BLACK DREAMS
uttii WHISHT
r
)OOR BERT VAN DER ENT
zal er voor zorgen dat je je pop nooit hoeft
weg te geven. Om zes uur ben ik in de hal."
Ze ging en ik dwaalde door het krakende
huis met zijn gangen, duistere hoekjes en ka
mers waarin zich vele mensen bewogen, beken
den en onbekenden. Het liep tegen zessen en
ik kon de weg naar de hal niet vinden en vroeg
deze in elke kamer, waar de mensen zich
amuseerden, languit op bed liggend met boeken
en kaartspelen.
Zij wezen mij onverschillig de weg, maar het
huis was groot en verraderlijk. Een labyrint van
ruimten.
Eindelijk, eindelijk dan kwam ik in de hal, of
eigenlijk op een balkon dat over deze hal hing.
Over de balustrade waren zware, perzische ta
pijten geworpen. Daar in een hoekje weggekro
pen, lag het kind met de pop stijf tegen haar
borst gedrukt en zei met een klein stemmetje:
„Ja, Ik geef hem, Ik geef hem direct."
Beneden haar speelden de vlammen van een
groot haardvuur en daar voor stonden twee
mannen. De vader en een vriend, die hij had
uitgenodigd dit sadistische tafereel bij te wo
nen. Ze hadden zich feestelijk in smoking
gestoken en hun gladde, knappe gezichten ke
ken geamuseerd omhoog.
„Niets ervan", riep ik en snelde naar het kind
en nam het in mijn armen. De starre ogen van
de pop staarden naar mij op en toen, opeens,
viel een van die gladde, blauwe ogen met een
knappend geluidje weg in de holle poppekop en
bleef daar, tegen de achterwand van de schedel
nog even doortollen. Er bleef een groot, donker,
door stakerige wimpers omkransd gat over. Het
kind gleed weg uit mijn armen.
„Graauwauw", krijste Lucifer en Lodewijk
antwoordde gillend. Terwijl Ik verdwaasd en
diep teleurgesteld mijn hoofd oprichtte uit het
kussen, begonnen zij hun heksendans. Zij trap
ten elkaar tegen de buiken en rolden grommend
en gillend over de grond. Twee roofdieren in
een mensen-steenwoestijn.
Lucifer besprong Lodewijk keer op keer en ik
sprong uit bed en riep: „Lucifer, gemene kat
die je bent" en sloeg hem.
Ik heb er een hekel aan om welk wezen dan
ook pijn te doen, maar het is het enige middel
dat bij Lucifer helpt om hem te kalmeren.
Ik streelde Lodewijk tot hij stil was en al
spoedig gaf hij mij zachte, dwingende kopjes
en kleine, tedere beetjes in mijn hand. Ik ben
weer naar bed gegaan en in de overgang tus
sen soezen en slapen hoorde ik mijn eigen
zware ademhaling, die al spoedig werd
overstemd door een diep zuchten.
Het zuchten kwam uit het halletje, bemerkte ik.
nadat ik een poosje had geluisterd. Ik stond op
en opende de deur, waar een schemerig licht
door de brievenopening naar binnen kierde.
Mijn ogen bleven gericht op die brievenope
ning. Er gleed eerst een wit briefje door en
daarna werd een donker voorwerpje naar bin
nen geperst. Het zuchten, een watten deken
van dreiging, vulde oorverdovend het halletje
en hield daarna abrupt op.
Ik keek scherp. Dat voorwerpje was een klein
aapje, gemaakt van vilt in twee tinten bruin en
de oogjes keken mij aan, melancholiek en ver
vuld van een eeuwenoud zeer. Ik nam het In
mijn handen en las het briefje: „Neemt u het
maar, wij willen het niet meer hebben", stond
er in rond, kinderlijk handschrift
Toen heb ik het aapje tegen mijn borst ge
drukt en samen hebben wij een poosje gehuild
om die grote, achteloze wereld, vol achteloze
harde, boze mensen. Het aapje wreef zijn kopje
tegen mijn kin en ik voelde mij vervuld van een
grote, behoedzame liefde voor al wat klein of
groot maar in elk geval hulpeloos is.
