Leiden kan zich meer als kunststad presenteren „JE KENT HAAST NIEMAND MEER" Wie Yersters wil zien moet naar catacomben GALERIEËN CATACOMBEN EIGUREN Vogelparadijzen der wereld ARS EN BUUT KWADRANTEN WOONWIJKEN TJET achrijven van een artikel over kunst en kunstleven in Iieiden gedurende de laatste halve eeuw is zowel een aantrekkelijke als een hachelijke opgave. Een hache lijke opgave, omdat de begrippen kunst en kunstleven zo lange tijd een wat duister en in brede lagen vrij onbe kend terrein besloegen, waarin eerst in de laatste decen nia een verandering ten goede is gekomen. Het is een niet te loochenen feit, dat kunst en kunstleven van Leiden zo weinig aandacht genieten van vakman en liefhebber buiten de regio nale sfeer. Recensies van Leidse manifestaties op kunstgebied komen bijna uitsluitend in de kolommen van de Leidse kromten en slechts sporadisch wijden andere bladen buiten de agglomeratie er aan dacht aan. Misschien ligt het daaraan, dat Leiden zelf nooit zo druk heeft ge werkt aan een image als kunststad. Misschien ook daardoor, dat Leiden geen echte „vak-kunstacademie" rijk ls. TEDERE STAD, die zichzelf respec- teert, dient een of meer kunstga lerieën te herbergen. De laatste ja ren zijn ze ook hier verschenen, waarvan er echter ai enkele ter ziele zijn- Ben Walenkamp was voor Leiden zijn tijd ver vooruit Hij onderhield weliswaar vrij nauwe connecties met het L.A.K. (Leids Akademlsch Kunstcentrum), maar volgde daar naast een eigen weg. Slechts een be perkte tentoonstellingsruimte had hij tot zijn beschikking. Hij verdient nog steeds grote waardering voor op het gebied van de kunst onder de aandacht te brengen. De Lak-tentoonstellingen in het Academiegebouw nemen een wat af- i zijdige plaats in, daar ze in hoofd zaak bedoeld zijn voor de Leidse ci- vitas, hoewel ze voor ieder toegan kelijk zijn. Ook in de Boerhaavezaal werden tot voor enkele jaren regelmatig ex posities ingericht van (meestal be ginnende) jonge kunstenaars uit Lei den en naaste omgeving. Dat was ook het geval in De Ruif aan de Janvossensteeg waar Cor Snelders o.m. gastvrijheid verleende aan jon ge Leidenaars. De tentoonstellingen in De Ruif zijn eveneens verleden tijd. Nu zijn er twee galerieën in Led- den, die langzamerhand ook regio nale waardering en erkenning krij gen, n.l. Galerie 't Duivenhuys aan het Rapenburg, waar mevr. Böttcher gastvrijheid verleent aan Leidenaars en niet-Leidenaars, en Galerie Van der Vlist aan de Botermarkt Beide doen veel en goed werk voor de kunst in de Leidse agglomeratie. Werk, dat nooit genoeg aandacht kan verkrijgen van de Leidse burge rij en.de overheid. T~\E OUDSTE Leidse kunsttempel is de eerlang (in 1972) een eeuw geleden als stedelijk museum inge richte Lakenhal aan de Oude Singel. Toch is ook de malaise in de be langstelling voor de kunst ook niet aan dit museum voorbijgegaan. Er zijn directeuren geweest, die het ac cent soms meer legden op de collec tie historica en die de afdeling kunst (schilderijen en tekeningen) daar door op het tweede plan hielden. I Daarin is in de loop der jaren wel verandering gekomen. Zeker de laatste decennia staat de kunst zoal niet voorop dan toch in een even waardige belangstelling van de museumdirecteuren. Deze be langstelling beperkt zich niet tot het gebied van de Leidse kunst, ook de landelijke oud en modern wordt regelmatig onder de aandacht gebracht. Dat is een niet te on derschatten winst. Wat de eigen museumcollectie be treft zijn de oude kunstschatten voor elke bezoeker toegankelijk maar naar onze smaak ligt er te veel waardevols vooral als Leidse kunst in het depót Iemand, die komt om in Leiden Versters of Bak ker Korffs te zien, moet indien I hij daartoe toestemming zou krijgen