Arafat: vechtend naar Jeruzalem
RIET ZAL
WEL ZIEN
9
Als ze geen kritiek op je
hebben, ben je 'n zacht ei
T
ïJ
PRINS PHILIP:
IATCTDAG 14 FeöROARI 1970
BIJLAGE VAN
HET KWARTET
De Rotterdammer
Nieuwe Haagse Courant
Nieuwe Leidse Courant
Dordts Dagblad
/Het is beter te sterven bij het neerslaan van de vijand dan op een lang
zame, ellendige dood te wachten in een vluchtelingentent in de woestijn. Wij
hebben niets anders te verliezen dan onze tenten. Yassir Afarat, onbetwist
leider van de Palestijnse guerillaorganisatie El Fatah, weet dat hij met deze
woorden naar het hart van vele Arabieren spreekt. Hij zegt zelfs, overtuigd
te zijn dat zij de zaak waarvoor hij vecht zullen steunen, ook als hun natio
nale leiders dat niet willen. Met dit laatste geef hij ook het probleem aan,
waarmee hij voortdurend te maken heeft. Enige tijd geleden in Libanon er»
deze week ook weer in Jordanië. Telkens moet hij weer ervaren, dat de meeste
Arabische leiders hem slechts lippendiensten bewijzen. Vandaar wellicht dat
hij naar Moskou is gereisd om de Palestijnse zaak te bepleiten.
Na de eerste Paiestijnse oor
log in 1948 waren de Arafats uit
Jeruzalem in door Egypte vero
verd Gaza terecht gekomen. Yassir
ging aan de universiteit van Cairo
studeren, waar hij zijn ingenieurs
diploma behaalde. Hij was voor
zitter van de Palestijnse studenten-
bond. Na enige tijd in Koeweit te
hebben gewerkt keerde hij naar
Cairo terug, waar hij een school
voor officieren bezocht. Daar spe
cialiseerde hij zich in explosieven.
Als luitenant nam hij deel aan de
Suez-oorlog van 1957. Enkele ja
ren daarna begon hij de techniek
te bestuderen van de Cubaanse
en Algerijnse guerrilla's.
Of hij daar veel succes zal
hebben is twijfelachtig.
Aan zorgvuldig geformuleer
de toezeggingen, die de positie
van Arafat in de Arabische
landen kunnen versterken, zal
het niet ontbreken. Moskou
moet Arafat ontzien om te
voorkomen, dat de Palestijnse
commando's zich op Peking
gaan oriënteren. Het kan hun
zaak echter niet openlijk steu
nen, omdat het bij het zoeken
naar een oplossing voor het Is-
raëlische-Arabische conflict of
ficieel nog steeds uitgaat van
de erkenning van de staat Is
raël.
Ook in Moskou zal de steun
voor Arafat voor het grootste
deel lippendienst zijn, die zich
bovendien zal beperken tot
acties tegen gebieden, welke
sinds de juni-oorlog van 1967
een Israëlische bezetting heb
ben. Dat is niet wat Arafat
voor ogen staat. Hij wil zich
vechtend een weg banen naar
Jeruzalem, waar hij geboren
werd (in 1929) en dat hij ont
vluchtte toen hij een deel ervan
na vergeefse strijd van de Ara
bieren (in 1948) in Israëlische
handen kwam. Dat Jeruzalem
moet dan echter de hoofdstad
zijn van een Palestijnse staat,
waarin de Joden een minder
heid zijn.
Arafat zal echter tevreden
zijn, als de Russen hem een rug-
gesteuntje geven - ook al weet
hij, dat het niet van harte wordt
gedaan. De ster van de man,
die enkele jaren geleden nog
volkomen onbekend was, is bij
zonder snel omhoog gegaan.
