BLACK DREAMS uttii WHISHT r )OOR BERT VAN DER ENT zal er voor zorgen dat je je pop nooit hoeft weg te geven. Om zes uur ben ik in de hal." Ze ging en ik dwaalde door het krakende huis met zijn gangen, duistere hoekjes en ka mers waarin zich vele mensen bewogen, beken den en onbekenden. Het liep tegen zessen en ik kon de weg naar de hal niet vinden en vroeg deze in elke kamer, waar de mensen zich amuseerden, languit op bed liggend met boeken en kaartspelen. Zij wezen mij onverschillig de weg, maar het huis was groot en verraderlijk. Een labyrint van ruimten. Eindelijk, eindelijk dan kwam ik in de hal, of eigenlijk op een balkon dat over deze hal hing. Over de balustrade waren zware, perzische ta pijten geworpen. Daar in een hoekje weggekro pen, lag het kind met de pop stijf tegen haar borst gedrukt en zei met een klein stemmetje: „Ja, Ik geef hem, Ik geef hem direct." Beneden haar speelden de vlammen van een groot haardvuur en daar voor stonden twee mannen. De vader en een vriend, die hij had uitgenodigd dit sadistische tafereel bij te wo nen. Ze hadden zich feestelijk in smoking gestoken en hun gladde, knappe gezichten ke ken geamuseerd omhoog. „Niets ervan", riep ik en snelde naar het kind en nam het in mijn armen. De starre ogen van de pop staarden naar mij op en toen, opeens, viel een van die gladde, blauwe ogen met een knappend geluidje weg in de holle poppekop en bleef daar, tegen de achterwand van de schedel nog even doortollen. Er bleef een groot, donker, door stakerige wimpers omkransd gat over. Het kind gleed weg uit mijn armen. „Graauwauw", krijste Lucifer en Lodewijk antwoordde gillend. Terwijl Ik verdwaasd en diep teleurgesteld mijn hoofd oprichtte uit het kussen, begonnen zij hun heksendans. Zij trap ten elkaar tegen de buiken en rolden grommend en gillend over de grond. Twee roofdieren in een mensen-steenwoestijn. Lucifer besprong Lodewijk keer op keer en ik sprong uit bed en riep: „Lucifer, gemene kat die je bent" en sloeg hem. Ik heb er een hekel aan om welk wezen dan ook pijn te doen, maar het is het enige middel dat bij Lucifer helpt om hem te kalmeren. Ik streelde Lodewijk tot hij stil was en al spoedig gaf hij mij zachte, dwingende kopjes en kleine, tedere beetjes in mijn hand. Ik ben weer naar bed gegaan en in de overgang tus sen soezen en slapen hoorde ik mijn eigen zware ademhaling, die al spoedig werd overstemd door een diep zuchten. Het zuchten kwam uit het halletje, bemerkte ik. nadat ik een poosje had geluisterd. Ik stond op en opende de deur, waar een schemerig licht door de brievenopening naar binnen kierde. Mijn ogen bleven gericht op die brievenope ning. Er gleed eerst een wit briefje door en daarna werd een donker voorwerpje naar bin nen geperst. Het zuchten, een watten deken van dreiging, vulde oorverdovend het halletje en hield daarna abrupt op. Ik keek scherp. Dat voorwerpje was een klein aapje, gemaakt van vilt in twee tinten bruin en de oogjes keken mij aan, melancholiek en ver vuld van een eeuwenoud zeer. Ik nam het In mijn handen en las het briefje: „Neemt u het maar, wij willen het niet meer hebben", stond er in rond, kinderlijk handschrift Toen heb ik het aapje tegen mijn borst ge drukt en samen hebben wij een poosje gehuild om die grote, achteloze wereld, vol achteloze harde, boze mensen. Het aapje wreef zijn kopje tegen mijn kin en ik voelde mij vervuld van een grote, behoedzame liefde voor al wat klein of groot maar in elk geval hulpeloos is. Het diertje beet mij teder In mijn hand en Ik keek glimlachend op zijn kleine, bruine lijfje neer. De beetjes werden harder en ik trachtte mijn hand weg "te trekken. Maar