Huisbezoek vergt nieuwe aanpak
9 mm
Steen of Stroom
r jÉBI
DEZE
WEEK
't IS
uit
fiiet
leven
door
ds. R. Kaptein
p*
m
W i
Mr
i AA*
v \ê*sÈÈÈÊ&ÊM
mm- jb
ZATERDAG 10 JANUARI 1970
Al hebben veel mensen in jaren geen huisbezoek meer gehad,
toch weet menigeen nog wel hoe het vroeger ging. Het wos
in zekere zin een plechtig gebeuren als ze kwamen, de ambts*
drogers. Meestal twee, de predikant en een ouderling of twee
ouderlingen. Het gezin zat er voor klaar. Men sprak over ker
kelijke zaken, de huisbezoekers informeerden naar kerkganq
en deelneming aan het avondmaal en wekten de jeugd op tot
trouw catechisatiebezoek. Tenslotte werd er een gedeelte uit
de Bijbel gelezen en samen gebeden. Het schijnt van heel long
geleden, voltooid verleden tijd te zijn. Waarom is dot zo?
Er was toen veel verdriet,
veel ziekte en armoede. Het le
en was echter veel gemakke
lijker te overzien. De zede
i eerste over allen. Het ge
loofsleven had zijn vaste, van
zelfsprekende plaats in het
bestaan en had ook zijn van
zelfsprekende betekenis.
Kerkeraadsleden en in het
bijzonder de predikanten had
den evenzeer hun vanzelfspre
kende plaats. Het was een eer
als zij kwamen. Het was goed
en juist om door hen op de
rechte wegen te worden geleid,
DE CAO voor het grootmetaal,
met zijn aan de prijsontwikkeling
gekoppelde ionen, is een gevaar
voor 'inflatie, vindt de minister
van economische zaken. Hij wil
de niet wéér voor zondebLoCk
dienen, en terwijl deze kolom
voor de zetterij wordt klaarge
maakt, is nog niet bekend of het
kabinet al een opvolger gevon
den heeft.
De eerste volle werkweek van
1970 is wat je noemt een glijden
de werkweek en de duizenden
grieppatiënten (geen Hongkong,
maar toch....) missen buiten de
deur niets dan gladheid, mist en
een koude wind. Maar de dagen
worden al langer, ménsen-
De eerste branden (alles is
weer voor het eerst), de eerste
branden van het jaar zijn meteen
goed raak. de oude Zaanse
huisjes in het openluchtmuseum
na de tientallen-miljoenen-schade
in het Rotterdamse Groothan
delsgebouw.
Hoe lang ie het geleden dat
kerk en school vredige eilandjes
in een woelige wereld waren?
Het pastoraal concilie wekt
opschudding door het bijna una
niem afwijzen van de celi-
baatsplicht voor geestelijken; de
gereformeerde synode wordt ge
confronteerd .net demonstreren
de jongeren tijdens het debat
over oorlog en vrede (de synode
-omt er nog niet uit; wel is deze
veek een uits .raak gedaan over
gemeenschappelijke kerk
diensten).
En de school; mensen van hel
Onderwijsfront plegen een com-
Vete bezetting van een VARA-tv-
ivond. Vervolgens wordt de
kweekschool in Beverwijk, waar
een aantal scholieren was verwij
derd. bezet door een deel van
de leerlingen en een leraar. Bij
de Tilburgse Leergangen is een
staking van MO-studenten aan
de gang.
Verder geeft het Amsterdamse
Hof mr. Hiltermann ongelijk (hij
noemde de Volkskrant antisemi
tisch en moet dat nu herroepen),
komt de Surinaamse premier
Sedney hier meer steun vragen,
worden veiligheidsriemen in nieu
we auto's verplicht, wordt de
rijksweg Gouda-Utrecht acht-
baans. de koffie duurder en Ard
Schenk volgens de verwachtin
gen kampioen in Deventer. Er
wordt weer niet gevoetbald.
De tweemiljoenste telefoon
aansluiting is er. De wachtlijst is
nog altijd lang. De PTT maakt
goede winst, -naar niet op de
.e'.egrafie. De oost wordt dit jaar
niet duurder, internationaal tele
foneren wordt zelfs goedkoper.
De Ogem neemt Bammens over,
oapierfabrieken in Maastricht en
Duitsland ontfermen rich over
Page in Gennep.
