If
ITELLETJE VRIJBLIJVENDE INDIVIDUALISTEN
Pe vrije tijd in
komende eeuw
stukslaan bij
de beeldbuis
door Phé Wijnbeek
ZATERDAG 7 MAART 1970 7
droom van een kerk, die wat minder wil
ien over theologie en zich eindelijk eens
•lijk gaat opstellen door zichzelf af te vragen:
hebben we als kerken met z'n allen, waar
;amen een bruikbaar, waardevol geheel van
ien maken? Ik bedoel op eigenlijk heel on-
illende vlakken: in diakonaat, in kerkbouw,
istorale zorg, in evangelisatie, zending, ge-
itetoerusting, in herverkaveling van ge-
Ufiten.
ik ga echt geen pleidooi houden voor meer
:ontaliteit ten koste van de verticale lijn. Daar
gewoon geen tegenstelling tussen bestaan i de
die zich aar Christus noemt. Het gaat om
lerd procent horizontaal en honderd procent
;aal. Met minder kan. de kerk nooit toe, zegt
Brijder
hij is? De man, die met gezin pas zijn intrek
imen heeft in een woning bij het buiten „Eéfri-
waar de hele bestuurlijke sector van het
(stants-christelijk onderwijs, onder meer ook
Yiie School en Evangelie (vroeger School met
Bijbel) thans is gevestigd. Hij is belast met de
ïg van het bureau, waarin de verschillende
•lijke onderwijsorganisaties samenwerken,
heer Brijder is te kwalificeren als een niet
'entionele figuur, een organisatietalent, een
p pragmatisch denkend mens, die door zijn
optreden (hij komt van de marine, „waar
igelbroek me heeft weggehaald") en niet te ver
te door zijn „gelijk", bij het christelijk onder-
s aanvaard en gewaardeerd wordt. Hij is de
h, die eraan heeft mogen meewerken het chris-
?k onderwijs in al z'n gevarieerdheid binnen
brdtijd onder één bestuurlijk dak te brengen,
lij zegt: Intern ligt er in één kerk (genootschap)
■zo'n geweldige hoeveelheid werk die om een
fiënte aanpak vraagt. Op dat punt is er al geen
oecumene. Diakenen zitten zich in de kerkeraad
vaak te verdedigen tegen onderlingen, evangelische
commissies tegen commissies van beheer, alsof ze
wederzijds van een andere orde zijn. Dat komt,
omdat we nog met een kerkelijke structuur van
honderd jaar geleden voortmodderen. Die was toen
goed, maar nu?
We zijn de tijd ontgroeid van allemaal naar de
kerk van het dorp. In zo'n dorp werkte je vroeger,
woonde je, ging er naar de kerk, kocht er je spullen
en eens per jaar ging je naar de stad. Het was een
totaal samenlevingsverband.
Maar dat is voorbij en die situatie past zeker niet
meer in de stedelijke agglomeraties. Er zijn struc
turen ontstaan, die veel wijder reiken. Iedere socio
loog kan dat haarfijn uiteenzetten. Zelfs vergeleken
met de oorlog zijn er nu andere samenlevingspatro
nen. 't Is nu toch heel gewoon, dat je in Den Haag
woont en bijvoorbeeld in Rotterdam je werk hebtr
dus pendelt?
Dat betekent ook kerkelijke aanpassing: verdeel
de taken efficiënt, naar de omstandigreden van nu,
waarbij je goed voor ogen moet houden dat er
kerkleden met zeer verschillende gaven zijn. Wat
bijvoorbeeld voor de ambten wil zeggen, dat je de
ouderlingen geen geografische maar een functionele
werkverdeling moet geven.
Je moet ouderlingen benoemen voor die kringen,
waarin ze al functioneren, waar ze al entree heb
ben. Dus bij hun kennissen, hun vrienden. Dan
krijg je natuurlijk geen lineaal-indeling, maar dat
moet je er dan maar bijnemen en zo ingewikkeld is
dat ook weer niet.
We moeten van het systeem van „blokoudsten" af
en de zaak op goede, moderne gronden „verdelen"
aan mannen (en vrouwen) die al voldoende van de
aan hun toevertrouwde schapen weten. Daar krijg
je veel gauwer „ja" op dan in het oude systeem,
waarbij een ouderling doorgaans een wijkje wild
vreemden toegewezen krijgt met wie hij dat is
immers de opdracht tot een diepgaand gesprek
moet trachten te komen. Dat is in de meeste geval
len toch onhaalbaar? Ik vraag me overigens af of
we niet toe zijn aan een samensmelting van de
door Ton v. d. Hammen
twee ambten. Is het onderscheid ouderling-diaken
eigenlijk nog wel reëel?