In december was Arafat al een
opvallend figuur op de Ara
bische topconferentie van
staatshoofden in Rabat (Ma
rokko). Hij had geen invloed
op het verloop van de bespre
kingen, die president Nasser
van Egypte een politieke ne
derlaag bezorgden. Alleen zijn
aanwezigheid temiden van
de groten der Arabische wereld
was echter al voldoende ge
weest om hem het aanzien te
geven, dat hij voor het uitvoe
ren van zijn planhen nodig
meent te hebben.
Zijn met mysterie omgeven
bezoek aan Moskou zal zijn
nieuwe prestige als Arabisch
leider zeker ten goede komen.
Hij kan nu profiteren van de
besluiteloosheid van de natio
nale leiders - president Nasser
voorop - die telkens gedwon
gen worden te erkennen, dat
zij machteloos staan tegenover
de gemeenschappelijke vijand.
Het zal Arafat zijn, die Nas
ser en Hoessein blijft beletten,
een afzonderlijke vredesrege-
ilng met Israël te treffen. Want
hij weet, dat beide leiders zich
in de ogen van de Arabieren
aan verraad schuldig zullen
maken, als zij vrede met Isra
el sluiten ten kosten van de Pa
lestijnse vluchtelingen.
In een tv-interview, dat de
Avro deze week uitzond leg
de president Nasser veel na
druk op het vluchtelingenpro
bleem, dat de voornaamste
aanleiding zou zijn geweest tot
zijn 'confrontatie-politiek', die
in 1967 Israël ertoe bracht,
geen aanval af te wachten.
De president ontkende per
tinent gedreigd te hebben, de
Israëli de zee in te zullen drij
ven. Hij zal zich echter herin
neren, dat de leider van de Pa
lestijnse vluchtelingen, Sjoe-
keiry onder bijzonder onheil
spellende omstandigheden de
ze kreet wèl voor radio Caïro
heeft gebruikt. En hij besefte
terdege, dat Sjoekeiry de voor
ganger was van niemand min
der dan: Yassir Arafat.
De 40-jarige vluchteling A-
rafat (bij de Palestijnen beter
bekend als Aboe Ammar) 'Va
der van de bouwer1 wordt be
schreven als een vrijgezel, die
de publiciteit schuwt, met de
commando's in tenten woont
en van maaltijden kan genie
ten, die onder primitieve om
standigheden zijn bereid.
Hij zegt persoonsverheerlij
king te verafschuwen: 'Ik ben
slechts een gewoon soldaat On
ze leider is Palestina'. Dennis
Neeld van AP schrijft echter,
dat Arafats medewerkers niet
erg gelukkig zijn met zijn on
deskundige leiding. Bovendien
zou een groeiend aantal vluch
telingen, vooral van de linker
vleugel, ongerust zijn gewor
den over de versterking van
zijn persoonlijke invloed en
macht.
Afarats El Fatah blijft de
sterkste van alle partisanen-
groepen, ook al ondermijnt het
marxistische Volksfront zijn
aanhang door niet aflatende po
litieke activiteiten in de vluch
telingenkampen. Het behoeft
dan ook niet te verwonderen,
dat Arafat de leiding over die
kampen voor zich opeiste. Hij
wil zich niet mengen in politie
ke twistgesprekken, omdat naar
zijn mening de revolutie de
ideologie maakt en niet omge
keerd. Vandaar wellicht zijn
teruggetrokkenheid, waar het
publiciteit betreft Hij wil zo
wel links als rechts aan zich
binden. In 1965 had hij in het
geheim een ontmoeting met
Che Guevara en Cubaanse
journalisten, toen zij in Algiers
waren.
De zwaargebouwde Arafat,
die afwisselend hoffelijk en be
minnelijk, maar ook medogen-
loos en vastberaden wordt ge
noemd, heeft behalve een don
kere bril altijd een machine
geweer bij de hand, zelfs als
hij een conferentie van Ara
bische leiders bijwoont. Zijn A-
rabische hoofdtooi moet een
kaalheid verbergen, die niet
lijkt te kloppen met het beeld
van de harde guerrillastrijder.