j— afdalen naar de opbergruimten. Tot voor enkele jaren hing er in ;een der kleinere zalen nog wel een selectie Versters, maar deze zaal Wordt de laatste tijd geregeld mede gebruikt voor de tijdelijke ten toonstellingen, en de Versters ver dwenen weer naar de catacomben. De laatste halve eeuw werd de j directie achtereenvolgens gevoerd door de heren Coert. Pelinck (in 1966 benoemd tot directeur van het Ko- I nin'-l'jk Huisarchief), Van Wessem door Willem Prins (nu hoogleraar aan de Rijksacademie voor beeldende kunst te Amsterdam) en drs. Wurfbain, die er nu de scep ter voert. Het valt niet te ontkennen, dat elk van hen zijn eigen kleur aan het beleid gaf, hetgeen een normaal verschijnsel is. Daarnaast mag ge zegd worden dat zeker onder de laatste directies de kunst aan haar trekken kwam. „Er U over het algemeen geen sprake van een grote belangstelling bij het Leidse publiek." Dit is een uitspraak van drs. J. N. van Wes sem, die hij neerschreef in „Leiden 1860-1960", het gedenkboek ter gele genheid van het 100-jarig bestaan van de Leidse drukkerij J. J. Groen en Zonen. „De Leidenaar schijnt een diep ingewortelde vrees te moe ten overwinnen voor hij een museum binnengaat. In 1922 werd de nieuwe Papezaal in gebruik genomen en vanaf die tijd worden regelmatig tijdelijke tentoonstellingen ingericht Zo was er in 1923 een Breitnerten- toonstelling; het jaar daarop een ex positie van het bijna volledige werk van A. H. Bakker Korff; 1926 was het jaar van de Jan Steenten toonstelling, die rond 57.000 bezoe kers trok. In de oorlog werden de kostbare I6de-eeuwse drieluiken in de Pie tersberg te Maastricht onderge bracht. Ongeschonden kwamen ze in augustus 1945 naar Leiden terug. Belangrijke tentoonstellingen na de oorlog waren een Rembrandtten- toonstelling (1956). Tijdgenoten van Versters (1957) en de Jan van Goy- en-tentoonstelling in 1960. Van de kunstmanifestaties buiten de Lakenhal noemen we dan nog „Tijdsbeeld 65", hedendaagse Neder landse beeldhouwkunst een ten toonstelling die in de Hortus werd gehouden, ,,248 Objecten", waarvoor de hele stad ruimte bood, en ten slotte een expositie in de Waag van nagelaten werk door Jos Mertens. T)E BELANGRIJKSTE Leidse kunstenaar sinds de zeventiende eeuw was ongetwijfeld Floris Verster (18611927). Hij woonde op Groenoord en was een zwager van Men so Kamerlingh Onnes, die een virtuoos aquarellist was. Laken hal-directeur A. Coert was eveneens schilder. Hij stond sterk onder in vloed van Verstcr, maar door zijn functie als museumdirecteur boette zijn creatieve arbeid sterk in. Schilder was ook de in 1956 over leden H. P. Bremmer, die in Leiden bij D. Kooreman een eerste oplei ding genoot. Bremmer heeft éen groot aandeel gehad in de sa menstelling van de Kröller-Müller-kunstverzameling. De schilders, die met Verster Lei den trouw bleven, sloten zich aan bij de Haagse school De beang- rijkste onder hen waren W. v/d Nat (18641929), de gebroeders Van der Windt en Van Driesten. Van der Nat is vooral bekend door zijn dierenstu- dies. Chris v/d Windt (overleden in 1952) wist uitstekend de sfeer van het Hollandse landschap te treffen. De in 1879 te Rotterdam geboren M. J. B. Jungmann vestigde zich na 'n periode in Noordwijk eveneens in Leiden. Hij stierf enkele jaren geleden. Velen zullen zich hem als een uitzonderlijke figuur in het Leidse stadsbeeld nog wel herinne ren. Harm Henric Kamerlingh Onnes, in Voorschoten wonend, kan ook tot de Leidse schildersbent worden ge rekend. Hij schildert o.m. uitsteken de portretten; daarnaast is hij een verdienstelijk pottenbakker. Een prachtig boek voor alle natuur- en vogelvrienden samengesteld door Dr. K. Bauer en Dr F. Spitzenberger Een schat van gegevens over 365 rijke