dromen
van
Hoger levenstempo, meer welvaart, sociale rechtvaardigheid, gelijke op
leiding in de rijksdelen, nog geen zelfstandigheid, wel één taal:
de Surinaamse. Op de scholen meer aardrijkskunde en geschiedenis
van het eigen land en minder van Nederland. Dat zijn zo maar wat
dromen van de West.
Zuster Linda Peters
Een meisjeskamer, felle kleuren stoffering, naast het bed een krukje met daarop
de Holy Bible. Aan de muur platen van Surinaamse jongelui, een mooie Antilliaan
se vroutv. Op de grond, voor het bed, kussens met daarop twee grote knuffelpop
pen, tussen hen in een grote beer. Het home van zuster Linda Peters, lang, slank, ge-
loten. Ze is de oudste van tien kinderen en groeide op in een gezellige familie op
Iint Maarten, Cole Bay, zij en enkele van haar broers en zusjes bij de grootouders,
jinda kwam twee jaar geleden naar Nederland voor studie in een ziekenhuis, dicht
bij zee.
„Het klimaat is erg raar! Er valt
ons ook wel regen, maar hier!
regen, dan hagel, van alles
tor elkaar. Onze avonden kunnen
zijn, maar echt koud is het dan
it Thuis ging Ik veel naar zee.
er Is de zee gewoon vies. Aar-
lend: „Zullen de mensen dat
et beledigend vinden?"
In haar ogen het verlangen naar
heldere blauwe water van de
raïbische Zee, In haar koffers
cadeautjes voor allemaal thuis,
armeer u dit leest, geniet Linda
n een maand vakantie op haar
and. Het reisgeld kwam gedeel
telijk van thuis, van het ziekenhuis
en uit de spaarpot.
Zij vindt het tempo van de Ne
derlanders hoog, |e moet meedoen
om bij te blijven. „Thuis wordt het
ook zo", verzekert ze. De omgang
met collega's is goed. „Op straat
zei één of tweemaal een man te
gen me: „Dag Blackie". Het meisje
dat bij me was gaf de raad er niet
op te reageren, maar toch prikt
zoiets."
„De kerkdienst mist iets van
thuis. Op de feestdagen ga ik wel
naar de kerk, maar 't valt tegen.
De warmte, de gezelligheid (en
Zuster llse-Marie Stuart-Gumter
daarbij bedoelt ze de „ge
meenschap") het erbij-horen mis
je. Ik ben alleen en blijf alleen."
Iets van de resoluutheid van de
westerse cultuur zou ze over wil
len planten in haar eigen land. Een
hoger levenstempo vindt ze geen
bezwaar als dat tot ontwikkeling
van 't land leidt. „De mensen hier
gaan recht op hun doel af. Als bij
ons iets mislukt, denk je al gauw:
laat maar.
De westerse mens, vindt Linda,
heeft een gebrek aan ge
voelswarmte. Soms is dat een
manco, maar niet altijd. Het lijkt
haar dat wij het hoofd nogal koel
weten te houden. „Wij zijn bang
onze gevoelens prijs te geven",
zegt ze over de Antillianen. „We
zijn meer kwetsbaar op dat punt".
De bijdrage aan de ontwikkeling
van haar land? Als ze klaar is, in
een ziekenhuis daar gaan werken.
Over de politiek wil ze geen zinnig
woord zeggen.
Een opgeruimde llse-Marie Stu-
art-Sumter in een kamer waar een
gezellig haardje brandt. Overal
bloemen, souvenirs uit de West.
op de bank platen van Jim Reeves
en Brook Benton. Hoe kan het an
ders: pas geslaagd en een week
geleden getrouwd. „Alle patiënten
hebben voor me geduimd, ik heb
een goede beurt gemaakt met het
examen, ik kreeg na afloop bloe
men en cadeaus; de mensen zijn
allemaal erg aardig".
llse-Marie kwam uit Paramaribo,
waar ze cassière was. „even In
Nederland kijken" en was van plan
daarna naar Amerika te gaan waar
haar broer en zusters wonen, 't
Was moeilijk om een kamer te vin
den In Rotterdam. Er is discrimina
tie ten opzichte van kleurlingen.
Niet openlijk, zoals in Amerika,
maar op een bedekte manier.
„Je voelt dat ze denken: „Jij
hoort hier niet thuis". Om aan een
kamer te komen ben ik naar dit
ziekenhuis gestapt na twee da
gen kon ik al komen. Nu schrijft
mijn vader: „Van jongsaf wilde je
al verpleegster worden...".