Ontelbare legendes zijn rondom
hem ontstaan, niet in het minst
door zijn weigering, over zijn
afkomst te spreken. Soms
hoort men vertellen, dat hij
uit de arbeidsklasse voortkom^
dan weer dat hij uit de Pale*
stijnse adeldom stamt.
Zo gaat het verhaal, dat de
familie Arafat 150 jaar geleden
een groot vermogen verloor. De
vader van Yassir zou zijn hele
leven (zonder succes) gestre-»
den hebben om land terug te
krijgen, dat de familie eens b$
Caïro bezat. De jonge Arafat
groeide op in de buurt van de
Klaagmuur in het oude Jeru-»
zalem. De huizen in de omge*
ving daarvan werden voor een
deel door Israëlische bulldo
zers met de grond gelijk ge
maakt.
Yassir heeft toen gezworen,
te zorgen dat 'onze huizen her*
bouwd worden'. Hij heeft ook
besloten, door te vechten tot
heel Palestina bevrijd is. En
hoe groter zijn invloed in de
Arabische wereld wordt, des
te moeilijker zal het de Ara
bische leiders vallen, vrede
met Israël te sluiten.
door Pieter-Jan Dekker»
IE
r.
jven-i
g \e
gr-
hob-
alkon
:uken
grote
*EAU)
2540'
EST
,,JHet Jelle-effect, nagalm
van een conference van Wim
Kan, is destijds door de ARP
in harde verkiezingsmunt om
gezet. Krijgt de KVP nu zijn
eigen Jelle: prof. Piet Steen
kamp. Waar we heen gaan,
Piet zal wel zien. Als het aan
Piet ligt, zullen we het alle
maal zo snel mogelijk zien".
Dit weinig originele stukje partij-
proza lezen we in KVP '70, het
maandblad van de gelijknamige
partij, dat elk jaar een ander jaartal
in z'n naam doet. Het blad is daar
mee een vol jaar achter, maar, en
dat komt dan van de KVP-jongeren,
dat is dan nog altijd een winst van
49 jaar. In Nederland gebeurt im
mers alles vijftig jaar later?
„Piet zal wel zien". En als het
aan Piet ligt, zo snel mogelijk. Het
is jammer, dat het niet aan Piet
ligt, maar aan de uitslag van de
verkiezingen voor de provinciale
staten, volgende maand. En we ge
loven Geertsema op zijn woord, dat
de KVP een grote veer zal moeten
laten.
Dan zit Piet met zijn kernprogram
in de maag. Dagenlang heeft hij zich
met enkele andere KVP'ers van
goede wil opgesloten in het klooster
van Heeze. En samen hebben KVP-
broeders het lang verwachte kern
program opgesteld. Jammer dat het
vor de eerste verkiezingen te laat
komt. Het klooster heeft Piet en de
zijnen dan ook maar één ding ge
leerd: er zijn prettiger dingen dan
het verplichte celibaat.
Het door Piet in elkaar getim
merde kernprogram ziet er progres
sief uit, zegt hij zelf. En we geloven
hem. Zweert iedere KVP'er immers
niet bij zijn „Tien punten van Steen
kamp?" De punten, die moeten be
wijzen dat de KVP wel progressief
is?
Jammer dat hij consequent wei
gert verder te denken dan de
kloostercel in Heeze. Hij wil name
lijk geen enkele uitspraak doen
over de vraag met wie dat kern
program dat wel moet worden uit
gevoerd: WD of PvdA. En dat valt
ons van hem tegen. Want juist prof.
Piet Steenkamp heeft ons in de
Senaat herhaalde malen versteld
doen staan door progressive uit
spraken.
De onvermijdelijke conclusie is
dat Piet eigenlijk weinig in de KVP-
melk te brokkelen heeft. Hij is goed
voor progressieve uitspraken en
eenzame opsluiting in een klooster
cel. Maar de beloning is schaars.