De deskundigen zijn het er
niet over eens of er in 1969
meer of minder woningen zijn
- gebouwd dan de bedoeling was
en of de werkloosheid in decem
ber nu gedaald of juist gestegen
is. Statistiek is moeilijk. Verolme
is tevreden over het rapport dat
de heren Langman en Biesheuvel
over zijn concern hebben ge
maakt. maar wat erin staat, mag
de qoegeméente nog niet weten.
Een blik op de wereldkaart
'eert dat de gewone onruet over
al voortduurt: verheviging van de
gevechten in Nigeria - Biafra, en
wie er wint. wordt nog niet dui
delijk de honger wél. en de
dood ook de volgende maan-
reizen komen wat later, uit be-
zuinigingsoterwegingen; als
Moskou doorgaat met zijn nieu
we raketten, dreiqt Amerika ook
weer iets op touw te zetten; er
worden weer vliegtuigen ge
kaapt. maar 'jms mislukt dat:
'lasser wil wapens in Frankrijk
open en Israël is boos op de
Fran sen; er ie een aardbeving in
China en een overstroming in Ar
gentinië. en China en Amerika
gaan op diplomotiek niveau hun
ssprek hervatten.
Loonindexering is een goede
-aak, inflatiecorrectie ook. en
opvoering van de collectieve
oorrieningen en de ontwikke-
nshulp ook. Maar alle drie te-
«-iijk kan niet. (SER-voorzitter
óre. J. W. de Pous)
de rechte wegen die zij inder
daad kenden. Het was een
troost en een voorrecht om zich
met hen en onder hun leiding
in de Bijbel te verdiepen. Het
was een geschenk dat zij in het
huis voor het gezin baden. In
de omschrijving is het inder
daad tot een idylle geworden.
Het is stellig niet altijd precies
zo geweest. Toch had het iets
van deze sfeer.
Ongeveer alles wat hier is
geschreven over de gemeente
van vroeger bestaat nu niet
meer of is ingrijpend veran
derd. De gemeente is groot.
„Niemand" kent meer ..ie
mand". Tegen de tijd dat we
enkele mensen kennen, vertrek
ken wij of zijn zij alweer ver
trokken. De gemeente is. in
haar uiterlijke verschij
ningsvorm, nauwelijks meer
een gemeenschap.
Wij hebben als gemeente
geen vaste gewoonten meer die
iedereen kent, die ieder die er
bij hoort waardeert en waar ie
der zich aan houdt. Wij behoe
ven alleen maar te zien wat er
van de gewoonte van het kerk-
gaan terecht komt om dat te
weten. Wat er van je venvacht
wordt als je huisbezoek krijgt,
wat ook de bedoeling is van
degeen die huisbezoek doet, je
hebt van dat alles maar een
heel flauw of in het geheel
geen idee.
Maar ook overigens is alles
anders geworden. Het leven is
nu uiterst gecompliceerd. Er is
minder ziekte en armoede, mis
schien ook minder verdriet.
Maar wat kunnen wij nog van
ons leven overzien? En wat be
tekent ons geloof nog in ons
dagelijks leven, bij de vele
beslissingen die we voortdu
rend moeten of zouden moeten
nemen?
De zede. komend uit een ge
hele andere tijd, laat ons daar
bij voortdurend in de steek.
Heel vaak zullen we zelfs, na
lang nadenken, tegen de oude
zede in moeten handelen.
Ook de kerkeraad en de pre
dikant hebben nog maar weinig
vanzelfsprekends meer. Je
vindt het goed dat zij komen
maar je weet toch niet zo heel
zeker of je het op prijs stelt. Je
laat je maar zeer ongaarne door
hen terechtwijzen want je be
twijfelt sterk of zij het beter
weten dan je het zelf weet. De
oude eerbied voor het ambt is
goeddeels in onze harten
gestorven. Maar door dat alles
weet je ook niet meer wat het
betekent om samen met hen de
Bijbel te lezen en je vraagt je
ernstig af of het gebed, als het
nog gedaan zou worden, werke
lijk ergens op slaat.