Het diertje beet mij teder In mijn hand en Ik
keek glimlachend op zijn kleine, bruine lijfje
neer. De beetjes werden harder en ik trachtte
mijn hand weg "te trekken. Maar hij had zijn
vlijmscherpe tandjes stevig in mijn vlees gezet
en keek glimlachend naar mij op. Zijn grijns
werd breder en breder en hij bleef bijten: feller
en dieper. Zijn ogen gloeiden van duivels ple
zier toen hij de botten van mijn hand voelde
kraken. De smart schoot door mijn lichaam en
mijn gepijnigde kreet werd overgenomen door
de katten, die een woeste, snerpende gil uit
stootten.
Ik heb het licht aangedaan en kijk mistroos
tig naar de blauwe bloemen op mijn zwarte
nachtjapon. Mijn haar hangt in vermoeide stren
gen voor mijn ogen.
Ik zal Lodewijk en Lucifer vandaag niet stre
len.
door Kirsten Emous
tekening: JOOP VAN MEEL
Voor een artikel over maatschappijvernieuwing anno 1969 kozen wij een nog weinig bespro
ken, maar opvallend symptoom: de commune. Een in vele eeuwen beproefd experiment overi
gens. Zij die in een commune gaan doen dat om elkaar beter te leren kennen en om te
leren beter met elkaar om te gaan. Zij vinden dat in dit streven de maatschappij hun in de weg
staat. Vandaar dat zij er de voorkeur aan geven een soort tegen-maatschappij te vormen, de
commune.
Bij gesprekken met communards bleek wel, dat de moeilijkheden er in zo'n gemeenschap
niet kleiner op worden. Een van hen: „Velen denken, dat je in een commune meer vrijheid hebt;
het tegendeel is waar". Zij achten een dergelijk experiment toch van belang, alleen al om
de poging.
Jan Schrader (21), student antropologie, komt bin
nen en luistert mee. Op welke politieke partij stem
men ze? Na enig overleg komt de PSP als enig
aanvaardbare uit de bus.
Ook in deze commune geen sprake van groepssexu-
aliteit. Dick: „Als mijn vriendinnetje met iemand
anders naar bed wil, moet ze dat zelf weten. Maar je
kunt niet van te voren zeggen: van nu af aan zijn er
vrije verhoudingen. Er zijn nu eenmaal voorkeuren."
In Leiderdorp is een samenlevingsexperiment
gaande, dat niet direct een commune te noemen is,
maar er wel veel mee gemeen heeft. Experimenteel
psycholoog en wetenschappelijk medewerker aan de
Leidse universiteit Charles Vlek (31) en zijn vrouw
Titia (29) zijn met een bevriend gezin sinds half
augustus aan het uitproberen op welke wijze het
leven in beide gezinnen wat meer te vervlechten is.
In het ene gezin zijn twee, in het andere drie kinde
ren.
Achtergronden van het ontstaan van het experi
ment zijn vergelijkbare gezinsomstandigheden, over
eenstemming tussen beider levensovertuiging en een
ontraditionele visie op het huwelijk.
Charles Vlek: „Ik geloof dat het voor ieder indivi
du belangrijk is. dat hij een micro-milieu heeft,
waarin hij helemaal zichzelf kan zijn. Voor die func
tie is gegroeid het huwelijk, maar het ziet er naar
uit, dat dat een beetje overtrokken is geworden. In
die zin namelijk, dat het lijkt of de huwelijkspart
ners bereid zijn elkaar die zekerheid en geborgenheid
te geven op voorwaarde dat het exclusief is, met
uitsluiting van anderen dus. Daardoor krijg je een
toestand waarin gezinnen als kleine samenlevingsver
banden helemaal langs elkaar heen leven.
De sexualiteit: „Wij vinden, dat er meer lieve
mensen op de wereld zijn dan alleen je eigen part
ner. Ik zie niet in, waarom je met mensen, die je
aardig vindt niet het hele scala van uitingen van
genegenheid kunt beleven. Belangrijk punt: Men
moet emotioneel geweldig volwassen zijn om niet het
gevoel te hebben, dat je in de kou staat, als je
..eigen" vrouw wat meer aandacht schenkt aan
een ander."
„Sinds half. augustus zijn we bezig met dit experi
ment, eten vier keer in de week bij elkaar, nodigen
de anderen uit als er bezoek is enzovoort. We hebben
er wel over gedacht om samen een groot huis te
kopen. Hoe het experiment zich ontwikkelt, daarover
is nog weinig te zeggen."