In het pastorale werk gaan we met opzet niet
over ingewikkelde theologische kwesties praten,
maar doen het allemaal zo gewoon, zo „zielzorge
lijk" mogelijk, waarbij ook de daad, het oog hebben
voor anderen (diakonaat in de wijdste zin) aan bod
kan komen. De mensen moeten, geactiveerd worde
om daadwerkelijk mee te draaien in het kerkelijk
bedrijf.
Zo kom ik als vanzelf tot mijn visie op de bood
schap, die dus ook voor de preek geldt. Daarbij
moet het niet gaan om „het evangelie aan te passen
aan de moderne mens," zoals je vaak hoort, want zo
preek je de kerken leeg en rust je niemand toe.
Laten we elkaar maar eens flink op de kop geven,
over de „ergernis van het evangelie" praten en
zeggen: het komt heus niet goed met je als je alleen
maar „ja" zegt en je verder vrijblijvend opstelt, dus
niets doet.
En dat allemaal niet hooggestemd of kreterig zeg
gen, maar heel scherp gericht op de persoonlijke
relatie tot de Heer, tot Christus, met de bijbel erbij.
En de rest (vul maar rustig in: de hele theologie) is
dan voor mij nadrukkelijk ondergeschikt. Ik kan
me er tenminste nauwelijks kwaad om maken: aan
sluitende theologische redeneringen of wat daarvoor
door moet gaan, heb ik geen enkele behoefte. Daar
steek ik gezellig een verse sigaar bij op.
Aan gemeentetoerusting is zo verschrikkelijk veel
te doen. Want we zijn toch over het algemeen geno
men een stelletje vrijblijvende individualisten en
egoïsten? Zo van: hoe krijg ik de beste baan en hoe
verdien ik zoveel mogelijk.? Een doorsnee-kerkelijk
mens is niet zo idealistisch. Voor noden ver weg
lopen we hard, maar onze buren zien we niet of we
kunnen er geen vrede mee houden.
dele goed geslaagd, omdat het tel«
ken6 terug keren met Informatie
een wat rommelig aanzien geeft
aan het totaal-programma en de
kijker noopt, voortdurend op zijn
qui vive te zijn.
De gedroomde tv-krant van de
toekomst bestaat echter niet alleen
uit gecommentarieerd of medege
deeld nieuws, zij zou ook leeskost
moeten bieden. Maar aan het lezen
van berichten op het scherm moet
wel enige oefening voorafgaan:
wie even wordt gestoord of da
ogen afwend*, is zijn bericht kwijt.
En met de krant in de hand kan
dat nog altijd niemand gebeuren.
Uiteraard praten wij nu met on9
lekenverstand over de mogelijkhe
den van ontwikkeling, zoals wij ze
nu kunnen beschouwen, maar wie
weet, welke technische verrassin
gen ons inde 21steeeuw wachten.
Genoeg zij dat wij er attent op
zijn, hoe radio en televisie zich
vooral in de laatste jaren steeds
meer toeleggen om de nieuwsvoor
ziening zo aoed en vlijtig mogelijk
te dienen. Dat is prijzenswaardig
en nuttig. Naast de onmisbare po
sitie. die de krant, eveneens geïn
formeerd van alle zijden over de
gehele wereld, meer dan ooit in
neemt.
doorgeven dan de kranten, sneller
ook dan de televisie.
Radioverslaggevers behoeven
niet meer te wachten op gecompli
ceerde, door de PTT aan te leggen
verbindingen- zij kunnen ogenblik
kelijk uit binnen- en buitenland in
de uitzending spreken. Ook hierbij
wordt steeds belangrijker vooruit
gang geboekt. Deze realiteit moe
ten we niet uit het oog verliezen.
Maar.er is al een beperking
te constateren. Al deze snelheid
heeft de luisteraar ook ongedul
diger gemaakt. Het hele leven is
opgenomen in het versnellingspro
ces en niemand wil omstandig wor
den geïnformeerd via de radio. De
berichtgeving moet kort, pittig en
duidelijk zijn.
