JUBILEUMPUZZEL MET PRIJZEN én cent voor en overuur... 5Qjaar hm Bij een beschrijving van de sociale misstanden in Leiden zal men altijd weer stuiten op de beruchte katoenfabriek aan de Herengracht terrein De Door braak) die in augustxis 1897 in vlammen opging en spoedig werd herbouwd. De ververij was aan de Herengracht, de weverij aan de Zijlsingel, waar nu nog de Onderwijsinstellingen gevestigd zijn. De fa briek werd in 1936 afgebroken. Ter hoogte van de schoorsteen op deze oude foto ligt nu de brug over de Zijlsingel naar de Oosterkerkstraat. JEM AND meldde zich bij mijn patroon om werk. De baas merkte dat de sollicitant secretaris was van een plaatselijke vakorganisatie. Hoewel hij deze man heel goed kon gebruiken, eiste hij van hem uit vrees dat deze zijn „verderfelijke" invloeden zou gebruiken om zijn collega's te bewegen ook lid van de vakbeweging te worden dat hij niet alleen als secretaris maar ook als lid van zijn bond zou bedanken. Hij verlangde hiervan een schriftelijk bewijs. Door de nood gedwongen voldeed de sollicitant aan deze eis. Zo'n geval speelde zich nog ruim vijftig jaar geleden af. Het ontstaan van de vakbeweging is in het alge meen door de werkgevers niet met gejuich begroet. Velen beschouwden het optreden van de vakbeweging als een aantasting van hun gezag. In menging in hun aangelegenheden werd niet geduld. De ouderwetse handarbeid maakte ilaats voor de mechanische produk- iviteit. Men beleefde de overgang van de vroeg-kapitalistische naar de nodem-kapitalistrische produktiewij- Was de werkgever in de vroeg-kapitalistlsche tijd tevreden net een inkomen dat hem een be- ïoorlijk levensonderhoud verschafte, de producent in de nieuwe tijd bezat ■.en ongebreideld streven naar een iteeds hoger Sïtijgende winst. Daar- >am werd alles ondergeschikt ge maakt. Lage lonen, lange werktij- ien. zondagsarbeid, nachtarbeid, werk door vrouwen en kinderen. ZACHT PRIJSJE TTéN VAN de meest beruchte fa- rieken was in Leiden de Katoen- naatschappij aan de Herengracht. />nen van drie tot vijf gulden per eek waren geen zeldzaamheid. Hel evolg was, dat er door het perso- eel vrij regelmatig diefstallen ge leegd werden. Zowel mannen als rouwen maakten zich hieraan ihuldig. Onder hun povere werkkleding rikkelden zij op de w.c. pas gepro- uceerde stof om het blote lijf. En- ele winkeliers in de stad waren raag bereid de smokkelwaar voor en zacht prijsje te kopen. Hield de portier van de fabriek »mand aan, dan volgde natuurlijk en proces-verbaal. Bij zo'n gebeur- ;nis kwam de rechter eens tot de itspraak, dat naar zijn oordeel fei- ilijk niet de arbeider maar de fa- rikant schuldig was en voor iefstal terecht moest staan. Deze ichter weigerde voortaan dergelijke anklachten in behandeling te ne ten! De werktijden varieerden mstreeks 1900 van veertien tot chttien uur per dag. Van enige ntspanning na zo'n lange werkdag ras geen sprake. Het was werken, ten. slapen. In geval van ziekte of ngeval hield de verdienste op. De rbeid was koopwaar. Ook kinderen werkten. Zelfs kin eren beneden zes jaar werden door un moeders, half slapend, naar de rerkplaatsen gedragen. Kinderen van acht a tien jaar erkten in Leiden veertien a vijf- en uur per dag in bedompte loka- n. Hun loon bedroeg twee tot vijf ;nt per dag. Alles moest meehelpen n het karige loon van de arbeider 1 verhogen. Verplicht onderwijs estond in die tijd nog niet. Men on deze kinderen dus onbeperkt la- >n werken. VERBETERING ANGZAMERHAND is het besef J doorgedrongen dat men door ei- en actie en optreden verbetering in e toestand zou kunnen brengen. Er ntstond verzet tegen de kinderar- :id. Dit kwam van verschillende anten, niet alleen uit de christelijke ring maar ook van jongere, meer adicaal-getinte liberalen. In dit ver- and moet