen
„De Zijl" Studentenjool op de
reestraat. Wolkenluchten boven de
aag. Sneeuw op 't. Rapenburg,
ieuwiaarsdag in 't Meermanshofje.
akantietijd in de Kooi. Winkelen
en tussen Haarlemmerstraat en
reestraat. Reveille op 't Stad-
tisolein. Ruimte, nog verder dan de
atwijkse branding. Mist in het
antsoen. Zondag on de Vliet.
Chauvinistisch? Heb er aandacht
or. beste mensen. Dit leven van
iden is ook uw leven.
MENSEN
LEIDEN echter maakt, zijn
z'n mensenEen wonderlijke
engeling van grandeur en klein-
rgerlijkheid, van hoofdsheid en
meenzaamheid, van opgewektheid
gekwijlebabbel. Zij houden van
zelligheid, zijn meegaand en be-
lpzaam. En ze weten óók precies
it 't al of niet geschreven protocol
rlangt bij officiële gebeurtenissen,
h het Schouwburg of bij het con-
■t verschijnen ze keurig gekleed,
fst in zwart of 'n gedekt kleurtje
in gelegenheidsjapon, maar ze
uden hun daagse sjaal om, omdat
;r zo allemachtig tocht.
)e hervormde predikanten houden
ie intreepreken, de eerste na de
vestiging, de tweede als zij de
ste keer voorgaan in de wijk, de
de als zij hun eerste 3-oktober-
nst hebben.
)e Leienaars gunnen de studenten
m harte hun grappen en dwaashe
id maar willen er niet in betrok-
n worden. En ze erkennen de
jarde van de afgestudeerde.
Een hospita raadde eens een ka-
■rrzoekende student als volgt: „U
n deze kamer gerust neme, me
er, d'r benne hier al twee here
kter geworre en twee advokaat.
r is er één dominee geworre en
n is er hiér geprommeveerd. 'k
ld nog wel een dominee kenne
bbe, maar die jonge dee d'r nie
il an".
iHere" werkten, de luiewammes
een „jonge"
r En dat de „here" ook Leienaar
jrden, kunnen we zien aan de
iet „jaargangen" bij reünies. Toen
in Almelo eens een kaakpunctie
'st ondergaan, zei de specialist:
ben óók LeienaarIk heb er
ideerd en ben er gepromoveerd.
:htstadEn terwijl hij een
:dikke injectienaald in m'n ge-
ite dreef: „Eens Leienaar, altijd
laar".
zijn musea is die Leienaar bijzon-
trots en als 't een beetje meezit
jt hij er vast één keer in z'n leven
jn. Hij heeft 't hart op de tong (al
Jat
laat hij daar niet 't achterste van
zien) en geeft vlot, óók ongevraagd,
z'n mening. Maar als iemand zwaar
in de narigheid zit, zal hij of zij
zwijgend helpen, 't Enige zal zijn:
„Nou zeg, kè je nou weer alleenig
verder? Asset nou niè gaat kom ie
maar bij me terug, hö-ör
En vooral, de Leidenaar staat
op z'n vrijheid Niemand hoeft hem
iets te vertellen; hij wil en kan zelf
wel uitmaken wat voor zijn gezin,
zijn kerk, zijn partij en zijn club 't
beste is. Maar, hoewel hij zweert bij
zijn geluk, hij is niet fanatiek. Hij
gunt een ander 't genoegen van
diens visie en diens methode.
BESCHEIDEN
f welke maten dan Leiden iemands
leven heeft bepaald, ervaart
men eerst als men z'n vaderstad ver
laat. En men dient zich in te stellen
op het eigene van de nieuwe woon
plaats. Als een Almeloër u bezweert
om toch vooral „morgen vroeg" te
komen, trek dan niet om 8 uur aan
z'n bel.want u wordt pas tegen
koffietijd verwacht. De Twent is een
bescheiden mens, hij is minder van
de tongriem gesneden dan de
westerling.
In vele Twentse kringen wordt
met achterdocht gekeken naar 't
„westen, waar ze maar iedereen wil
len regeren." Bij de een of andere
mindere prettige maatregel van
„Den Haag", werd me eens
rechtstreeks verweten: „Jullie in 't
westen denken maar, dat je overal
verstand van hebt!" Onder instem
mend geknik van de rest van 't ge
zelschap.
