JUBILEUMPUZZEL MET PRIJZEN
én cent voor
en overuur...
5Qjaar
hm
Bij een beschrijving van de sociale misstanden in
Leiden zal men altijd weer stuiten op de beruchte
katoenfabriek aan de Herengracht terrein De Door
braak) die in augustxis 1897 in vlammen opging en
spoedig werd herbouwd. De ververij was aan de
Herengracht, de weverij aan de Zijlsingel, waar nu
nog de Onderwijsinstellingen gevestigd zijn. De fa
briek werd in 1936 afgebroken. Ter hoogte van de
schoorsteen op deze oude foto ligt nu de brug over
de Zijlsingel naar de Oosterkerkstraat.
JEM AND meldde zich bij mijn patroon om werk. De baas merkte dat
de sollicitant secretaris was van een plaatselijke vakorganisatie.
Hoewel hij deze man heel goed kon gebruiken, eiste hij van hem uit
vrees dat deze zijn „verderfelijke" invloeden zou gebruiken om zijn
collega's te bewegen ook lid van de vakbeweging te worden dat hij
niet alleen als secretaris maar ook als lid van zijn bond zou bedanken.
Hij verlangde hiervan een schriftelijk bewijs. Door de nood gedwongen
voldeed de sollicitant aan deze eis. Zo'n geval speelde zich nog ruim
vijftig jaar geleden af. Het ontstaan van de vakbeweging is in het alge
meen door de werkgevers niet met gejuich begroet. Velen beschouwden
het optreden van de vakbeweging als een aantasting van hun gezag. In
menging in hun aangelegenheden werd niet geduld.
De ouderwetse handarbeid maakte
ilaats voor de mechanische produk-
iviteit. Men beleefde de overgang
van de vroeg-kapitalistische naar de
nodem-kapitalistrische produktiewij-
Was de werkgever in de
vroeg-kapitalistlsche tijd tevreden
net een inkomen dat hem een be-
ïoorlijk levensonderhoud verschafte,
de producent in de nieuwe tijd bezat
■.en ongebreideld streven naar een
iteeds hoger Sïtijgende winst. Daar-
>am werd alles ondergeschikt ge
maakt. Lage lonen, lange werktij-
ien. zondagsarbeid, nachtarbeid,
werk door vrouwen en kinderen.
ZACHT PRIJSJE
TTéN VAN de meest beruchte fa-
rieken was in Leiden de Katoen-
naatschappij aan de Herengracht.
/>nen van drie tot vijf gulden per
eek waren geen zeldzaamheid. Hel
evolg was, dat er door het perso-
eel vrij regelmatig diefstallen ge
leegd werden. Zowel mannen als
rouwen maakten zich hieraan
ihuldig.
Onder hun povere werkkleding
rikkelden zij op de w.c. pas gepro-
uceerde stof om het blote lijf. En-
ele winkeliers in de stad waren
raag bereid de smokkelwaar voor
en zacht prijsje te kopen.
Hield de portier van de fabriek
»mand aan, dan volgde natuurlijk
en proces-verbaal. Bij zo'n gebeur-
;nis kwam de rechter eens tot de
itspraak, dat naar zijn oordeel fei-
ilijk niet de arbeider maar de fa-
rikant schuldig was en voor
iefstal terecht moest staan. Deze
ichter weigerde voortaan dergelijke
anklachten in behandeling te ne
ten!
De werktijden varieerden
mstreeks 1900 van veertien tot
chttien uur per dag. Van enige
ntspanning na zo'n lange werkdag
ras geen sprake. Het was werken,
ten. slapen. In geval van ziekte of
ngeval hield de verdienste op. De
rbeid was koopwaar.
Ook kinderen werkten. Zelfs kin
eren beneden zes jaar werden door
un moeders, half slapend, naar de
rerkplaatsen gedragen.
Kinderen van acht a tien jaar
erkten in Leiden veertien a vijf-
en uur per dag in bedompte loka-
n. Hun loon bedroeg twee tot vijf
;nt per dag. Alles moest meehelpen
n het karige loon van de arbeider
1 verhogen. Verplicht onderwijs
estond in die tijd nog niet. Men
on deze kinderen dus onbeperkt la-
>n werken.