de naam van de Leidse extielfabrikant S. Ie Poole worden enoemd. wiens fabriek aan de Ga- enmarkt stond, en van de directeur an de Kon. Stoomweverij te Nij- erdal, Johs. Wormser, neef van de ekende staatsman Groen van rinstcrer. Wormser gaf de stoot tot een dres aan de koning op 1 mei 1868, ndertekend door 84 personen, waar- krachtig werd aangedrongen op en wettelijke regeling van de kin- erarbeid. Het Algemeen Nederlands Werkliedenverbond, dat in 1871 was pgericht, zond in 1873 eveneens een dres aan de koning inzake de kin- erarbeid. De aandrang tot ingrijpen 'erd zo groot, dat de regering wel loest zwichten. Mr. S. van Houten nam het initia tief tot hel indienen van een Wij vroegen de heer W. VEER MAN te Leiden of hij voor ons Jubileumnummer een artikel wil de schrijven over vijftig jaar so ciale beweging. Gedurende deze periode is hij door verschillende functies hierbij nauw betrokken geweest. Zijn bijdrage kan uiter aard niet anders zijn dan een aan tal momentopnamen. Zelfs voor een volledige plaatselijke sociale geschiedbeschrijving zouden ette lijke pagina's nodig zijn. HORIZONTAAL: 1. pit, 5. spoed, 10. bouwland, 14. toespraak, 18.- klinknageltje, 19. voltallig, 20. Myth, figuur, 22. plant, 25. vallei. 26. plaats in de N.O.P, 28. afgodsbeeld, 30. levenslucht. 31. ontzag, 34. marterachtig roofdier. 37. delfstof, 38. dwaas, 39. kleur. 40. schrijfgereedschap, 42. eens, 43. ontken ning (eng.), 44. water in N.Br., 46. societé (afk.), 47. soort kers. 48. ik (Lat), 49. maangestalte. 50. vogel bek. 52. loot, 54. gehoororgaan, 55. meisjesnaam. 56. slobkous (vl), 58. nut, 61. verbeelding, 65. stuk stof. 67. Myth.figuur, 69. bijb. figuur, 70. binnenkring van een gemeente, 72. eekhoorn (gew.), 74. voor zetsel, 75. mening. 78. afk. van Dona, 79. plant. 80. armoede (barg.), 82. vat met een hengsel, 85. rege ringsstelsel. 87. Christen Democratische Unie, 88. greep, 89. stadje in N. Silezië, 90. opstootje. 91. vertragingstoestel, 92. plotseling, 95. meisjesnaam, 97. boom. 98. soort populier, 100. ontkenning. 101. rivier in Italië, 103. docenten, 104. aardrijkskundige aanduiding, 105. meisjesnaam, 106. goedgeefs, 107. afkerig, 109. werkloon (Z.N.), 111. speelgoed, 112. voorexamen, 115. orgelspeler, 119. niet dicht opeen staande, 120. familielid, 121. ik (Lat). 123. turks bevelhebber, 124. metaalsoort, 127. losgerafelde naad. 129. berg, 130. plaats in Limb. 131. familielid, 133. niet warm, 135. bloeiwijze, 136. visbeen, 138. land in Europa (afk), 139. meisjesnaam, 140. tel woord (eng.), 141. overslaande sluiting, 143. dwaze gewoonte, 145. afscheiding, 146. jeugdig, 147. gasten. 149. water in Utrecht, 151. straat (fr.), 151. flinke kerel, 153. verharde huid, 154. golving, 156. plaats in Zeeland, 157. profeet, 158. plaats in Gelderland, 159. vroegere heerser van Rusland, 160. vuurspu wende berg. VERTICAAL: 1. aanklampen, 3. gordel. 4. troef kaart. 6. tandeloos zoogdier, 7. jongensnaam, 8. te genstelling van dorp, 9. achting, 10. vlaktemaat, 11. bootje, 12. afgesloten stand, 13. oude lengtemaat. 14. vogel eigenschap. 15. einde, 16. doorweekt, 17. vrucht, 21. lange heren-winterjas. 23. plaats in N.H., 24. gejaagd maken, 27. inschikkelijk, 29. myth.figuur, 31. plaatsje onder Borger, 32. aante kenboek, 33. romeins keizer, 35. plaats in Italië, 36. rivier. 40. Europeaan, 41. ader van een blad, 45. reverend (afk), 49. sprookjesfiguur, 51. dames halsbont, 53. voorzetsel, 55. voorzetsel, 56. sterke drank, 57. vettige vloeistof, 60. uitroep bij de Bac- ehusfeesten, 62. asem, 63. bijrivier van de Moezel, 64. teugel, 65. knaagdier, 66. pand, 68. vogel, 70. weergesteldheid, 71. zeepaling, 73. plaats in Drente, 75. gebergte in Rusl., 76. plaats in Duitsl., 77. on derrichten, 79. werkend beginsel. 