Déze beschrijving is niet tot
een idylle geworden, eerder tot
een karikatuur. Wij zullen ech
ter allen een heel stuk van deze
karikatuur herkennen. Het is
dan ook geen wonder dat het
huisbezoek, ook al vinden vrij
wel alle gemeenteleden en alle
kerkeraden het belangrijk, in
het slop zit. Heel veel gemeen
teleden krijgen het eenvoudig
niet en zij die het wel krijgen
zijn vaak innerlijk ontevreden
over het bezoek dat zij hebben
gehad. Zij hadden er in hun
hart immers meer van ver
wacht. De ambtsdragers die de
bezoeken brengen, vergaat het
natuurlijk niet anders. Er zijn
er nog altijd veel, die dit werk
met grote trouw doen. De ma
laise grijpt echter steeds meer
om zich heen.
Uit het voorgaande is duide
lijk dat je alleen samen iets
kunt doen, als je het er over
eens bent wat je hu eigenlijk
wilt en dat het belangrijk is om
het te doen. Wordt hieraan
niet voldaan dan kun je eigen
lijk niet samenwerken. Bij het
huidige huisbezoek is dat, dat is
Waarom kunnen wij ons eigenlijk niet meer voorstellen dat het
huisbezoek zo gebeurt? Doorvoor moeten wij ons de situatie
van de toenmalige gemeente indenken. Zij wos, vergeleken met
de huidige gemeente, klein, leder kende iedereen. De samen
stelling van de gemeente veranderde ook niet zo als tegen
woordig, nu er zo ontzaglijk veel wordt verhuisd. Er was toen
nog een „gesloten gemeenschap", met hoor vaste gewoonten
die ieder kende, die ieder die ertoe behoorde waardeerde en
waar ieder zich oen hield.
Ds. R. Kaptein (1919) is
predikant voor buitengewone
werkzaamheden van de Her
vormde Kerk. Hij studeerde
in Leiden, ZDrich en Bazel.
In 1949 aanvaardde hij het
ambt in Akersloot en in 1956
volgde zijn benoeming tot
secretaris van de Raad voor
Herderlijke Zorg en de Raad
voor Kerk en Gezin der Ne
derlandse Hervormde Kerk.
Hij publiceerde veel over het
pastoraat, de predikant, de
vormgeving van het kerke-
werk en over huwelijk en ge
zin. Thans is hij o.a. ook
voorzitter van de commissie
voor gemeentevormen en ge
meenteopbouw.
wel gebleken, als regel het ge
val. De gemeenschappelijke
vooronderstellingen ontbreken.
Dat er een zekere malaise
heerst rondom het huisbezoek
is dus geen wonder.
Het is ook duidelijk dat we er
alleen maar uitkomen als we
vormen van huisbezoek vinden,
waardoor de gemeenschappe
lijke uitgangspunten, van be
zochte en bezoeker, weer aan
wezig zijn, waardoor er op een
goede manier samen kan wor
den gepraat en het huisbezoek
zo weer aan zijn doel beant
woordt. Dat kunnen we niet be
reiken door ons opnieuw met
grote trouw toe te leggen op
het oude h.uisbezoek. Dat wórdt
wel vaak beweerd en ook nog
steeds geprobeerd, maar dat
loopt op een mislukking uit.
Het is gebleken dat het op de
oude manier niet meer kan.
Wij zullen dus, willen wij
weer gemeenschappelijke uit
gangspunten hebben voor be
zochte en bezoeker, willen zij
zonder misverstanden weten
wat zij aan elkaar hebben om
zo tot een zinvol gesprek te ko-
men, moeten zorgen dat er dui
delijkheid rondom het te bren
gen bezoek komt. De bezochte
moet weten waarom de bezoe
ker komt, daarom ontvangen
en de- bezoeker moet weten wat
hij komt doen.
Een mogelijkheid daartoe
biedt het zgn. gerichte huisbe
zoek. Wat wordt daarmee be
doeld? De gedachte is, dat ie
dereen vooraf een brief krijgt
waarin het bezoek wordt aan
gekondigd en waarin tegelijk
staat waarover de bezoeker
graag met de bezochte wil spre
ken. Daarbij wordt het onder
werp genoemd, maar ook wordt
vermeld waarom het onderwerp
door de kerkeraad is gekozen,
er worden wat vragen vermeld
waar de kerkeraad bij de
bespreking van het onderwerp
op stuitte, er wordt eventueel
een bijbelgedeelte afgedrukt
dat voor het onderwerp terzake
is en er wordt aan degenen die
het bezoek zullen krijgen ge
vraagd om er alvast (in het ge
zin) over na te denken.