hij had zijn vlijmscherpe tandjes stevig in mijn vlees gezet en keek glimlachend naar mij op. Zijn grijns werd breder en breder en hij bleef bijten: feller en dieper. Zijn ogen gloeiden van duivels ple zier toen hij de botten van mijn hand voelde kraken. De smart schoot door mijn lichaam en mijn gepijnigde kreet werd overgenomen door de katten, die een woeste, snerpende gil uit stootten. Ik heb het licht aangedaan en kijk mistroos tig naar de blauwe bloemen op mijn zwarte nachtjapon. Mijn haar hangt in vermoeide stren gen voor mijn ogen. Ik zal Lodewijk en Lucifer vandaag niet stre len. door Kirsten Emous tekening: JOOP VAN MEEL Voor een artikel over maatschappijvernieuwing anno 1969 kozen wij een nog weinig bespro ken, maar opvallend symptoom: de commune. Een in vele eeuwen beproefd experiment overi gens. Zij die in een commune gaan doen dat om elkaar beter te leren kennen en om te leren beter met elkaar om te gaan. Zij vinden dat in dit streven de maatschappij hun in de weg staat. Vandaar dat zij er de voorkeur aan geven een soort tegen-maatschappij te vormen, de commune. Bij gesprekken met communards bleek wel, dat de moeilijkheden er in zo'n gemeenschap niet kleiner op worden. Een van hen: „Velen denken, dat je in een commune meer vrijheid hebt; het tegendeel is waar". Zij achten een dergelijk experiment toch van belang, alleen al om de poging. Jan Schrader (21), student antropologie, komt bin nen en luistert mee. Op welke politieke partij stem men ze? Na enig overleg komt de PSP als enig aanvaardbare uit de bus. Ook in deze commune geen sprake van groepssexu- aliteit. Dick: „Als mijn vriendinnetje met iemand anders naar bed wil, moet ze dat zelf weten. Maar je kunt niet van te voren zeggen: van nu af aan zijn er vrije verhoudingen. Er zijn nu eenmaal voorkeuren." In Leiderdorp is een samenlevingsexperiment gaande, dat niet direct een commune te noemen is, maar er wel veel mee gemeen heeft. Experimenteel psycholoog en wetenschappelijk medewerker aan de Leidse universiteit Charles Vlek (31) en zijn vrouw Titia (29) zijn met een bevriend gezin sinds half augustus aan het uitproberen op welke wijze het leven in beide gezinnen wat meer te vervlechten is. In het ene gezin zijn twee, in het andere drie kinde ren. Achtergronden van het ontstaan van het experi ment zijn vergelijkbare gezinsomstandigheden, over eenstemming tussen beider levensovertuiging en een ontraditionele visie op het huwelijk. Charles Vlek: „Ik geloof dat het voor ieder indivi du belangrijk is. dat hij een micro-milieu heeft, waarin hij helemaal zichzelf kan zijn. Voor die func tie is gegroeid het huwelijk, maar het ziet er naar uit, dat dat een beetje overtrokken is geworden. In die zin namelijk, dat het lijkt of de huwelijkspart ners bereid zijn elkaar die zekerheid en geborgenheid te geven op voorwaarde dat het exclusief is, met uitsluiting van anderen dus. Daardoor krijg je een toestand waarin gezinnen als kleine samenlevingsver banden helemaal langs elkaar heen leven. De sexualiteit: „Wij vinden, dat er meer lieve mensen op de wereld zijn dan alleen je eigen part ner. Ik zie niet in, waarom je met mensen, die je aardig vindt niet het hele scala van uitingen van genegenheid kunt beleven. Belangrijk punt: Men moet emotioneel geweldig volwassen zijn om niet het gevoel te hebben, dat je in de kou staat, als je ..eigen" vrouw wat meer aandacht schenkt aan een ander." „Sinds half. augustus zijn we bezig met dit experi ment, eten vier keer in de week bij elkaar, nodigen de anderen uit als er bezoek is enzovoort. We hebben er wel over gedacht om samen een groot huis te kopen. Hoe