Charles Vlek staat sceptisch tegenover de commu
ne. „De problemen worden verveelvoudigd. Het is al
verschrikkelijk moeilijk met een paar mensen samen
te leven, laat staan met een stuk of tien."
lo
|q Het is zes uur in de ochtend en dat is een uur, waarop ik niet wakker behoor
te zijn. Te vroeg. De gele bol verlicht mat de kamer, die er rommelig en onge
zellig uitziet. Op het tafeltje twee vuile koffiekopjes en twee wijnglazen die de
yj! vorige avond dienst hebben gedaan en nu nutteloos staan te zijn. De katten
je1 Lodewijk en Lucifer likken ontnuchterd hun snuiten nadat ze hun temmeloos
'eest hebben gevierd: gillend, krijsend en grommend in het donker.
Lodewijk moet heel even op zijn eigen, geraf-
ineerde wijze zijn lange staart heen en weer
*1 hebben gezwiept en Lucifers donkere ogen,
waarin vaak een ondoorgrondelijk licht gloeit,
1 lebben dat gezien en hij heeft zijn rug gestrekt
1131 en hij is Lodewijk duidelijk, maar tergend lang-
aam genaderd: Pak mij dan als je kan... jij zal
niet pakken. Ik ben degene die de tanden in
nek zal zetten." Een snelle sprong, een gil
0 en dat is de inzet tot de orgie van onbehagen.
En het had allemaal zo gezellig en zo plezie-
ig en rustig kunnen zijn. Dat was het ook,
Meravond.
Anna van de overkant had appelbollen mee-
,r'j- «bracht en haar stoel bij de kachel geschoven
inwe hadden een lang gesprek.
..Anna", zei ik, „ik begrijp al dat geroep over
t5 Wvolutie, maatschappijhervorming, structuurver-
3rij '"dering en de hele rataplan niet meer, abso-
ic hiut niet. Ze roepen: ,De zaak moet plat en
op daarna kunnen we pas opbouwen. Ze roepen:
ch -De voosheid van de welvaartsstaat moet ka-
Ngemaakt, maar, Anna
..Ik begrijp wat je wilt zeggen", zei ze, „jij
:!u" hdoelt dat je met het kleine moet beginnen en
dat als iedereen dat zou doen er geen ellende
«hi zijn."
Ja juist", antwoordde ik, opgelucht dat er nu
ndelijk eens iemand was die mij begreep,
0 want sommige onaardige mensen verwijten mij
•*1 eens spottend een „leger-des-heilsmentali-
"Als je er nu gewoon eens voor zorgt",
rvolgde ik, „dat je je ellebogen naar binnen
houdt tegen niemand onaardig bent. Kijk, fk
1 word ook wel eens ziek van dat gezanik van
n Wfrouw Van den Berg tegenover mij op kan
tor, maar dat zèg ik toch niet tegen haar. Nee
ta'. ik luister maar wat en denk dan: Ach, laat
haar maar praten. Het moet toch eens van haar
lever af."
„Ja", zei Anna, „zo is het. Gewoon een beet
je aardig zijn voor de mensen. Ik zeg altijd
maar: een glimlach naar de melkboer doet al zo
veel."
En toen kwamen we tot de conclusie dat de
essentie van het goede leven is: een glimlach
naar de melkboer. En ik zei ook nog dat ik het
afkeur dat de mensen alleen tijdens de Kerstda
gen elkaar opwekken om aardig voor elkaar te
zijn. Tegen die tijd krijg je folders in je bus
over eenzame ouden van dagen en over ande
ren die ook eenzaam zijn en over Veronica
zong destijds een of andere juffrouw zoiets
van: „Eenzaam zijn de mensen. Wie brengt ze
tot elkaar....". Nou, bah. Als ik zoiets hoor,
word ik wat misselijk.
„Nee, Anna," besloot ik, „geen sentimenteel
gedoe, geen eenzamen op de kip vragen met
Kerst, maar het hele jaar door." En toen ging
Anna.
De katten waren erg lief geweest. Lodewijk
gaf kopjes aan een van mijn zwarte schoenen.
Daar schijnt een luchtje aan te zitten dat hem
aantrekt en Lucifer knipoogde slaperig en had
niets van dat diabolische wat mij vaak zo hin
dert.