VERBETERING
ANGZAMERHAND is het besef
J doorgedrongen dat men door ei-
en actie en optreden verbetering in
e toestand zou kunnen brengen. Er
ntstond verzet tegen de kinderar-
:id. Dit kwam van verschillende
anten, niet alleen uit de christelijke
ring maar ook van jongere, meer
adicaal-getinte liberalen. In dit ver-
and moet de naam van de Leidse
extielfabrikant S. Ie Poole worden
enoemd. wiens fabriek aan de Ga-
enmarkt stond, en van de directeur
an de Kon. Stoomweverij te Nij-
erdal, Johs. Wormser, neef van de
ekende staatsman Groen van
rinstcrer.
Wormser gaf de stoot tot een
dres aan de koning op 1 mei 1868,
ndertekend door 84 personen, waar-
krachtig werd aangedrongen op
en wettelijke regeling van de kin-
erarbeid. Het Algemeen Nederlands
Werkliedenverbond, dat in 1871 was
pgericht, zond in 1873 eveneens een
dres aan de koning inzake de kin-
erarbeid. De aandrang tot ingrijpen
'erd zo groot, dat de regering wel
loest zwichten.
Mr. S. van Houten nam het initia
tief tot hel indienen van een
Wij vroegen de heer W. VEER
MAN te Leiden of hij voor ons
Jubileumnummer een artikel wil
de schrijven over vijftig jaar so
ciale beweging. Gedurende deze
periode is hij door verschillende
functies hierbij nauw betrokken
geweest. Zijn bijdrage kan uiter
aard niet anders zijn dan een aan
tal momentopnamen. Zelfs voor
een volledige plaatselijke sociale
geschiedbeschrijving zouden ette
lijke pagina's nodig zijn.
HORIZONTAAL: 1. pit, 5. spoed, 10. bouwland,
14. toespraak, 18.- klinknageltje, 19. voltallig, 20.
Myth, figuur, 22. plant, 25. vallei. 26. plaats in de
N.O.P, 28. afgodsbeeld, 30. levenslucht. 31. ontzag,
34. marterachtig roofdier. 37. delfstof, 38. dwaas, 39.
kleur. 40. schrijfgereedschap, 42. eens, 43. ontken
ning (eng.), 44. water in N.Br., 46. societé (afk.), 47.
soort kers. 48. ik (Lat), 49. maangestalte. 50. vogel
bek. 52. loot, 54. gehoororgaan, 55. meisjesnaam. 56.
slobkous (vl), 58. nut, 61. verbeelding, 65. stuk stof.
67. Myth.figuur, 69. bijb. figuur, 70. binnenkring
van een gemeente, 72. eekhoorn (gew.), 74. voor
zetsel, 75. mening. 78. afk. van Dona, 79. plant. 80.
armoede (barg.), 82. vat met een hengsel, 85. rege
ringsstelsel. 87. Christen Democratische Unie, 88.
greep, 89. stadje in N. Silezië, 90. opstootje. 91.
vertragingstoestel, 92. plotseling, 95. meisjesnaam,
97. boom. 98. soort populier, 100. ontkenning. 101.
rivier in Italië, 103. docenten, 104. aardrijkskundige
aanduiding, 105. meisjesnaam, 106. goedgeefs, 107.
afkerig, 109. werkloon (Z.N.), 111. speelgoed, 112.
voorexamen, 115. orgelspeler, 119. niet dicht opeen
staande, 120. familielid, 121. ik (Lat). 123. turks
bevelhebber, 124. metaalsoort, 127. losgerafelde
naad. 129. berg, 130. plaats in Limb. 131. familielid,
133. niet warm, 135. bloeiwijze, 136. visbeen, 138.
land in Europa (afk), 139. meisjesnaam, 140. tel
woord (eng.), 141. overslaande sluiting, 143. dwaze
gewoonte, 145. afscheiding, 146. jeugdig, 147. gasten.