Intussen is llse-Marie extern en
woont ze in, het echtpaar heeft
twee kamers. Inwoning vindt ze
een gruwel „Thuis heeft ieder
de ruimte, een eigen terrein. Ik
heb hier al jaren voor jullie ge
werkt, dan mochten ze toch wel
voor een huis zorgen."
llse-Marie is lid van de Evange
lische Broedergemeente. Ze is in
de Hervormde Kerk „overge
trouwd". ,,'t Was er groot en
koud".
Zij zou meer welvaart wensen
voor de West, meer werkgelegen
heid. Daarom komen de meeste
Surinamers hierheen. Voor enke
len, zeker die maar op de bonne
fooi komen, leidt dat tot teleurstel
ling. Ze zitten hier niet op je te
wachten.
In de West is men meer gastvrij,
het leven is er goedkoper, je hoeft
niet voor winterkleding te zorgen
of te stoken. Het geld is er twee
maal zoveel waard.
lise-Marie qaat nu haar kraam-
aantekening halen, daarna wil ze
naar de Vroedvrouwenschool. Als
bijdrage tot de ontwikkeling van
Suriname wil ze in het district
Commewijne gaan werken in
dienst van de zending.
Ze ziet als haar taak voorlich
ting geven over kinderverzorging,
strijden tegen infecties, en de ge
volgen daarvan. „Ik zou in het
district voorstellen doen om aller
hande verbeteringen aan te bren
gen."
Onafhankelijkheid van Suriname
en de Antillen ziet ze niet op korte
termijn. „Het zou fijn zijn als we
zelfstandig waren zonder steun
van Amerika of Nederland. Een
verdere ontwikkeling zou Ik goed
voor Suriname vinden. We komen
al op dreef. De rijken moesten hun
koppen bij elkaar steken en het
land proberen op te bouwen."
Ze vindt dat wij het hier maar
goed hebben. Het valt wel mee
met die nadelen van de welvaart.
Eén ding vindt ze raar: als je op
de televisie iets over Suriname
ziet, zijn het mensen op plantages,
de arme mensen in het bosland.
Paramaribo daarentegen heeft
mooie wegen en prachtige gebou
wen. „Zolang Ik in Nederland ben,
heb ik nog nooit iets leuks over
Paramaribo gezien Er zijn daar
Er was eens een eenvoudig Kerstver
haal, zonder kerstbomen en kerstballen
onder veel vers gevallen sneeuw en zon-
Ier keukendeur, die altijd in de kerst-
acht op een kiertje openstaat voor de
jl oon, die gewoon is na jaren weerom te
omen. Het was een doodgewoon Kerst-
erhaal, maar zo oud en vertrouwd, dat
Ie mensen zelf kerstverhalen gingen
J chrijven.
Het ivaren verhalen vol melancholie
i sentiment over mensen, die zich op
He mogelijke en onmogelijke manieren
óch rond de kerstboom wisten te scho
oi,'hoewel de meest scherpzinnige lezer
ht niet voor mogelijk hod gehouden,
al die kerstverhalen kregen een uit-
todiging voor het internationale kerst-
trhalenfestival in Bethlehem. Want de
Kerstverhalen hadden een paar goede
i^en achter de rug, zodat ze zich een
erstvakantie konden veroorloven.
Ook bij het eeuwenoude Kerstverhaal
iel ivonder boven wonder een uitnodi-
ing in de bus. De brief tvas versierd
'Pt dennegroen, waarin rinkelende bei
djes met engelenhaar. De postzegel
boeg de beeltenis van ,,de kerstman" en
k kaart zelf was beschreven met letters
het zuiverste goud en geurde naar
oirre en wierook.
Het Kerstverhaal was bijzonder verrast
k>or dit fraai uitgevoerde PTT-stuk.
•Wat moet ik hiermee. Ik ben maar een
**voudig KerstverhaaT', dacht hij. ,Jk
breng wat licht in donkere harten, een
Kmd in doeken gewikkeld. Glimmende
kerstballen heb ik niet. noch kerstboom
of ander sparregroen
Hij keek zeer bedrukt.
Maar als hij toch eens ging? Wanneer
hij het er eens op waagde? De weg naar
Bethlehem was hem goed bekend. Hij
was er immers geboren. Wat zou z'n
vader zeggen? Het. festival viel net op
beide kerstdagen. Dan tvas het hoog
seizoen en kon hij eigenlijk niet gemist
worden, „Hoewel", overwoog het Kerst
verhaal, „de laatste jaren is de belang
stelling voor mij aanzienlijk teruggelo
pen. Als ik stiekem toch eens ga, wie
zal me dan missen?"