Enfin, ik heb mij tevreden uitgekleed, mijn
warme kwast gedronken, een stukje gelezen, het
licht uitgedraaid en mij behaaglijk onder de
dekens genesteld. Een sprongetje, een plofje en
Lodewijk nestelde zich tegen mijn rug aan. Een
ander sprongetje en een kreetje en Lucifer
spon zijn ratelend geluidje in mijn linkeroor.
Intens genoeglijk sufte ik weg. Ik en mijn
katten in mijn huisje.
Ik vond mijzelf terug in een immens groot,
krakend huis. Het was een oud huis, waarin
vele generaties moeten hebben geleefd. Het
had ontelbare trappen, donkere hoekjes, kamers
met wankele vloeren, waar men voorzichtig
over moest lopen, want onder elk stuk linoleum
kon een gat zijn verscholen. Ik stond daar
midden in een grote kamer, waar de gele verf
vermoeid en bij stukjes en beetjes de lambri-
zering ging veriaten. De vloer was kaal en dof
en aan de zoldering brandde een kille peer.
Geluid van kleine stappen en er stond een
meisje voor me. In haar armen had zij een pop
geklemd. Een oude pop met een kale kop en
slaapogen, waarboven een paar stakerige wim
pers knipten. Het meisje keek mij met grote
ogen arn. Ogen, waarachter zich een geheim
verschool.
„Ik ben bang", zei ze en tilde de pop wat op,
zodat de kop tegen haar schoudertje lag.
„Waarom ben je bang", vroeg ik, en boog
mij naar haar over en zag het warrige bruine
haar, dat in een lange paardestaart bijeen was
gebonden.
„Ik ben bang voor mijn vader", was het
antwoord. „Elke avond om zes uur moet ik naar
de hal gaan, waar hij dan is. Elke avond moet
ik naar hem toe om hem mijn pop te geven,
maar hij neemt hem nooit aan. En toch weet ik
dat er een keer komt, waarop hij mijn pop wél
zal afnemen. Daarom ben ik bang."
Ik hief mijn linkerhand op en streelde haar
bleke, ronde wang. „Ik kom", zei ik vol medelij
den en tegelijkertijd verontwaardigd over het
gedrag van deze ontaarde vader. „Ik kom en ik
merken. In de Duitse communes overweegt de
bestrijding van autoritaire structuren een traditio
nele Duitse neurose.
De communes in Amerika zijn vooral gericht op de
verwezenlijking van vrije seksuele verhoudingen.
Heel merkwaardig dook bij dit onderzoekje ook een
frappant Nederlands begrip op. Vraag namelijk ne
gen van de tien communards waarom ze hier in de
commune gaan, dan komt het antwoord meestal neer
op het oer-Nederlandse begrip „gezelligheid."
De commune anno 1969 dat moet wel opgemerkt
worden heeft in zoverre niets gemeen met Van
Eeden's Walden, dat zij niet probeert een economi
sche eenheid te zijn. Op een congres in 1967, gewijd
aan het anarchisme als politieke filosofie, merkte
prof. dr. B. W. Schaper daarover op: „Wij kunnen
de maatschappij niet meer terugschroeven tot idyl
lische, coöperatieve organisaties; die zijn nu niet
meer mogelijk."
Om de theorie aan de praktijk te toetsen, belden
we op goed geluk aan bij twee willekeurige commu
nes: in Utrecht in de Stationsdwarsstraat en in Lei
den in De Groenesteeg.
De Stationsdwarsstraat is duidelijk eens een bol
werk van burgerlijke deugden geweest, maar heeft
het gevecht tegen het verval opgegeven. Een anti-Na-
vo-affiche op de ruit. Drie bellen boven elkaar. Geen
naambordjes, alleen de met potlood geschreven
mededeling: „What's in a name."
Ben Terlou (19) student psychologie doet open. Het
blijkt niet gemakkelijk te zijn door te dringen. Er
ontwikkelt zich aan de deur een druk gesprek met
andere communards of we ja of nee zullen worden
toegelaten. Dit moet niet worden opgevat als een
blijk van ongastvrijheid, maar, zoals later aan het
licht komt: er zijn interne moeilijkheden.
zijn ingebracht en bestemd voor gemeenschappelijk
gebruik. De inkomsten uit arbeid en beurzen
gaan in „potten", voor zakgeld, voor eten en voor
onvoorzien.
