n Beetje stekelig ben ik wel IJSBERGEN ALS ZOETWATER LEVERANCIERS De luren van de door Paul v. Langstraat door Rolf Hoekstra 13 ZATERDAG 31 JANUARI 1970 In het land van de onbegrensde moge lijkheden is een oud plan nieuw leven ingeblazen. Twee jonge Amerikaanse on- lerzoekers, de hydroloog dr. William npbell en de glacioloog dr. Wilford j^eeks hebben opnieuw voorgesteld ijs bergen van de zuidpool te verslepen naar droge kustgebieden. Na het afsmelten van het bevroren (zoete) water kan het die nen voor de drinkwatervoorziening van de bevolking of voor de irrigatie van toe komstige landbouwstreken. Ofschoon zij zeer uil- roerig deze mogelijkheid lebben onderzocht er- rennen zij dat er nog tal an onopgeloste vragen [zijn en dat er een groot rkort is aan veel nood- ikelyke gegevens. Toch lenen zij dat een der- ïlijk project in princi- mogelijk is. Campbell en Weeks hebben het vraagstuk in vier delen gesplitst: 1." het vinden van een sa plaats waar voldoende ijsbergen van grote om- ogte st vang voorkomen. 2. het leni spa rlanó berekenen van het mini mum aantal p.k.'s om de ijsbergen te verplaatsen, 3. berekening van de hoeveelheid ijs dat on derweg smelt en 4. het afwegen van de verschillende kosten. Voorlopig ziet het er naar uit dat Antarctica het beste type ijsberg levert voor het project Deze ijsklompen zijn nl tafelvormig en dus ge makkelijker te versle pen dan bijvoorbeeld de arctische ijsbergen die pyramide-vormig zijn en die kunnen kapsei- ren bij het transport. In Antarctica, waar 80 pet van 's werelds zoet water is vastgelegd in een onmetelijke ijskap, ig breken op een aantal 1 plaatsen grote rechthoe- I kige ijsbergen af. A De voornaamste O"1? plaatsen zijn het Ross NjjnlIJsshelf, van waar het p ze^i.is versleept zou kunnen Berr worden naar de ariede streken langs de west- ene'kust van Zuid Amerika (Atacama woestijn) en de Amery IJsshelf die NW Australië van ijs bergen zou kunnen voor zien. Een andere mogelijk heid is de Filchner IJsshelf die het ijs zou kunnen leveren voor de Namib woestijn aan de westkust van Afrika. Binnen enkele jaren zal men waarschijnlijk meer gebieden kunnen selecteren als gevolg van verbeterde fototechnie ken vanuit satellieten die objecten tot onge veer 100 meter kunnen waarnemen. De afstanden tussen Antarctica en bovenge noemde continenten be dragen tussen de 5000 en 7000 km. Campbell en Weeks hebben bere kend dat een ongeveer 250 m dikke ijstafcl (die voor 83 pet. onder water zit) in 120 tot 160 dagen versleept kan worden. Vanzelfspre kend is het smeltpro- bleem tijdens de reis zeer groot. Niettemin zijn de twee jonge Amerikanen van me ning dat er na de lange reis nog voldoende overblijft voor een eco nomisch gebruik. Berekeningen voor de Amery NW Australië traverse wezen uit dat wanneer men start met een ijsberg van 1000 m in het vierkant met een dikte van 250 m, deze aankomt in de maten van 760 bij 130 m. Tweederde is dan on derweg afgesmolten. Bij de Ross-Atacama route blijft slechts 14 pet. van het oorspronkelijke ijs over. Toch menen de onder zoekers dat dit het pro ject niet definitief in de weg staat. De sleepsnel- heid kan niet verhoogd worden omdat dit de weerstand van de ijsberg vergroot. Hoe sneller getrokken wordt, des te groter de weerstand is en des te groter dient ook het vermogen van de sleep boot te zijn. Dit zou neerkomen op gigantische slepers die veel te duur zijn voor dit werk. Het gunstigst is een snelheid van on geveer een halve knoop per uur waarbij gepro fiteerd moet worden van een gunstige oce aanstroming. Gedetailleerd hebben Campbell en Weeks de verschillende kosten be rekend. Van een ijsberg die 2700 m in het vier kant is, rest nog 2460 m2 na aankomst in NW Australië. Dat is echer altijd nog ca 200 biljoen gallon ijs dat bij bena dering 5,5 miljoen dollar waard is, hetgeen een tiende