Ieder die een dergelijke brief
ontvangt, weet met welke be
doeling er een bezoek
zal worden gebracht en hij kan
er zich op voorbereiden. - Het
kan zijn dat het ontwerp hem
niet interesseert en dat hij
daarom meedeelt liever over
iets anders met de bezoekers te
zullen spreken of van het be
zoek af te zien. In elk geval: Er
is weer duidelijkheid.
Er moet, dat is uit het voor
gaande wel duidelijk, nogal wat
gebeuren, voordat een gerichte
huisbezoekronde goed georga
niseerd is. Dat geldt natuurlij*
vooral, als er met dit werk
wordt begonnen. De kerkeraad
of de commissie die de voorbe
reidingen dient te treffen, moet
immers allerlei ervaring opdoen
voordat de beste vormen gevon
den zijn.
Allereerst moet de kerkeraad
de gemeente goed kennen. Men
moet weten welke vragen er,
bewust of onbewust, leven en
over welke een goed gesprek
mogelijk is. De gekozen onder
werpen moeten nader worden
bestudeerd.
Degenen die de bezoeken zul
len brengen, moeten worden
geïnstrueerd, opdat zij goed op
de hoogte zijn en een gesprek
over het betrokken onderwerp
kunnen voeren. Er moet wor
den nagegaan welke gemeente
leden zullen worden bezocht.
Niet elk onderwerp is immers
interessant voor alle gemeente
leden.
De publiciteit moet worden
voorbereid en de te versturen
brieven moeten worden samen
gesteld. Er moet iemand zijn
die het werk leidt. Er moet
wórden gezorgd dat de ervaring
die bij de bezoeken wordt opge
daan, wordt verzameld en ver
werkt, opdat er in een volgende
fase van bet werk op kan wor
den voortgegaan.
Er zou meer te noemen zijn.
maar het bovenstaande geeft al
een indruk van de inzet die er
nodig is om werkelijk tot ver
nieuwing van een stuk kerke-
werk te komen. Omdat dit ook
geoefend moet worden, is er
korte tijd geleden in Den Haag
over dit onderwerp een
ambtsdragerscursus van drie
avonden gehouden, om de ach
tergronden te doordenken en
om de praktijk van dit stuk
werk in de vingers te krijgen
Het bleek boeiend te zijn. Er
werd met grote aandacht ge
werkt. Het bleek ook dat in de
praktijk het moeilijkste punt
van de voorbereiding kan zijn
het stellen van goede vragen,
die in de brief moeten worden
verwerkt. Immers, dan komt
ook de vraag op: Van waaruit
stel je die vragen? Wat wil je
eigenlijk zelf bereiken in de ge
meente?
Het is hier niet de plaats om
verder uitgebreid op deze avon
den in te gaan. Zij die zich voor
het onderwerp interesseren,
kunnen een volledig verslag er
van aanvragen bij de Raad
voor de Herderlijke Zorg der
Nederlandse Hervormde
Kerk, Carnegielaan 9, Den Haag.
Daar is ook meer te vinden
over het onderwerp van dit
artikel: Een nieuwe vorm van
huisbezoek.
Dus, want dat is toch eigen
lijk een grote vraag voor velen,
nog steeds huisbezoek? Ja. het
lijkt ons inderdaad nog altijd
heel belangrijk. Maar in toene
mende mate alleen als het op
een nieuwe manier wordt aan
gepakt.
t Is vol contrasten
vaak moet je buigen
maar soms kan de zaak barsten.
Toegegeven, het bovenstaande zal de
Nederlandse literatuur niet halen, noch
verrijken. Onsterfelijk zullen we er niet
mee worden, maar dat hoeft ook niet. Het
is het lied van het dagelijks leven met zn
kleine teleurstellingen en vreugdesz'n
ups en z'ri do wns,
Laten we eerlijk zijn. Zijn wij eigenlijk zo
belangrijkleveren wij een bijdrage in wat zo
mooi wordt genoemd de vooruitgang der we
reld. de vaart der volkeren?
Nou, misschien wel, maar dan toch op een
heel andere manier dan die tien ministers van
financiën van de rijkste landen der wereld.
Hebt u daar wel eens bij stilgestaan? Tien goed-
geklede mannen met jaarsalarissen tussen de
zestig en tweehonderd duizend gulden komen bi j
elkaar en nemen beslissingen over wat ons geld
waard moet zijn. Daar doen toij toch maar niks
'aan. We kunnen het ook niet. Weten wij veel.