81. smal, 82. wa terhoen, 84. kippenloop, 86. tijdrekening, 89. nako- menling, 93. deel van het gelaat. 94. tweetal. 96.. verstand, 97. leed (Z.N.), 98. grondsoort, 99. massa, 102. vogel, 104. versiersel, 107. bron, 108. chin, vaar tuigje, 109. tempel, 110. Europeaan, 112. voorzetsel, 113. familielid. 114. ontkenning. 115. plaats, 116. bevel, 117. niet harde slag, 118. afscheiding, 19. onwezenlijk, 122. kleur, 125. plaats in Z.H., 126. lieden van adel, 128. koemestlucht, 129. behoeftig. 132. wanneer, 134. verbond, 137. vroegere belasting. 139. Myth, figuur. 142. groente, 144. plaats in Zee land, i45. steekbeitel. 146. deel. 148. groente. 150. rul. 151. knaagdier, 152. chin, in Indonesië, 154. of dergelijke (afk), 155. en andere (afk). Bij juiste oplossing leest men een zin op de cijfers: 99, 31, 22, 28. 13, 21, 130. 42 77, 37. 119. 16, 118. 2. 57, 29, 134. 14, 17. 4. 35, 69, 75, 11. 55, 18, 78. 23, 53. 88. 48. 12, 104, 80, 63. 112, 126, 110. 100, 116. 34, 155, 97, 83, 109, 44. 73, 9, 50. 160. 36, 156. 140. 102, 151, 20 89. 125. 145, 76, 38. 154, 158, 25. Wie een goede oplossing <mei slagzin) inzendt, kan een van de volgende geldprijzen winnen: eerste prijs 100, tweede prijs 50, derde prijs S 25. vierde, vijfde zesde, zevende en achtste prijs ƒ10. Uw oplossing graag vóór 1 mei bij de redactie. Steenstraat 37, Lei den, onder duidelijke vermelding van: JUBILEUM- PUZZEL. wetsontwerp op 27 febr. 1873. Na behandeling in de Tweede Kamer op 5 mei 1874 was er van het oorspron kelijke ontwerp niet veel overgeble ven. „Het is verboden kinderen be neden 12 jaar in dienst te nemen of te hebben. Huiselijke en persoonlijke diensten en veldarbeid zijn hiervan echter uitgesloten". Dat was alles. Al spoedig werd op wijziging en uit breiding aangedrongen. Dit was de eerste, zij het zeer bescheiden stap in de richting van de emancipatie van de arbeider. Met het „laat-maar-waaien-stelsel" was ge broken. Er moest echter eerst nog iets an ders gebeuren," namelijk het'ontwa ken van de arbeidende stand. Tegen de overmacht van het kapitaal stond elke arbeider afzonderlijk machte loos. De flinksten onder hen begre pen, dat zij toch wel iets konden doen tot leniging van hun nood. Hoogstwaarschijnlijk hebben enige Amsterdamse typografen in 1861 het voorbeeld gegeven door de oprich ting van een onderling steunfonds dat in geval van nood, als de in komsten wegvielen, enige verlichting kon geven. Dit voorbeeld werd wel dra gevolgd door de timmerlieden, metselaars, schildere en anderen. De contributie aan zo'n fonds (ook wel ziekenkas genoemd) bedroeg meestal drie tot tien cent per week. Toen dit eenmaal op gang was ge komen, kwamen ook vakgenoten in andere plaatsen tot actie. Feitelijk kan gezegd worden, dat deze zieken kassen de voorlopers van de vakbe weging waren. Op den duur gingen zij zich ook bemoeien met de ar beidsvoorwaarden. Zodoende ontstonden er kleine vakverenigin- getjes, die aanvankelijk slechts wei nig invloed hadden omdat zij geheel los van elkaar stonden. Een volgende stap was dan ook de aaneensluiting van vakafdelingen tot vakbonden. Daarna volgde de vereniging van de vakbonden in vakverbonden, beter bekend onder de naam van lande lijke vakcentrales. VEEL STRIJD 1)1 VERHEFFING van de arbei- dende stand is met veel strijd gepaard gegaan. Tijd, geduld en ac tie waren daarvoor nodig. Deze ont wikkeling heeft meer dan een mensenleeftijd gekost. Stap voor stap is het vooruitgegaan. Te genstand na tegenstand moest wor den overwonnen. De vakorganisaties hebben die strijd niet geschuwd. Hel was dan ook een rechtvaardige zaak. Toch hebben zij er ook voortdurend naar gestreefd om door overleg tot overeenstemming en samenwerking t* komen. Maar zelfs voor het ver krijgen van een vorm van samen werking moest