is van de kosten benodigd om dezelfde hoeveelheid zeewater te ontzilten. Ook voor de andere trajecten komt men tot lagere prijzen dan het ontziltingsproces. Zelfs de sleepkosten haalt men eruit. Volgens de twee Amerikanen is de kwa liteit van het water uitstekend, aangezien de ijstong waarvan de berg afbrak voornamelijk uit zuiver zoet water bestaat en er weinig verontreiniging van het zoute water gedurende de zeereis optreedt. De voornaamste pro blemen die bij dit futu ristische project optre den, zijn van sleeptech- nische- en hydrolo gische aard (hoe smelt ik een ijsklomp van 2000 meter in het vier kant voor de kust af?). Maar zoals de econo mische feiten thans op tafel liggen, is het waard hiervoor een op lossing te vinden. Bin- Men niët al te lange tijd zal ongetwijfeld een dergelijk experiment worden uitgevoerd. Conflicten tussen schoolbesturen en leerlingen zijn aan de orde van de dag. Zelden is een conflict er een tussen uitsluitend leerlingen en schoolleiding. Wel spelen uiteraard docenten en directie er een of andere rol in. Het is uiterst moeilijk, ja een hachelijke onder neming, generaliserend over dit verschijnsel te schrijven. Daarom refereer ik maar liever niet aan de feiten die ons uit de dag- en weekbladen bekend zijn. Trouwens wie zal het bijhouden? Radio, televisie en pers zouden er goed aan doen bij hun schatting van de nieuwswaarde te bedenken dat ook hier de wet van de verminderende meerop brengst geldt: na de zoveel ste bezetting van een uni versiteit, kweekschool enz. bij gelijkblijvende hoeveel heid informatie vermindert de belangstelling ervoor in hoge mate. Mijn indruk is dat veel conflicten te wijten zijn aan een hoge mate van onzeker heid bij de besturen, althans de escalatie van de conflic ten. In de regel is het be stuurslid-zijn van een onder wijsinstelling een uiterst tamme, om niet te zeggen vervelende aangelegenheid. Wat op de vergaderingen wordt opgediend is meestal ter dege voorgebakken door de directie. Er mag eens wat zorg zijn om het te geringe of te grote aantal leerlingen, onbevoegde docenten, nieuw bouw, maar dat alles knapt de voorzitter (eventueel het moderamen) met de directie op. Dat is nu anders gewor den: de leerlingen willen meepraten en meebeslissen, ze horen en zien op de tele visie en in de krant wat hun oudere „broers" en „zusters" aan de universiteit doen en dat laat velen niet onbe roerd. Zij stellen eisen en passen sancties toe: staking, bezetting en wat dies meer zij. Daarbij stuiten zij soms op (een deel van) bet do centencorps en/of de direc tie, hetgeen leidt tot ge noemde sancties. Dit is het moment waarop een bestuur uit zijn zoete dommel wordt gewekt en iets moet doen. Maar wat? Dat wordt in de eerste plaats bepaald door zijn in formatie, die vrijwel altijd uitsluitend door de directie wordt gegeven. Pijnlijk komt dan tol uitdrukking hoe groot de sociale afstand is tot de school (leerlingen en docenten): men weet niets van hen af, kent van de leraren gewoonlijk zelfs de namen niet, blijkt van de gang van zaken en de in houd van het onderwijs wei nig of niets te weten. Er is immers nooit contact met hen en de behoefte daaraan bestond ook niet bij veie bestuursleden. Ze hebben wel wat anders om handen. Niettemin moeten ze in de genoemde situatie wat doen. En dan blijkt bij alle generatieverschil dat er al lerlei typen ouderen zijn. Een deel is niet gek! Zij lezen ook hun krant, maar ze trekken uit die ervaring verschillende conclusies: sommigen willen autoritair optreden (nu ineens!) en laten zien wie er de baas is, anderen zouden dat ook wel willen, maar verwachten er niet veel van. Weer anderen vinden de kern van wat de leerlingen beweegt toch wel goed en willen dan eens praten. Als er gepraat wordt, blijkt men elkaar niet te verstaan. In tern gesprek leidt soms tot door onzekerheid (zie bo ven) veroorzaakte inactivi teit. Zelden ziet een bestuur kans moeilijkheden bevre digend op te lossen. Het „bevoegd gezag" is een juridische constructie die maatschappelijk dikwijls uitermate onbevredigend functioneert door eerder genoemde oorzaken. De school van de ouders is trouwens eveneens zo'n du bieuze zaak. We bedoelden ermee, zeiden we, dat de kinderen in de geest van de ouders werden opgevoed en hadden dan met name het christelijke in die opvoeding op het oog. Maar sinds er onder hen grote verdeeld heid heerst, is de inhoud daarvan ook niet op het eerste gezicht duidelijk. En als een deel der leer lingen de dingen anders wil, dan bedenko' men dat het de kinderen van diezelfde onzekere ouders zijn, die tnisscliien helemaal niet zo „geslaagd" zijn in hun op voeding, waarmee ik bedoel dat het allemaal niet zo is gegaan als zij het zichzelf hadden voorgesteld en had den gewenst. Wat zullen ze dan de school verwijten? Die ouders zijn trouwens ten aanzien van veel dingen die er in de school omgaan totaal onkundig en ondes kundig. Welnu, die ondes kundigheid vindt men ook weerspiegeld in het bestuur. Het bevoegd gezag is in veel gevallen alleen maar juri disch bevoegd en dat is even griezelig als een rege ring die in handen ligt van militairen. Is het daarom niet tijd, ons zich eens serieus te gaan afvragen of besturen niet zouden moeten bestaan uit mensen, desnoods een heel klein aantal, die begrip heb ben voor pedagogische en didactische problemen in plaats van uit mensen wier voornaamste zorg hieruit bestaat dat zij zich niet in de luren willen laten leggen? Natuurlijk chargeer ik de zaak, maar de vraag is toch wel serieus gemeend. Waar om geen leraar van een kweekschool bestuurslid van een lyceum gemaakt of om gekeerd? Hij kan er meer nut stichten dan de plaatse lijke arts of dominee. On derwijsmensen kunnen im mers begrip opbrengen voor didactisch-pedagogi- 6ehe problemen en experi- door Prof. dr. G. Kuiper Hzn Hoogleraar in de sociologie aan de Vrije Universiteit meuten? Voeg er zo mo gelijk een jurist aan toe voor de altijd wel voor komende juridische pro bleempjes, maar laat. de meerderheid bestaan uit be roepspedagogen, docenten. Daarmee zijn natuurlijk niet alle problemen opge lost, want de kans blijft bestaan dat onderwijsmen sen-bestuursleden te gemak kelijk solidair zijn met het docentencorps omdat ze als beroepsgenoten misschiep eerder oog zullen hebben voor de positie en de opvat tingen van de docenten. Wellicht kan ook een bijdrage leveren een regle mentaire verplichting, do centen èn leerlingen te raadplegen. Een laatste vraag zou kunnen zijn: Is een bestuur altijd noodza kelijk? Zou bijv. bij het hoger beroepsonderwijs niet een schoolraad, bestaande uit enkele leraren (met een minimum anciënniteit van x jaren), de directie, e°n afgevaardigde van de rest van het personeel en van de leerlingen (die immer? goeddeels volwassen zijn) het bevoegd gezag kunnen vervangen? de „Er zijn vreselijk veel mensen die vinden dat ik 'n bijzonder hatelijk gezicht heb. (Jaaaaaa, tis uit 't leven gegrepen, tis uit 't leven 'n greep). Vooral, wan neer ik m'n best doe om vriendelijk te zijn, want juist dan denkt iedereen dat ik ze voor de gek houd. ('t Geluk is altijd met de Iepen). Maar dat is niet waar: ik houd ze helemaal niet voor de gek. Soms ook wel natuurlijk". (Daar zit 'm nou net de kneep. Tsjeng boem). Alexander Pola stapt het def tigste restaurant van Hilversum binnen. Hij ziet er precies zo uit als op de oep televisie: 'n wat gezette, kleine man met een zwaar brilmontuur. Sympathiek, maar toch? „Een beetje stekelig ben ik wel, ja". Alexander Pola geeft aan het te- Sdj levisieprogramma Farce Majeure van de NCRV 'n eigen gezicht, hem Soms is het vriendelijk, ironisch, Dk o vaak scherp, af en toe 'n tikkeltje Si cynisch, maar