Toch zijn het die tien mannen die uitmaken of
de hele boel dit jaar duurder of goedkoper
wordt, want het zal ons een zorg zijn of „ze"
vluchten in de Duitse mark en uit de Franse
franc en daar al of niet winst uit halen.
Ach, voor ons is belangrijk dat onze kleine
Pietje „hufter" heeft gezegd tegen de buurman,
want dat kan een heleboel heibel geven op de
trap. Hoe zou zo'n joch toch aan die woorden
komen? Van z'n vader leert hij die niet.
Pietje heeft nog niet geleerd dat je in het
leven buigen moet. Pietje denkt nog rustig van
„barst voor mijn part" en aarzelt niet om dat
ook te zeggen. Hij trekt daarbij een lange neus
legen alle volwassenen en hun dikdoenerij.
Pietje kan dat ook gemakkelijk doen, want hij
heeft weinig sores aan zijn hoofd: Tenminste dat
vinden de grote mensen. Wat Pietje sores noemt,
vinden de volwassenen kinderpraat en zij be
grijpen het niet. Vandaar dat Pietje waarschijn
lijk ook nog liever barst maar" zegt dan te
buigen.
Laat die jongen maar met z'n lange neuzen-
trekkerij. Als hij groter wordt merkt hij vanzelf
wel dat je beter kunt buigen dan barsten omdat
anders iedereen je laat barsten. De kans be
staat dat Pietje dan verbitterd raakt en een
kankerpitje wordt, maar als hij een beetje ge
voel voor humor heeft redt hij het wel.
Net dis die orgeldraaier, de centenophaler, de
manser. Hij is afhankelijk van de goedgeefsheid
van zijn publiek. Dat iveet hij. Hij moet beleefd
zijn, buigen, want anders vangt hij geen spie.
Buigen is moeilijk. Niet alleen voor jezelf maar
ook voor die ander!
Wanneer iemand voor je buigt kan dat heel
vervelend zijn. Hij plaatst je ongevraagd op een
voetstuk. Door voor je te buigen verplicht die
ander je. Een soort noblesse oblige adel ver
plicht je voelt je verplicht iets te geven.
Als reaktie daarop denk je: „Ik trap er niet
tn. het is een trucje." De orgeldraaier voelt dat
ook en dan komt een typerend verschil tussen
de mens en het dier naar voren: de humor. Een
hond die iets verkeerd heeft gedaan en wordl
bestraft, toont zich afhankelijk van zijn baas
Met zijn staart tussen zijn benen druipt hij aj.
De baas is de meerdere, de hond de mindere.
Voor een mens is een dergelijke situatie onwaar
dig. Dat kan niet, want dan is de mens geen
mens meer.
Toch kunnen dergelijke dingen voorkomen
in het dagelijks leven. Dergelijke situaties los:
de mens op met humor. De manser doet dot
door overdrijving. Door voor een dubbeltje op
z'n knieën te gaan liggen, waardoor hij de span-
ning oplost. Hij maakt de situatie zo, dat je er
om kunt lachen. En de lach bevrijdt!
Hoe vaak gebeurt het niet op vergaderingen
waar de meningsverschillen hoog zijn opgelo
pen, dat op het kritieke moment iemand me.
een grapje de situatie weet te redden? Dr
spanning van de rode koppen vloeit weg in
een bevrijdende lach. 'We zijn allemaal maar
mensen ontdekken we dan opeens weer. W
waren het even vergeten. Daarna is iedereen
in staat om de zaken weer in zijn juiste verhou
dingen te zien en gezamenlijk een oplossing U
zoeken.
Dat doet de mpnser ook. Hij rammelt met zijn
bakje. Een mevrouw is wat gehaast en wil
doorlopen. Maar ja, die man staat daar ook
niet voor z'n lol. maar voor zijn brood. ïer.
door Joop Theunissen
beetje schuldgevoel. Verdraaid waar is m'n
portemonnee. De manser voelt dat en hij redl
de situatie door zijn gevoel voor humor. Hij
gaat op en door de knieën, iets dat je niet zo
gauw doet op straat.
