Huisbezoek vergt nieuwe aanpak 9 mm Steen of Stroom r jÉBI DEZE WEEK 't IS uit fiiet leven door ds. R. Kaptein p* m W i Mr i AA* v \ê*sÈÈÈÊ&ÊM mm- jb ZATERDAG 10 JANUARI 1970 Al hebben veel mensen in jaren geen huisbezoek meer gehad, toch weet menigeen nog wel hoe het vroeger ging. Het wos in zekere zin een plechtig gebeuren als ze kwamen, de ambts* drogers. Meestal twee, de predikant en een ouderling of twee ouderlingen. Het gezin zat er voor klaar. Men sprak over ker kelijke zaken, de huisbezoekers informeerden naar kerkganq en deelneming aan het avondmaal en wekten de jeugd op tot trouw catechisatiebezoek. Tenslotte werd er een gedeelte uit de Bijbel gelezen en samen gebeden. Het schijnt van heel long geleden, voltooid verleden tijd te zijn. Waarom is dot zo? Er was toen veel verdriet, veel ziekte en armoede. Het le en was echter veel gemakke lijker te overzien. De zede i eerste over allen. Het ge loofsleven had zijn vaste, van zelfsprekende plaats in het bestaan en had ook zijn van zelfsprekende betekenis. Kerkeraadsleden en in het bijzonder de predikanten had den evenzeer hun vanzelfspre kende plaats. Het was een eer als zij kwamen. Het was goed en juist om door hen op de rechte wegen te worden geleid, DE CAO voor het grootmetaal, met zijn aan de prijsontwikkeling gekoppelde ionen, is een gevaar voor 'inflatie, vindt de minister van economische zaken. Hij wil de niet wéér voor zondebLoCk dienen, en terwijl deze kolom voor de zetterij wordt klaarge maakt, is nog niet bekend of het kabinet al een opvolger gevon den heeft. De eerste volle werkweek van 1970 is wat je noemt een glijden de werkweek en de duizenden grieppatiënten (geen Hongkong, maar toch....) missen buiten de deur niets dan gladheid, mist en een koude wind. Maar de dagen worden al langer, ménsen- De eerste branden (alles is weer voor het eerst), de eerste branden van het jaar zijn meteen goed raak. de oude Zaanse huisjes in het openluchtmuseum na de tientallen-miljoenen-schade in het Rotterdamse Groothan delsgebouw. Hoe lang ie het geleden dat kerk en school vredige eilandjes in een woelige wereld waren? Het pastoraal concilie wekt opschudding door het bijna una niem afwijzen van de celi- baatsplicht voor geestelijken; de gereformeerde synode wordt ge confronteerd .net demonstreren de jongeren tijdens het debat over oorlog en vrede (de synode -omt er nog niet uit; wel is deze veek een uits .raak gedaan over gemeenschappelijke kerk diensten). En de school; mensen van hel Onderwijsfront plegen een com- Vete bezetting van een VARA-tv- ivond. Vervolgens wordt de kweekschool in Beverwijk, waar een aantal scholieren was verwij derd. bezet door een deel van de leerlingen en een leraar. Bij de Tilburgse Leergangen is een staking van MO-studenten aan de gang. Verder geeft het Amsterdamse Hof mr. Hiltermann ongelijk (hij noemde de Volkskrant antisemi tisch en moet dat nu herroepen), komt de Surinaamse premier Sedney hier meer steun vragen, worden veiligheidsriemen in nieu we auto's verplicht, wordt de rijksweg Gouda-Utrecht acht- baans. de koffie duurder en Ard Schenk volgens de verwachtin gen kampioen in Deventer. Er wordt weer niet gevoetbald. De tweemiljoenste telefoon aansluiting is er. De wachtlijst is nog altijd lang. De PTT maakt goede winst, -naar niet op de .e'.egrafie. De oost wordt dit jaar niet duurder, internationaal tele foneren wordt zelfs goedkoper. De Ogem neemt Bammens over, oapierfabrieken in Maastricht en Duitsland ontfermen rich over Page in Gennep. De deskundigen zijn het er niet over eens of er in 1969 meer of minder woningen zijn - gebouwd dan de bedoeling was