KARAKTER
QOK LEIDEN heeft zijn ver-
keersprobleemen, in de bin
nenstad misschien wel de meest in
gewikkelde. In 't laatste decennium
is daar veel aangedaan, heb ik ge
zien. De Leidse Universiteit en haar
studenten dienen bij de tijd te blij
ven. Op weg naar 2000 betekent dat:
de tijd een stap voor zijn. Laborato
ria, collegeruimten, en woonruimten,
dienen aangepast en vermeerderd te
worden. En 't is in de stad te zien,
dat daaraan wordt gewerkt. Maar
behoud toch het karakteristieke van
Leidens straten, grachten en stegen.
Ruim het minder goede op en zoek
vooral een harmoniërende stijl voor
wat nieuw gebouwd moet worden.
Want, laat Leiden Leiden blijven!
En nu, lieve lezeres en waarde le
zer, verdenkt u mij van een zekere
hunkering naar Leiden?
Ja, volmondig: jal Ik heb tenslotte
niet voor niets zo'n 3500 prentbrief
kaarten, foto's en prenten van Lei
den. En nog een kleine 2000 van de
omliggende plaatsen. In m'n stoel
kan ik dus rustig overwippen.
En toch ook: nee, resoluut, nee!
Géén gezochte terugkeer. Men kan
nooit zijn verleden, hoe goed en
mooi ook, „weer opnemen" en on
gestoord vervolgen. Het Leiden dat
ik verliet ben ik ontgroeid. Het hele
gezin heeft nu eenmaal ergens an
ders, in ons geval in Almelo, wortel
geschoten.
Laat daarom Leiden een heerlijke,
schone, onvergetelijke herinnering
blijven. Zo nu en dan gevoed door
een terugkeer voor een dag of enke
le dagen. Daarom ook zal mijn ver
leden, telkens wanneer ik weer door
Leiden lopen zal, herleven. Het was
in zo vele opzichten er mee verbon
den. Ik zal terugkenken aan 3-okto-
ber optochten met dappere ridders,
schone jonkvrouwen, een gouden
koets, en het pauken-paard. Ook aan
de zoele septembernacht, lang gele
den toen midden op de Breestraat
een groepje studenten heel rustig
zijn borreltje zat te drinken op naar
buiten gesleepte banken en stoelen.
En weigerde ruimte te maken voor
de wachtende (verlate!) Blauwe
Tram. Die tram was een onmogelijk
heid, betoogden ze tegen een agent,
omdat volgens de dienstregeling de
laatste tram al gepasseerd was.
7EKER zal ik, als ik aan het eind
van de Zonneveldstraat bij de
Langebrug zal staan, weer kijken
naar de brandweerkazerne. En dan
terugdenken aan de avond van de
25ste juli 1933. toen de zomerhitte
tussen de huizen bleef hangen en
daar de roep klonk: „Brand!! Brand
in de Petruskerk!"
Even na half 10 loeiden de vlam
men uit het kerkdak over een opper
vlakte zo groot als een tafelblad.
Een tiental agenten rende het poli
tiebureau uit en vloog de kosterswo-
ning binnen. In allerijl werd een in
de kerk opgebaarde overledene weg
gebracht. De pastoor bracht de
hostie in veiligheid, anderen hielpen
om wat kostbaarheden te redden.
Om kwart voor 10 joeg de vrijwil
lige brandweer de eerste waterstra
len de vlammen in. Voor de vrij
nieuwe motorspuit was dat letterlijk
de vuurproef. Maar de vlammen
De heer Nieuwenhuis bij zijn
verzameling prentbriefkaarten,
die hem dagelijks aan Leiden
herinneren.
hadden met de gortdroge planken en
steigerpalen niet veel moeite, 't
Vuur vrat al spoedig door naar de
andere kant van het dak. Toen de
tweede motorspuit, nog voor 10 uur,
aan de onmogelijke strijd ging deel
nemen stond de hele steiger in vuur.
Brandweren uit Voorschoten, Kat
wijk, Den Haag en Wassenaar kwa
men assistentie verlenen. De
steenschuur was één dreigend ge
grom van op topkracht draaiende
motoren. Ook van de Botermarkt af
werd bluswater doorgepompt
De laatste trams, bussen en trei
nen brachten extra passagiers mee
uit Den Haag, Rijnstreek, Wasse
naar, Bollenstreek, ja zelfs uit Haar
lem en Amsterdam.
Dorst en trek deden zich gelden.
De ijscokarretjes, die op dat late uur
weer op straat waren verschenen,
werden grif leeggekocht.
