Met dank aan de secretaris Jan Greshoff: Mensbeeld in de fotografie Omslachtig levensverha: van eenkennige grijsaard DEZE WEEK A. Hordijk over zijn voorganger ZATERDAG 7 FEBRUARI 1970 3 „Ook van de christelijke vakbeweging zal dit iriet alleen vastberadenheid, moor voor alles een grote mate van ver antwoordelijkheidsbesef eisen. Een verantwoordelijkheids besef, dat ondanks alles blijft stuwen in de richting van het overleg, van een verandering van de gezindheid, om op die wijze te pogen zo goed mogelijk te voldoen aan het bijbels gebod dat ;,een ieder niet slechts lette op zijn eigen belang, moor ook op dat van anderen". Dit niet alleen letten op het eigen belang, maar ook op dat van anderen brengt mee de gemeenschappelijkheid, het samen verantwoordelijk zijn, en dus ook de opdracht om samen als werkgevers en werk nemers te komen tot een gezindheid die recht doet aan de mondigheid en de waardigheid van éllen die samen het bedrijfsleven vormen. Want de gerechtigheid en de solidariteit, die voortvloeien uit de vervulling van het bijbels gebod, en die de basis moeten vormen voor een ver antwoorde maatschappelijke structuur, zijn voor werkgevers èn werknemers wederkerig van aard." Bovenstaande woorden zijn ontleend aan de inleiding tot het 31ste verslag van het Christe lijk Nationaal Vakverbond, dat verscheen aan de vooravond van de viering van het zestigjarig bestaan, vorig jaar juli. Dat wij met dat citaat beginnen, houdt verband met het feit, dat de man die dit schreef C van Nierop na een lange staat van dienst „zijn" vakbond over enkele dagen als algemeen secretaris zal verlaten wegens het bereiken van de pensioengerech tigde leeftijd. Hij heeft met deze woorden willen aangeven de taak, waarvoor de christelijke vakbeweging de komende jaren die zeer moeilijk zullen zijn komt te staan. Onbedoeld heeft hij daarmee getypeerd wat de wezenlijke achtergrond is geweest van zijn inzet, zijn werken en leven in en voor de christelijke vakbeweging. Wie aan het eind van zijn, wat dan wel genoemd wordt, actieve periode is gekomen, zal ongetwijfeld voor zichzelf de balans opmaken en kritisch af stand nemen van de vele vraag stukken, waarbij hij rationeel en emotioneel vaak nauw be trokken is geweest. Van Nierop zal het daarbij zichzelf niet ge makkelijk maken en de betrek kelijkheid van al zijn doen en la ten beseffen. Het is mede om die reden dat ik graag voldoe aan het verzoek van de redactie een afscheidsar- tikel te schrijven. Het betreft hier immers een man, die zoals hij het zelf in „De Gids" typeerde aan het CNV-werk met alle vezels gebonden was. •Hij heeft daarmee geen woord te veel gezegd. Reeds op jeugdige leeftijd zestien jaar oud trad Van Nierop in dienst van het CNV als „secretariaatsbediende". Hij heeft mannen als Amelink en Stapelkamp de nodige hand- en spandiensten verleend. Aan die periode kwam een einde toen de Duitse bezetters de christelijke vakbeweging wilden inkapselen. Vastbesloten weigerde hij zijn medewerking te verlenen en begon hij een handel in tweedehands boeken in Utrecht. Het verhaal gaat, dat hij wel dra meer boeken in zijn zaak had. die hij als zijn persoonlijk en onvervreemdbaar eigendom beschouwde, dan boeken, die hij wilde en moest verkopen om in het levensonderhoud van zijn gezin te voorzien. Laat het een sterk verhaal zijn; waar is in elk geval dat Van Nierop niet alleen veel boeken las, maar de inhoud er van verwerkte, er iets mee deed. Hij heeft zich altijd sterk geïnteresseerd voor boeken, handelend over cultuurfilosofi sche en maatschappelijke on derwerpen. Van Nierop is dan ook nooit een