en of de werkloosheid in decem ber nu gedaald of juist gestegen is. Statistiek is moeilijk. Verolme is tevreden over het rapport dat de heren Langman en Biesheuvel over zijn concern hebben ge maakt. maar wat erin staat, mag de qoegeméente nog niet weten. Een blik op de wereldkaart 'eert dat de gewone onruet over al voortduurt: verheviging van de gevechten in Nigeria - Biafra, en wie er wint. wordt nog niet dui delijk de honger wél. en de dood ook de volgende maan- reizen komen wat later, uit be- zuinigingsoterwegingen; als Moskou doorgaat met zijn nieu we raketten, dreiqt Amerika ook weer iets op touw te zetten; er worden weer vliegtuigen ge kaapt. maar 'jms mislukt dat: 'lasser wil wapens in Frankrijk open en Israël is boos op de Fran sen; er ie een aardbeving in China en een overstroming in Ar gentinië. en China en Amerika gaan op diplomotiek niveau hun ssprek hervatten. Loonindexering is een goede -aak, inflatiecorrectie ook. en opvoering van de collectieve oorrieningen en de ontwikke- nshulp ook. Maar alle drie te- «-iijk kan niet. (SER-voorzitter óre. J. W. de Pous) de rechte wegen die zij inder daad kenden. Het was een troost en een voorrecht om zich met hen en onder hun leiding in de Bijbel te verdiepen. Het was een geschenk dat zij in het huis voor het gezin baden. In de omschrijving is het inder daad tot een idylle geworden. Het is stellig niet altijd precies zo geweest. Toch had het iets van deze sfeer. Ongeveer alles wat hier is geschreven over de gemeente van vroeger bestaat nu niet meer of is ingrijpend veran derd. De gemeente is groot. „Niemand" kent meer ..ie mand". Tegen de tijd dat we enkele mensen kennen, vertrek ken wij of zijn zij alweer ver trokken. De gemeente is. in haar uiterlijke verschij ningsvorm, nauwelijks meer een gemeenschap. Wij hebben als gemeente geen vaste gewoonten meer die iedereen kent, die ieder die er bij hoort waardeert en waar ie der zich aan houdt. Wij behoe ven alleen maar te zien wat er van de gewoonte van het kerk- gaan terecht komt om dat te weten. Wat er van je venvacht wordt als je huisbezoek krijgt, wat ook de bedoeling is van degeen die huisbezoek doet, je hebt van dat alles maar een heel flauw of in het geheel geen idee. Maar ook overigens is alles anders geworden. Het leven is nu uiterst gecompliceerd. Er is minder ziekte en armoede, mis schien ook minder verdriet. Maar wat kunnen wij nog van ons leven overzien? En wat be tekent ons geloof nog in ons dagelijks leven, bij de vele beslissingen die we voortdu rend moeten of zouden moeten nemen? De zede. komend uit een ge hele andere tijd, laat ons daar bij voortdurend in de steek. Heel vaak zullen we zelfs, na lang nadenken, tegen de oude zede in moeten handelen. Ook de kerkeraad en de pre dikant hebben nog maar weinig vanzelfsprekends meer. Je vindt het goed dat zij komen maar je weet toch niet zo heel zeker of je het op prijs stelt. Je laat je maar zeer ongaarne door hen terechtwijzen want je be twijfelt sterk of zij het beter weten dan je het zelf weet. De oude eerbied voor het ambt is goeddeels in onze harten gestorven. Maar door dat alles weet je ook niet meer wat het betekent om samen met hen de Bijbel te lezen en je vraagt je ernstig af of het gebed, als het nog gedaan zou worden, werke lijk ergens op slaat. Déze beschrijving is niet tot een idylle geworden, eerder tot een karikatuur. Wij zullen ech ter allen een heel stuk van deze karikatuur herkennen. Het is dan ook geen wonder dat het huisbezoek, ook al vinden vrij wel alle gemeenteleden en alle kerkeraden het belangrijk, in het slop zit. Heel veel gemeen teleden krijgen het eenvoudig