't Hart dat het niet laten kof I UTOPIE Of PROFETIE li terugreis in het verleden Huib Goudriaan bezocht met Gerrit Goosse van Welsum het Huis van Bewaring I aan het Kleine Gartmanplantsoen te Am sterdam beter bekend als „De Wete ringschans" waar de heer Van Welsum in de bezettingstijd als gevangenbewaar der duizenden gevangen Nederlanders hielp met voedsel en illegale brieven, hon derden het leven redde, en letterlijk de deuren opende voor de knokploeg van Gerrit van der Veen tijdens de helaas mislukte overval van 1 mei 1944. „Daar was het Duitse bureau", zegt Gerrit van Welsum tegen zijn vrouw. Op zijn nachtelijke naar de cellen moest hij vaak langs de plek waar onze fotograaf hem vond. verraden was en dat ettelijke doden te betreuren waren." Bij de eerste overval opende Van Welsum een deur op enkele meters afstand van de plaats waar de Duitse wachtcomman dant sliep. De situatie is niet veranderd: „Ja, die rotknip zit er nog op. Die was een beetje verroest en moest je altijd heen en weer wrikken. Deze ketting moest ik eraf halen en dan het slot twee keer omdraaien. (Mijn tanden klapperden)." Van Welsum kijkt de straal op. „Bij de overval van april stond Dick Folmer daar met een fiets aan de overkant, bij het City theater. Ik had Gerrit van der Veen de sleutels gege ven en ging achterop zitten bij Dick. Toen we de Weteringschans opreden begon hij een liedje te fluiten „We leven vrij we le ven blij", ik vergeet dat nooit meer en daarop kwamen er zo'n zestig mannen uit portiek jes tevoorschijn en achter bosjes vandaan." Een kwart eeuw geleden. In dezelfde straat raast het stadsverkeer van 1969. Kunt U vertellen hoe dit werk, dat toch levensgevaarlijk voor u was, is gegroeid? Van Welsum: „Ja, het is een beetje gek natuurlijk ik ben nog nooit geïnterviewd. Ik kwam 16 april 1936 in dienst van het gevangeniswezen als hulpbewaarder. In '39 en '40 was ik soldaat en later kwam ik weer terug". „Waarom ik dit werk heb ge daan? Feitelijk heb ik nooit ge werkt uit vaderlandsliefde zo ver gingen m'n gedachten niet. Het was alleen een poging de orde te verstoren, de Duitse or de dus. De slachtoffers, die in de gevangenis kwamen omdat ze dit ook deden, wilde ik zo- vee! mogelijk helpen." „De toenmalige directeur van het huis van bewaring, van wie ik wist dat hij een vriend van Mussolini en Hitler was, vroeg me eens: Wat is uw politieke overtuiging? Toen zei ik: Ik ben SDAP-er. En hij vroeg: Kan dat nog NSDAP worden? Ik zei: Dat kan nooit NSDAP worden." „De situatie was in de bezet tingstijd zo heel anders dan wat wij. gevangenbewaarders, ge wend waren. De aan onze zorg en bewaking toevertrouwde mensen waren voor 1940 allen ingesloten wegens overtreding van de Nederlandse wetten. Voor deze mensen was ons de behandeling bekend en wisten wij onze bevoegdheden." „Op Duitse afdeling gold echter geen Nederlands ambte lijk bevel. De Sicherheitsdienst of de SS bracht daar gevange nen, die verraden waren bij een poging tot illegaal werk voor de „vijand", die toevallig niet mijn vijand was. Er openden zich dus een reeks mogelijkheden voor mijn landgenoten in Duitse gevangenschap!" „Een paar voorbeelden, 's Za terdags kwam de kantinebaas de weekvoeding rondbrengen een klein zakje suiker en een klein zakje boter en de mensen moesten daar de hele week mee doen." „Ik pikte dan een zogenaam- de reiniger op meestal was dat de commissaris van politie van Rotterdam S. W. Moolenaar en zette hem in een lege cel. Ik plaatste dan drie kaartjes op de deur alsof de cel door drie mensen was bezet. Bij het pas seren van de kantinebaas werd het bakje door de reiniger naar buiten geschoven, en werden er dus drie porties in gegooid. Dat gebracht. Daar was dan wel toevallig een of andere vriende lijke geest, die de mensen via de wc en een raampje aan de buitenkant van het gasthuis wist te krijgen." „Als ik 's avonds thuis kwam had ik natuurlijk weer