algemeen secretaris geweest in de strikt technische zin van het woord. Hij heeft zich altijd ten nauwste betrokken geweten bij de maatschappelijke ontwik kelingen: hij is wat wij tegen woordig noemen een geëngageerd mens. Heel sterk is dat bijvoorbeeld gebleken in 1952 tiidens de Christelijk-So- ciale Conferentie, waar hij moest refereren over het onder werp „Massificatie in onderne mingen bedrijfstak". Het is daarom welhaast een vanzelfsprekende zaak dat Van Nierop niet een onopgemerkte figuur bleef binnen de bewe ging. Na de bevrijding, zijn plaats op het Verbondskantoor weer ingenomen hebbende, werd hij in 1946 door het be stuur van de textielorganisatie „Unitas" gekozen tot districts bestuurder en scheen aan zijn CNV-periode een eind gekomen te zijn. Reeds spoedig werd hem binnen „Unitas" de functie toe vertrouwd van tweede secreta ris-penningmeester. Ondanks de snelle promotie, die hij binnen „Unitas" maakte. heeft deze organisatie in feite maar weinig profijt van Van Nierops capaciteiten gehad. In juli 1948 werd hij namelijk voor de algemene vergadering van het CNV gekozen tot secretaris en keerde hij, zij het in een andere functie, terug bij zijn vroegere „baas". Vanaf dat moment heeft Van Nierop zich ten volle binnen de christelijke vakbeweging kun nen ontplooien. Zijn organisato risch inzicht was aanleiding voor het toenmalige .Verbonds- bestuur hem met name de zorg voor het interne secretariaat toe te vertrouwen, naast een aantal extern gerichte taken. Naarmate de werkzaamheden van de beweging toenamen, werd de noodzaak van een in terne coördinatie steeds duide lijker, en dit leidde er dan ook toe dat hij vanaf 1959 heeft ge fungeerd als algemeen secreta ris. De voorgaande regels zeggen echter uiteraard niet veel over de verdiensten, die Van Nierop voor de christelijke vakbewe ging heeft. Hij timmerde niet vaak aan de weg; publiciteit heeft hij noodt gezocht, eerder schuwde hij die. iHij gaf er de voorkeur aan, zich op de ach tergrond te houden. Dat wil echter niet zeggen, dat hij zich ook op de achter grond hield bij de velerlei be raadslagingen over belangrijke ontwikkelingen en vraagstuk ken. waarmee de christelijke vakbeweging werd geconfron teerd. Ik overdrijf niet als ik beweer dat heel wat zaken, die door anderen werden uitgedra gen, voor een niet onbelangrijk deel de vruchten waren van het kritisch denkwerk van Van Nierop. Men zou van iemand, die ge durende zijn loopbaan in aanra king kwam met tal van ingrij pende wijzigingen in het maat schappelijk leven, verwachten dat hij, aan het eind daarvan gekomen, het niet meer op brengt zich intensief bezig te houden met vraagstukken, die van beslissende betekenis zijn voor de toekomst van de chris- telijk-sociale beweging. Zo niet Van Nierop. Zowel het onlangs gepubliceerde ont- werp-visieprogram als het ont- werp-conclusies over de positie en het beleid van het CNV ade men zijn geest. Daarbij heeft hij zich niet vastgebeten in oude denkschema's, maar ge probeerd de boodschap van de christelijk-sociale beweging te vertalen en aanspreekbaar te maken in een periode, die radi caal verschilt van vroeger. Die boodschap en opdracht heeft hij, in zijn afscheidsarti- kel, zelf aldus geformuleerd: „Hoe kunnen, reeds in een vak beweging zoals we die vandaag kennen, maar zeker in een meer geconcentreerde en gecentrali seerde beweging, mensen en groepen weer tot hun recht ko men? hoe worden ze er bij betrokken? hoe wordt voor komen dat de christelijke vak beweging een materieel bepaald dienstverleningsbedrijf wordt dat niet meer raakt aan het we zenlijke zijn van