vogelgebieden in de gehele wereld. Met fraaie foto's op kunstdruk en uitvoerige beschrijving van alle afgebeelde vogels. Bovendien allerlei interessante bijzonderheden over zeldzame en bedreigde soorten, het ge heim van de vogeltrek, de ver schillende vogeltrekstations en het werk van de internationale vogelbescherming. Nederlandse bewerking Rinke Tolman Met een woprd vooraf van Prof. Dr. K. H. Voous Uitgegeven in samenwerking met het Wereld Natuur Fonds f 37 CC Verkrijgbaar in de boekhandel ZOMER KEUNING - WAGENINGEN FOTO BOVEN: In huize Groenoord (inmiddels afgebroken) woonde en werkte Verster. een van de grote Leidse schilders. Hij leefde van 1861 tot 1927. Tot de z.g. middengeneratie kan de schildertekenaar Will Twee- huysen worden gerekend aan wie ook de moderne vormgeving zijn interessante „kastjes" van afvalma- terialen niet is voorbijgegaan. Hij is tevens een begaafd decorateur voor kunstzinnige reclame. In de middengroep verder Rein Dool, vooral als gevoelig, ietwat rembrandtiek tekenaar (hoewel hij later blijkbaar ook de moderne toer is opgegaan) en Kees Buurman, eveneens oorspronkelijk een gevoelig tekenaar, die zich in latere jaren toelegt op „objecten", speciaal in de contrastwerking zwart-wit. Als figu ratief schilderes mogen we eveneens Lucia Steinbach niet vergeten. Tot deze generatie behoort ook Fer Hakkaart, een leerling van Co Westerik, die al meer dan Leidse erkenning geniet. Hij neemt een ge heel eigen plaats in de Leidse schil dersbent in en we zouden ons al sterk moeten vergissen als hij lang zamerhand niet zal komen op een niveau, waar landelijke maatstaven gelden. De schilder Willem Bred- dels, voorzitter van Buut 110, be hoort eveneens tot de verdienstelijke leden van de Leidse Middengenera tie, hoewel hij nog steeds zoekende is naar een meer definitieve vorm. Ten slotte wijzen we op de schil der-tekenaar Gerrit de Wit, een ge degen vakman-schilder onder de huidige figuratieven. De beeldhouwkunst, die vroeger geen belangrijke plaats in het Leidse kunstleven bezette, heeft het laatste decennium enkele goede figuren voortgebracht. De oudste van hen is Joop van Kralingen, die o.a. het Ja nusbeeld in Noordwijk ontwierp en uitvoerde. O. L. Wenckebach werkte lange tijd in Noordwijk. Hij verrijk te het stadsbeeld van Leiden met enkele mooie beelden: het aardige „Het Wicht" op het 5-Meiplein en de „Hutspotjongen" bij het Lam- menschansstation. In Noordwijkerhout heeft de zeer begaafde Charlotte van Pallandt haar atelier. In Noordwijk woont en werkt Henny Bal, die onder meer het mozaiek aan de St. Franciscus- school in Leiden-Zuidwest ontwierp en uitvoerde. Ook Jan Maaskant levert ver dienstelijk werk, hoewel wij de laatste tijd weinig van hem zien. Zeer begaafd is de jonge Frans de Wit, van wie we nog veel mogen ver wachten. Nauw verwant aan de beeldhouw kunst is de kunst van het pottenbak ken. We wezen reeds op H. H. Ka merlingh Onnes. Daarnaast mogen de Zaalbergen worden genoemd. Meindert Zaalberg werkt nu in het Overijsselse Ommen. Diens werk is internationaal bekend. Gyb Zaalberg bereikt weliswaar niet de hoogte van Meindert, maar goed vak manschap kan hem zeker ook niet worden ontzegd. De Warmonder Pie- ter Geraedts jr. maakte reeds enige naam met zijn keramische objecten. Ook de fotografie telt in Leiden en naaste omgeving kunstzinnige beoe fenaars. Hierbij denken we aan Chris Stapels. Herman Kleibrink en de opkomende Annetje Schrofer. Kleibrink maakte ook een aantal films. J7EN DER OUDSTE, zo niet het oudste van de Nederlandse Beeldhouwer Wenckebach verrijkte Leiden met de „Huts potjongen" bij het Lammen schans-station, een herinnering aan 1574. kunstgenootschappen is „Ars Aemu- Ia Naturae". Ars verhuisde