andere besognes. De briefjes, die ik uit de cellen meenam, waren geschreven op toiletpapier: iets anders was er natuurlijk niet. En die moesten verzonden wor den. Maar omdat ik wist dat ik werd geschaduwd door een SD-er, kon ik 's avonds na spertijd de straat niet op. Ik ver tikte het. om 40 of 50 envelop pen in de brievenbus te gooien. Dat zou teveel opvallen." „Mijn vrouw ging dus in spertijd nog eventjes de straat op en wist zich soms in een luchtaanval als de stukken gra naat op straat kletterden van de ene naar de andere brieven bus te begeven." ,.U begrijpt wel dat ik ook door Huib Goudriaan Foto's Herbert Behrens was dan een extraatje voor de reinigers." „Maar niet alleen voor hen; er waren ook mensen die gehol pen moesten worden. Zo herin ner ik me dat ik iemand uit Vught in het huis kreeg, die door de Duitsers was afgeschre ven: hij zou wel sterven van hongeroedeem. Door hem stie kem wat toe te stoppen een extra pannetje eten, een extra boterham, door z'n correspon dentie te verzorgen en hem ex tra te laten luchten heb ik hem zover gekregen, dat hij na het verstrijken van z'n Duitse straftijd de poort lopende kon verlaten." „Later werd het werken moeilijker. De Duitsers ver trouwden me niet meer en ik werd op de Nederlandse afde ling geplaatst, waar deze dingen natuurlijk niet gebeurden. Het werk op de Duitse afdeling moest nu hoofdzakelijk 's nachts gebeuren. Door er heen te kruipen en de mensen te vertellen wat er aan de hand was, en eventuele antwoorden mee terug te nemen." „Soms bracht ik vergif, opdat ze een of andere besmettelijke ziekte zouden krijgen. Ze wer den in dat geval uit de cel gesleurd en naar het ziekenhuis antwoorden ontving. Daarvoor had ik een systeem gemaakt. De meeste mensen wisten niet hoe ik heette gelukkig en daarom had ik de schuilnaam Tomasson aangenomen. Ik haal de dit woord in lettergrepen uit elkaar en gaf opdracht een van deze lettergrepen achterop de envelop te schrijven. De dich ter Jan H. de Groot die een soort postkantoor had gevormd zag zo. als Jiij brieven voor mij ontving, dat het brieven voor de bajes waren." Later heeft Jan H. de Groot met behulp van Van Randwijk (ze zaten beiden in de ver zetsgroep Vrij Nederland) een comiteetje gevormd om ifae postzegels en enveloppen te verstrekken. Want het werd te veel voor mijn zakgeld: ik kon tenslotte geen pakje shag meer kopen". „Naast het versturen van brieven heb ik wel tips gege ven, opdat getuigenissen klop pend werden of dat getuigen tijdig verdwenen, zodat de man die voorkwam bij het Son der- gericht in een gunstiger dag licht kwam te staan". „Misschien heb ik zo meer mensen uit de gevangenis ge kregen, dan ik zelf vermoedde. Ik heb natuurlijk veel angst ge had. Ik heb het wel eens niet kunnen houden: een keer heb ik, op van de zenuwen, een dag of zeventien in bed gelegen". „Ik herinner me nog dat, toen ik toevallig in de kamer zat omdat mijn vrouw het bed moest opmaken, de vrouw van Bert Bakker, de uitgever die kort geleden overleden is kwam vertellen dat Bert ook was gepikt. Ze wist niet waar hij zat. hoogstwaarschijnlijk in het Huis van Bewaring. Ik ben toen maar beter geworden en heb me de volgende dag weer gemeld". „Bert Bakker had ik een keer ontmoet in Apeldoorn toen de illegaliteit me enige dagen op hun kosten in een hotel te loge ren had gevraagd om op toeren te komen. Nu zag ik hem dus in een cel zitten. Hij zei me direct: „Denk erom, dat wat in de lin- kerbovenla van mijn bureau ligt, ogenblikkelijk moet ver dwijnen; dat is bezwarend voor me". „Ik heb de vrouw van Bakker gebeld: oké, linker bovenla bu reau, papieren eruit. Dat is al lemaal gelukt en het gevolg was dat Bert Bakker na enige tijd de bajes uit wandelde". „Maar er was ook eens een man, die binnenkwam, en niet begreep wat ik met hem voor had. Hij zei: Sla me maar, sla me maar, ik beken toch niet. Toen ik zei: maar man, daar ben ik niet