niet en zij die het wel krijgen zijn vaak innerlijk ontevreden over het bezoek dat zij hebben gehad. Zij hadden er in hun hart immers meer van ver wacht. De ambtsdragers die de bezoeken brengen, vergaat het natuurlijk niet anders. Er zijn er nog altijd veel, die dit werk met grote trouw doen. De ma laise grijpt echter steeds meer om zich heen. Uit het voorgaande is duide lijk dat je alleen samen iets kunt doen, als je het er over eens bent wat je hu eigenlijk wilt en dat het belangrijk is om het te doen. Wordt hieraan niet voldaan dan kun je eigen lijk niet samenwerken. Bij het huidige huisbezoek is dat, dat is Waarom kunnen wij ons eigenlijk niet meer voorstellen dat het huisbezoek zo gebeurt? Doorvoor moeten wij ons de situatie van de toenmalige gemeente indenken. Zij wos, vergeleken met de huidige gemeente, klein, leder kende iedereen. De samen stelling van de gemeente veranderde ook niet zo als tegen woordig, nu er zo ontzaglijk veel wordt verhuisd. Er was toen nog een „gesloten gemeenschap", met hoor vaste gewoonten die ieder kende, die ieder die ertoe behoorde waardeerde en waar ieder zich oen hield. Ds. R. Kaptein (1919) is predikant voor buitengewone werkzaamheden van de Her vormde Kerk. Hij studeerde in Leiden, ZDrich en Bazel. In 1949 aanvaardde hij het ambt in Akersloot en in 1956 volgde zijn benoeming tot secretaris van de Raad voor Herderlijke Zorg en de Raad voor Kerk en Gezin der Ne derlandse Hervormde Kerk. Hij publiceerde veel over het pastoraat, de predikant, de vormgeving van het kerke- werk en over huwelijk en ge zin. Thans is hij o.a. ook voorzitter van de commissie voor gemeentevormen en ge meenteopbouw. wel gebleken, als regel het ge val. De gemeenschappelijke vooronderstellingen ontbreken. Dat er een zekere malaise heerst rondom het huisbezoek is dus geen wonder. Het is ook duidelijk dat we er alleen maar uitkomen als we vormen van huisbezoek vinden, waardoor de gemeenschappe lijke uitgangspunten, van be zochte en bezoeker, weer aan wezig zijn, waardoor er op een goede manier samen kan wor den gepraat en het huisbezoek zo weer aan zijn doel beant woordt. Dat kunnen we niet be reiken door ons opnieuw met grote trouw toe te leggen op het oude h.uisbezoek. Dat wórdt wel vaak beweerd en ook nog steeds geprobeerd, maar dat loopt op een mislukking uit. Het is gebleken dat het op de oude manier niet meer kan. Wij zullen dus, willen wij weer gemeenschappelijke uit gangspunten hebben voor be zochte en bezoeker, willen zij zonder misverstanden weten wat zij aan elkaar hebben om zo tot een zinvol gesprek te ko- men, moeten zorgen dat er dui delijkheid rondom het te bren gen bezoek komt. De bezochte moet weten waarom de bezoe ker komt, daarom ontvangen en de- bezoeker moet weten wat hij komt doen. Een mogelijkheid daartoe biedt het zgn. gerichte huisbe zoek. Wat wordt daarmee be doeld? De gedachte is, dat ie dereen vooraf een brief krijgt waarin het bezoek wordt aan gekondigd en waarin tegelijk staat waarover de bezoeker graag met de bezochte wil spre ken. Daarbij wordt het onder werp genoemd, maar ook wordt vermeld waarom het onderwerp door de kerkeraad is gekozen, er worden wat vragen vermeld waar de kerkeraad bij de bespreking van het onderwerp op stuitte, er wordt eventueel een bijbelgedeelte afgedrukt dat voor het onderwerp terzake is en er wordt aan degenen die het bezoek zullen krijgen ge vraagd om er alvast (in het ge zin) over na te denken. Ieder die een dergelijke brief ontvangt, weet met welke be doeling er een bezoek zal worden gebracht en hij kan er zich op voorbereiden. - Het kan zijn dat het ontwerp hem niet