149. water in Utrecht, 151. straat (fr.), 151. flinke
kerel, 153. verharde huid, 154. golving, 156. plaats
in Zeeland, 157. profeet, 158. plaats in Gelderland,
159. vroegere heerser van Rusland, 160. vuurspu
wende berg.
VERTICAAL: 1. aanklampen, 3. gordel. 4. troef
kaart. 6. tandeloos zoogdier, 7. jongensnaam, 8. te
genstelling van dorp, 9. achting, 10. vlaktemaat, 11.
bootje, 12. afgesloten stand, 13. oude lengtemaat. 14.
vogel eigenschap. 15. einde, 16. doorweekt, 17.
vrucht, 21. lange heren-winterjas. 23. plaats in
N.H., 24. gejaagd maken, 27. inschikkelijk, 29.
myth.figuur, 31. plaatsje onder Borger, 32. aante
kenboek, 33. romeins keizer, 35. plaats in Italië, 36.
rivier. 40. Europeaan, 41. ader van een blad, 45.
reverend (afk), 49. sprookjesfiguur, 51. dames
halsbont, 53. voorzetsel, 55. voorzetsel, 56. sterke
drank, 57. vettige vloeistof, 60. uitroep bij de Bac-
ehusfeesten, 62. asem, 63. bijrivier van de Moezel,
64. teugel, 65. knaagdier, 66. pand, 68. vogel, 70.
weergesteldheid, 71. zeepaling, 73. plaats in Drente,
75. gebergte in Rusl., 76. plaats in Duitsl., 77. on
derrichten, 79. werkend beginsel. 81. smal, 82. wa
terhoen, 84. kippenloop, 86. tijdrekening, 89. nako-
menling, 93. deel van het gelaat. 94. tweetal. 96..
verstand, 97. leed (Z.N.), 98. grondsoort, 99. massa,
102. vogel, 104. versiersel, 107. bron, 108. chin, vaar
tuigje, 109. tempel, 110. Europeaan, 112. voorzetsel,
113. familielid. 114. ontkenning. 115. plaats, 116.
bevel, 117. niet harde slag, 118. afscheiding, 19.
onwezenlijk, 122. kleur, 125. plaats in Z.H., 126.
lieden van adel, 128. koemestlucht, 129. behoeftig.
132. wanneer, 134. verbond, 137. vroegere belasting.
139. Myth, figuur. 142. groente, 144. plaats in Zee
land, i45. steekbeitel. 146. deel. 148. groente. 150.
rul. 151. knaagdier, 152. chin, in Indonesië, 154. of
dergelijke (afk), 155. en andere (afk).
Bij juiste oplossing leest men een zin op de
cijfers: 99, 31, 22, 28. 13, 21, 130. 42 77, 37. 119. 16,
118. 2. 57, 29, 134. 14, 17. 4. 35, 69, 75, 11. 55, 18, 78.
23, 53. 88. 48. 12, 104, 80, 63. 112, 126, 110. 100, 116.
34, 155, 97, 83, 109, 44. 73, 9, 50. 160. 36, 156. 140. 102,
151, 20 89. 125. 145, 76, 38. 154, 158, 25.
Wie een goede oplossing <mei slagzin) inzendt, kan
een van de volgende geldprijzen winnen: eerste prijs
100, tweede prijs 50, derde prijs S 25. vierde, vijfde
zesde, zevende en achtste prijs ƒ10. Uw oplossing
graag vóór 1 mei bij de redactie. Steenstraat 37, Lei
den, onder duidelijke vermelding van: JUBILEUM-
PUZZEL.
wetsontwerp op 27 febr. 1873. Na
behandeling in de Tweede Kamer op
5 mei 1874 was er van het oorspron
kelijke ontwerp niet veel overgeble
ven. „Het is verboden kinderen be
neden 12 jaar in dienst te nemen of
te hebben.