voor, ik wil je hel pen - vertrouwde hij me niet". „Later, toen deze man na het eerste verhoor, terugkwam, was die grote flinke kerel, het was een flinke vent, zo murw gesla gen dat hij niet naar de derde etage kon lopen. Ik heb hem moeten helpen. Eenmaal in de cel. heeft hij met z'n hoofd te gen mijn borst uitgehuild. Hij vertelde me: Ik ben verh meneer Van Welsum. Ik zie het, dat was de Duitse hoor-methode". „De illegaliteit heeft me gevraagd of ik kon onaera n welke mensen in het HuisDicl Bewaring verbleven, welk nd ze hadden en waarheen ze tuu gen als ze werden „afgevo le Ik moest in die tijd één ke j in de zes dagen op nachtd is. Als het dan 's morgens eer.pe of vier was, mijn collega's jtst« melden en de Duitsers lag< nje, slapen, lichtte ik de kaarte 1(j in het Duitse bureau. Vooiff„,( tijd had ik de cellen al op °30 pier geschetst, zodat ik het ..j< tableau snel in kon vullen". „Jan H. de Groot haalde "1£ keer in de zes dagen als me? nachts op pad was gewee sti de buit op. Mijn vrouw hai naaidoos met een laadje ödij der, en daaronder was een n c bele bodem: daar gingen be papiertjes in. Hij kwam 's ikei gens binnen en zei alleen srel tegen mijn vrouw: Dag trk» Hij pakte de papieren uit Du; zijkamertje en verdween b« weer." ïtie Hebt u na de bevrijding onci ken van waardering voor g-hc werk gehad? aan „Ach nee, niet zozeer - op een of andere manierJ iemand buiten mijn direktf geving ds. Buskes geschT Die heeft me toen een posl sel gestuurd. En een buurv| heeft eens een pakje aan) men, waarin een grote I bonbons en een kistje zat. Er was een briefje „Van een bewonderaarster ben nooit teweten gekomei nd dat was, en mijn vrouw woest jaloers!" „Op 30 december wordt i |eoi, en 1 januari mag ik va'Qa minister van justitie met I ,ter tioneel leeftijdsontslag. Ik aat nu huismeester in het Huis oliti Bewaring in de Casuaristra Dfcn Haag. Maar gevang! waarders mogen eerder 11 pensioen: het leven in de nd< vangenis is zeer zwaar". „Ik ben blij met alle gi herinneringen. Nee, een heb ik nooit gekregen, misschien is dat mijn fout wel. Dat in de bezettingsti een episode in mijn lev< weest, waar ik een streep o heb gezet. Er waren van dingetjes die je in die kon doen. En ik heb het daan. Ik ben nog altijd blij ik het gedaan heb. Mijn g( ten is altijd gerust geweest ik ben ook blij dit gebouw eens te-hebben gezien: dal ik nooit gedacht." Weet u nog die neger, die links van Martin Luther King stond bij diens beroemde droomrede (,,l have a dream en die daar maar stil met zijn hoofd stond te schud den? Dat schudden kon be tekenen: ,,Wat zegt hij daar weer dingen die wij niet on der woorden kunnen brengen" en misschien ook wel: „Het is te mooi om waar te zijn." Was deze droom van een vreed zaam samenleven op voet van gelijke rechten tussen blank en zwart een utopie of een profetie? Zulke dromen zijn niet zomaai wensdromen. Ze bevatten maatschappijkritiek en bovendien vormen ze programma's. Utopieën tekenen ideale maatschappljvor- men om de nadelen van de bestaande sociale vormen aan te tonen. Dat begon al -net het belangri|ke werk ven Plato. Politeia (De Staat) Boek I bevat een discussie over de rechtvaardigheid (geknipt voor de televisie); de boeken II. tot en met V stellen een ideale staatsregeling voor en de boeken VIII en IX kritiseren de bestaande staatsregelingen U ziet het: ook Plato, had een droom die er uitziet als een utopie, maar die In wezen kritiek en programma Is. Natuurlijk is het woord utopie van veel feter datum. Het Is Inge voerd door Thomas Moore en het betekent Nergensland. Het boek Utopia verschsen te Leuven In 1516, aan de vooravond van de reformatie Moore schreef zi)n uto pie in het Lati)n. waaruit her pas in 1551 In het Engels is vertaald. Onder Invloed van Plato's Staat gaf Moore een opzettelijk eenzij dig gehouden, speelse uitbeelding van mogelijkheden, met het doel onrust te wekken ten aanzien