dikwijls eerst strijd worden gevoerd. Het gemis van een goede sociale wetgeving werd steeds sterker ge voeld. Om tot een algemene oplos sing van de sociale nood te komen, waren rechtsregels nodig. De over heid mocht zich eenvoudig niet lan ger afzijdig houden en had, naar het oordeel van de vakbeweging, een be langrijke taak te vervullen. De vak beweging heeft niet nagelaten steeds maar weer de overheid uit te nodi gen wettelijke maatregelen te tref fen. Ook hier is sprake van een ont wikkeling geweest. Als een tweede stap kan de eerste arbeidswet van 1889 worden gezien. Daarin werd voor jeugdige personen en vrouwen een werktijd vastgesteld van maximaal elf uur per dag en een verbod van nachtarbeid voor vrouwen en arbeid op zondag. Vol wassen arbeiders kwamen nog niet aan bod. Hun werktijden bleven voorlopig nog onbeperkt. Van het toezicht op de naleving van deze wet moet men zich niet al te veel voorstellen. Als jongen van dertien jaar (1908-1909) werkte ik bij een patroon (voor f 1,50 per week) die vijf volwassen „knechten" en twee jongens in dienst had. De werktijd voor de volwassenen was doorgaans van 's morgens 6 tot 10 of 11 uur 's avonds. Uurloon 12 tot 14 cent, met aftrek van twee uur schafttijd, 's Avonds om 7 uur gin gen de luiken voor de ramen en de deur. De deur van de werkplaats ging daarna op slot. Werd er 's avonds aan de deur geklopt, dan verdwenen de jongens rap, de een in de w.c., de andèr in een kast of onder de werkbank. 'I Was echter altijd loos alarm. In de twee jaar dat ik bij deze baas heb gewerkt, heb ik nooit een politie agent gezien, zelfs niet op de bouw werken aan de openbare weg, waar wij met een petroleumlamp tot 11 uur 's avonds werkten. Op zaterdagavond eindigde de werktijd om 8 uur. De uitbetaling van het loon gebeurde daarna, be ginnende bij de oudste knecht Ein delijk kwamen dan de jongens aan de beurt. De vraag was: Jantje, hoe veel uren heb jij? Volgens de wet mochten het er 66 zijn, maar meestal waren het er 82 tot 85, 16 tot 19 overuren per week dus. Daarvoor ontving ik 1 cent per uur. Waren het 19 uren, dan kreeg ik twee dubbel tjes. Die ene cent hoefde ik zowaar niet terug te betalen. In de wet op het arbeidscontract, 1907, werden de dagelijkse rechten en plichten van werkgever en werk nemer omschreven. In feite kwam het er natuurlijk op neer. dat de baas de werktijd en het uurloon vaststelde en de knecht het maar had te slikken. Dat heette toen „con tractvrijheid". Van grote betekenis was de totstandkoming van de arbeidswet van 1919. Deze wet regelde in het algemeen, ook voor volwassen arbei ders, de werk- en rusttijden. De meest ingrijpende bepaling was die welke voor mannen en vrouwen de achturige werkdag met een vrije za terdagmiddag (na 1 uur) invoerde, waardoor de werkweek op 45 uur werd gesteld. In verband met de in ternationale regeling van de werk tijd went in 1922 besloten de ar beidsdag te verlengen tot acht en een half uur, met behoud van de vrije zaterdagmiddag. Een verlen ging dus tot 48 uur per week. Eerst in 1965 werd de vijfdaagse werk week van kracht. De invaliditeitswet kwam in 1913. In datzelfde jaar werd door de beide Kamers der Staten-Generaal de ziektewet aangenomen, die daarop zelfs in het Staatsblad verscheen. Door de verkiezingen kwam er ech ter een nieuw ministerie, dat de wet netjes in de ijskast zette. Pas in 1930 kwam zij weer te voorschijn. ZAKJES PLAKKEN TAE arbeidsbemiddelingswet van 1932 verplichtte de gemeenten een orgaan op te richten voor ar beidsbemiddeling. Gemeenten met 15.000 of meer inwoners moesten een arbeidsbeurs in het leven roepen en in 9tand houden. De zorg voor de werkloze werkne mers was vroeger armenzorg. Aan persoonlijke oorzaken van werk loosheid werd voordien geen an- dacht besteed. Er