Huiselijke en persoonlijke
diensten en veldarbeid zijn hiervan
echter uitgesloten". Dat was alles. Al
spoedig werd op wijziging en uit
breiding aangedrongen. Dit was de
eerste, zij het zeer bescheiden stap
in de richting van de emancipatie
van de arbeider. Met het
„laat-maar-waaien-stelsel" was ge
broken.
Er moest echter eerst nog iets an
ders gebeuren," namelijk het'ontwa
ken van de arbeidende stand. Tegen
de overmacht van het kapitaal stond
elke arbeider afzonderlijk machte
loos. De flinksten onder hen begre
pen, dat zij toch wel iets konden
doen tot leniging van hun nood.
Hoogstwaarschijnlijk hebben enige
Amsterdamse typografen in 1861 het
voorbeeld gegeven door de oprich
ting van een onderling steunfonds
dat in geval van nood, als de in
komsten wegvielen, enige verlichting
kon geven. Dit voorbeeld werd wel
dra gevolgd door de timmerlieden,
metselaars, schildere en anderen. De
contributie aan zo'n fonds (ook wel
ziekenkas genoemd) bedroeg meestal
drie tot tien cent per week.
Toen dit eenmaal op gang was ge
komen, kwamen ook vakgenoten in
andere plaatsen tot actie. Feitelijk
kan gezegd worden, dat deze zieken
kassen de voorlopers van de vakbe
weging waren. Op den duur gingen
zij zich ook bemoeien met de ar
beidsvoorwaarden. Zodoende
ontstonden er kleine vakverenigin-
getjes, die aanvankelijk slechts wei
nig invloed hadden omdat zij geheel
los van elkaar stonden. Een volgende
stap was dan ook de aaneensluiting
van vakafdelingen tot vakbonden.
Daarna volgde de vereniging van de
vakbonden in vakverbonden, beter
bekend onder de naam van lande
lijke vakcentrales.
VEEL STRIJD
1)1 VERHEFFING van de arbei-
dende stand is met veel strijd
gepaard gegaan. Tijd, geduld en ac
tie waren daarvoor nodig. Deze ont
wikkeling heeft meer dan een
mensenleeftijd gekost. Stap voor
stap is het vooruitgegaan. Te
genstand na tegenstand moest wor
den overwonnen. De vakorganisaties
hebben die strijd niet geschuwd. Hel
was dan ook een rechtvaardige zaak.
Toch hebben zij er ook voortdurend
naar gestreefd om door overleg tot
overeenstemming en samenwerking
t* komen. Maar zelfs voor het ver
krijgen van een vorm van samen
werking moest dikwijls eerst strijd
worden gevoerd.
Het gemis van een goede sociale
wetgeving werd steeds sterker ge
voeld. Om tot een algemene oplos
sing van de sociale nood te komen,
waren rechtsregels nodig. De over
heid mocht zich eenvoudig niet lan
ger afzijdig houden en had, naar het
oordeel van de vakbeweging, een be
langrijke taak te vervullen. De vak
beweging heeft niet nagelaten steeds
maar weer de overheid uit te nodi
gen wettelijke maatregelen te tref
fen. Ook hier is sprake van een ont
wikkeling geweest.
Als een tweede stap kan de eerste
arbeidswet van 1889 worden gezien.
Daarin werd voor jeugdige personen
en vrouwen een werktijd vastgesteld
van maximaal elf uur per dag en
een verbod van nachtarbeid voor
vrouwen en arbeid op zondag. Vol
wassen arbeiders kwamen nog niet
aan bod. Hun werktijden bleven
voorlopig nog onbeperkt.
Van het toezicht op de naleving
van deze wet moet men zich niet al
te veel voorstellen. Als jongen van
dertien jaar (1908-1909) werkte ik bij
een patroon (voor f 1,50 per week)
die vijf volwassen „knechten" en
twee jongens in dienst had. De
werktijd voor de volwassenen was
doorgaans van 's morgens 6 tot 10 of
11 uur 's avonds. Uurloon 12 tot 14
cent, met aftrek van twee uur
schafttijd, 's Avonds om 7 uur gin
gen de luiken voor de ramen en de
deur. De deur van de werkplaats
ging daarna op slot.