een mens? Hoe kan de christelijke vakbe weging in de barnende stroom van nihilisme, materialisme, on zekerheid, onrechtvaardigheid vooral voor de jonge mens wor den tot een beweging die duide lijker steljing neemt vanuit de revolutionerende kracht van het Evangelie?" De christelijke vakbeweging is Van Nierop veel dank ver schuldigd. Hij gaat het wat kalmer aan doen. Anderen zullen de ko mende tijd van zijn kennis en inzicht ongetwijfeld kunnen profiteren. Met name denken wij in dit verband aan de Vrije Universi teit van Amsterdam. Zijn be noeming tot lid van het college van directeuren betekent dat hij bereid is om, ook nu hij ge pensioneerd wordt, zich op een heel ander gebied in te zetten. Ongtwijfeld zal men binnen de VU veel aan hem hebben. Al gaat Van Nierop de chris telijke vakbeweging verlaten en wordt de band losser: wij zijn ervan overtuig! dat hij met be langstelling de ontwikkelingen binnen en buiten de christelijke vakbeweging zal blijven volgen. Ook vanaf deze plaats zeggen wij Kees van Nierop hartelijk dank voor zijn werk onder ons en. wij wensen hem met zijn vrouw en kinderen een geze gende periode van betrekkelijke rusten vrijheid toe. Edgar Allan Poe (door S. W. Hartshorns in 1848) Charles Baudelaire, 1821-1867 (door Etienne Carjat) •X- Portretstudie door Julia Mar garet Cameron in 1872 gefotogra feerd. Willem Kloos (door Willem Witsen, 1880-1923) Generaal Eisenhower Richard Avedon in 1963) door dr. C. Rijnsdorp C. van Nierop Die grijsaard is Jan Greshoff, geboren in 1888. Voor wie nog niet wist dat hij een eenkennig man is, is zijn autobiografie Afscheid van Europa, leven tegen het leven (Nijgh Van Ditmar, 's Gravenhage-Rotterdam, 341 blz., 23,50) voldoende bewijs. De omslachtigheid van zijn ouderdomsstijl is misschien een van de redenen ge weest, dat het manuscript ruim vier jaar op publicatie heeft moeten wachten. Het werd namelijk al in 1965 vol tooid. Ik heb de aangestreepte passa ges uit dit dikke boek voor mijzelf naar onderwerpen gerangschikt en bevonden, dat de meeste cita ten uitspraken van Greshoff zijn over zichzel* (minstens 32) en daarna over de mens in het alge meen (minstens 12); nauw hiermee verbonden zijn Greshoffs boutades over zijn verhouding tot de mensen (ik noteerde er een vijftal) en over zijn centrale levenshouding, die van het protest (expliciet minstens zeven), de vele herhalingen niet meegerekend. 'Voordat ik Greshoff zelf meer aan het woord laat, wil ik van mens en boek in het kort een to taalindruk geven. Greshoff moet als kind al zeer kwetsbaar zijn ge weest. Het schijnt hem toen aan echte belangstelling en begrip te hebben ontbroken. Dit leidde tot een geestelijke kneuzing, welk lij den werd verergerd door zijn ver- -H- Jan Greshoff legenheid, waarvan de schrijver op bl. 54 zegt: „Zij die niet verlegen zijn, kunnen zich de kwellingen der bedeesden niet voorstellen." En op bl. 67: „Wie kan zich voorstellen hoe eenzaam een kind, dat nog geen eigen wereld heeft, zich voelt, wanneer het bemerkt dat het in de wereld van de zijnen niet thuishoort en node geduld wordt?" Het onvermijdelijke gevolg was een houding van afweer en een aandrang tot vlucht. Die afweer houding heeft geleid tot wat ik zijn eenkennigheid noem, waarmee ik geen absolute eenkennigheid be doel in de zin van Max Stirner (1806-1856), die in zijn boek Der Einzige und sein Eigentum (1845) schreef: „Mijn zaken zijn niet God, Staat, Wereld of wat dan ook, mijn zaak ben ik zelf." Nee, want Gres hoffs boek is opgedragen „Aan haar die een mensenleven lang met mij en voor mij geleefd heeft", zijn vrouw. Greshoffs