werd geen on derscheid gemaakt tussen vaklieden, zoals landarbeiders en schilders, die door seizoenomstandigheden niet in staat waren hun dagelijks werk te doen, en bijv. straatslijpers (leeglo pers), venters e.d. Dientengevolge werden werk loosheid en armoede op dezelfde wijze bestreden, namelijk door mid del van werkverschaffing in gestich ten. Een andere vorm van werk verschaffing was het sneeuwruimen onder ledding van gemeenteopzich- ters en hun personeel. Omdat de overheid naliet, op be hoorlijke wijze maatregelen te nemen tot het verstrekken van geldelijke uitkeringen, nam de vakbeweging deze taak ter hand door het stichten van werklozenkassen en gedurende een aantal weken steunuitkeringen te doen. Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog begonnen, ten gevolge van de toenemende werk loosheid, verscheidene gemeenten aan de werklozenkassen van de or ganisaties steun te verlenen. Aan vankelijk hield het rijk zich afzijdig. Door eendrachtige samenwerking van de vakcentrales in Leiden werd in 1922 bereikt, dat een aparte rege ling werd getroffen voor de uitbeta ling van steungelden aan georga niseerde arbeiders die na de uitke ringen uit de werklozenkassen voor verdere steun waren aangewezen op het burgerlijk armbestuur. Tevens werd van gemeentewege een dienst voor sociale zaken ingesteld. In de commissie voor deze dienst waren de plaatselijke vakcentrales vertegen woordigd. In de jaren dertig werd tot tweemaal toe een wetsontwerp voor een verplichte werk loosheidsverzekering voorbereid, maar door het uitbreken van de oor log in 1940 kwam het niet meer in openbare behandeling. Na de oorlog werd deze zaak opnieuw ter hand genomen. De inwerkingtreding kwam pas op 1 juli 1952. LOONSVERLAGINGEN XTET JAAR 1920. Uiteraard is het streven naar uitbreiding en ver betering van de sociale wetgeving door de oorlog 1914-1918 ernstig be lemmerd. Maar na 1918 leefde de sociale beweging sterk op. De pa raatheid van de vakbeweging om hetgeen was verworven ook te ver dedigen is zowel in de malaisejaren 1921 tot 1925 als in de crisistijd van de jaren dertig bij herhaling geble ken. Als voorbeeld noem ik het conflict in de Twentse textielindustrie: de staking en uitsluiting van 1923-1924. De arbeiders in Twente moesten zich in 1922 een loonsverlaging van tien procent laten welgevallen. In 1923 probeerden de textielbaronnen de vakorganisaties ertoe te bewegen mee te werken aan een verlenging van de werkweek tot 53 uur en op nieuw een loonsverlaging van tien procent. Toen de organisaties dat weigerden, voerden de werkgevers hun plannen toch uit. Deze daad werd beantwoord met een staking op een van de fabrieken in Enschede. Er volgde een machtsuiting van de werkgevers door middel van „uitsluiting", waar bij alle andere fabrieken in Twente werden gesloten. In Enschede wer den 10.000 arbeiders door deze maat regel getroffen, in overig Twente 12.000. De verontwaardiging over de ze wandaad was in heel Nederland groot Overal in het land werden protestvergaderingen gehouden en steunacties georganiseerd. Het steungeld stroomde binnen. In Leiden spraken voor de Chr. vakbeweging de hervormde predi kanten Goedhart en Brouwer, die zelf in Twente een standplaats had den gehad en dus volkomen op de hoogte waren van de toestanden daar. Zij namen bepaald geen blad voor de mond. Het gebouw „Predi ker" was eivol en nog dagenlang werd er in de stad over gesproken. Het voornaamste was wel, dat de baronnen bakzeil moesten halen. De strijd duurde negen maanden en was toen gewonnen. AANPASSING TN 1930 diende dc grote wereldcrisis zich aan. Hij begon in Amerika en verspreidde zich vrij snel over de hele wereld. Ook in ons land waren de gevolgen verschrikkelijk. Afne ming van de handel, vermindering van