van de bestaande samenleving. „Wat verbonden betreft, die door andere volken zo vaak geslo ten. verbroken en weer vernieuwd worden de Utoplërs sluiten ze nimmer. Waartoe immers dient een verbond, zeggen zij, alsof niet de natuur zelf voldoende de mensen met elkaar verenigt? En zo iemand haar minacht, meent ge dat deze op zijn woord te vertrouwen is? Tot dit oordeel zi|n zij gekomen vooral doordat in de andere landstreken verbonden en afspra ken der vorsten gewoonlijk zonder enige qoede trouw in acht worden genomen." U voelt de spits van de kritiek onder het fluweel van* de utopie. Het genus utopie begint zichzelf uit te zaaien. Rousseau geeft in zl|n Emile (1762) een opvoedkundi ge utopie en in zijn Contrat social van hetzelfde jaar een staatkundi ge. Zijn manier van denken is wel individualistisch anarohistlsch qe- noemd Voltaire's Candide (1759) en Swift's Gulliver's travels (1726) combineren speelse fantasie met vinnige kritiek. Merkwaardig Is de gang van za ken In de negentiende eeuw. Etien- ne Cabet, Frans communist, schrijft een utopistische roman Voyage en learie (Reis naar Ika- rië), in 1840 of 1842. maar zi|n communistische gemeenschap in Noord-Amertka l|dt schipbreuk, al thans wat hem persoonlijk betreft Hii wordt er uitgegooid Sinds het midden van de negen tiende eeuw worden de toekomet- Albrecht DQrers visie op de vier ruiters in Openbaringen grond anoniem nog na In allerlei maatschappelijke dromen. En dit brengt ons tot de verhouding van utopie tot profetie. Ook de profetie is kritisch. Maar ze heeft niets te maken met wensdromen en met blauwdrukken voor een Ideale menselijke samen leving. Ze .beweegt zich In dal wonderli|ke spanningsveld tussen wat God doet en wat de mens doet. Ook wanneer zij het over de toekomst heeft Is zl| conditioneel De profetie is praktischer dan de utopie, want ze stelt voorwaar den. Aan de andere kant gaat zij verder dan alle dromen, omdat zli een vast einde aankondigt. Wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben, heeft geen oog qezlen, geen oor gehoord en In qeen mensenhart is het ooit kun nen opkomen. Tegen zulk een uitspraak verbleken de stoutste wensdromen. Het nieuwe Jeruza lem heeft eeuwige fundamenten. Zolang het gaat om wat de mens moet doen (totaal anders worden, gerechtigheid oefenen) laat de profetie aan duidelijkheid iets te wensen over. Maar om alle vrijblij vendheid uit te sluiten, wordt dé profetie moeilijk verstaanbaar, voor meer dan één uitleg vatbaar, dichterlijk-symbolisch. zodra ze apokalyptisch wordt. Dat moet ook wel, want In de bijbelse visioenen qaat het over diezelfde dingen waarvan Paulus zei dat ze voor de mens ondenkbaar zi|n. Wat Paulus daar negatief formuleerde, tekent het visioen positief. Het profetisch-dlchterlijke open baringsvisioen is de enige moge lijkheid er voor mensen in mense lijke taal over te spreken. Wi| staan hier aan onze uiterste gren zen. Daarom valt een boek els de Openbaring van Johannes niet uit te leggen op de manier waarop de exegese de andere schriften hanteert. Ook tiet door specia listen op het qebied van de apoka- lyptlsche literatuur in het alge meen. Het laatste bijbelboek kan niet worden uitgelegd, alleen maar 'Wi Lod feei iebl E' geëxploreerd. De bestaat in het aangeven va? grens van haar eigen mogelil Lod den. De utopie wordt politiek: loopt een duidelijke lijn van i via Moore en de utopistische allsten, via Marx naar Lenin. de profetie wordt politiek: loopt een lijn van de bijbel ui Augustlnus naar Bossuet rooms geschledenlsfilosoof e? naar de rooms-kathoi Waai staatsleer, of via Calvijn Groen van Prinsterer. Lohman Kuyper De hele idee van een chris'i ^j. politiek is in de crisis, die 1 negatief kan ultleonen als loslaten van veel traditionele t tuigingen en praktiiken, en die positief kan duiden als een ringscrisi8. een bekering tot echte evangelische beginselen afstoting van historische verff