omstreeks het midden van de vorige eeuw naar de Pieterskerkgracht. De belangstelling voor het genootschap liep echter sterk achteruit en in 1888 werden gezn lessen meer gegeven of kunstbeschouwingen gehouden, In oktober 1945 herleefde Ars na een fusie met een vereniging van tekenaars, waar bekende beroeps- schilders en amateurs elkaar ont moetten. Nu telt Ars rond zeventig leden beroepskunstenaars en rond de honderd liefhebbers-cursisten. Het kunstleven in Leiden kreeg nieuwe impulsen door de oprichting van enige galerieën. Het Druivenhuys aan het Rapen burg is er een van. Het heeft een sfeer waar elke tentoonstelling tot haar recht komt. lingen van het werk van leden zijn te zien. Zelfs kan hij zich nog een fikse brand in Nieuw-Vennep herinne ren, waarbij de woningen van Kroes en Perdaan tot as vergin gen. „Maar dat is zeker al zo'n zeventig jaar geleden" De aanleg van de Gelevinkstraat staat hem nog helder voor de geest. „De gemeente liet er toen zes woningen bouwen en Patrimo nium nam er ook zes voor zijn rekening. Dat was al een hele uit breiding waar iedereen over sprak". Van het oude Nieuw-Vennep is niet veel overgebleven. Op de hoek van de Gelevinkstraat en de Hoofdweg zal men het oude schildersbedrijf- je niet meer vinden. Daar staat nu een zelfbedieningszaak van H. Boot. Het chr. geref. kerkje aan de Schoolstraat is enkele jaren terug omgetoverd in een fraaie fotozaak. TJET IS niet alleen deze „hoek" van Nieuw-Vennep waar veel veran derd is. Ook in de andere drie kwadranten is nauwelijks Iets te rug te vinden. Nieuwe straten, ja zelfs woonwijken verrezen. Onbe woonbaar verklaarde woningen werden afgebroken. De heer. Van Stam weet het nog best en mocht hij even twijfelen, dan zet zijn echtgenote de zaak recht. Of het nu gaat over „ouwe Toon de Waal", die al lang is overleden, maar vroeger een bekende figuur was als begrafenisondernemer, over de Dorpsstraat en omgeving (gelegen aan de andere kant van de Venneperweg), of over het kat- tekwaad dat de jeugd vroeger uit haalde, er is voldoende stof tot Spreken. ..Je had aan de andere kant van de Venneperweg „de Gouden Leeuw", het café waar je een borreltje dronk. Dan was er nog een mooi villa'tje dat later afbrandde, en je had bakker Verhoef, die toen nog Cursussen worden gegeven in schil deren, tekenen, grafiek, tekenen naar gekleed en naakt model en boetseren. Leraren zijn Lo Molenaar uit Noordwijkerhout voor boetseren, Gerrit de Wit en de Hagenaar Van Dijk voor tekenen, Fer Hakkaart voor grafiek en Arnold Smit uit Den Haag voor schilderen en portret. Sinds enkele jaren bestaat in Lei den de kunstenaarsvereniging „Buut 110", die oorspronkelijk werd opge richt „ter behartiging van de regio nale belangen van kunstenaars". De vereniging telt rond veertig werken de leden en een aantal sympathisan ten. Leden kunnen zijn schilders, te kenaars, grafici, beeldhouwers en kunstfotografen. Een protestorganisatie is Buut 110 niet; de actiegroep BBK-Leiden staat er geheel los van en is ook niet aangesloten als groep bij de lande lijke BBK, want deze kent geen af delingen maar alleen individuele le den. De vereniging heeft een so ciëteit aan de Nieuwe Beestenmarkt, waar regelmatig kleine tentoonstel- fENOEGELlJK in z'n stoel zittend *jr in de gezellige kamer van de bejaarden-bungalow aan de Nieuw-Venneper Eugenie Prévi- naireweg is het voor de heer J. van Stam (84) een koud kunstje, herinneringen op te halen. Hij en zijn echtgenote, mevrouw Van Stam-van Groningen, zijn beiden geboren en getogen in „de Ven nep", zoals de volksmond dat wil. „Ach, het was vroeger wel gezelli ger", vindt mevrouw Van Stam. „Als je buiten was kende je ieder een die je tegenkwam. Dat is nu niet meer zo. Je kent haast nie