Iedere luisteraar weet, dat hij 's
avonds in zijn krant rustig de fines
ses kan lezen. Dat wil hij ook. Lan
ger dan een paar minuten aandach
tig luisteren naar een spreker die
men niet ziet is trouwens een op
gave, die haast niemand kan vol
voeren. Na een paar minuten moet
er iets heel anders zijn, wil de
aandacht gebueid blijven.
Op het ogenblik .is het zo, dat de
mensen zich onbewust opstellen
om de informatie van drie media te
ontvangen. Men luistert naar de ra
dio met de gedachte: dat zie ik
vanavond op de tv, én.ik lees
erover in mijn krant. De drie mas
samedia nauw verbonden.
Niettemin doet zich nu al meer
en meer het verschijnsel voor, dat
de radio wordt verwaarloosd, voor
al door de velen, die de hele dag
buitenshuis werken. Dan is het
's avonds bij thuiskomst even vlug
de koppen van de krant doorne
men, het voorpaginanieuws bekij
ken en voor de tv gaan zitten in de
mening, dat het journaal „al het
nieuws" wel zal vertonen. Dit is
jammer, bij de summiere journaal
uitzendingen die de NOS ons toe
dient, eenvoudig onmogelijk. De
belangrijkste wereldgebeurtenissen
worden aangetipt; wat er in eigen
land geschiedt komt nauwelijks aan
bod.
Maar goed. dat kunnen de actua
liteitenrubrieken wel aanvullen,
zegt men. Ook dat is op het ogen
blik echter een twijfelachtig geval,
want omroep na omroep besteedt
steeds meer en uitdiepender aan
dacht aan een paar zaken die in de
belangstelling liggen... dan wel er
in worden geduwd.
In veelzijdigheid, in het omspan
nen van ruim gevarieerde bericht
geving excelleert nog altijd „de
krant". Die in werkelijkheid dus
geen dag kan worden gemist.
Indien radio en vooral televisie
de krant op het gebied van infor
matie willen inhalen, zal er nog
heel wat meer moeten gebeuren.
Om bij de tv als „krant van de
toekomst" te blijven: het journaal
zou veelvuldioer dienen te verschij
nen en niet alleen toestanden
ver van huis signaleren, maar zich
ook op de eigen samenleving rich
ten.
De actualiteitenrubrieken zouden
meer het karakter van een maga
zine moeten krijgen, maar ook dat
heeft zijn nadeel. De AVRO doet
er op dinsdagavond een goede
gooi naar om uit te blinken in een
uitzending met tal van onderwer
pen die in sneltreinvaart worden
behandeld en veel variatie ten toon
spreiden. Het alternatief: de kijker
wordt er doodmoe van en weet
aan het einde van het uur niet
meer wat hii in het begin heeft
gehoord en gezien.
Zulke volgepakte informatie-ma
gazines zullen dus niet „het einde"
zijn, tenzij zi| in onderdelen worden
gesplitst en over een reeks pro
gramma-uren verdeeld. Dit nu is
een idee, waarmee de VPRO te
genwoordig een proef neemt. Ten
Dit dus wat het interne aangaat. Extern en ik
spreek nog steeds van gemeenten behorend tot één
bepaald kerkverband heeft de situatie van ande
re samenlevingspatronen al evenzeer zijn conse
quenties. We zullen bij kerkbouw en sanerig al
evezeer aan herverkaveling moeten gaan doen,
waarbij doeltreffende spreiding noodzakelijk is.
Waarom houdt bijvoorbeeld in Den Haag het ker
kelijke binnenstadsprobleem bij het Verversingska
naal op en moet de oude stadsgemeente, die dit nu
juist niet hebben kan daarvoor alleen opdraaien?
En waarom worden kerken op schootsafstand van
elkaar gebouwd? Antwoord: omdat kerkmensen
van bijvoorbeeld IX n Haag-oost Voorburgse leden
van dezelfde kerk organisatorisch andere hervorm
den, gereformeerden, noem maar op, vinden.
Is er behalve het oppervlakkige classicale contact
ooit sprake van samenwerking en het samen leiden
van het kerkelijk „bedrijf" ik spreek nog steeds
van kerken binnen één kerkgenootschap in ste-
debouwundige eenheden die toch heus direct met
elkaar te maken hebben? Integendeel, we splitsen
maar steeds verderop.