Het is de humor, de doodgewone gein van hei
dagelijkse leven die ons doet beseffen dat wij
maar doodgewone mensen zijn. Vaak. sappelend
door het leven schuiven, met een lach en een
traan. Maar daarom niet minder de moeite waard
Al zou je wel eens tegen de hele wereld: „barst
maar" willen zeggen.
Het was een wijs man die zei: „Wie lacht niet
die de mens beziet", maar het was een verbit
terd man (Pietje) die daaraan toevoegde: „Wie
huilt niet. die zijn innerlijk schouwt"
Wij doodgewone mensen zijn niet zo erg goed
of erg slecht. Wat ons tot iets bijzonders
maakt, of we nu moeten beslissen over de de
valuatie van de poen of dat we achter de draai
bank staan, dat is de gein die we op kunnen,
brengen in het verkeer met onze medemensen.
Misschien wint die orgeldraaier het wel var
ons allemaal. Eigenlijk is hij de opvolger var
de oude speelman die vroeger langs stad en
land trok, nergens thuis was, maar overal wel
een plekje vond om zijn hoofd neer te leggen.
De man ook die het betrekkelijke had leren
inzien van rangen, standen en wat wij mensen
maar hebben uitgedacht op dat gebied. Met wal
humor is het leven soms beter te aanvaarden
ook het feit dat we zo nu en dan moeten buigen
en niet meer als een klein kind kunnen zeggen
„barst maar"
wK???' jm tJjH
Rothuizen over Ter Brook en Van Duinkerken
door
dr. C. Rijnsdorp
Prof. dr. G. Th. Rothuizen
Steen of Stroom is de titel van de
rede, die prof. dr. G. Th. Rothuizen op 11
december 1969 heeft gehouden bij de
overdracht van het rectoraat aan de The
ologische Hogeschool van de Gerefor
meerde Kerken in Nederland, in het ka
der van de evangelistiek. De ondertitel
luidt: „Menno ter Braak en Anton van
Duinkerken over het christendom". Deze
rede is als boekje verschenen in de eerie
Kamper Cahiers, „die onder auspiciën
van de Theologische Hogeschool van de
Gereformeerde Kerken in Nederland pe
riodieke publicatie (geeft) van bepaalde
overzichtscolleges, rectorale oraties, of
bij gelegenheid van studium generale, ci-
vitasdagen etc.... wetenschappelijke ver
handelingen. doorgaans van theologische
aard." Het boekje ie een uitgave van
Kok. telt met het uitvoeriqe notenwerk
mee 33 bladzijden. De typografische
verzorging (van Henk Krijger) is bijzon
der fraai.
Men kent Rothuizens literaire be
langstelling. In de oratie van deze theo
loog heeft de theologie het niet over zich
zelf. maar ze vormt min of meer het
aspect waaronder de verhouding tussen
de beide genoemde literatoren wordt ae-
tekend. Ik zou daar graag een symptoom
in willen zien; het symptoom van een
theologische bedrijvigheid die alle raak
vlakken met het culturele leven aftast en
zo zichzelf beter In de gaten krijgt. De
driehoek Ter Braak. Van Duinkerken,
christendom (kerk, theologie) is manifest
en zelfs de titel; „Steen of stroom?" is
niet gezocht maar gevonden.
Het karakter van wetenschappelijke
verhandeling brengt mee. dat de nadruk
valt op informatie en documentatie. Met
eigen uitspraken is prof. Rothuizen zui
nig; ik citeer er enkele. „Ook dit nieuwe
christendom (het gaat over Ter Braak.
C.R.) kent zijn martelaren" (bl. 12). ..Ik
zou voorzichtig willen zijn met de ge
dachte. dat hij (Ter Braak) is overschat,
maar ik hoef niet voorzichtig te zijn met
de suggestie, dat Van Duinkerken is on
derschat niet In het minst In de voor
gestelde ontmoeting" (12).
„Zijn uitgesproken liberale afkomst
heelt Ter Braak en een niet minder uit
gesproken scholastiek verleden heeft
Van Duinkerken wel eens botte, al te
botte zwaarden in handen gedrukt. De
eerste heeft onder theologie te veel „het
hogere", de ander te veel „het vroegere"
verstaan en dat heeft te zeer de afwij
zing re8p. aanprijzing bepaald... Niemand
kan beweren, dat zij hun kruit verschoten
hebben of tegen windmolens hebben ge
vochten" (12/13).