eenkennigheid is die van de eilandbewoner, getuige zijn uitspraak op bl. 52: „Nu ik dit neerschrijf, wordt het mij dui delijk dat mijn aard en mijn be staan volledig en naar waarheid verzinnebeeld worden door het Eiland, een onderwerp dat mij van mijn kinderjaren af onafgebroken geboeid en beziggehouden heeft." Het is een eenkennigheid in rui mere zin, die het eigen gezin en een handvol vrienden omvat, letter kundigen en schilders. Hier vindt men de positieve kant van Gres hoffs eenkennigheid: onwankelbare trouw aan weinigen, bij afweer te gen de rest van de samenleving. En wat die vluchtneigingen be treft, die werden al gestimuleerd doordat in de familie Greshoff veel in het buitenland werd gewerkt en gereisd. Op reis gaan, vertrekken, weggaan heeft voor Greshoff altijd iets heerlijks gehad. Hij voelt zich nergens thuis en identificeert zich nooit met zijn omgeving. Het is een vrijheidsdrang, waarin het vrij willen zijr van sterker mee speelt dan het vrij willen zijn óm te (als men begrijpt wat Ik bedoel), vergelijk Nietzsches onderscheid tussen „Freiheit von" en „Freiheit zu". Bij dit alles komt een bewust aanvaarden van zijn eigen aard, een ja zeggen tegen zichzelf zoals hij nu eenmaal Is. Dit Is Greshoffs „eigenwijsheid", waarvan hij op bl. 222 zegt: „De les is: wees en blijf steeds eigenwijs." Het is niet alleen de hoge leef tijd, die tot de wijdlopigheid en de vele herhalingen in dit boek heeft geleid. Het komt ook door Gres hoffs afkeer van systeem en tucht, van 'planning'. Deze afkeer kan bij gedichten veel minder kwaad dan bij proza, tenzij men over een ge niaal improvisatievermogen be schikt. Bij Greshoff zijn het de af oristische uitspraken, die men moet oppikken uit de wijdlopigheid van het proza. Men kan er b.v. een zelfportret uit samenstellen. Ik geef er een schets van en laat daarbij, om de schijn van pedanterie te vermijden, de vermelding van blad zijden achterwege. Wie ze weten wil kan ze van me krijgen. Greshoff noemt zich een vrij net persoon, wiens enige wapen is de koude beleefdheid. Hij vindt dat zijn kennis pijnlijke leemten ver toont (wie zal dit niet beamen? C.R.). Hij is als dilettant geboren, als liefhebber in de strikte zin des woords. Zijns Is de onwankelbare wetenschap van nergens bij te be horen, Hij is een luie man en spoe dig ontmoedigd. Hij is geboren met ëen 'one track mind'. De gebieden van zijn geest en gemoed zijn beperkt, maar over zienbaar. Hij heeft zich tot een be ginselvaste toeschouwer opge werkt. Hij voelt zich verongelijkt en alleen. Hij is dol op geld, maar vindt het niet keurig het te verdie nen. Zijn ingeschapen onverschillig heid heeft hij zelden betreurd. Als bovenal redelijk man boezemt al het bovennatuurlijke hem een af keer in. Zijn ondoofbaar helmwee gaat uit naar de wereld van het jaar 1900. Hij doet niet meer mee; hij Is een rariteit geworden en heeft zich daarbij neergelegd. Hij doet al zijn best een wereld burger te zijn, maar dan een Ne derlands wereldburger, zoals hij zich ook nooit zo de Hollander uit Holland heeft gevoeld als juist in een Franse omgeving. Ouder wordend, stelt hij niets zo op prijs als de onbevangenheid. Zijn gemoedsrust vindt hij In schip en koffiehuis. Zo behoort hij tot het uitstervend ras der estheten. Hij maakt zich niet warm „voor de bestrijding van zomersproeten bij minderjarige buitenechtelijke, Siamese eeneiige tweelingen of voor iets anders van die aard, waar men commissies voor be noemt. bazars voor inricht, gala voorstellingen voor organiseert" (301). Uit 'hoffelijkheid' confor meert deze non-conformist zich aan de gang