Ja, verder moet ik er ook altijd
aan denken, als ik een Leids huis
betreed, om „m'n bene te vege." Lei
den is de enige plaats in Nederland
waar je dat moét. En ik kijk wel
terdege uit om geen ruzie te maken
met een Leienaar. Ik wil geen „pak
op me lazerij krijge." In Almelo
moet je de „veut veeg'n." En bij
erge ruzie beginnen ze te
„houw'n.Nou zeg, vi je da nou
nie zö-ot? Of nie tan?"
W. K. Nieuwenhuijs,
Almelo.
HERINNERINGEN aan „je ouwe stad" worden grotendeels ook be
paald door de leeftijd waarop deze haar stempel op je zette. Ik
woonde en werkte intensief in LeidenDordrecht, Rotterdam, Wagenin-
gen en Hilversum, maar Leiden was daarom uniek omdat ik er mijn
HBS-tijd beleefde en er mijn eerste werkkring de Nieuwe Leidsche.
f 60 per maand en mijn vrouw vond. Als dat alles niet beslissend is
-*■ Snuffelende mensen op de
Leidse boekenmarkt, zaterdags
op de Koornbeursbrug.
Toch is er méér.
Een stad met wallen, grachten en
historie zet een eigen stempel op de
mens, ook al verschilt dat van stad
tot stad.
In Dordt had je de indruk door
het water te zijn ingesloten. In Rot
terdam lag de wereld zó wijd voor
je open dat je zonder meer wereld
burger werd, maar in Leiden was er
zowel beslotenheid (de historische
singels) als openheid (het wijde wei
deland - de gele en de blauwe tram!)
Den Haag was al een andere wereld.
Katwijk - de zee.
En dan de historie.
Lof zij de helden, die in 't verle
den
Krachtig door eendracht, sterk
door gebeden
't Land onzer vad'ren hebben
bevrijd
U ziet, ik ken ze nog uit mijn
hoofd, de lyrische zangen die we op
3 oktober aan de voet van Van der
Werf aanhieven. En dan die optoch
ten! Een onuitwisbare herinnering is
ook het leren paardrijden bij de hu
zaren. Oók de krantenloper met een
houten been, dat hem telkens uit de
stijgbeugel deed tuimelen
Hilversum heeft veel meer na
tuurschoon en is, meen ik, qua inwo
nertal Leiden voorbijgestreefd, maar
op het gebied van feestvieren (bui
ten de studio's).... een dooie boel,
hoor.
En dan Leiden - nee Leije! - als
universiteitsstad. Wat is nou
Amsterdam met z'n Maagdenhuis
vergeleken met Rapenburg, Hortus
en zoveel meer.
Onvolkomenheden in Leiden? Ik
kom er, helaas, te weinig, maar ik
zou zeggen: de kern is toch ongerept
gebleven, mét het hofje van Samuel
de Zee (voor goede doch niet rijke
neven ende nichten) maar zónder de
winkel met gevulde koeken, die wij
onder het mom van „een noodzake
lijke boodschap" tussen de lessen
door gingen hamsteren....
BLIKWERK
Terugkeren naar Leiden? Nee, dan
zouden immers die mooie ouwe
jeugdherinneringen worden aange
tast. En dan al dat bllkwcrk van het
moderne vervoer. In de „gay twen
ties" kon je nog lachen om die een
zame „motorfietser" die met witte
zeilpet op telkens weer probeerde
om bij de Witte Singel de hoge brug
te „nemen", waar in 1574 de Water
geuzen al onderdoor voeren en
waarop hij menigmaal strandde.
Kom daar nou 'ns om!
Ongetwijfeld zult u nu in Leiden
onvolkomenheden en tekortkomin
gen in de samenleving aantreffen. Al
waren het maar tekorten als gevolg
van de schriele bedeling uit het Ge
meentefonds. Maar u houdt zoveel
over dat andere steden niet hebben:
het veertig jaar geleden verbrande,
maar herbouwde raadhuis, het
mooie, boven alles uitrijzende sil
houet van de Pieters-, Hooglandse
en Marekerk (de elektriciteitscen
trale vergeet ik liever.
Blijven leven in „Leije" en
oud-Leijenaars de vreugde laten van
de herinnering.
(De heer Hoek is bij velen vooral
bekend door zijn jarenlange werk
zaamheid bij de NCRV. Hij is nu
wethouder van Hilversum. Redac
tie NLC).
FIJFENEENHALF jaar Leiden is per slot
maar een fractie van een mensenleven.