Werd er 's avonds aan de deur
geklopt, dan verdwenen de jongens
rap, de een in de w.c., de andèr in
een kast of onder de werkbank. 'I
Was echter altijd loos alarm. In de
twee jaar dat ik bij deze baas heb
gewerkt, heb ik nooit een politie
agent gezien, zelfs niet op de bouw
werken aan de openbare weg, waar
wij met een petroleumlamp tot 11
uur 's avonds werkten.
Op zaterdagavond eindigde de
werktijd om 8 uur. De uitbetaling
van het loon gebeurde daarna, be
ginnende bij de oudste knecht Ein
delijk kwamen dan de jongens aan
de beurt. De vraag was: Jantje, hoe
veel uren heb jij? Volgens de wet
mochten het er 66 zijn, maar meestal
waren het er 82 tot 85, 16 tot 19
overuren per week dus. Daarvoor
ontving ik 1 cent per uur. Waren het
19 uren, dan kreeg ik twee dubbel
tjes. Die ene cent hoefde ik zowaar
niet terug te betalen.
In de wet op het arbeidscontract,
1907, werden de dagelijkse rechten
en plichten van werkgever en werk
nemer omschreven. In feite kwam
het er natuurlijk op neer. dat de
baas de werktijd en het uurloon
vaststelde en de knecht het maar
had te slikken. Dat heette toen „con
tractvrijheid".
Van grote betekenis was de
totstandkoming van de arbeidswet
van 1919. Deze wet regelde in het
algemeen, ook voor volwassen arbei
ders, de werk- en rusttijden. De
meest ingrijpende bepaling was die
welke voor mannen en vrouwen de
achturige werkdag met een vrije za
terdagmiddag (na 1 uur) invoerde,
waardoor de werkweek op 45 uur
werd gesteld. In verband met de in
ternationale regeling van de werk
tijd went in 1922 besloten de ar
beidsdag te verlengen tot acht en
een half uur, met behoud van de
vrije zaterdagmiddag. Een verlen
ging dus tot 48 uur per week. Eerst
in 1965 werd de vijfdaagse werk
week van kracht.
De invaliditeitswet kwam in 1913.
In datzelfde jaar werd door de beide
Kamers der Staten-Generaal de
ziektewet aangenomen, die daarop
zelfs in het Staatsblad verscheen.
Door de verkiezingen kwam er ech
ter een nieuw ministerie, dat de wet
netjes in de ijskast zette. Pas in 1930
kwam zij weer te voorschijn.
ZAKJES PLAKKEN
TAE arbeidsbemiddelingswet van
1932 verplichtte de gemeenten
een orgaan op te richten voor ar
beidsbemiddeling. Gemeenten met
15.000 of meer inwoners moesten een
arbeidsbeurs in het leven roepen en
in 9tand houden.
De zorg voor de werkloze werkne
mers was vroeger armenzorg. Aan
persoonlijke oorzaken van werk
loosheid werd voordien geen an-
dacht besteed. Er werd geen on
derscheid gemaakt tussen vaklieden,
zoals landarbeiders en schilders, die
door seizoenomstandigheden niet in
staat waren hun dagelijks werk te
doen, en bijv. straatslijpers (leeglo
pers), venters e.d.
Dientengevolge werden werk
loosheid en armoede op dezelfde
wijze bestreden, namelijk door mid
del van werkverschaffing in gestich
ten.
Een andere vorm van werk
verschaffing was het sneeuwruimen
onder ledding van gemeenteopzich-
ters en hun personeel.
Omdat de overheid naliet, op be
hoorlijke wijze maatregelen te nemen
tot het verstrekken van geldelijke
uitkeringen, nam de vakbeweging
deze taak ter hand door het stichten
van werklozenkassen en gedurende
een aantal weken steunuitkeringen
te doen. Bij het uitbreken van de
eerste wereldoorlog begonnen, ten
gevolge van de toenemende werk
loosheid, verscheidene gemeenten
aan de werklozenkassen van de or
ganisaties steun te verlenen. Aan
vankelijk hield het rijk zich afzijdig.