de produktie, talrijke faillisse menten en sluiting van bedrijven, grote werkloosheid en bittere armoe de. Het was al bezuiniging wat de klok sloeg. De vakbeweging nam krachtig stelling tegen het streven van de on dernemers die door loonsverlagingen hun produktiekosten trachtten te verminderen en daarbij ook nog de steun ontvingen van de regering, die „aanpassing" predikte. In 1932 werden de lonen van de bouwvakarbeiders onder druk van de regering verlaagd. Zelfs het over heidspersoneel, dat het „sta kingsrecht" mist, moest zich in 1934 een loonsverlaging laten welgeval len. In 1935 telde ons land ruim 160.000 werklozen beneden de 24 jaar. Alleen in Leiden was het aan tal volwassen werklozen in 1936 al tot 5034 gestegen. De gehele vakbeweging kwam in het teken van de werklozenzorg te staan. Zij werd betrokken bij aller lei soorten crisiswerk, zoals het or ganiseren van werkkampen, werk verschaffingsobjecten. werkloosheids uitkeringen en het bepalen van steun- normen. Betogingen en botsingen wa ren niet te vermijden. Het college van B. en W. van Lei den had de euvele moed om de ge meenteraad voor te stellen de ge meentelijke steunregeling voor de werklozen te vervangen door de rijksregeling, omdat deze voor de gemeentekas voordeliger was. De vakbeweging protesteerde daar hef tig tegen. De raad nam echter het voorstel aan. Daarna probeerden de vakcentra les bij het rijk om Leiden in een hogere gemeenteklasse ingedeeld te krijgen, opdat een hogere steunuit kering mogelijk zou worden. Ook deze poging mislukte. In 1937 kwam er gelukkig een eco nomische opleving, waardoor het aantal werklozen sterk daalde. Deze periode duurde tot 1940. Toen brak de oorlog uit. Voor de vakbeweging betekende dit het begin van het eind. Een steeds stijgend aantal jon ge mensen werd naar Duitsland ge voerd om daar te werk te worden gesteld. Het aantal uit Leiden be droeg op 1 januari 1941 al 687. Aanvankelijk werd de vakbewe ging door de Duitsers onder controle gesteld. De N.S.B.-er Woudenberg werd commissaris van het N.V.V. Het was de bedoeling, dat de vakbe weging gelijkgeschakeld zou worden in één N.S.B.-organisatie, het N.A.F. Dit zou gebeuren op 25 juli 1941. Maar de Chr. en de Kath. vakbe weging weigerden, trots alle bedrei gingen van Woudenberg. Alle bestuurders legden hun functie neer en adviseerden de leden hun lid maatschap op te zeggen. Aan dit ad vies werd voldaan, zodat de confes sionele vakbeweging ophield te bestaan. Alle bezittingen werden in beslag genomen en een aantal hoofd- bestuuders werd geïnterneerd. Het onderlinge contact tussen le den en bestuurders bleef echter ook na deze „ondergang" behouden. In het geheim werden zelfs steunrege- len ontworpen en uitgevoerd voor hulpverlening aan slachtoffers van het verzet. AAN ALLES GEBREK jVEDERLAND kwam ontredderd uil dc oorlog te voorschijn. Lang zaam maar zeker heeft zich hel gro te herstel voltrokken, ook dank zij de hulp die wij uit hel buitenland ontvingen. Omdat er aan alles gebrek was, ontstonden er spanningen tussen Io nen en prijzen. De gemeentelijke commissie voor de prijsbeheersing. waarin de vakbeweging mede was betrokken, deed ernstige pogingen dit te beteugelen Toen de regering in 1951 genood zaakt was maatregelen tot consump tiebeperking te treffen, steeg de' werkloosheid opnieuw onrustbarend. Weer waren het de gemeente en de vakbeweging die in gemeenschappe lijk overleg objecten probeerden te vinden die voor uitvoering vatbaar waren. Ook de raad van overleg had her haaldelijk contact met het gemeen tebestuur over de aanleg van sport velden en andere projecten van werkverschaffing. Reeds in 1952 kwamen wij de moeilijkheden te bo ven. De vakorganisaties hadden zich hersteld. Later had een omvorming plaats naar bedrijfstaksgewijze