van zaken in Zuid-Af- rika, waar hij al 25 jaar woont, te midden van een volk „door het calvinisme hopeloos aangetast" (318). Dit weten we dan weer. Met eenvoudige toestelletjes is tegenwoordig bijna iedereen in staat, portretfoto's te maken, die een plaats krijgen in het nog altijd gewaardeerde album of dia's die nog jarenlang op het witte scherm in de huiskamer kunnen worden ver toond. Het is moeilijk zich voor te stellen dat slechts anderhalve eeuw geleden een uiterst selecte bevol kingsgroep het voorrecht had van zichzelf een afbeelding te laten ma ken, hetgeen beslist niet goedkoop was. Het Haags Gemeentemuseum heeft na jarenlang World Press Photo in huis te hebben gehad met de veel zijdige interessante tentoonstelling „Honderddertig jaar foto-portret" de band opnieuw verstevigd met de volkskunst van deze tijd. Expositie en catalogus zijn opgezet als een paral lel-beeldverhaal. De geportretteerden van zon hon derdvijftig jaar geleden bezaten een zekere maatschappelijke status die in veel gevallen van kleding, lichaams houding e.d. viei af te lezen. De por tretminiatuur mèt het silhouet de voorloper van het fotoportret bloei de met name in de Napoleontische tijd toen meer en meer burgers een geschilderd portret van zichzelf kon den betalen. Men kan zich logisch voorstellen dat toen het eenmaal mo gelijk werd om fotografische portret ten te maken, de portretfotografie zich tot een ware rage met bijbeho rende verzamelwoede ontwikkelde. Op de expositie die bijzonder dui delijk en overzichtelijk is ingericht met grote steun van het Prentenkabi net van de Rijksuniversiteit te Leiden dat een belangrijk deel van haar fo to-verzameling uitleende krijgt de bezoeker behalve een chronologisch overzicht van fotoportretten met een esthetische waarde, in afzonderlijke ruimten een indruk van de relaties van de portretfoto's tot andere beel dende technieken en tenslotte van de indringende sociale funktie. J. L. M. Daguerre is de man op wie de meeste aandacht valt in de eerste afdeling. Hij ontwikkelde de daguer réotypie (eerste praktisch bruikbare fototechniek). Door de zwakke lenzen en de traagheid van de gevoelige zii- verplaat waren de belichtingstijden zo lang, dat de getrouwe afbeelding van een levend mens voorlopig niet mogelijk scheen. Wat nu een lachertje is. werd rond 1839 als iets normaals beschouwd. Hoofd- en neksteunen waren beslist noodzakelijk voor de te fotograferen man of vrouw die het poseren zonder deze steunen niet lan ger dan een minuut uithield. Daguer- re's foto-portret van Jean-Baptiste Sabatier gaf een rij-kdom aan. details, maar was uitermate kwestbaar en kon nog niet vermenigvuldigd worden. Na de daguerréotypie kwam in de loop van de jaren '50 de goedkopere ambrotypie (unica op glas, met zwar te achtergrond) en de kalotypie (meer afdrukken, van papiernegatieven). Een prachtig voorbeeld van een da guerreotype is S. W. Hartshorns por tret van de beroemde schrijver van griezelverhalen Edgar Allan Poe (1848). Poe was zeer gesteld op zijn portret (een jaar voor zijn dood geno men). Hij was trouwens erg onder de indruk van de daguerréotypie, want in 1840 schreef hij: „De daguer réotypie is werkelijk oneindig veel nauwkeuriger in zijn weergave dan enig schilderij van mensenhand." De chronologische afdeling bevat nog meer unieke exemplaren die wa re kunstwerken op zichzelf zijn. De ongeveer 250 foto's zijn behalve van het fotomuseum in Leiden, afkomstig van het Eastmanhouse in Rochester, de Gernsheim-collectie in Texas en de prive-collectie van Fritz Gruber in Keulen. Uit Leiden is bijvoorbeeld de prachtige