Waarom een commune? Ben Terlou: „Er moet dui
delijk onderscheid worden gemaakt tussen twee mo
tiveringen. De persoonlijke behoeften aan beter soci
aal contact of de wens om de commune te zien als
maatschappelijk alternatief:" Henk Michielsen: „Over
de motivering moet wel duidelijkheid bestaan, omdat
de hele aanpak daaruit voortvloeit. Als die duidelijk
heid er niet is, ontstaan moeilijkheden.
Het gesprek op de grond stoelen zijn niet aan
wezig wordt nu en dan onderbroken door opge
wonden mededelingen van Bob Kooyker, die op ge
tuigende toon verklaart, dat voor hem de commune
de weg was tot bevrijding van zijn oude persoonlijk
heid. „Ik heb erg geleden onder eenzaamheid." Kon-
Ideologische toevoeging van Henk: „Het hebben
van een meisje wordt niet gezien als af te keuren
privé-bezit. Je kunt namelijk nooit een ander bezit
ten, dan ontken je de vrijheid van de persoonlijkheid
van de ander." Laatste vraag: „Wat doen jullie met
Kerstmis?" Antwoord: „Dan gaan we naar huis."
In Leiden werden we vriendelijk, maar weinig
mededeelzaam te woord gestaan door Dick (23)
„Achternaam niet in de krant; heb ik helemaal geen
rust meer."
De commune is gevestigd in de Groenesteeg een
oud huis in een zeventiende-eeuwse buurt, waar de
sanering nog niet heeft toegeslagen. Acht mensen
wonen hier samen vier mannen, drie vrouwen en
een kind.
Van het theoretiseren over de achtergronden van
de commune is Dick geen vriend. De vraag naar het
waarom krijgt een eigentijds geformuleerd antwoord:
Een van de communards staat namelijk op het
punt uit te treden en een nieuwe commune te stich
ten. Het doet bijna geruststellend aan om in deze,
twee maanden oude commune al het typisch Neder
landse fenomeen van de permanente afscheiding te
ontdekken.
Na enig confereren worden we toegelaten tot een
zeer ruime kamer en verklaren enkele communards
zich bereid tot een gesprek. Deelnemers zijn: Ben
Terlou, Bob Kooyker (19) student psychologie, Henk
Michielsen (19) student filosofie, Frank Giessen (19)
en Arie Katten berg (sterrenkunde).
Enige achtergrondinformatie: de commune is voort
gekomen uit een Utrechtse popgroep en heeft een
bezetting van veertien jongens en drie meisjes.
Het eigen plekje bij de haard is er hier niet bij.
Niemand heeft een eigen kamer of zijn eigen „hoek-
je."
Heel ver is gegaan met de opheffing van prive-
bezit. Behalve wat waardeloze spullen bezit niemand
iets van belang. Geld, boeken en grammofoonplaten
digt aan, dat hij een nieuwe commune wil stichten
met meer openheid.
Gezagsverhoudingen zijn niet aanwezig. Henk:
„We zijn er vanuit gegaan, dat die niet in een clausu
le zijn vast te leggen. De besluitvorming wordt wel
bemoeilijkt, omdat wij principieel het systeem meer
derheid—minderheid hebben verworpen. Beslissingen
kunnen alleen met ieders instemming worden geno
men.
Het probleem kwam onder meer aan de orde, toen
enkelen vonden dat in een commune een poes hoort.
Anderen waren daar tegen; hadden een hekel aan
katten. De poes loopt inmiddels toch rond, sinds de
voorstanders het psychologische inzicht hadden de
poes gewoon binnen te halert. Niemand wil graag
voor dierenbeul worden aangezien.
Groepssexualiteit. Ben: „Gezien de grote moeilijk
heden in andere communes, waar groepssex verplicht
werd gesteld, is dit hier geen vooropgesteld doel
geweest. Dat wil zeggen: wij willen niets forceren.
Als het ontstaat daar is men het over eens moet
het mogelijk zijn.
„Het is gewoon erg goed om in een commune te
leven."
„Het is allemaal vanzelf gegaan. We zijn gewoon
voor de gezelligheid in een leeg huis getrokken."