interesseert en dat hij daarom meedeelt liever over iets anders met de bezoekers te zullen spreken of van het be zoek af te zien. In elk geval: Er is weer duidelijkheid. Er moet, dat is uit het voor gaande wel duidelijk, nogal wat gebeuren, voordat een gerichte huisbezoekronde goed georga niseerd is. Dat geldt natuurlij* vooral, als er met dit werk wordt begonnen. De kerkeraad of de commissie die de voorbe reidingen dient te treffen, moet immers allerlei ervaring opdoen voordat de beste vormen gevon den zijn. Allereerst moet de kerkeraad de gemeente goed kennen. Men moet weten welke vragen er, bewust of onbewust, leven en over welke een goed gesprek mogelijk is. De gekozen onder werpen moeten nader worden bestudeerd. Degenen die de bezoeken zul len brengen, moeten worden geïnstrueerd, opdat zij goed op de hoogte zijn en een gesprek over het betrokken onderwerp kunnen voeren. Er moet wor den nagegaan welke gemeente leden zullen worden bezocht. Niet elk onderwerp is immers interessant voor alle gemeente leden. De publiciteit moet worden voorbereid en de te versturen brieven moeten worden samen gesteld. Er moet iemand zijn die het werk leidt. Er moet wórden gezorgd dat de ervaring die bij de bezoeken wordt opge daan, wordt verzameld en ver werkt, opdat er in een volgende fase van bet werk op kan wor den voortgegaan. Er zou meer te noemen zijn. maar het bovenstaande geeft al een indruk van de inzet die er nodig is om werkelijk tot ver nieuwing van een stuk kerke- werk te komen. Omdat dit ook geoefend moet worden, is er korte tijd geleden in Den Haag over dit onderwerp een ambtsdragerscursus van drie avonden gehouden, om de ach tergronden te doordenken en om de praktijk van dit stuk werk in de vingers te krijgen Het bleek boeiend te zijn. Er werd met grote aandacht ge werkt. Het bleek ook dat in de praktijk het moeilijkste punt van de voorbereiding kan zijn het stellen van goede vragen, die in de brief moeten worden verwerkt. Immers, dan komt ook de vraag op: Van waaruit stel je die vragen? Wat wil je eigenlijk zelf bereiken in de ge meente? Het is hier niet de plaats om verder uitgebreid op deze avon den in te gaan. Zij die zich voor het onderwerp interesseren, kunnen een volledig verslag er van aanvragen bij de Raad voor de Herderlijke Zorg der Nederlandse Hervormde Kerk, Carnegielaan 9, Den Haag. Daar is ook meer te vinden over het onderwerp van dit artikel: Een nieuwe vorm van huisbezoek. Dus, want dat is toch eigen lijk een grote vraag voor velen, nog steeds huisbezoek? Ja. het lijkt ons inderdaad nog altijd heel belangrijk. Maar in toene mende mate alleen als het op een nieuwe manier wordt aan gepakt. t Is vol contrasten vaak moet je buigen maar soms kan de zaak barsten. Toegegeven, het bovenstaande zal de Nederlandse literatuur niet halen, noch verrijken. Onsterfelijk zullen we er niet mee worden, maar dat hoeft ook niet. Het is het lied van het dagelijks leven met zn kleine teleurstellingen en vreugdesz'n ups en z'ri do wns, Laten we eerlijk zijn. Zijn wij eigenlijk zo belangrijkleveren wij een bijdrage in wat zo mooi wordt genoemd de vooruitgang der we reld. de vaart der volkeren? Nou, misschien wel, maar dan toch op een heel andere manier dan die tien ministers van financiën van de rijkste landen der wereld. Hebt u daar wel eens bij stilgestaan? Tien goed- geklede mannen met jaarsalarissen tussen de zestig en tweehonderd duizend gulden komen bi j elkaar en nemen beslissingen over wat ons geld waard moet zijn. Daar doen toij toch maar niks 'aan. We kunnen het ook niet. Weten wij veel. Toch zijn het die tien mannen die uitmaken of de hele