Dezelfde prof. Piet Steenkamp heeft
immers op het nippertje zijn wan
kele Senaatszetel kunnen behouden.
Er zijn KVP'ers die in hun vuistje
lachten als ze Piet zo bezig zien.
Hij zorgt er voor dat de KVP-leiding
straks in het gesprek met ARP en
CHU sterk beslagen ten ijs kan
komen met fraaie programs. De
uitspraak van KVP-voorzitter mr.
Van der Stee, dat de christelijke
grondslag van de KVP eerder uit
doelmatigheid is gekozen, dan uit
principe, moet bedolven worden
onder alle mogelijke progressieve
ideeën. En het AR-convent in juni
moet daar in trappen.
Fraktielelder drs. Schmelzer heeft
vorige week weer een „stuk voor
drie heren" aangekondigd. Samen
met Biesheuvel en Meliema gaat
hij weer eens optreden. CNV-voor-
zitter Lanser zal dat geen plezier
doen. Hij immers was het, die op
het vorige convent van de ARP
het gezamenlijk optreden van Bies
heuvel, Meliema en Schmelzer
scherp afkeurde.
De AR-leiding moet goed besef
fen, dat een man als Lanser, met
enkele honderdduizende christelijke
arbeiders achter zich, ook wel eens
gelijk wil krijgen. Vooral nu hij, wat
de loonwet betreft, water In de
wijn heeft gedaan. Dat kan hij die
arbeiders niet blijven verkopen.
De KVP-jongeren hangt de aar
zelende houding van de ARP soms
„mijlenver" de keel uit. Van der
Stee: „Ach, weet u, in werkelijkheid
heeft de AR-leiding gekozen voor
de Achttien". Voeg daarbij de wel
zeer optimistische uitspraak van
Schmelzer, dat ARP, CHU en KVP
voor 1975 zullen zijn getransfor
meerd in een CDU en we weten dat
we midden in de verkiezingsstrijd
zitten.
Verkiezingen die de KVP onver
mijdelijk verlies zal brengen.
Is het zelfverzekerde, haast ar
rogante optreden van vooraanstaan
de KVP'ers een dekmantel om At
angst voor dat verlies te bedekken?
Wanneer je weet dat je iets gaat
verliezen, dan hou je je toch altijd
groot, vooral tegenover je grootste
vijand. Dat onbegrensde optimisme
moet de kiezer gunstig beïnvloeden.
Men gaat denken dat het allemaal
wel meevalt en prof. Piet Steen-
kamp houdt ze aan het progressieve
lijntje.
Als je honderd keer tegen je
zelf zegt dat het niet mis kan gaar»,
dan geloof je dat op den duur ool^
De KVP heeft zich oeconcentreerd
op de Achttien als basis voor hef
voortbestaan van de partij. De par
tij prent zich in het hoofd dat hel
niet mis kén en mèg gaan.
Des te groter zal straks de kater
zijn, als Feijenoord Vorwaert3 zal
hebben verslagen en de stembus
de KVP. En wie weet, wordt die
kater nog groter na het voorjaar»*
convent van de ARP.
En wat Piet betreft, hij zal 't nooH
zover brengen als zijn naamgenoot
In het Catshuis. Want de geloofs
belijdenis van de KVP is al sinde
haar bestaan: een hoop wijzigingen
en toch geen barst veranderd..*.
Soms wordt Het zelfs koningin Eli
zabeth te erg en toont zij in het
openbaar haar verbolgenheid. Een
enkele keer komt er van Buckingham
Palace een officiële verklaring om
liet een of ander weer eens recht te
hekken. Meestal biedt hij zelf zijn
verontschuldigingen aan. Zijn „straf
blad" is uitgegroeid tot een indruk
wekkende verzameling uitlatingen
die bij velen niet door de beugel
kunnen. Prins Philip, hertog van
Edingburgh, kent zelf heel goed het
grootste risico van zijn „baan" als
echtgenoot van koningin Elizabeth
II: „Je moet spreken, maar je krijgt
moeilijkheden als je te veel zegt",
merkte hij eens op. „Hoe dan ook,
ols ze geen kritiek op je hebben, ben
|e een zacht ei en dan kun je het
beter opgeven".