Door eendrachtige samenwerking
van de vakcentrales in Leiden werd
in 1922 bereikt, dat een aparte rege
ling werd getroffen voor de uitbeta
ling van steungelden aan georga
niseerde arbeiders die na de uitke
ringen uit de werklozenkassen voor
verdere steun waren aangewezen op
het burgerlijk armbestuur. Tevens
werd van gemeentewege een dienst
voor sociale zaken ingesteld. In de
commissie voor deze dienst waren de
plaatselijke vakcentrales vertegen
woordigd. In de jaren dertig werd
tot tweemaal toe een wetsontwerp
voor een verplichte werk
loosheidsverzekering voorbereid,
maar door het uitbreken van de oor
log in 1940 kwam het niet meer in
openbare behandeling. Na de oorlog
werd deze zaak opnieuw ter hand
genomen. De inwerkingtreding
kwam pas op 1 juli 1952.
LOONSVERLAGINGEN
XTET JAAR 1920. Uiteraard is het
streven naar uitbreiding en ver
betering van de sociale wetgeving
door de oorlog 1914-1918 ernstig be
lemmerd. Maar na 1918 leefde de
sociale beweging sterk op. De pa
raatheid van de vakbeweging om
hetgeen was verworven ook te ver
dedigen is zowel in de malaisejaren
1921 tot 1925 als in de crisistijd van
de jaren dertig bij herhaling geble
ken.
Als voorbeeld noem ik het conflict
in de Twentse textielindustrie: de
staking en uitsluiting van 1923-1924.
De arbeiders in Twente moesten zich
in 1922 een loonsverlaging van tien
procent laten welgevallen. In 1923
probeerden de textielbaronnen de
vakorganisaties ertoe te bewegen
mee te werken aan een verlenging
van de werkweek tot 53 uur en op
nieuw een loonsverlaging van tien
procent. Toen de organisaties dat
weigerden, voerden de werkgevers
hun plannen toch uit.
Deze daad werd beantwoord met
een staking op een van de fabrieken
in Enschede. Er volgde een
machtsuiting van de werkgevers
door middel van „uitsluiting", waar
bij alle andere fabrieken in Twente
werden gesloten. In Enschede wer
den 10.000 arbeiders door deze maat
regel getroffen, in overig Twente
12.000. De verontwaardiging over de
ze wandaad was in heel Nederland
groot Overal in het land werden
protestvergaderingen gehouden en
steunacties georganiseerd. Het
steungeld stroomde binnen.
In Leiden spraken voor de Chr.
vakbeweging de hervormde predi
kanten Goedhart en Brouwer, die
zelf in Twente een standplaats had
den gehad en dus volkomen op de
hoogte waren van de toestanden
daar. Zij namen bepaald geen blad
voor de mond. Het gebouw „Predi
ker" was eivol en nog dagenlang
werd er in de stad over gesproken.
Het voornaamste was wel, dat de
baronnen bakzeil moesten halen. De
strijd duurde negen maanden en was
toen gewonnen.
AANPASSING
TN 1930 diende dc grote wereldcrisis
zich aan. Hij begon in Amerika en
verspreidde zich vrij snel over de
hele wereld. Ook in ons land waren
de gevolgen verschrikkelijk. Afne
ming van de handel, vermindering
van de produktie, talrijke faillisse
menten en sluiting van bedrijven,
grote werkloosheid en bittere armoe
de. Het was al bezuiniging wat de
klok sloeg.
De vakbeweging nam krachtig
stelling tegen het streven van de on
dernemers die door loonsverlagingen
hun produktiekosten trachtten te
verminderen en daarbij ook nog de
steun ontvingen van de regering, die
„aanpassing" predikte.
In 1932 werden de lonen van de
bouwvakarbeiders onder druk van
de regering verlaagd. Zelfs het over
heidspersoneel, dat het „sta
kingsrecht" mist, moest zich in 1934
een loonsverlaging laten welgeval
len. In 1935 telde ons land ruim
160.000 werklozen beneden de 24
jaar. Alleen in Leiden was het aan
tal volwassen werklozen in 1936 al
tot 5034 gestegen.