het experiment zich ontwikkelt, daarover is nog weinig te zeggen." Charles Vlek staat sceptisch tegenover de commu ne. „De problemen worden verveelvoudigd. Het is al verschrikkelijk moeilijk met een paar mensen samen te leven, laat staan met een stuk of tien." lo |q Het is zes uur in de ochtend en dat is een uur, waarop ik niet wakker behoor te zijn. Te vroeg. De gele bol verlicht mat de kamer, die er rommelig en onge zellig uitziet. Op het tafeltje twee vuile koffiekopjes en twee wijnglazen die de yj! vorige avond dienst hebben gedaan en nu nutteloos staan te zijn. De katten je1 Lodewijk en Lucifer likken ontnuchterd hun snuiten nadat ze hun temmeloos 'eest hebben gevierd: gillend, krijsend en grommend in het donker. Lodewijk moet heel even op zijn eigen, geraf- ineerde wijze zijn lange staart heen en weer *1 hebben gezwiept en Lucifers donkere ogen, waarin vaak een ondoorgrondelijk licht gloeit, 1 lebben dat gezien en hij heeft zijn rug gestrekt 1131 en hij is Lodewijk duidelijk, maar tergend lang- aam genaderd: Pak mij dan als je kan... jij zal niet pakken. Ik ben degene die de tanden in nek zal zetten." Een snelle sprong, een gil 0 en dat is de inzet tot de orgie van onbehagen. En het had allemaal zo gezellig en zo plezie- ig en rustig kunnen zijn. Dat was het ook, Meravond. Anna van de overkant had appelbollen mee- ,r'j- «bracht en haar stoel bij de kachel geschoven inwe hadden een lang gesprek. ..Anna", zei ik, „ik begrijp al dat geroep over t5 Wvolutie, maatschappijhervorming, structuurver- 3rij '"dering en de hele rataplan niet meer, abso- ic hiut niet. Ze roepen: ,De zaak moet plat en op daarna kunnen we pas opbouwen. Ze roepen: ch -De voosheid van de welvaartsstaat moet ka- Ngemaakt, maar, Anna ..Ik begrijp wat je wilt zeggen", zei ze, „jij :!u" hdoelt dat je met het kleine moet beginnen en dat als iedereen dat zou doen er geen ellende «hi zijn." Ja juist", antwoordde ik, opgelucht dat er nu ndelijk eens iemand was die mij begreep, 0 want sommige onaardige mensen verwijten mij •*1 eens spottend een „leger-des-heilsmentali- "Als je er nu gewoon eens voor zorgt", rvolgde ik, „dat je je ellebogen naar binnen houdt tegen niemand onaardig bent. Kijk, fk 1 word ook wel eens ziek van dat gezanik van n Wfrouw Van den Berg tegenover mij op kan tor, maar dat zèg ik toch niet tegen haar. Nee ta'. ik luister maar wat en denk dan: Ach, laat haar maar praten. Het moet toch eens van haar lever af." „Ja", zei Anna, „zo is het. Gewoon een beet je aardig zijn voor de mensen. Ik zeg altijd maar: een glimlach naar de melkboer doet al zo veel." En toen kwamen we tot de conclusie dat de essentie van het goede leven is: een glimlach naar de melkboer. En ik zei ook nog dat ik het afkeur dat de mensen alleen tijdens de Kerstda gen elkaar opwekken om aardig voor elkaar te zijn. Tegen die tijd krijg je folders in je bus over eenzame ouden van dagen en over ande ren die ook eenzaam zijn en over Veronica zong destijds een of andere juffrouw zoiets van: „Eenzaam zijn de mensen. Wie brengt ze tot elkaar....". Nou, bah. Als ik zoiets hoor, word ik wat misselijk. „Nee, Anna," besloot ik, „geen sentimenteel gedoe, geen eenzamen op de kip vragen met Kerst, maar het hele jaar door." En toen ging Anna. De katten waren erg lief geweest. Lodewijk gaf kopjes aan een van mijn zwarte schoenen. Daar schijnt een luchtje aan te zitten dat hem aantrekt en Lucifer knipoogde slaperig en had niets van dat diabolische wat mij vaak zo hin dert. Enfin, ik heb mij tevreden uitgekleed, mijn warme kwast gedronken, een stukje gelezen, het licht uitgedraaid en mij behaaglijk onder de dekens