Philip de Arrogante of De Praatgrage
Hertog, zoals hij wel wordt betiteld, is geen
*acht ei. In zijn zestienjarige „loopbaan"
a|s Koninginne-gemaal schroomde hij niet
spreken. Talloze malen bereikten zijn
9ezegdes de voorpagina's van de kranten
,n de hele wereld. Debatten in het Lager
huis bleven niet uit.
Elizabeth maakte na haar huwelijk in
'947 van de verarmde Grieks-Deense prins,
ti|e toen al tot Brit was genaturaliseerd,
•®n Engelse prins. In 1953 besteeg zij de
troon, waarna voor Philip een moeilijke
tijd begon. Hij moest in de schaduw van
zijn echtgenote staan. Bij staatsevenemen-
ten loopt hij, gekleed als admiraal, generaal,
luchtmaarschalk of burger, altijd een paar
passen achter haar. Hij moest proberen
een taak voor zich op te bouwen die meer
zou betekenen dan alleen maar vader te
zijn van de kinderen van de Koningin.
Prins Philip is nooit aanwezig bij be
sprekingen van koningin Elizabeth met mi
nisters of politieke adviseurs. Hij werpt
nooit een blik in de helrode dozen, waarin
vertrouwelijke documenten van Whitehall
naar zijn vrouw worden gebracht om te te
kenen. In crisistijden wordt hij nooit ge
raadpleegd en hij moet op zijn dagblad
wachten om aan de weet te komen wat er
aan de hand is.
Vrienden van de Prins zijn overigens
teleurgesteld dat de Koningin haar man
nooit de titel Prins Consort heeft gegeven,
zoals koningin Victoria die aan prins Albert
gaf. Hij zou dan kunnen optreden als haar
belangrijke adviseur.
Philip probeerde zich daarom op een
andere manier bezig te houden. Hij zorgde
er, tot woede van de adel, voor dat de
ultra-formele salonpresentaties voor debu
tantes in Buckingham Palace werden afge
schaft. Hij moderniseerde de uitgestrekte
koninklijke landgoederen. Hij voerde tot
ontsteltenis van het keukenpersoneel mo
derne huishoudapparaten, zoals wasmachi
nes. in het oude Windsorkasteel in.
Hij belegde Gemenebestconferenties,
stichtte de Hertog van Edinburghprijs voor
jeugdige prestaties en industriële onder
scheidingen. Hij reist de wereld af om de
Britse uitvoer te bevorderen, De Nationale
exportraad noemt hem zijn beste verkoper.
Hij beijvert zich voor het behoud van het
platteland in Engeland en van de wilde
dieren in de wereld.
Philip ziet wat betreft zijn bezigheden,
overeenkomsten tussen hem en prins Bern-
hard. „Er bestaat maar één man zoals Ik
en dat is prins Bernhard van Nederland.
Hij is om zo te zeggen het enige andere
lid van de vakbond", zei hij voor de tele
visie.
Evenals zijn „vakgenoot" houdt Philip
veel redevoeringen. Daarmee houdt echter
de vergelijking op. Want in die toespraken
blijft „De Praatgrage Hertog" opmerkingen
plaatsen, die soms geweldige opschudding
veroorzaken. Hij zegt dikwijls dingen welke
zijn echtgenote, die als constitutioneel mo
narch boven de politiek staat, niet zelf
naar voren kan brengen. Zijn slagvaardig
heid heeft hem vaak in moeilijkheden ge
bracht.