portretfoto afkomstig die de bekende Etienne Carjat (1828-1906) ln 1863 maakte van de Franse dichter Charles Baudelaire. Carjat was hoofdzakelijk geïnteresseerd in een directe weergave van de persoon. Evenals Nadar (de bekendste Fran se fotograaf uit de negentiende eeuw) was Carjat caricaturist geweest. Bau delaire zelf was echter geen bewonde raar van de fotografie; hij vond het een vervelend realistisch en burger lijk medium. De Engelse mrs. Julia Margaret Ca meron (1815-1879) maakte een groot aantal portretten die door hun onge wone vormgeving (close-up, soms wat wazig) de lachlust van de beroepsfo tografen opwekten, maar beschouwd kunnen worden als behorend tot het beste uit de geschiedenis van de por tretfotografie. Van mensen als lord Tennyson en Carlyle maakte zij in dringende portretten, waarbij ze af zag van de toen al mogelijke korte belichtingstijden en dwong haar slachtoffers om zeven, acht minuten roerloos voor de camera te zitten. Heel bijzonder is het portret van een meisje met viool van de Rotter damse fotograaf Henri Berssenbrugge (1874-1951) die werkelijk artistieke produkten wilde maken. „Niet de weergave, mooie zuivere imitatie van de natuur, is kunst, doch het vervor men volgens eigen gedachte eneigen ziel," aldus een uitspraak van hem. Zijn foto zou een expressionistische grafiek kunnen zijn. De populariteit van deze esthetische fotografie bleek zeer groot. Na de Eerste Wereldoorlog won het rv isme weer de overhand. Trucs er schilder achtige ingrepen werden geatta queerd. Stieglitz (1864-1946) komt in de series portretten van zijn vrouw, de schilderes Georgia O'Keeffe tot een nieuwe, agressieve manier van fotograferen. Zijn collega Paul Strand merkte op: „De fotograaf moet ontel bare vergankelijke en voortdurend veranderende geestesgesteldheden vastleggen, die zich uiterlijk manifes teren. In zijn portretfotografie die niet al leen als zelfstandig uitdrukkingsmid del. maar ook als hulpmiddel voor andere technieken heeft gediend, neemt de Duitse schilder Franz von Lenbach een aparte plaats in, hetgeen blijkt uit de afdeling die aan dit as pect is gewijd. De schilder kopieerde een door hem gemaakte portretfoto in een schilderij. In alle details bracht hij echter wel ingrijpende veranderingen aan. De foto bleef op deze wijze een hand zaam hulpmiddel. Het meesterlijke 'otoportret van de dichter Willem Kloos (1894) dat Willem Witsen ge maakt heeft, (1860-1923) is daarvan een sprekend voorbeeld. Veertien jaar later gebruikte Witsen deze foto voor het vervaardigen vaneen ets. Tenslotte besteedt de expositie aan dacht aan de sociale functie van de door Dammis de Geus portretfotografie. In het Londen van 1861 waren tweehonderd portretstu dio's. De oplagen van carte-de-visite foto's waren soms zeer hoog. Het door Downey in 1867 vervaardigde portret van prinses Alexandra met haar dochtertje Louise op de rug, werd maar liefst in eer oplage van 300.000 exemplaren verspreid. De fotografie had letterlijk geen geheimen meer, toen de ver maarde Erich Salomon met zijn can did camera (verborgen camera) een foto maakte van de nachtelijke dis cussie in het Haagse restaurant „An- jema" tijdens de conferentie over oor logsschulden (1930). Salomon legde personen vast, zoals deze zich op een bepaald moment voordeden. Zijn in vloed is tot op heden merkbaar in de persfotografie. Men gaf hem de bij naam: „le roi des indiscrets". Een markant, tragisch voorbeeld: de persfoto van Warnecke die een beeld geeft van het moment waarop de burgemeester van New York J. Gaynor bij diens vertrek voor een va kantietrip naar Europa wordt