De gehele vakbeweging kwam in
het teken van de werklozenzorg te
staan. Zij werd betrokken bij aller
lei soorten crisiswerk, zoals het or
ganiseren van werkkampen, werk
verschaffingsobjecten. werkloosheids
uitkeringen en het bepalen van steun-
normen. Betogingen en botsingen wa
ren niet te vermijden.
Het college van B. en W. van Lei
den had de euvele moed om de ge
meenteraad voor te stellen de ge
meentelijke steunregeling voor de
werklozen te vervangen door de
rijksregeling, omdat deze voor de
gemeentekas voordeliger was. De
vakbeweging protesteerde daar hef
tig tegen. De raad nam echter het
voorstel aan.
Daarna probeerden de vakcentra
les bij het rijk om Leiden in een
hogere gemeenteklasse ingedeeld te
krijgen, opdat een hogere steunuit
kering mogelijk zou worden. Ook
deze poging mislukte.
In 1937 kwam er gelukkig een eco
nomische opleving, waardoor het
aantal werklozen sterk daalde. Deze
periode duurde tot 1940. Toen brak
de oorlog uit. Voor de vakbeweging
betekende dit het begin van het
eind. Een steeds stijgend aantal jon
ge mensen werd naar Duitsland ge
voerd om daar te werk te worden
gesteld. Het aantal uit Leiden be
droeg op 1 januari 1941 al 687.
Aanvankelijk werd de vakbewe
ging door de Duitsers onder controle
gesteld. De N.S.B.-er Woudenberg
werd commissaris van het N.V.V.
Het was de bedoeling, dat de vakbe
weging gelijkgeschakeld zou worden
in één N.S.B.-organisatie, het N.A.F.
Dit zou gebeuren op 25 juli 1941.
Maar de Chr. en de Kath. vakbe
weging weigerden, trots alle bedrei
gingen van Woudenberg. Alle
bestuurders legden hun functie neer
en adviseerden de leden hun lid
maatschap op te zeggen. Aan dit ad
vies werd voldaan, zodat de confes
sionele vakbeweging ophield te
bestaan. Alle bezittingen werden in
beslag genomen en een aantal hoofd-
bestuuders werd geïnterneerd.
Het onderlinge contact tussen le
den en bestuurders bleef echter ook
na deze „ondergang" behouden. In
het geheim werden zelfs steunrege-
len ontworpen en uitgevoerd voor
hulpverlening aan slachtoffers van
het verzet.
AAN ALLES GEBREK
jVEDERLAND kwam ontredderd uil
dc oorlog te voorschijn. Lang
zaam maar zeker heeft zich hel gro
te herstel voltrokken, ook dank zij
de hulp die wij uit hel buitenland
ontvingen.
Omdat er aan alles gebrek was,
ontstonden er spanningen tussen Io
nen en prijzen. De gemeentelijke
commissie voor de prijsbeheersing.
waarin de vakbeweging mede was
betrokken, deed ernstige pogingen
dit te beteugelen
Toen de regering in 1951 genood
zaakt was maatregelen tot consump
tiebeperking te treffen, steeg de'
werkloosheid opnieuw onrustbarend.
Weer waren het de gemeente en de
vakbeweging die in gemeenschappe
lijk overleg objecten probeerden te
vinden die voor uitvoering vatbaar
waren.
Ook de raad van overleg had her
haaldelijk contact met het gemeen
tebestuur over de aanleg van sport
velden en andere projecten van
werkverschaffing. Reeds in 1952
kwamen wij de moeilijkheden te bo
ven.
De vakorganisaties hadden zich
hersteld. Later had een omvorming
plaats naar bedrijfstaksgewijze or
ganisatie. Door fusie werd het aantal
bonden belangrijk kleiner. Het bete
kende vooral een bundeling van
krachten. Hetzelfde vraagstuk is mo
menteel opnieuw aan de orde.