boel dit jaar duurder of goedkoper wordt, want het zal ons een zorg zijn of „ze" vluchten in de Duitse mark en uit de Franse franc en daar al of niet winst uit halen. Ach, voor ons is belangrijk dat onze kleine Pietje „hufter" heeft gezegd tegen de buurman, want dat kan een heleboel heibel geven op de trap. Hoe zou zo'n joch toch aan die woorden komen? Van z'n vader leert hij die niet. Pietje heeft nog niet geleerd dat je in het leven buigen moet. Pietje denkt nog rustig van „barst voor mijn part" en aarzelt niet om dat ook te zeggen. Hij trekt daarbij een lange neus legen alle volwassenen en hun dikdoenerij. Pietje kan dat ook gemakkelijk doen, want hij heeft weinig sores aan zijn hoofd: Tenminste dat vinden de grote mensen. Wat Pietje sores noemt, vinden de volwassenen kinderpraat en zij be grijpen het niet. Vandaar dat Pietje waarschijn lijk ook nog liever barst maar" zegt dan te buigen. Laat die jongen maar met z'n lange neuzen- trekkerij. Als hij groter wordt merkt hij vanzelf wel dat je beter kunt buigen dan barsten omdat anders iedereen je laat barsten. De kans be staat dat Pietje dan verbitterd raakt en een kankerpitje wordt, maar als hij een beetje ge voel voor humor heeft redt hij het wel. Net dis die orgeldraaier, de centenophaler, de manser. Hij is afhankelijk van de goedgeefsheid van zijn publiek. Dat iveet hij. Hij moet beleefd zijn, buigen, want anders vangt hij geen spie. Buigen is moeilijk. Niet alleen voor jezelf maar ook voor die ander! Wanneer iemand voor je buigt kan dat heel vervelend zijn. Hij plaatst je ongevraagd op een voetstuk. Door voor je te buigen verplicht die ander je. Een soort noblesse oblige adel ver plicht je voelt je verplicht iets te geven. Als reaktie daarop denk je: „Ik trap er niet tn. het is een trucje." De orgeldraaier voelt dat ook en dan komt een typerend verschil tussen de mens en het dier naar voren: de humor. Een hond die iets verkeerd heeft gedaan en wordl bestraft, toont zich afhankelijk van zijn baas Met zijn staart tussen zijn benen druipt hij aj. De baas is de meerdere, de hond de mindere. Voor een mens is een dergelijke situatie onwaar dig. Dat kan niet, want dan is de mens geen mens meer. Toch kunnen dergelijke dingen voorkomen in het dagelijks leven. Dergelijke situaties los: de mens op met humor. De manser doet dot door overdrijving. Door voor een dubbeltje op z'n knieën te gaan liggen, waardoor hij de span- ning oplost. Hij maakt de situatie zo, dat je er om kunt lachen. En de lach bevrijdt! Hoe vaak gebeurt het niet op vergaderingen waar de meningsverschillen hoog zijn opgelo pen, dat op het kritieke moment iemand me. een grapje de situatie weet te redden? Dr spanning van de rode koppen vloeit weg in een bevrijdende lach. 'We zijn allemaal maar mensen ontdekken we dan opeens weer. W waren het even vergeten. Daarna is iedereen in staat om de zaken weer in zijn juiste verhou dingen te zien en gezamenlijk een oplossing U zoeken. Dat doet de mpnser ook. Hij rammelt met zijn bakje. Een mevrouw is wat gehaast en wil doorlopen. Maar ja, die man staat daar ook niet voor z'n lol. maar voor zijn brood. ïer. door Joop Theunissen beetje schuldgevoel. Verdraaid waar is m'n portemonnee. De manser voelt dat en hij redl de situatie door zijn gevoel voor humor. Hij gaat op en door de knieën, iets dat je niet zo gauw doet op straat. Het is de humor, de doodgewone gein van hei dagelijkse leven die ons doet beseffen dat wij maar doodgewone mensen zijn. Vaak. sappelend door het leven schuiven, met een lach en een traan. Maar daarom niet minder de moeite waard Al zou je wel eens tegen de hele wereld: „barst maar" willen zeggen. Het was een wijs man die zei: „Wie lacht niet die de mens beziet", maar het was een verbit terd man (Pietje) die daaraan toevoegde: „Wie huilt niet. die zijn innerlijk schouwt" Wij doodgewone mensen zijn niet zo erg goed of erg slecht. Wat ons tot iets bijzonders maakt, of we nu moeten beslissen over de de valuatie van de poen of dat we achter de draai bank staan, dat is de gein die we op kunnen, brengen in het verkeer met onze medemensen. Misschien wint die orgeldraaier het wel var ons allemaal. Eigenlijk is hij de opvolger var de oude speelman die vroeger langs stad en land trok, nergens thuis was, maar overal wel een plekje vond om zijn hoofd neer te leggen. De man ook die het betrekkelijke had leren inzien van rangen, standen en wat wij mensen maar hebben uitgedacht op dat gebied. Met wal humor is het leven soms beter te aanvaarden ook het feit dat we zo nu en dan moeten buigen en niet meer als een klein kind kunnen zeggen „barst maar" wK???' jm tJjH Rothuizen over Ter Brook en Van Duinkerken door dr. C. Rijnsdorp Prof. dr. G. Th. Rothuizen Steen of Stroom is de titel van de rede, die prof. dr. G. Th. Rothuizen op 11 december 1969 heeft gehouden bij de overdracht van het rectoraat aan de The ologische Hogeschool van de Gerefor meerde Kerken in Nederland, in het ka der van de evangelistiek. De ondertitel luidt: „Menno ter Braak en Anton van Duinkerken over het christendom". Deze rede is als boekje verschenen in de eerie Kamper Cahiers, „die onder auspiciën van de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Kerken in Nederland pe riodieke publicatie (geeft) van bepaalde overzichtscolleges, rectorale oraties, of bij gelegenheid van studium generale, ci- vitasdagen etc.... wetenschappelijke ver handelingen. doorgaans van theologische aard." Het boekje ie een uitgave van Kok. telt met het uitvoeriqe notenwerk mee 33 bladzijden. De typografische verzorging (van Henk Krijger) is bijzon der fraai. Men kent Rothuizens literaire be langstelling. In de oratie van deze theo loog heeft de theologie het niet over zich zelf. maar ze vormt min of meer het aspect waaronder de verhouding tussen de beide genoemde literatoren wordt ae- tekend. Ik zou daar graag een symptoom in willen zien; het symptoom van een theologische bedrijvigheid die alle raak vlakken met het culturele leven aftast en zo zichzelf beter In de gaten krijgt. De driehoek Ter Braak. Van Duinkerken, christendom (kerk, theologie) is manifest en zelfs de titel; „Steen of stroom?" is niet gezocht maar gevonden. Het karakter van wetenschappelijke verhandeling brengt mee. dat de nadruk valt op informatie en documentatie. Met eigen uitspraken is prof. Rothuizen zui nig; ik citeer er enkele. „Ook dit nieuwe christendom (het gaat over Ter Braak. C.R.) kent zijn martelaren" (bl. 12). ..Ik zou voorzichtig willen zijn met de ge dachte. dat hij (Ter Braak) is overschat, maar ik hoef niet voorzichtig te zijn met de suggestie, dat Van Duinkerken is on derschat niet In het minst In de voor gestelde ontmoeting" (12). „Zijn uitgesproken liberale afkomst heelt Ter Braak en een niet minder uit gesproken scholastiek verleden heeft Van Duinkerken wel eens botte, al te botte zwaarden in handen gedrukt. De eerste heeft onder theologie te veel „het hogere", de ander te veel „het vroegere" verstaan en dat heeft te zeer de afwij zing re8p. aanprijzing bepaald... Niemand kan beweren, dat zij hun kruit verschoten hebben of tegen windmolens hebben ge vochten" (12/13). Ter Braak stierf in 1940. Van Duinker ken in 1968 en dit verschil van 28 jaren is natuurlijk voor een goede vergelijking