Dick is van mening, dat het hele gezin, ja, de hele
wereld een commune moet worden. Gezagsproblemen
zijn er niet. Andere problemen? „Nee, alleen bezoek
levert wel 's moeilijkheden op. Veel eters en slapers.
Nemen wel 's je kleren mee, maar zo heel erg is dat
niet."
De commune betrekt zijn inkomsten uit studie
beurzen en verkoop van zelf vervaardigde kleren,
kettingen en sandalen. Dick vertelt dat er in Leiden
wel een paar honderd mensen zijn ook gezinnen
die in een commune willen. Dat stuit op praktische
problemen: er zijn geen geschikte huizen.
De groep gelooft in de noodzaak van gezond eten:
fruit, yoghurt, bruinbrood. Veel zaken worden ge
kocht in Reformhuizen. Alcoholgebruik wordt afge
wezen. Dick: „Als ik langs een café loop, voel ik de
slechte uitstraling."
,ln de kolonie von Van Eeden hadden we mis-
lien kunnen gaan, maar toen we er op een Zon-
heen waren geloopen, vier uur gaans, toen
daar een heer, in een boerenkiel, met dure
schoenen, kolombijntjes te eten uit een pa-
n zak, blootshoofds, in innige aanraking met
natuur, zoals dat toen werd genoemd en z'n
ird vol kruimels. Toen dorstten we niet verder
liepen maar weer naar Amsterdam terug."
schetste de schrijver Nescio de mensen, die aan
t eind van de vorige eeuw rondliepen in wat Ne-
Vlands bekendste voorbeeld van een commune zou
rden: de verbruiks-coöperatie Walden van Fre-
?rz« "k van ^e<*en in Bussum.
ïuis lichters en intellectuelen namen er de spade ter
eiki nd en onder het werk discussieerden ze. Dat liep
ze tuurlijk mis. Als de commune langzamerhand ter
evo le gaat en Van Eeden naar Amerika reist, noteert
ke in zijn dagboek, dat „het slechts een experiment"
ltd s.
eeK De stroom van vernieuwingsdrift, die zich de
i S itste jaren een weg door West-Europa baant, heeft
'a=< nieuw het fenomeen van de commune in Neder-
'rtt id aangespoeld. Een samenleving, waarin ge-
001 gsverhoudingen ontbreken, bezit wordt gedeeld en
°P «ommige gevallen het huwelijk op de helling
>rdt gezet.
Wie zijn de jongeren, die anno 1969 proberen oude
als nenlevingspatronen te doorbreken door communes
,ee stichten? En wat zijn de drijfveren? Naïef idea-
ha, me? Een poging om de grondproblemen van de
e lidige maatschappij te bestrijden vervreemding
en n de medemens in een samenleving, die niet meer
jen behoeftenvoorziening is gebaseerd, maar op winst
's iken? Een poging om een oase te scheppen in een
n sreld vol boosheid en agressiviteit? Vlucht uit de
g irkelijkheid?
uil Duidelijk is, dat zij die in een commune gaan, dat
en bewust of onbewust doen uit fundamentele
itiek op de samenleving. De commune tast de
n§ ondslag van de maatschappij aan: de concurrentie-
001 rhouding in het sociaal-economische systeem en de
laruit voortvloeiende agressiviteit.
In Nederland bestaan nu zo'n twaalf tot vijftien
mmunes. Wij bezochten er twee in Utrecht en in
iden en maakten kennis met een samenle-
igsexperiment in Leiderdorp van twee gezinnen,
d of meer verkerend in „pre-communaal" stadium.
idelijke verschillen traden aan het licht. De
jmune in Leiden waar er overigens nóg één
bleek bepaald geen opslagplaats te zijn van
aatschappelijk dynamiet. Het is een vreedzaam, op
rhzelf betrokken wereldje, waarvan de enige wer-
iei nde kracht zich beperkt tot „de hoop, dat de com
bine iets zal uitstralen".
In Utrecht werd druk getheoretiseerd of er een
eologie onder de commune moet worden geschoven.
3a je in de commune uit persoonlijke behoefte aan
iter sociaal contact of zie je de commune als
aatschappelijk alternatief." Men is hier duidelijk
£j>litiek geëngageerd.
Bij kennisneming van de buitenlandse literatuur
ver de commune openbaren zich in de verschillende
nden min of meer karakteristieke nationale ken