Vermindering van het aantal vak
bonden leidt tot een goedkoper func
tioneren van het apparaat. Beperkt
heid van financiën is namelijk voor
kleinere vakbonden een hinderpaal
voor een goede taakverdeling.
In 1945 vonden de centrale orga
nisaties van werkgevers en werkne
mers elkaar in de Stichting van de
Arbeid, die door de regering onmid-
delijk als adviescollege werd aan
vaard voor het toekomstige loonbe-
leid. In 1950 werd een deel van deze
functie overgedragen aan de S.E.R.
(Sociaal Economische Raad).
De sociale vooruitgang na de oor
log wordt onder meer gemarkeerd
door de algemene ouderdomswet van
1957, de algemene weduwen- en we
zenverzekeringswet van 1959 en de
algemene bijstandswet van 1965.
Ten aanzien van de ouder
domsvoorziening is het nog opmer
kelijk. dat Abr. Kuijper reeds in
1895 pleitte voor een verzekering die
een toereikend pensioen voor de ou
de dag moest bevatten, en dat het
een socialistisch minister was
Willem Drees die de kans benutte
een „noodwet ouderdomsvoorzie
ning" ingevoerd te krijgen (oktober
1947). In de volksmond kreeg die
wet de naam „Noodwet Drees".
Op het ogenblik van invoering. 1
januari 1957, verzekerde de algeme
ne ouderdomswet (A.O.W.) aan meer
dan 721.000 mensen boven de 65 jaar
een waardevast bodempensioen
naast de over het algemeen lage be-
drijfspensioentjes.
VOORDELEN
TAE OVERHEID hanteerde na de
oorlog een tijdlang het systeem
van de geleide loonpolitiek. Êr wa
ren voor. en nadelen aan verbonden.
De hoogte van het loon werd al te
veel gebonden aan de nationale eco
nomie. De prestatie en de onderne
ming en bedrijfstak kwamen steeds
meer op de achtergrond.
Daarom sprak de vakbeweging
zich uit voor een meer gedifferenti
eerd loonbeleid, waardoor de verant
woordelijkheid meer werd gelegd in
handen van de werkgevers- en
werknemersorganisaties in de
verschillende bedrijfstakken. Na een
S.E.R.-advies koos de regering voor
een nieuwe loonpolitiek.
Die overgang ging. zoals te ver
wachten was. niet zonder moeilijkhe
den. maar heeft de werknemers toch
belangrijke voordelen opgeleverd.
Van grote betekenis is. dat er ook
een minimumloon werd overeenge
komen.
Het is overduidelijk, dat dank zij
de activiteit van de vakbeweging in
de loop der jaren heel veel voor de
werknemers tot stand is gekomen.
De invloed en de positie van de vak
beweging mogen door de jaren heen
gewijzigd zijn, taken die behartigd
moeten worden liggen er nog vol
doende. Met de aanwezigheid van de
vakbeweging wordt ernstig rekening
gehouden.
Daarbij valt niet alleen te denken
aan toporganen als de Stichting van
de Arbeid en de Sociaal Econo
mische Raad. maar ook aan de on
dernemingsraden. de bedrijfstakken
en de commissies van overleg voor
het overheidspersoneel.
De vertegenwoordigers van de
vakbeweging hebben duidelijk be
wezen. dat zij voor hun taak bere
kend waren. Zij worden dan ook als
gesprekspartners volledig erkend. De
vele ongeorganiseerden mogen wel-
eens bedenken dat zy meeprofiteren
van wat de anderen doen en weten
te bereiken.
Voor het instellen van een volledig
verplicht lidmaatschap voelt de vak
beweging vooralsnog niets. Zij ver
wacht nog steeds dat de ongeorga
niseerden eens de onjuistheid van
hun vrijblijvende aan-de-kant-staan
zullen inzien.
De vakbeweging is niet meer weg
te denken uit onze samenleving. Zij
verdient waardering en daadwerke
lijke steun, zowel om de taken en
problemen die nu haar aandacht
vragen, als om wat zij in het verle
den en tot nu toe voor de „bevrij
ding" van de arbeidende stand heeft
betekend.