genesteld. Een sprongetje, een plofje en Lodewijk nestelde zich tegen mijn rug aan. Een ander sprongetje en een kreetje en Lucifer spon zijn ratelend geluidje in mijn linkeroor. Intens genoeglijk sufte ik weg. Ik en mijn katten in mijn huisje. Ik vond mijzelf terug in een immens groot, krakend huis. Het was een oud huis, waarin vele generaties moeten hebben geleefd. Het had ontelbare trappen, donkere hoekjes, kamers met wankele vloeren, waar men voorzichtig over moest lopen, want onder elk stuk linoleum kon een gat zijn verscholen. Ik stond daar midden in een grote kamer, waar de gele verf vermoeid en bij stukjes en beetjes de lambri- zering ging veriaten. De vloer was kaal en dof en aan de zoldering brandde een kille peer. Geluid van kleine stappen en er stond een meisje voor me. In haar armen had zij een pop geklemd. Een oude pop met een kale kop en slaapogen, waarboven een paar stakerige wim pers knipten. Het meisje keek mij met grote ogen arn. Ogen, waarachter zich een geheim verschool. „Ik ben bang", zei ze en tilde de pop wat op, zodat de kop tegen haar schoudertje lag. „Waarom ben je bang", vroeg ik, en boog mij naar haar over en zag het warrige bruine haar, dat in een lange paardestaart bijeen was gebonden. „Ik ben bang voor mijn vader", was het antwoord. „Elke avond om zes uur moet ik naar de hal gaan, waar hij dan is. Elke avond moet ik naar hem toe om hem mijn pop te geven, maar hij neemt hem nooit aan. En toch weet ik dat er een keer komt, waarop hij mijn pop wél zal afnemen. Daarom ben ik bang." Ik hief mijn linkerhand op en streelde haar bleke, ronde wang. „Ik kom", zei ik vol medelij den en tegelijkertijd verontwaardigd over het gedrag van deze ontaarde vader. „Ik kom en ik merken. In de Duitse communes overweegt de bestrijding van autoritaire structuren een traditio nele Duitse neurose. De communes in Amerika zijn vooral gericht op de verwezenlijking van vrije seksuele verhoudingen. Heel merkwaardig dook bij dit onderzoekje ook een frappant Nederlands begrip op. Vraag namelijk ne gen van de tien communards waarom ze hier in de commune gaan, dan komt het antwoord meestal neer op het oer-Nederlandse begrip „gezelligheid." De commune anno 1969 dat moet wel opgemerkt worden heeft in zoverre niets gemeen met Van Eeden's Walden, dat zij niet probeert een economi sche eenheid te zijn. Op een congres in 1967, gewijd aan het anarchisme als politieke filosofie, merkte prof. dr. B. W. Schaper daarover op: „Wij kunnen de maatschappij niet meer terugschroeven tot idyl lische, coöperatieve organisaties; die zijn nu niet meer mogelijk." Om de theorie aan de praktijk te toetsen, belden we op goed geluk aan bij twee willekeurige commu nes: in Utrecht in de Stationsdwarsstraat en in Lei den in De Groenesteeg. De Stationsdwarsstraat is duidelijk eens een bol werk van burgerlijke deugden geweest, maar heeft het gevecht tegen het verval opgegeven. Een anti-Na- vo-affiche op de ruit. Drie bellen boven elkaar. Geen naambordjes, alleen de met potlood geschreven mededeling: „What's in a name." Ben Terlou (19) student psychologie doet open. Het blijkt niet gemakkelijk te zijn door te dringen. Er ontwikkelt zich aan de deur een druk gesprek met andere communards of we ja of nee zullen worden toegelaten. Dit moet niet worden opgevat als een blijk van ongastvrijheid, maar, zoals later aan het licht komt: er zijn interne moeilijkheden. zijn ingebracht en bestemd voor gemeenschappelijk gebruik. De inkomsten uit arbeid en beurzen gaan in „potten", voor zakgeld, voor eten en voor onvoorzien. Waarom een commune? Ben Terlou: „Er moet dui delijk onderscheid worden gemaakt