neerge schoten. Toen de fotograaf hem vroeg even te poseren werd de burgemees ter neergeknald. Warnecke wist zijn kalmte te bewaren en de fotografie had een historische plaat. Een bezoek aan „Honderddertig jaar foto-portret" is aan te bevelen (tot 4 mei). TERWIJL elders in de «ten de wind éver schijnt te gas gen, blijft het rondom Israi rustig. Moskou dreigt (al 0 met het pistool achter de r andere groten der aarde c zo niet. door kan gaan, i Nixon antwoordt dat hij 1 blijft helpen zolang dat nod Premier Golda Meir ver. weer dat niet haar land m3>eers Arabieren de door henzeü vraagde wapenstilstand «wik! den. De Nixons begroting betekenrelië zuiniging voor defensie enihou\ tevaart, en ln deze en asvan wante sectoren veel ontsL Het mes gaat in de begrob een felle strijd tegen de ineen een strijd van wereldbtposi Amerika maakt verder lxen dat het vooral tegen del mende Chinese kernbewajj '9 het anti-antiraketsysteemjvan uitbreiden. hooi In Argentinië 236 doden ut'e c treinramo; in Wales het den op 97-jarige leeftijd filosoof Bertrand Russell. nogi jderc lijk Arbeidsonrust heerst e glë en nieuwe onrust dreigt c West rondon- het al of niet I' gaan van de gouverneursKver\ ming van dr E. Jonckheer. ,jin< premier Bakker gaat, onde dere hierom in de West de vakbondsvoorzitters 'an: een reis en kom«n met ■•«op- sombere gezichten terug: Iking gao is een kruitvat, steek ha er niet in 1111(11 divic Minister Witteveen stelt di mer gerust: 'de toestand vi Di lands financiën is zo slechl vers als de belastingopbrengsten! doen vermoeden, en zo |p wordt de BTW-verhoging int niet. D'66 had al alarm ges! Meer succes heeft deze i met een motie over maatrtiH tegen de vervuiling van de R' De Kamer gaat spoedig deren over de opkomstplicft dat we wellicht al medio I ja vrijwillig provinciale staten) ||§j verkiezen. De kandidaats! jg§ levert weinig verrassingenjag hier en daar een PAK, maargjgg het algemeen het vertrouwdg§S troon. Koekoek overal alsb trekker èn als hekkesluiteijjp broer dan) en al brengt datF mige ambtenaren en politici'jap; ie staten, het schijnt wettel! j.- mogen. Over partijen gespijjgJE Schmelzer ziet KVP, CHl*jga ARP vóór 1975 samensmelt«( ARP-radicalen treden niet ij als groep naar buiten op. 1 vergadering wordt de CH4I over de organisatie in goer nen geleid. Er zijn wat uittti gen uit de PvdA en zelfs nieuw partijtje: Democra cialisten '70. Veel kerkelijk nieuws, vil Vaticaanse boosheid over dl derlandse bisschoppen er euvele ideeën over het cel tot het afwijzen van de kj doop bij adoptie door de maakte synode toe; veronti bij hervormden over de kol algemene kerkvergaderin gereformeerde synode o oorlogsvraagstuk, wereld naat, de paapse mis en zangen. Ik pier wat kerl «dus "v' Maa de Om tenslotte nog wat pusher! wijs bijeen te lezen: onrust TROS; vereenvoudiging va onderscheidingen in de HuïWeK van Oranje; onrendabele i_ lijnen blijven voorlopig, maaS; len tegen viagdiscriminatie, L door onze koopvaardij gec' wordt; vie- drankreuzen tegen de witte jenever; van de vakbonden in de ind naar vier weksn vakantie erfbouv procent toeslag; honderd|b weg bij De Zwitsersche plannen van de DAF in 1 gische Geel; en wie Europa wil de aluminium) van Péchiney-Kaiser Groningen wel. .naar Ch ons a Statenverkiezingen: nv buien die beduien dat een aan komt kruien (A. de Goe? Ik geef toe dat Wittevee alles kan, maar hij moet tod zijn beloften jegens de f denken (A. Vondeling). deen raak nere; wille De man Hilvt i er ikk Nee. Secsl jaar Ma zovei delijl ie d< 8 men:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1970 | | pagina 14