Zijn besluit stond vast. Hij nam wat
leeftocht mee en zette er stevig de pas
in, want de reis ivas lang. Overdag lette
hij op de zon en 's nachts peilde hij de
sterren. Hoe dichter hij bij Bethlehem
kwam, des te meer kerstverhalen zag hij.
En wat voor verhalen. Zo groot als kas
telen met een enkel torenvenstertje, ver
licht door een klein kaarsje, vastgehou
den door een klein prinsje. Verhalen als
pompeuze kalkoenen, als stillevens vol
geschenken, als soldaten tijdens het kerst
bestand. als eenzame verpleegsters in
verre warme landen. Kerstverhalen "Is
twee eenzame broertjes in een koud
vreemd bos, met in de verte het lok
kende licht en ivarme chocolademelk.
Het was een bonte «toef, die richting
Bethlehem trok.
Het werd het oude en vertrouwde
Kerstverhaal bang te moede. Daar liep
hij nu in z'n dooie eentje en niemand
die zich om hem bekommerde. Ze zagen
hem niet eens. Af en toe moest hij opzij
springen voor een rinkelende arrestee
of voor een gemotoriseerde stal van
Bethlehem.
Voor het eerst zag hij sneeuw en ijs,
soms te voet als hij, maar meestal op
vrachtwagens of op ander rollend ma
terieel. En wat hij niet zag waren de
kerstverhalen die per vliegtuig kwamen,
want onder hef. motto „Naar Bethlehem
met de KLM" ivoren chartervluchten ge
organiseerd.
Het arme Kerstverhaaldat zo een
voudig ivas als het maar zijn kon, kwam
doodmoe en bestoft aan in Bethlehem.
Het tvas er bijna nog drukker dan zo'n
tweeduizend jaar geleden bij de inschrij
ving, bevolen door keizer Augustus.
Wat voelde hij zich opgelaten temid
den van al die fraaie verhalen. Ze keken
hem minachtend aan, zo van: „Wal
moet jij hier". Ja, wat deed hij eigenlijk
in de oude vertrouwde stralen van Beth
lehem? „Collega's onder elkaar", dacht
hij. Maar toen hij in de rij ging staan
om zich te melden bij het festivalcomité,
waar hij zich moest laten inschrijven,
keek een kerstverhaal in cinemascope,
dat kleurig voor hem stond, uit de hoog
te op hem neer. En niet als enige.
Hij tvas aan de beurt. Het comité
fronste de wenkbrauwen en zei: „Uit
sluitend voor kerstverhalen. Introducées
zijn niet toegestaan". Beschaamd haalde
hij z'n uitnodiging voor de dag. Toen
moesten ze hem wel toelaten, hoewel
£- Zuster Silvia Fabre (links) en Edmé Erat
door Jeanne de Vlieger
foto's Robert Col lette
veel goeie dingen Nederland
pronkt toch ook niet met zijn ach
terbuurten?"
Vooruitgang van de West? „La
ten lui die elders studeren, weer
terugkeren naar hun land en hun
kennis daar ten goede aanwenden.
Want met geld alléén redt je het
nietl"
Edmé Erat zit als een kouwelijk
vogeltje in een okergeel broekpak.
daaronder een maillot (want 't is
zo vréselijk koud) ineengedoken
op de bank van haar vriendin
zuster Silvia Fabre. Ze giechelt
achter haar hand: „O. mevrouw
het is bespottelijk welke vragen de
mensen hier aan je stellen. Ze
denken dat je naakt in de oerwou
den loopt, en vragen hoe je met
de fiets van Curagao naar Parama
ribo komtl Nederlanders weten
heel weinig van de West. Onder
wijs en televisie zouden daar iets
aan moetan doen."
„Als je iets ziet is 't politiek of
oerwoud en dat nog heel weinig,
terwijl er in Suriname elke dag
iets komt over Nederland", zegt
zuster Fabre.
Zij is al negen jaar in ons land,
heeft niet te klagen, noch over
haar kamer met keuken en tollet,
noch over haar baan, noch over
haar inkomsten.
Edmé: „Nou, maar die hoge af
trek voor AOW en dubbele be
lasting op je vakantiegeld vind Ik
niet leuk, hoor!"