altijd boeiend en je kunt er echt om lachen. Velen vin das den hem leuk, maar het omgekeer- ubs de komt ook voor. „Ik zou graag altijd erg aardig zijn, maar daar is niet altijd reden voor". „Ik ben inderdaad de oudste van e n het vijftal. M'n collega's hebben gelukkig afgeleerd me dat in te wrijven en het Is me 'n raadsel eet waarom u dat nu doet. Het is pret tig, dat ik In dit vak nog voor jong omr| meekan zonder me daarvoor in te spannen. Volgens mij nemen "n he leboel ouderen 'n quasi jonge hou- <opf ding aan" „Ik vind Farce Majeure *t fijnste om te doen. Het is eigenlijk *n volledige dagtaak: 'n week lang kletsen en 'n week lang realiseren. Het schrijven van m'n radiostrips, de quiz die ik leid, de andere teksten die ik schrijf, het gebeurt allemaal in m'n vrije tijd. Ik denk dat ik ongeveer achttien uur per dag werk. Onze enige muze is de muze van de tijdnood, heb ik wel eens gezegd". „De avond van de uitzending neem ik vrij om te zien hoe het il I overkomt. Je ziet altijd dingen die beter hadder, gekund. Veel beter. Wel is het prettig dat de keren dat we 't werkelijk 'n zakker vinden, de kritieken heel gunstig zijn. Ik hecht veel waarde aan het oordeel van m'n vrouw, die even kritisch is als ik." „Kijk, ik heb wel eens de presentatie van Farce Majeure ge daan, maar ben ermee opgehouden omdat Ik oij het spreken van 'n beetje scherpe tekst iets in m'n gezicht heb, dat bij de kijker de lruk wekt dat ik barst van de latgevoelens Als je zoiets merkt, moet je het kritisch vermogen kun nen opbrengen met die presentatie op te houden". „Op straat en met vakantie merk I je wel dat ze Farce Majeure leuk I vinden. Iedereen begint je ogen- Iblikkelijk op je schouder te ram- I men en jij en jou tegen je te zeg- I 0en. Typisch Nederlands. Of ze beginnen achter je rug heel hard te roepen: tis uit 't leven gegre pen. Daar reageer ik heel vriende lijk op, maar soms vind ik het eng". „Het is vooral storend wanneer je op vakantie bent. Dan wil je eindelijk wel eens aan iets anders denken. Ik ga elk jaar naar hetzelf de dorpje in Zwitserland. Ik rijd ernaar toe tot 400 meter beneden het dorp want ik hou niet van de geur van auto's. En die mis je in Wengen. „Ik ben geen bergbeklimmer, maar bergwandelaar. Langs ge baande wegen. Het is de enige beweging die ik heb: vier weken zeer veel en zeer lang lopen. Of ik dat overleef? Uiteindelijk zal blij ken, dat ik het wandelen beter heb overleefd dan die elf maanden zit ten". „Wengen is 'n heerlijk rustig plaatsje. Na vijftien jaar gaan de mensen je groeten na twintig jaar zijn er zelfs die je handen gaan Alexander Pola is 55 jaar, woont in Amsterdam, en startte z'n loopbaan voor de oorlog bij 't toneel. „Toen kon je nog voor het toelatingsexamen van de toneelschool zakken en volontair worden bij 'n gezelschap als je over rokkostuum en smoking beschik te". Pola had beide kledingstukken, ging fi gureren en net toen de oorlog uitbrak begon hij rollen te krijgen. „Op grond van 'n ontel baar aantal Joodse voorouders moest ik on derduiken". Na de oorlog kreeg hij al gauw naam als tekstschrijver. Eerst werkte hij voor de radio, later ook voor de televisie en in commerciële sfeer. Velen zullen de spreuken kennen, die hij elke week voor Elsevier schreef. „Dat hou je geen tien weken vol, zeiden ze. Voor mij natuurlijk 'n uitdaging om het heel lang vol te houden. Na tien jaar vond ik het welle tjes". Scholieren kunnen de dag goed beginen, wanneer ze tenminste een Ryamagenda heb ben gekocht. Elk agendablad is voorzien van 'n typische Alexander Polaspreuk, zoals: „Je mag Ihet badwater heus wel weggooien, want er zit niet altijd 'n kind in" of „Wie 'n kuil graaft voor 'n ander, begraaft vaak zichzelf". Z'n invallen spreekt hij in op 'n zakrecorder, „maar vaak vergeet ik het". Voor geïnteresseerden nog even dit. Het team van Farce