Datzelfde geldt interkerkelijk opnieuw voor kerk
bouw: hervormde en gereformeerde peperdure ge
bouwen (die enkele uren per week worden ge
bruikt!) staan vaak pal naast elkaar. Maar ook op
het gebied van evangelisatie, diakonaat met zijn
bejaardenzorg, maatschappelijk werk, gezinsverzor
ging, bijstandshulp. begeleiding inzake sociale wet
geving, zie je dat al die sectoren ee-i eigen leven
gaan leiden.
Veel van die taken kunnen toch samen, interker
kelijk, en zo alleen behoorlijk worden gedaan? Met
de zending zijn we in dat verband al vrij ver
gevorderd. Maar waarom in vredesnaam alleen
voor de problemen veraf?
We blijven maar in een nauwelijks christelijk te
noemen concurrentiepositie hangen. De diakonie
van één gemeente splitst zich al op in allerlei eigen
stichtingen: voor bejaardenzorg, gezinsverzorging
en ga maar door. Zo ontstaan allerlei plaatselijke
zuilorganisatietjes naast elkaar. Waarbij je dan
kunt constateren dat allerlei richtingen in één zo'n
sector elkaar nog vliegen kunnen gaan afvangen,
door bijvoorbeeld elxaars krachten weg te kopen.
Bejaardenzorg idem dito. Overal plaatselijke
autonomie. Een prachtig beginsel, maar hier moet
je coördineren. Wat ik dan wil? De oecumene van
de louter praktische kant benaderen. Dat wil zeg
gen; kerkelijke activiteiten in al hun, schake
ringen, materieel en ideëel in één landelijk coördi
nerend, dienstverlenend apparaat onderbrengen.
Zodat we vanuit dat centrum eindelijk eens mogen
zeggen: ziezo, nu kunnen we toch samen al die
belangen aan. Noem het Unie „Kerk en Evangelie".
Bestaat die naam al? Wel, dan een andere.
Waarom toch altijd eerst die geestelijke eenheid?
Is die over het hele front wel zo gewenst? Wordt
het niet of de dood in de pot (het kan me niet meer
schelen of we al of niet samengaan) of een ver
plaatsing van het gekrakeel van extern naar in
tern,? (ik denk aan de „eenheid" die de hervormde
kerk is; maar de beste „richtingen" bestaan er nog
altijd in).
Weet u, kerkelijk zijn we eigenlijk allemaal men
sen die net doen, zoals ze hun woningen het liefst
zouden bouwen: ieder gezin een eigen huisje, tuin
tje en schuttinkje eromheen. Haalde je bij wijze
van proef die schuttingen weg, dan kreeg je onmid
dellijk gezeur van bewoners die geen kinderen heb
ben en zich ergerden aan het jonge grut dat zo
maar door hun tuin liep.
Waarmee ik wil zeggen: ga van die werkelijkheid
nu eindelijk eens uit. En praat. Maak van die
schuttingen dan voorlopig lagere heggetjes, zodat je
kunt praten. Dan gaan we, functioneel, heel gewoon
en langzaam groeiend, d.w.z. we laten het nodige
ontwikkelen naarmate er kansen zijn. Met her
vormden, rooms-katholieken, gereformeerden, klei
nere Christus-belijdende kerken.
We gaan gewoon onopvallend aan de slag en
laten verder honderd bloemen bloeien, want we
zijn kerkleden én kerken met verschillende gaven.
We leven heus in een gebroken wereld, waardoor
ook ons verstand is aangepast. Niemand heeft de
volle waarheid in pacht. We moeten elkaar aanvul
len.
Stoutmoedige en fantasierijke blikken „in
het jaar 2000" van Amerikaanse herkomst
hebben ons voorgespiegeld, dat de televi
sie „de krant van de toekomst gaat ver
vangen" in dagelijkse programmapakket
ten die op een speciale zender aan het oog
voorbijtrekken. Als het zover is, zouden
ontvangapparaten voorzien zijn van tech
nische snuffen, die het weer mogelijk ma
ken dat men die beeldkrant kan lezen,
wanneer men er zin en tijd voor heeft:
zo'n beetje in de richting van het weerbe
richt van de telefoon halen, dat wij nu al
jaren kunnen doen.