tussen twee mo tiveringen. De persoonlijke behoeften aan beter soci aal contact of de wens om de commune te zien als maatschappelijk alternatief:" Henk Michielsen: „Over de motivering moet wel duidelijkheid bestaan, omdat de hele aanpak daaruit voortvloeit. Als die duidelijk heid er niet is, ontstaan moeilijkheden. Het gesprek op de grond stoelen zijn niet aan wezig wordt nu en dan onderbroken door opge wonden mededelingen van Bob Kooyker, die op ge tuigende toon verklaart, dat voor hem de commune de weg was tot bevrijding van zijn oude persoonlijk heid. „Ik heb erg geleden onder eenzaamheid." Kon- Ideologische toevoeging van Henk: „Het hebben van een meisje wordt niet gezien als af te keuren privé-bezit. Je kunt namelijk nooit een ander bezit ten, dan ontken je de vrijheid van de persoonlijkheid van de ander." Laatste vraag: „Wat doen jullie met Kerstmis?" Antwoord: „Dan gaan we naar huis." In Leiden werden we vriendelijk, maar weinig mededeelzaam te woord gestaan door Dick (23) „Achternaam niet in de krant; heb ik helemaal geen rust meer." De commune is gevestigd in de Groenesteeg een oud huis in een zeventiende-eeuwse buurt, waar de sanering nog niet heeft toegeslagen. Acht mensen wonen hier samen vier mannen, drie vrouwen en een kind. Van het theoretiseren over de achtergronden van de commune is Dick geen vriend. De vraag naar het waarom krijgt een eigentijds geformuleerd antwoord: Een van de communards staat namelijk op het punt uit te treden en een nieuwe commune te stich ten. Het doet bijna geruststellend aan om in deze, twee maanden oude commune al het typisch Neder landse fenomeen van de permanente afscheiding te ontdekken. Na enig confereren worden we toegelaten tot een zeer ruime kamer en verklaren enkele communards zich bereid tot een gesprek. Deelnemers zijn: Ben Terlou, Bob Kooyker (19) student psychologie, Henk Michielsen (19) student filosofie, Frank Giessen (19) en Arie Katten berg (sterrenkunde). Enige achtergrondinformatie: de commune is voort gekomen uit een Utrechtse popgroep en heeft een bezetting van veertien jongens en drie meisjes. Het eigen plekje bij de haard is er hier niet bij. Niemand heeft een eigen kamer of zijn eigen „hoek- je." Heel ver is gegaan met de opheffing van prive- bezit. Behalve wat waardeloze spullen bezit niemand iets van belang. Geld, boeken en grammofoonplaten digt aan, dat hij een nieuwe commune wil stichten met meer openheid. Gezagsverhoudingen zijn niet aanwezig. Henk: „We zijn er vanuit gegaan, dat die niet in een clausu le zijn vast te leggen. De besluitvorming wordt wel bemoeilijkt, omdat wij principieel het systeem meer derheid—minderheid hebben verworpen. Beslissingen kunnen alleen met ieders instemming worden geno men. Het probleem kwam onder meer aan de orde, toen enkelen vonden dat in een commune een poes hoort. Anderen waren daar tegen; hadden een hekel aan katten. De poes loopt inmiddels toch rond, sinds de voorstanders het psychologische inzicht hadden de poes gewoon binnen te halert. Niemand wil graag voor dierenbeul worden aangezien. Groepssexualiteit. Ben: „Gezien de grote moeilijk heden in andere communes, waar groepssex verplicht werd gesteld, is dit hier geen vooropgesteld doel geweest. Dat wil zeggen: wij willen niets forceren. Als het ontstaat daar is men het over eens moet het mogelijk zijn. „Het is gewoon erg goed om in een commune te leven." „Het is allemaal vanzelf gegaan. We zijn gewoon voor de gezelligheid in een leeg huis getrokken." Dick is van mening, dat het hele gezin, ja, de hele wereld een commune moet worden. Gezagsproblemen zijn er niet. Andere problemen? „Nee, alleen