nadelig. Niemand tkan zeggen hoe een naar Engeland uitgeweken ter Braak, na de oorlog in Nederland teruggekeerd, zich zou hebben ontwikkeld. Daar staat tegenover dat Van Duinkerken zichzelf is gebleven, al heeft hij In zijn verzameld werk tot ongenoegen van sommigen castigatie8 toegepast. Rothuizen wijst erop, dat die verande ringen niet enkel verzachting van het oorspronkelijke oordeel, maar soms ook verscherping te zien geven. Menno ter Braak Men zou benieuwd kunnen zijn naar een verder gaande beschouwing van de auteur, waarin met terzijdestelling van het apparaat een eigen vrije visie op Ter Braak en Van Duinkerken zou worden ontwikkeld. Eigenlijk kunnen wij deze twee figuren niet duidelijk zien, als we ze niet plaatsen in het algemene culture le beeld van het interbellum, de periode tussen de beide wereldoorlogen in. Ik heb niet de indruk dat Van Duinker ken de grote wending, die (voor mij al thans) omstreeks 195Ó duidelijk is gewor den, in haar diep woelende dysamiek heeft onderkend, In mijn in memoriam in deze krant heb Ik daar destijds iets van gezegd. Dat schijnt mil kwalijk genomen te zijn en dat is heel begrijpelijk, al is het ten onrechte. Want aan de betekenis van de figuur Van Duinkerken heb ik niet getornd. Laat ik me even nader verklaren. Als Nietzsche het christendom aanviel, was dat zijn voorstelling van het christendom- verwaterd lutheranisme en triumfaal (de ze term schllnt voor Frankrijk, door Berli oz te zijn uitgevonden) papisme. Ook Ter Anton van Duinkerken Braak heeft van „het christendom" zo zijn eigen voorstelling. Hij sluit wel aan bij Nietzsche, maar eigenlijk heeft hij het over iets anders. Voor Van Duinkerken is het christen dom natuurlijk de moederkerk. Haar tradi tie, pracht en praal, haar wereldorganisa tie, haar bevruchting van de cultuur past helemaal bij zijn bourgondische natuur. Ik kan mij niet aan de Indruk onttrek ken dat alle drie het in wezen over Iets anders hebben en dat de discussie in hoge mate wordt vertroebeld door hun aller gegenerallseer. Nietzsche ziet in het christendom de legitimatie van het zwakke, Ter Braak een wetenschappelijk al lang overwonnen standpunt. Van Duinkerken een synthese van Geest. resp. geest en machtige pracht. De ellende ligt in de term „het christendom". Deze term is niet theolo- qi8ch, maar godsdiensthistorisch en cul tuurhistorisch. Het gaat daarbil niet over Christus, maar over datgene wat onder de inwerking van allerlei vormen van» christelijk geloof In de samenleving van het westen Is ontstaan. Noch Ter Braak noch Van Duinkerken hebben het begrip „het christendom" kunnen losmaken var wat zij daaronder (al te qlobaal bij Tij Braak en al te monopolistisch bij Ve« Duinkerken) verstonden. Hun discussie heeft mij dan ook indertijd niets gedaan Blijft de confrontatie van twee begaa' de concurrenten. Maar ook blijft het fe^t dat Ter Braak In 1940 moderner was da' Van Duinkerken in 19681. Want Te' Braak zag het westers individualisme op het spel staan, zoals wij vandaag zier dat het overspoeld wordt door ?juecti- vismen van wereldomvang, Ook ds, thentieke bron van het individualisme, de waarde van het ene verloren schaap te genover de kudde van 99. zal als we nie' oppassen onder de indruk van de mondi ale noden worden verstopt. Strikt actueel zijn geen van beider meer. Voor de geschiedenis van de Ne derlandse literatuur blijven ze natuurlij belangrijk: „ze" zelfs als paar, want W Duinkerken was een brlliant verbalist er Ter Braak bestreed het verbalisme ver anderen met een verbalisme van zichzelf-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1970 | | pagina 14