ingen. Voor dit radicale evangels dat met zijn scherpe spil tweeduize-nd jaar dikke histc ijs openbreekt onder luid jammer van alles wat zich op aai schotsen bevindt, hebben nodi *°e qustlnus, noch Calvijn, Boss P°l< Groen, Stahl, Kuyper het r ..I voor het zeggen en Is aanslu' bij de hlstorie-zonder-meer zonde geworden. Het hele traditionele chrtë1 dom, gebaseerd op de constant!) kerkidee. staat op springen. (r* de heilige schriften wringen los uit eeuwenoude Insnoering Wf We beleven adembenemende d gen en wie ze duidelijk ziet «n ren, vermoedt verwantschap kou sen wat hl| waarneemt en de *or begrl|peli|ke schilderingen Jfl iuffi laatste bijbelboek. Als hij bukt bij het luikje in de deur van de cel, waar eens ds. Buskes ge vangen zat, wordt het hem te machtig. Gerrit van Welsum zegt, bijna veront schuldigend: „Ik word al oud, geloof ik." Hij vertelt hoe terdoodveroordeel- den, met handen en voeten in de ijzers, op hun brits werden gelegd. „Bij ver schillende van deze mensen heb ik de laatste brief van hun vrouw, een onge censureerde brief dus, voor de ogen gehouden, zodat ze hem konden lezen." Geirit van Welsum aarzelt: „En ft een buitenkerkelijke man lk heb met verschillen den van hen gebeden ik heb het geprobeerd, tot het laatste toe. Het vonnis kon ik niet te genhouden. Maar als ze 's mor gens weggevoerd werden in andere kettingen dan stond ik stiekem in een hoek en salu eerde". „En als tegen me werd ge zegd: Waarom salueer je voor die lui? (want we hadden ook nog kader, dat niet helemaal safe was) deed ik dat af met: Voor een begrafenis salueer ik ook deze mensen zijn voor mij al dood". In 1969 lopen weldoorvoede en goedgeklede mensen langs de Weteringschans. Anders dan vijfentwintig jaar geleden. Ger rit van Welsum: „Kijk, door de spanning waarin we leefden, de grote nervositeit die we alle maal hadden, daarbij kwam na tuurlijk gebrek aan behoorlijk voedsel, was het in die dagen wel wat anders dan nu". „En 's nachts kon je ook niet slapen, omdat er teveel lucht alarm was: en je bleef niet lig gen, je ging er toch uit. We hielden er wel een soort gal genhumor op na. Ik herinner me een jochie, dat bij me kwam en zei dat hij een nieuw versje kende: „Nieuwe orde, lege bor den, weinig vet, vroeg naar bed, gatje warm, luchtalarm!" „Dat ben ik nooit vergeten. Het zijn van die leuke dingen. De beroerde dingen vergeet je vlugger. Ik ben ook legio na men en gezichten kwijtgeraakt. Maar vergeet niet: naar mijn schatting zijn er in de be zettingstijd ruim 10.000 mensen binnen de muren van de Wete ringschans geweest. Wat kun je daarvan onthouden? Dat is een onmogelijkheid, en per slot van rekening ben ik geen compu ter!" Als Gerrit van Welsum, zijn echtgenote en de heer J. A. Kaats voormalig luchtmacht officier en ex-gevangene in de Weteringschans op grond van illegale activiteiten het Huis van Bewaring binnentreden, komen we door dezelfde deu ren, die de heer Van Welsum in de nacht van 30 april op 1 mei 1944 open zette voor de knok ploeg van Gerrit van der Veen. Van Welsum: „Ik was in con tact gekomen met Gerrit van der Veen en Dick Folmer, die beiden gevallen zijn. Ik kreeg het verzoek een belangrijke brief uit de cel van de gevange ne Dienske (een vriend van Jo hannes Post) te halen. Direct daarop kwam het plan ter spra- De deur die Gerrit van Welsum opende voor de knokploegen. ke een overval te plegen op het Huis van Bewaring. Mij werd gevraagd er moesten onge veer 60 man onopgemerkt bin nen komen de deuren open te zetten". „Na besprekingen, waarbij ik ook onderdak voor mijn Joodse onderduiker vroeg (na de over val moest het echtpaar Van Welsum immers verdwijnen) stemde ik toe". Toen Van Welsum merkte dat een Nederlandse SS-man zijn hond mee op wacht nam, vroeg hij de overval een week uit te stellen. Ondanks de hond ging deze overval toch door, en in derdaad sloeg het dier aan. De overval mislukte en Gerrit