bezoek levert wel 's moeilijkheden op. Veel eters en slapers. Nemen wel 's je kleren mee, maar zo heel erg is dat niet." De commune betrekt zijn inkomsten uit studie beurzen en verkoop van zelf vervaardigde kleren, kettingen en sandalen. Dick vertelt dat er in Leiden wel een paar honderd mensen zijn ook gezinnen die in een commune willen. Dat stuit op praktische problemen: er zijn geen geschikte huizen. De groep gelooft in de noodzaak van gezond eten: fruit, yoghurt, bruinbrood. Veel zaken worden ge kocht in Reformhuizen. Alcoholgebruik wordt afge wezen. Dick: „Als ik langs een café loop, voel ik de slechte uitstraling." ,ln de kolonie von Van Eeden hadden we mis- lien kunnen gaan, maar toen we er op een Zon- heen waren geloopen, vier uur gaans, toen daar een heer, in een boerenkiel, met dure schoenen, kolombijntjes te eten uit een pa- n zak, blootshoofds, in innige aanraking met natuur, zoals dat toen werd genoemd en z'n ird vol kruimels. Toen dorstten we niet verder liepen maar weer naar Amsterdam terug." schetste de schrijver Nescio de mensen, die aan t eind van de vorige eeuw rondliepen in wat Ne- Vlands bekendste voorbeeld van een commune zou rden: de verbruiks-coöperatie Walden van Fre- ?rz« "k van ^e<*en in Bussum. ïuis lichters en intellectuelen namen er de spade ter eiki nd en onder het werk discussieerden ze. Dat liep ze tuurlijk mis. Als de commune langzamerhand ter evo le gaat en Van Eeden naar Amerika reist, noteert ke in zijn dagboek, dat „het slechts een experiment" ltd s. eeK De stroom van vernieuwingsdrift, die zich de i S itste jaren een weg door West-Europa baant, heeft 'a=< nieuw het fenomeen van de commune in Neder- 'rtt id aangespoeld. Een samenleving, waarin ge- 001 gsverhoudingen ontbreken, bezit wordt gedeeld en °P «ommige gevallen het huwelijk op de helling >rdt gezet. Wie zijn de jongeren, die anno 1969 proberen oude als nenlevingspatronen te doorbreken door communes ,ee stichten? En wat zijn de drijfveren? Naïef idea- ha, me? Een poging om de grondproblemen van de e lidige maatschappij te bestrijden vervreemding en n de medemens in een samenleving, die niet meer jen behoeftenvoorziening is gebaseerd, maar op winst 's iken? Een poging om een oase te scheppen in een n sreld vol boosheid en agressiviteit? Vlucht uit de g irkelijkheid? uil Duidelijk is, dat zij die in een commune gaan, dat en bewust of onbewust doen uit fundamentele itiek op de samenleving. De commune tast de n§ ondslag van de maatschappij aan: de concurrentie- 001 rhouding in het sociaal-economische systeem en de laruit voortvloeiende agressiviteit. In Nederland bestaan nu zo'n twaalf tot vijftien mmunes. Wij bezochten er twee in Utrecht en in iden en maakten kennis met een samenle- igsexperiment in Leiderdorp van twee gezinnen, d of meer verkerend in „pre-communaal" stadium. idelijke verschillen traden aan het licht. De jmune in Leiden waar er overigens nóg één bleek bepaald geen opslagplaats te zijn van aatschappelijk dynamiet. Het is een vreedzaam, op rhzelf betrokken wereldje, waarvan de enige wer- iei nde kracht zich beperkt tot „de hoop, dat de com bine iets zal uitstralen". In Utrecht werd druk getheoretiseerd of er een eologie onder de commune moet worden geschoven. 3a je in de commune uit persoonlijke behoefte aan iter sociaal contact of zie je de commune als aatschappelijk alternatief." Men is hier duidelijk £j>litiek geëngageerd. Bij kennisneming van de buitenlandse literatuur ver de commune openbaren zich in de verschillende nden min of meer karakteristieke nationale ken

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1969 | | pagina 19