Ter Braak stierf in 1940. Van Duinker
ken in 1968 en dit verschil van 28 jaren
is natuurlijk voor een goede vergelijking
nadelig. Niemand tkan zeggen hoe een
naar Engeland uitgeweken ter Braak, na
de oorlog in Nederland teruggekeerd,
zich zou hebben ontwikkeld. Daar staat
tegenover dat Van Duinkerken zichzelf is
gebleven, al heeft hij In zijn verzameld
werk tot ongenoegen van sommigen
castigatie8 toegepast.
Rothuizen wijst erop, dat die verande
ringen niet enkel verzachting van het
oorspronkelijke oordeel, maar soms ook
verscherping te zien geven.
Menno ter Braak
Men zou benieuwd kunnen zijn naar
een verder gaande beschouwing van de
auteur, waarin met terzijdestelling van
het apparaat een eigen vrije visie op Ter
Braak en Van Duinkerken zou worden
ontwikkeld. Eigenlijk kunnen wij deze
twee figuren niet duidelijk zien, als we
ze niet plaatsen in het algemene culture
le beeld van het interbellum, de periode
tussen de beide wereldoorlogen in.
Ik heb niet de indruk dat Van Duinker
ken de grote wending, die (voor mij al
thans) omstreeks 195Ó duidelijk is gewor
den, in haar diep woelende dysamiek
heeft onderkend, In mijn in memoriam in
deze krant heb Ik daar destijds iets van
gezegd. Dat schijnt mil kwalijk genomen
te zijn en dat is heel begrijpelijk, al is
het ten onrechte. Want aan de betekenis
van de figuur Van Duinkerken heb ik niet
getornd.
Laat ik me even nader verklaren. Als
Nietzsche het christendom aanviel, was
dat zijn voorstelling van het christendom-
verwaterd lutheranisme en triumfaal (de
ze term schllnt voor Frankrijk, door Berli
oz te zijn uitgevonden) papisme. Ook Ter
Anton van Duinkerken
Braak heeft van „het christendom" zo
zijn eigen voorstelling. Hij sluit wel aan
bij Nietzsche, maar eigenlijk heeft hij het
over iets anders.
Voor Van Duinkerken is het christen
dom natuurlijk de moederkerk. Haar tradi
tie, pracht en praal, haar wereldorganisa
tie, haar bevruchting van de cultuur past
helemaal bij zijn bourgondische natuur.
Ik kan mij niet aan de Indruk onttrek
ken dat alle drie het in wezen over Iets
anders hebben en dat de discussie in
hoge mate wordt vertroebeld door hun
aller gegenerallseer.
Nietzsche ziet in het christendom de
legitimatie van het zwakke, Ter Braak
een wetenschappelijk al lang overwonnen
standpunt. Van Duinkerken een synthese
van Geest. resp. geest en machtige
pracht.
De ellende ligt in de term „het
christendom". Deze term is niet theolo-
qi8ch, maar godsdiensthistorisch en cul
tuurhistorisch. Het gaat daarbil niet over
Christus, maar over datgene wat onder
de inwerking van allerlei vormen van»
christelijk geloof In de samenleving van
het westen Is ontstaan. Noch Ter Braak
noch Van Duinkerken hebben het begrip
„het christendom" kunnen losmaken var
wat zij daaronder (al te qlobaal bij Tij
Braak en al te monopolistisch bij Ve«
Duinkerken) verstonden. Hun discussie
heeft mij dan ook indertijd niets gedaan
Blijft de confrontatie van twee begaa'
de concurrenten. Maar ook blijft het fe^t
dat Ter Braak In 1940 moderner was da'
Van Duinkerken in 19681. Want Te'
Braak zag het westers individualisme op
het spel staan, zoals wij vandaag zier
dat het overspoeld wordt door ?juecti-
vismen van wereldomvang, Ook ds,
thentieke bron van het individualisme, de
waarde van het ene verloren schaap te
genover de kudde van 99. zal als we nie'
oppassen onder de indruk van de mondi
ale noden worden verstopt.
Strikt actueel zijn geen van beider
meer. Voor de geschiedenis van de Ne
derlandse literatuur blijven ze natuurlij
belangrijk: „ze" zelfs als paar, want W
Duinkerken was een brlliant verbalist er
Ter Braak bestreed het verbalisme ver
anderen met een verbalisme van zichzelf-