van der Veen werd in het vuur ge vecht tussen de zich terugtrek kende knokploeg en de Duitsers zwaargewond, en later door de bezetters gedood. In juli hielp Van Welsum weer mee aan de voorbereidin gen van een nieuwe poging. „Ik vroeg wie de deuren van de an dere zijde zou openen, waarop mij gezegd werd dat dit door een SS-man zou worden ge daan. Ik voelde me ongerust en wilde de naam van de man we ten." Het werd Van Welsüm niet verteld: was hem de naam ge noemd de Nederlandse SS-er Boogaard dan was het ver raad dat deze pleegde waarschijnlijk tijdig ontdekt. Maar Boogaard kon zijn gang gaan en door deze mislukking werden KP-topmensen Hilbert en Johannes Post gearresteerd en 16 juli in de duinen gefusil leerd. „De volgende morgen zes uur kreeg ik bericht dat de zaak eerste wereldoorlog diep teleur gesteld werd en het na de tweede wereldoorlog helemaal niet meer wist (Mind at the end of its tether, 1945). Sedert de jaren dertig van onze eeuw komen contra-utopieën op. Het optimisme van honderd laar tevoren Is verdwenen. Bl| ons ge tuigt de dichter Marsman van het gevoel van een naderende ca tastrofe. De Engelse schrijver Al- dous Huxley „schrijft enkele toe komstromans, waarvan de aspec ten des te afgrijselijker zi|n. omdat ze wetenschappelijk niet zijn te weerleggen" (Winkler Prins 5,330). In het ene jaar 1949 komen de volgende boeken in het licht: E Jünger, Heliopolis, St. Andres. Das Tier aus der Tiefe. V. Gheorgiu Het 25e uur en G. Orwell. 1984. Niet dat ik al de hier opgesomde boeken gelezen heb! Het is ml| te doen om de curve van hoop en wanhoop, zoals die beïnvloed wordt door de wereldgebeurtenis sen. Al deze toekomstverwachtin gen zl|n anoniem beïnvloed door de |oods christelijke Idee van een tijdsverloop dat zich naar een einddoel toebeweegt, maar ze blij ven steken In de utopie of con tra-utopie omdat ze zich gronden op de menseli|ke conditie en niet werken met de geopenbaarde, bij belse profetie. Het is ouderwets, het fantaseren over de toekomst als onwe tenschappelijk te verwerpen. Dr. W. Bannina schreef al twintig laar geleden: „De geringschatting der utopie moet als een vergissing der pure verstandelijke wetenschappe lijkheid worden afgewezen." Dromen worden daden. Het chi liasme van de Wederdopers, dat zich Inspireerde op de Openbaring van Johannes, werkt op de achter- verwachtingen optimistisch. Dit komt vooral uit In de romans van Jules Verne waarin de verbeel dingskracht technisch wordt. De kritiek op het bestaande verbleekt tegenover de onbegrensde moge lijkheden van een nabije toekomst In 1888 publiceert Edward Bella my zijn utopistische roman Loo king Backward 2000-1887 (Ned.: In het iaar 2000). Hil predikt daarin een soort staatskapltalisme en geeft de stoot tot een hele Bella- mybeweglng. Ook hier verdwijnt de kritiek In het programma. Maar Bertha von Suttner'. meer tot handelen dan tot dromen ge neigd, onder de indruk van de industriële revolutie (Das Maschi- nenzeitalter, 1889) en bevreesd voor geïndustrialiseerde oorlogen, schrijft haar tweedellae roman Die Waffen niederl (1889), die haar Internationale roem brengt. In 1905 krijgt zij de Nobelprijs voor de vrede. „Zij was de enige vrouw, die vanaf de perstribune de eerste Haagse Vredesconferentie in 1899 bijwoonde", schrijft prof. dr. Gesi- na H. J. van der Molen. Camllle Flammarlon, meesterlijk popularisator van de sterrenkunde, man van zelfontwikkeling, laat In zijn boek La fin du monde (Het einde van de wereld), verschenen In 1895, onze planeet in Ijs verstij ven. Een natuurkundig pessimisme, waarbij idealisme en kritiek bevrie zen. Anders gaat het met H. G Wells, die in zijn A modern Utopia (1905) een ideale wereldstaat schildert. Wells was een niet-revo- lutionaire socialist, die door de Gullivers reizen: een combinatie van speelse fantasie en vinnige kritiek

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1969 | | pagina 18