Toen we er kwamen, lag Amsterdam net
achter ons en wat weet je nu hoegenaamd
als Mokummer van „de provincie?" We
kenden Leiden amper: een vluchtig bezoek
aan Natuur- en Volkenkunde, een rond
vaart en de kreet 3 oktober was feitelijk
alles wat ons ooit in contact ermee had
gebracht.
Nu werd alles anders: we werden Leids
burger en daarmee voelden we ons verplicht
de samenleving zo veel mogelijk te leren
kennen. En dan doe je een merkwaardige
ervaring op: je ziet verschillen, natuurlijk,
met je vorige woonplaats, mis
schien een wat andere mentaliteit.
Wat ons trof, was de gemoedelijk
heid, de eenvoud die de meeste
Leienaars toch wel bezitten. We
mochten ze, juist daarom.
Bijzonder hartelijk toonden zich
melkman en bakker die bij de
geboorte van een baby steevast
met gulle gaven kwamen aanzet
ten. En dat hebben we nog ner
gens anders meegemaakt
Grappig vonden we het lelken-
jare weer, als het tegen de „grote
feestdag" liep. Dan werd iedereen
door een pure geestdrift bezield.
Vroeg je, of dat nou echt de
moeite waard was om je zo druk
over te maken, dan kreeg je te
horenman, 't. is ommers gauw
3 oktober. Ja, die allereerste keer
dat we het. meemaakten, waren
we toch wel onder de indruk. Hoe
bestond, het, dal zoiets na 400
jaar nog mogelijk was
Of we als goede oud-stad
genoten nog trouw aan de huts
met klap en de haring met wii
doen op die dag? Tja. die hutspot
wil nog wel. al hebben we het de
laatste keer er lelijk bij laten zit
ten wegens de warmte buiten
wel te verstaan. Maar o, die
harina. die is danig in de ver
sukkeling geraakt. Als ik u vertel
dat we nog vier jonge kinderen
hebben, begrijpt u er al iets van
Laatst hoorden we een mooi
verhaal van een leraarsgezin.
Mama verbleef een weekje in het
ziekenhuis en papa. amner tijd
hebbend om adem te halen, zou
de honneurs waarnemen. Aan
koken kwam hij niet toewant
wat deed deze slimme snuiter?
Hij zette voor zijn drie jonge
spruiten elke dag een grote pot
haring op tafel. 't. Gevolg laat
zich raden: de eerste tien jaar
kon het drietal geen haring meer
zien
in de stad waren? Wel daarboven
op de Burcht, waar je zo heerlijk
kon mijmeren over het grootse
verleden van „jouw" stad en zo
ver eroverheen kon kijken. Ook
op de stille zondagmorgen was
het er heerlijk. Wel kon je dan
worden gestoord door een stel
jongens die met. sappig dialect de
trap op kwamen. Dat zangerige
taaltje vonden we overigens be
paald kostelijk. Een neerlandicus
heeft mij eens verteld dat er zelfs
drie soorten Leids bestaan. Maar
ik geloof dat je jaren stadgenoot
moet zijn om dat te kunnen on
derscheiden.
Of we naar Leiden zouden wil
len terugkeren? Waarom niet, we
hebben er met plezier gewoond
eerst in een oud en statig huis aan
een van de singels, later in een
moderne eengezinswoning in een
van de buitenwijken. Toch-zouden
we ons mooie, door de bossen om
ringde stadje van nu met wee
moed verlaten. Per slot zitten we
hier weer haast zes jaar.
Ik geloof dat het een winstpunt
in je leven is als je op diverse
plaatsen hebt leren wonen en
wennen. Het geeft je een zoveel
bredere kijk op mensen, leven,
dingen. Het brengt ook het ener
verende mee van het nieuwe, het
onontdekte, het frisse.
Niet iederéén denkt er zo over
en dat is maar goed ook. Hoe zou
een stad als Leiden leefbaar blij-
ven als niet een grote kern van
die echte Leienaars deze stad
trouw bleef. We hebben ze ont
moet. de Segaars. Sjardijns, Staf
leus, Stikkelorums, Seliers Tot
hen zou ik willen zeggen: blijf je
stad trouw tot in lengte van da
gen. Enhoud die prachtige
monumenten bij jullie in ere. Ze
hebben Leiden groot en beroemd
gemaakt
VERLEDEN
EET u wat ons liefste plekje
was als we aan het winkelen
A. HUIJSER, RHENEN
(De heer Huijser is redacteur
bij een uitgeverij in Wageningen.)