Majeure treedt onverwacht op voor de slotopnamen. ,,'t Is uit 't leven gegrepen". Alleen de politie wordt even ge waarschuwd. „Het gaat heel spontaan, de mensen zingen vlot mee, maar jammer ge noeg gooien ze nooit iets in de centenbak". geven en we komen er veel lan ger zodat we zelfs bij de mensen thuis worden genodigd. Iets heel bijzonders in Zwitserland." „Ik heb altijd free-lance gewerkt. Zolang in Nederland de hok jesgeest heerst en je opinie niet in één hokje past. maar in diverse, kun je het beste voor jezelf wer ken. Dat past ook 't beste bij m'n karakter. Ik kan tegelijk schrijven voor de AVRO VARA en NCRV zonder ooit ir. moeilijkheden te ge raken" „Het maakt me niets uit voor welke omroep ik werk, zolang ik niet hoef te schrijven wat 'n zuil wenst. Er zijn nooit bijdragen van me geweigerd. En niet. omdat ik ze naar de mond praat want dat zou ik niet eens kunnen". „Bovendien, het verschil tussen de zuilen wordt steeds minder. We worden steeds progressiever. De NCRV is eigenlijk de meest pro gressieve omroep. Je moet niet kij ken naar het punt waar ze zich nu bevinden, maar naar 't punt van waar ze zi|r vertrokken". „Farce Majeure is allereerst 'n amusementsprogramma, dat nu al vier jaar inhaakt op de actualiteit. In het begir. vonden de critici het niet scherp genoeg. Satire schijnt dodelijk te moeten zijn, maar ik houd van relativeren. Bij alle vreselijke dingen zijn nog vreselijker dingen te verzin nen. Daarvoor moet je 'n paar su perlatieven bewaren, want anders wordt het allemaal 't zelfde: over goten met één scus van haat". „Ik heb sterk de indruk dat som mige kritische programma's ernstig naar nog wat overgebleven taboes zitten .te zoeken en dat vind ik 'n belachelijke bezigheid. Ze zitten op hun vingers af te tellen wat ze gehad hebben en waar ze nog te gen kunnen aanschoppen. Dat is helemaal niet nodig, want er zijn nog genoeg dingen uit de praktijk om je over op te winden". „Als je vreselijk tegen iemand tekeer gaat, krijg jé precies het omgekeerde ledereen krijgt met die persoon medelijden. Het is vol gens mij beter iemand belachelijk te maken op een manier, dat de mensen gaan glimlachen. Onze op winding in Farce Majeure is eer lijk. Wanneer we niet meer met ons programma komen, hebben we in deze wereld 'n ideale toestand bereikt, maa-- daar ziet het voorlo pig nog niet naar uit". „De westerse volken pleegt men beschaafd te noemen, maar ik krijg steeds meer de indruk dat die hun laatste tijd gehad hebben Ik vind het 'n decadente tijd met 'n grote nadruk op sex en op brood en spelen Het is natuurlijk alle maal vreselijk plezierig en ik ben er ook niet tegen, maar het zijn wel symptomen voor de ondergang van de westerse beschaving. Wan neer? De Romeinen en Grieken hebben ook nooit geweten dat het einde nabii was". „Beschavingen wisselen elkaar af. Dat is nu eenmaal de loop van de historie, 'k geloof dat nu eens iemand anders aan de beurt is: het zou Afrika of Azië kunnen zijn. Pessimistisch, ja, Maar er zijn ge vallen in de wereldgeschiedenis bekend, dat ook de pessimisten gelijk hebben gekregen." Tekstschrijver Alexander Pola is ervan overtuigd aan het graf van onze beschaving te staan. Hij vindt dat erg jammer en zou het nog triester vinden, wanneer men hem nu 'n oude reactionaire man vindt, zij nprogressieve teksten voor Far ce Majeure ten spijt. Na enig aarzelen neemt hij nog 'n alcoholvrije verversing: „Ik drink nooit wanneer ik moet rijden. Het medium televisie is net zo ge vaarlijk als 'n auto: je moet je constant realiseren dat je in een dodelijk projectiel zit". Wanneer de fotograaf van hem 'n plaatje wil schieten in de open lucht zegt hij: „Dan trek ik wel even m'n jas aan. Geen enkele publiciteit is mij 'n kou waard". opdra e dat ivaard te Hoé

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1970 | | pagina 15