Silvia Fabre: „Op aftrek let ik
•niet, en wij trekken immers ook
AOW, ook al wonen we weer in
Suriname. (Dat is juist, men rekent
naar het aantal arbeidsjaren hier,
red.).
Zuster Silvia Fabre vindt dat het
hier allemaal goed in elkaar zit. Ze
ziet wel de nadelen van de wel
vaart, de flatbouw in de randstad:
„Maar het kan immers niet anders,
het drukke verkeer een auto is
hier geen luxe als ie wflt gaan en
staan waar je wilt."
Ze verwerpt de eenzaamheid
van de westerse mens. In de West
kan iedereen erbij, hoe dan ook;
er is daar een geweldige gastvrij
heid. De kinderen hebben er de
ruimte en de frisse lucht, kunnen
altijd terugvallen op familie- of bu-
renkring. Dat een oud mens daar
in eenzaamheid sterft, komt zelden
voor, men strijdt om de eer, oma
in huis te hebben als zij alleen
overblijft. Er is maar één bejaar
dentehuis. „Maar", zegt zuster Fa
bre bedachtzaam, „ze zijn ook wel
eens teveel, en dat komt hier mis
schien minder voor."
Maakt zij zich liever los van de
westerse cultuurinvloed? Ze wil
graag een eigen taal, de Suri
naamse, als tweede taal Engels. Ze
hoopt voor haar volk op betere
sociale voorzieningen. De doelma
tigheid en de efficiency van hier
zou ze graag overbrengen naar
daar.
Ze heeft ook lid van de Evan
gelische Broedergemeente geen
enkel contact met de kerken hier.
Edmé lacht en ze rimpelt haar fijne
neusje grepplg op: „Ze weten niet
eens dat je bestaat". Maar Silvia
heeft dat contact ook niet gezocht.
Edmé is rooms katholiek, be
zocht in Breda eens een gerefor
meerde kerk en vond dat
„hardstikke leuk, je hoorde erbij."
Het teleurstellende voor Edmé
Erat was. dat er voor haar hier
geen plaats is als kleuterleidster.
Ze studeert nu voor de hoofdakte
en is overdag typiste. Daarna wil
ze kleuterpeadagogie doen. Zij
weet niet of ze hier blijft of terug
gaat Buiten Rotterdam kon ze wél,
maar In Rotterdam wonen haar
broer en haar kennissen. Ze gruwt
van de Hollandse pot. Silvia,
droog: „Daarom heb je het ook zo
koud".
Als jongelui uit de West hier
eenzaam zijn, ligt dat aan henzelf,
constateert zij. In Zutphen, waar ze
haar B-diploma haalde, ging Silvia
elk vrij weekend met een colleaa
mee naar huis; het ziekenhuis be
taalde vlot haar reiskosten. In
Delft, waar ze A haalde, kon ze
elke woensdag en vrijdag terecht
in de Delftse Internationale Stu
dentenclub. In Rotterdam doet de
Stichting Sociale Belangen Surina
mers goed werk.
Wat neemt ze mee van de
westerse cultuur? Zuster Fabre:
„Ik ben twee |aar geleden met va
kantie geweest en stond er
verstomd van wat er verbeterd
was: huizenbouw, meer stenen dan
houten huizen nu, een prachtig
centraal ziekenhuis, de indeling is
moderner geworden." Edmé vult
aan: ...en de kleding, nou hipl Ik
had een goede baan en werd er
goed betaald." Zuster FabreNa
die staking zeker." Edmé: „We
hebben tweemaal gestaakt, een
hoofd van de kleuterschool ver
dient nu ƒ409 per maand; daar
kan ze heel goed van rond ko
men."
Silvia en Edmé gewagen van
enige discriminatie. Een afgespro
ken kamer werd afgezegd toen de
hospita merkte dat het om een
kleurlinge ging. Komt een Neder
lander naar de West, dan mag hij
met zijn diploma's meteen voor de
klas. Een Surinamer echter moet
eerst de hoofdakte bezitten en
wordt (historisch) op elk moment
van de dag door het hoofd op de
vingers getikt, en bevoogd.
Komt een derdejaars leer
ling-verpleegster hier, dan moet ze
opnieuw onderaan de ladder be
ginnen, hoewel ze al heel wat
praktijkervaring heeft. Is ze gedi
plomeerd, dan wordt dat wéi er
kend.