or ganisatie. Door fusie werd het aantal bonden belangrijk kleiner. Het bete kende vooral een bundeling van krachten. Hetzelfde vraagstuk is mo menteel opnieuw aan de orde. Vermindering van het aantal vak bonden leidt tot een goedkoper func tioneren van het apparaat. Beperkt heid van financiën is namelijk voor kleinere vakbonden een hinderpaal voor een goede taakverdeling. In 1945 vonden de centrale orga nisaties van werkgevers en werkne mers elkaar in de Stichting van de Arbeid, die door de regering onmid- delijk als adviescollege werd aan vaard voor het toekomstige loonbe- leid. In 1950 werd een deel van deze functie overgedragen aan de S.E.R. (Sociaal Economische Raad). De sociale vooruitgang na de oor log wordt onder meer gemarkeerd door de algemene ouderdomswet van 1957, de algemene weduwen- en we zenverzekeringswet van 1959 en de algemene bijstandswet van 1965. Ten aanzien van de ouder domsvoorziening is het nog opmer kelijk. dat Abr. Kuijper reeds in 1895 pleitte voor een verzekering die een toereikend pensioen voor de ou de dag moest bevatten, en dat het een socialistisch minister was Willem Drees die de kans benutte een „noodwet ouderdomsvoorzie ning" ingevoerd te krijgen (oktober 1947). In de volksmond kreeg die wet de naam „Noodwet Drees". Op het ogenblik van invoering. 1 januari 1957, verzekerde de algeme ne ouderdomswet (A.O.W.) aan meer dan 721.000 mensen boven de 65 jaar een waardevast bodempensioen naast de over het algemeen lage be- drijfspensioentjes. VOORDELEN TAE OVERHEID hanteerde na de oorlog een tijdlang het systeem van de geleide loonpolitiek. Êr wa ren voor. en nadelen aan verbonden. De hoogte van het loon werd al te veel gebonden aan de nationale eco nomie. De prestatie en de onderne ming en bedrijfstak kwamen steeds meer op de achtergrond. Daarom sprak de vakbeweging zich uit voor een meer gedifferenti eerd loonbeleid, waardoor de verant woordelijkheid meer werd gelegd in handen van de werkgevers- en werknemersorganisaties in de verschillende bedrijfstakken. Na een S.E.R.-advies koos de regering voor een nieuwe loonpolitiek. Die overgang ging. zoals te ver wachten was. niet zonder moeilijkhe den. maar heeft de werknemers toch belangrijke voordelen opgeleverd. Van grote betekenis is. dat er ook een minimumloon werd overeenge komen. Het is overduidelijk, dat dank zij de activiteit van de vakbeweging in de loop der jaren heel veel voor de werknemers tot stand is gekomen. De invloed en de positie van de vak beweging mogen door de jaren heen gewijzigd zijn, taken die behartigd moeten worden liggen er nog vol doende. Met de aanwezigheid van de vakbeweging wordt ernstig rekening gehouden. Daarbij valt niet alleen te denken aan toporganen als de Stichting van de Arbeid en de Sociaal Econo mische Raad. maar ook aan de on dernemingsraden. de bedrijfstakken en de commissies van overleg voor het overheidspersoneel. De vertegenwoordigers van de vakbeweging hebben duidelijk be wezen. dat zij voor hun taak bere kend waren. Zij worden dan ook als gesprekspartners volledig erkend. De vele ongeorganiseerden mogen wel- eens bedenken dat zy meeprofiteren van wat de anderen doen en weten te bereiken. Voor het instellen van een volledig verplicht lidmaatschap voelt de vak beweging vooralsnog niets. Zij ver wacht nog steeds dat de ongeorga niseerden eens de onjuistheid van hun vrijblijvende aan-de-kant-staan zullen inzien. De vakbeweging is niet meer weg te denken uit onze samenleving. Zij verdient waardering en daadwerke lijke steun, zowel om de taken en problemen die nu haar aandacht vragen, als om wat zij in het verle den en tot nu toe voor de „bevrij ding" van de arbeidende stand heeft betekend.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1970 | | pagina 19