Het gebruik van het woord ..bloody"
in Engeland een milde vloek shockeert
veel vooral oudere mensen. Hij weet dit
want onlangs zei hij: „Er zijn heel wat
dingen waarvan ik, als ik ze nu zou lezen,
zou zeggen: ik wou dat ik dat niet had
gezegd". De Prins geeft toe „zeer bedreven
te zijn in het maken van onjuiste opmer
kingen".
Er zijn hier voorbeelden genoeg van.
Zijn uitlatingen tegen een heer met donkere
huidskleur op een receptie: „Komt u uit
India of Pakistan? Ik kan nooit het verschil
zien tussen deze knapen", veroorzaakte
diepe verontwaardiging in deze Aziatische
landen.
Vooral de woede van journalisten haalt
hij zich nogal eens op de hals. Hij verge
leek ze eens met de aapjes op de rots van
Gibraltar, spoot ze tijdens een staatsbezoek
aan Australië met een tuinslang nat en durft
gerust een blad een „rotkrant" te noemen.
Het is dan ook niet verwonderlijk, dat de
Prins zo nu en dan een veeg uit de pan
krijgt. De Daily Mirror gaf begin 1967 aan
Philip, „die de Britten zo graag opwekt tot
werken", de raad zijn tijd niet in het buiten
land te verdoen. „Hij heeft nog onlangs
met koning Konstantijn van Griekenland
jacht gemaakt op wilde eenden en wilde
zwijnen. Met behulp van een hefschroef-
vliegtuig en dertig drijvers werden twee
honderd stuks wild buitgemaakt, misschien
een belangrijke bijdrage tot de Britse pro-
duktie?", vroeg het blad zich af.
In 1965 werd in het Lagerhuis een motie
ingediend, waarin prins Philip de waar
schuwing kreeg zich buiten de politiek te
houden. Ook de Britse regering was on
aangenaam verrast door Philips aandrang
om" in de kwestie-Rhodesië een gereser
veerde houding aan te nemen.
Tijdens een derby in Epsom liet Philip
duidelijk merken het niet eens te zijn met
de (volgens hem te dure) paardenliefheb-
berij van zijn vrouw. Voor de start van de
wedstrijden verliet de Koningin de loge om
naar het paddock te gaan. Prins Philip
kreeg een blik van „Kom, waar wacht je
op?" maar hij bleef waar hij was. Terwijl
de Koningin zich temidden van de drukte
bewoog, ging de hertog champagne drinken.
Na de start ging Elizabeth op haar tenen
staan om haar favorieten te volgen. Philip
bleef er verveeld bij kijken. Toen St. Paddy
als eerste over de finish ging en zijn echt
genote het sein voor applaus gaf, was prins
Philip op zijn handen gaan zitten. Geen
wonder dat er berichten door het Britse
Imperium zwierven dat het niet zo vlot
boterde tussen vorstin en gemaal.
Philips beweringen eind vorig jaar voor
de tv dat de koninklijke huishouding geld
tekort komt en daardoor wellicht kleiner
moet gaan wonen, dat er al een jacht is
verkocht en dat hij zelf misschien moet
ophouden met* polospelen, leidde tot een
storm van sympathiebetuigingen.
Op Buckingham Palace stonden de tele
foons niet stil.
Er kwam over deze financiële kwestie
weer eens een debat in het Lagerhuis
waar premier Wilson, kennelijk zeer opge
lucht, er de nadruk op legde dat prins
Philip constitutioneel niet bestaat, dat hij
niet spreekt uit naam van de Koningin en
dat de regering niet verantwoordelijk Is
voor wat hij zegt.
Zelf beschouwt Philip zich graag als een
public-relationsagent voor zijn echtgenote
in Engeland en voor Engeland in de wereld.
Gelet op de dikwijls zeer felle reacties op
zijn uitlatingen, zou men zeggen dat hij
daarin nauwelijks slaagt. Toch bleek uit een
onderzoek dat prins Philip de meest popu
laire man ter wereld is. Tenminste, voor de
Engelsen.