Aan het eind van dit vraag
gesprek komt een vriend, student
werktuigbouw binnen. Hij wordt in
zijn werk niet gaccepteerd als lei
dinggevende figuur, wel via papier,
maar hij mag geen mondelinge or
ders geven. Met eenzelfde diploma
als zijn blanke collega krijgt hij
een tweede-rangs job.
Als deze drie teruggaan, is het
niet allemaal rozegeur-en-ma-
ne8chij"n. Edmé ziet als ideaal het
gelijktrekken van opleiding en di
ploma's In de rijksdelen. Silvia Fa
bre zou er weer aan moeten wen
nen om bij moeder thuis te wonen.
Zelfstandig op kamers wonen als
jonge vrouw kun je er niet en ze
zou die zelfstandigheid niet graag
opgeven.
De jongeman vreest dat de jon
gens met wie hij vroeger op
school zat, en die hij allang is
ontgroeid door zijn vele jaren stu
die hier, zijn leiding niet zullen
accepteren. Hij heeft nog een op
merking: „Als hier gastarbeiders
nodig zijn, geef dan voorrang aan
de rijksgenoten."
„Sterren", van M. C. Escher
men hem ivantrouwend nakeek en achter
z'n rug onhoffelijk begon te fluisteren.
Met in z'n hand de reservering voor
het hotel, dat hem nachtlogies zou be
zorgen, liep hij verder.
Hij baande zich een weg door de .me
nigte kerstverhalen in de nauwe straten
van Bethlehem. Het teas een uitgelaten
menigte, die behalve kerstliederen hem
totaal onbekende u-ijsjes zong. Wat voel
de hij zich eenzaam. „Donkere dagen
voor kerst", dacht hij bitter. Hij, die de
mensen altijd blijdschap bracht en licht,
liep hier, op z'n geboortegrond, met z'n
ziel onder de arm.
Hij ging naar het hotel, dat op de
res'ervcringskaart stond vermeld, maar
toen hij aan de balie om 'n kamer vroeg,
was alles bezet. „Omdat er voor hen
geen plaats was in de herberg", mom
pelde hij. „Welk een ironie. Er is niets
nieuws onder de zon." „Ja, ja, mooi
weertje", antivoordde de portier. En toen
stond hij buiten. Was hij maar iveer
thuis.
Na lang zoeken vond hij een garage,
waarin hij zich doodmoe neervlijde
tussen een speedboot en een sportwagen.
„Dat zijn nu mijn os en mijn ezel. Nee.
zo'n festival is niets voor mij. Te
veel geschitter en te weinig licht. Wat
moet dat worden", zo tobbend viel het
Kerstverhaal in een diepe slaap.
Hij droomde. Het was een droom met
een engel. Maar bang was het Kerst
verhaal niet, want hij had al zoveel en
gelen in z'n leven gezien.
d^om", zei de engel, „hoe kun je toch
zo dom zijn om weg te lopen. Morgen
is het Kerstfeest en je weet dat je juist
dan onmogelijk gemist kan worden".
„Ach", antwoordde het Kerstverhaal,
„ik ben zo gewoontjes en de concurren
tie is groot. Ik lig zogezegd uit de markt,
want, om eerlijk te zijn, ik doe te weinig
aan sneeuw en dennegroen, aan kaarsen
en ballen en dat soort spul. Ik schitter
te weinig".
En balorig vervolgde hij: „Neem dit
jaar maar een van die andere kerstver
halen. Keus genoeg".
„Nou, nou", zei de engel, „rustig een
beetje. Jou heb ik nodig. En ik niet
alleen, maar ook de mensen. Je bent
het mooiste kerstverhaal ooit geschre
ven. Dat. weet je drommels goed en
anders moet je jezelf daarop nog maar
eens goed nalezen. Kom mee, je Vader
wacht op je".
En zo keerde het Kerstverhaal z'n col
lega's de rug toe. „De mensen hebben
naar me gevraagd", dacht hij verwon
derd. „Ik ben het enige Kerstverhaal-
dat niet meedoet, niet mee kan doen
aan het festival. Ik heb daar geen tijd
voor, want ik ben onmisbaar."
Toen zag hijzijn Vader, die op de
uitkijk had gestaan en stilletjes een
traan wegpinkte tertvijl Hij hem in de
armen sloot. „Och, een beetje sentiment
mag er heus ook wel bij in de Kerst
nacht", dacht het Kerstverhaal gelukkig
en hij liet z'n tranen de vrije loop.
Zo vierde hij twee dagen lang feest
met de mensen en nadien leefde hij
lang en gelukkig.