'b'l krijgt dan verder atles, wat
an venst: het nieuws van de dag,
bebouwingen en discussies
pver, amusement te kust en te
enki romannetjes in tv-spelen en
gjilm. Hij (en net zo goed zij
iirlijk) hoeft niets meer te le-
geen k^ant, geen boek, geen
Je zelfs de tv blijft onuitputte-
d_Jn quizzen en spelletjes. Wie
wil, hoeft zich niet eens in te
VJien om mee te doen: het is
e °leg om te kijken en te horen
€n ónderen ervan terechtbrengen,
ich
ag fcjt mag een gemakzuchtig leven
crjjen voor volwassenen, maar er
lltijd ook jeugd bij moeten op-
len. Jeugd, die krijgt voorge-
iZeljteld hoe anderen denken en
er en die daaraan dan kan
er J16"160 n'et-
er Q eveneens in het vooruitzicht
Itykilde massa vrije tijd kan aan
Je beeldbuis worden kapotgesla-
OiDe televisie wordt het massa-
vJum bij uitstek: de berichtge-
erg de opinievormer, de voorlich
tte informateur, de allesweter.
M&ed, men kan zeggen: dat zijn
iranten van nu in hun gezamen-
eid ook. Maar daarmee druk-
we meteen de vinger op de
^^Je plek: de gezamenlijkheid,
in ons land, kennen een om
roepstations opereren, maar hun
streven komt allemaal op hetzelfde
neer. Omroepbijdragen zijn er on
bekend: de omroep staat en valt
met zijn geldgevers-adverteerders.
Niettemin wordt ook door deze
omroèpen gedaan aan opinievor
ming, want nieuws en maat
schappij-situaties signaleren ge
beurt nooit waarlijk objectief, altijd
zit de mening van de programma
makers er achter.
Naast deze en naast alle omroe
pen ter wereld bestaan echter de
niet minder machtige en krachtige
dag- en weekbladen, die. alle tele
visie ten spijt, nog immer druk
worden gelezen en uit de samenle
ving niet zijn weg te denken.
Toch speculeren futurologen op
een toekomst, waarin de televisie
alleen heerser zal zijn in de
nieuwsvoorziening. Zo ontzettend
ver weg zou die toekomst ook al
niet zijn. Zachtjes worden de om
roepen van nu al aangedreven,
zich zulk een plaats in de maat
schappij te gaan veroveren. En is
dat mogelijk0
We mogen nooit te snel zeggen:
welnee. Wart wie dacht nauwelijks
twintig Jaar geleden aan de moge
lijkheid dat in vrijwel elk Neder
lands gezin een televisietoestel zou
staan, dat wij via dat apparaat in
landen aan dp andere kant van de
wereldbol zouden kunnen kijken, ja
zelfs rechtstreeks op de maan?
Het is duidelijk, dat de elektroni
sche vindingen ons nog veel ver
der zullen brengen en dat voor
eerst de verrassingen niet van de
lucht zullen zijn.
Stellig bereiden de omroepen
zich al voor op hun toekomstige
taak als grote en snelle berichtge
ver. Wij hebben te erkennen, dat
de radio vee' vlugger nieuws kan
Als de beeldbuis boeit, stolt
het gezelligheidsleven en staan de
de biertjes te verschralen.
s di
voo
dagi
ï"bl Klinkt boeiend, maar het
™^bpaald nog niet zo ver en
is de vraag, of het ooit
vaajr zal komen. Wanneer de
;e beklagenswaardige kij-
nu "in de 21ste eeuw werke-
^^Jlles en alles via de beeld-
5 m krijgt toegediend, met
vluchtigheid vandien, is
stee^nige energie die hij nog
0I"l opbrengen het indruk-
ïrde L i -|
leevan een knop en het wil-
Bgaan zitten in een gemak-
ma(ke stoel.
roepsysteem, voortgekomen uit
particulier initiatief en dat blijft zich
weerspiegelen in de verscheiden
heid. appellerend aan het in ver
schillende richtingen denkende
-volk.
Maar, en het kan niet genoeg
worden gezegd, Nederland is daar
mee een unicum in de wereld. Tal
van landen doen het met een staats
omroep, één onderneming die in
één richting werkt. Vanzelfspre
kend komen in het programmapak
ket van zulk een algemene om
roepwet vogels van diverse pluima
ge aan het woord, maar daarmee
is ook alles gezegd.
Een staatsomroep blijft spreek
buis van de overheid. Amerika, Ca
nada en meer niet-Europese landen
kennen uitsluitend de commerciële
omroep, die in de eerste plaats de
geldgevende reclamevoerende
sponsors heeft te gerieven en
„dus" op de populariteit mikt, op
de eenvoudigst te verwerven kij
kersgunst. In deze landen kunnen
wel verscheidene of zelfs vele om-
ten I
waal
snmd
ges