mand meer'. Haar man heeft dat gemoedelijke van vroeger nog wel. Als hij bui ten loopt, zegt hij iedereen goeie- dag, maar dat wordt zo langza merhand een hele kluif. Immers, Nieuw-Vennep heeft geen 800 a 900 inwoners meer, zoals vijftig jaar geleden, het zijn er hu rond de 9000. JE KUNT het je haast niet voorstellen", zegt de heer Van Stam, „maar Nieuw-Vennep bestond vroeger eigenlijk uit vier stukjes. De brug over de Hoofd vaart was het middelpunt. Aan onze kant had je wat huizen staan. Een paar zijn er nog over. zoals waar Perdaan, de kapper, in zit. Je had de christelijke school aan de Schoolstraat. Ook was hier nog een weitje, waar het paard van de dokter stond". Tot in de kleinste bijzonderheden weet de heer Van Stam nog alles te vertellen over die tijd die al zo ver achter ons ligt. Hij herinnert zich nog als de dag van gisteren dat ene mevrouw Van Dorsten een huis liet neerzetten naast het pand dat nu wordt bewoond door aan nemer L. H. Mulckhuyse jr. Dat was in die dagen een hele gebeur tenis. Er waren ook nog bakker Jongeneel en meubelzaak Offringa, waar vroeger ene Berkhof in woonde. Melkboer Jan de Groot, mag hier bij niet worden vergeten. In de huidige toonkamer van de fir ma Du wel, woonde in de jaren dat de NLC voor de eerste keer van de pers rolde, de dorpsmetselaar, wiens vrouw een winkel dreef. Da Rustoordstraat was nog nauwe lijks bewoond. Wel was in dit deel van Nieuw-Vennep de begraaf plaats. „De straten hadden geen namen. Hier ai daar werd maar eens een huisje neergezet". Het laatste Nieuw-Vennepse dorpsdeel is de omgeving van de Anthoniusatraat. Ook al onherken baar geworden voor degenen die er de laatste twintig jaar niet zijn geweest. Hier woonde vroeger da eerste postbode: Donker, die 's morgens naar Hoofddorp liep om de post voor Nieuw-Vennep op te halen en er 's avonds post ging brengen. Volgens de overlevering was m de Anthoniusstraat het eerste postkantoor van Nieuw-Vennep. De kleiwegen van Nieuw-Vennep anno 1920 hebben plaats gemaakt voor asfaltwegen die kaarsrecht de polder doorkruisen. „Wat ik het meest mis uit die vroe gere tijd, is, dat je de mensen niet meer allemaal kent", bekent de heer Van Stam. Zijn vrouw vindt dat niet zo heel erg. Gelukkig dat men die armoede van vroeger niet meer heeft. „Dat was vijftig jaar geleden heel erg. Het is een zegen dat dat niet meer zo is". Het echtpaar Van Stam zal dit jaar zestig jaar getrouwd zijn. Hun le ven lang werkten en woonden zij in Nieuw-Vennep, het doip in het zuiden van de Haarlemmermeer, dat zo heel anders werd. door Henk Kamies anders heette. Er was een wagen maker en een enkel huisje. De Dorpsstraat was een oud straatje met hier en daar een woninkje en in de Nieuwstraat stonden drie huisje, waarvan er nu nog één over is". En dat huisje is dan van „Keesie de Vo6" en al zo'n negentig jaar oud. Hoewel, over dit laatste is tussen de heer en mevrouw Van Stam wat meningsverschil. „Waar nu de Dentex is, in de Nieuwstraat, daar ben ik geboren. Vroeger was dat een lege hoek Wij woonden zowat in 't laatste huis. Je had verder niets meer". A AN DE OVERKANT van de Hoofdvaart, ook alweer aan weerskanten van de Venneperweg, stonden vijftig jaar geleden even eens wat plukjes huizen. Nu zijn ook daar woonwijken verrezen, die erg afsteken bij het weinige dat nog van het oude dorp staat. .,'t Is bar, die veranderingen die ik heb meegemaakt", zegt de heer Van Stam, die niet voorbijgaat aan de toenmalige „Spijkerbuurt". De omgeving van de N.V. machine fabriek Vicon, een immens gebou wencomplex, bestond uit wat wo- ningkjes, het café „de Rustende Jager" en de ruim honderd jaar oude witte hervormde kerk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1970 | | pagina 25