't Hart dat het niet laten kof
I
UTOPIE
Of PROFETIE
li
terugreis
in het
verleden
Huib Goudriaan bezocht met Gerrit
Goosse van Welsum het Huis van Bewaring
I aan het Kleine Gartmanplantsoen te Am
sterdam beter bekend als „De Wete
ringschans" waar de heer Van Welsum
in de bezettingstijd als gevangenbewaar
der duizenden gevangen Nederlanders
hielp met voedsel en illegale brieven, hon
derden het leven redde, en letterlijk de
deuren opende voor de knokploeg van
Gerrit van der Veen tijdens de helaas
mislukte overval van 1 mei 1944.
„Daar was het Duitse bureau", zegt Gerrit van Welsum tegen zijn vrouw. Op zijn nachtelijke
naar de cellen moest hij vaak langs de plek waar onze fotograaf hem vond.
verraden was en dat ettelijke
doden te betreuren waren."
Bij de eerste overval opende
Van Welsum een deur op enkele
meters afstand van de plaats
waar de Duitse wachtcomman
dant sliep. De situatie is niet
veranderd: „Ja, die rotknip zit
er nog op. Die was een beetje
verroest en moest je altijd heen
en weer wrikken. Deze ketting
moest ik eraf halen en dan het
slot twee keer omdraaien. (Mijn
tanden klapperden)."
Van Welsum kijkt de straal
op. „Bij de overval van april
stond Dick Folmer daar met
een fiets aan de overkant, bij
het City theater. Ik had Gerrit
van der Veen de sleutels gege
ven en ging achterop zitten bij
Dick.
Toen we de Weteringschans
opreden begon hij een liedje te
fluiten „We leven vrij we le
ven blij", ik vergeet dat nooit
meer en daarop kwamen er
zo'n zestig mannen uit portiek
jes tevoorschijn en achter
bosjes vandaan." Een kwart
eeuw geleden. In dezelfde
straat raast het stadsverkeer
van 1969.
Kunt U vertellen hoe dit
werk, dat toch levensgevaarlijk
voor u was, is gegroeid?
Van Welsum: „Ja, het is een
beetje gek natuurlijk ik ben
nog nooit geïnterviewd. Ik
kwam 16 april 1936 in dienst
van het gevangeniswezen als
hulpbewaarder. In '39 en '40
was ik soldaat en later kwam
ik weer terug".
„Waarom ik dit werk heb ge
daan? Feitelijk heb ik nooit ge
werkt uit vaderlandsliefde zo
ver gingen m'n gedachten niet.
Het was alleen een poging de
orde te verstoren, de Duitse or
de dus. De slachtoffers, die in
de gevangenis kwamen omdat
ze dit ook deden, wilde ik zo-
vee! mogelijk helpen."
„De toenmalige directeur van
het huis van bewaring, van wie
ik wist dat hij een vriend van
Mussolini en Hitler was, vroeg
me eens: Wat is uw politieke
overtuiging? Toen zei ik: Ik
ben SDAP-er. En hij vroeg:
Kan dat nog NSDAP worden?
Ik zei: Dat kan nooit NSDAP
worden."
„De situatie was in de bezet
tingstijd zo heel anders dan wat
wij. gevangenbewaarders, ge
wend waren. De aan onze zorg
en bewaking toevertrouwde
mensen waren voor 1940 allen
ingesloten wegens overtreding
van de Nederlandse wetten.
Voor deze mensen was ons de
behandeling bekend en wisten
wij onze bevoegdheden."
„Op Duitse afdeling gold
echter geen Nederlands ambte
lijk bevel. De Sicherheitsdienst
of de SS bracht daar gevange
nen, die verraden waren bij een
poging tot illegaal werk voor de
„vijand", die toevallig niet mijn
vijand was. Er openden zich
dus een reeks mogelijkheden
voor mijn landgenoten in
Duitse gevangenschap!"
„Een paar voorbeelden, 's Za
terdags kwam de kantinebaas
de weekvoeding rondbrengen
een klein zakje suiker en een
klein zakje boter en de mensen
moesten daar de hele week mee
doen."
„Ik pikte dan een zogenaam-
de reiniger op meestal was
dat de commissaris van politie
van Rotterdam S. W. Moolenaar
en zette hem in een lege cel.
Ik plaatste dan drie kaartjes op
de deur alsof de cel door drie
mensen was bezet. Bij het pas
seren van de kantinebaas werd
het bakje door de reiniger naar
buiten geschoven, en werden er
dus drie porties in gegooid. Dat
gebracht. Daar was dan wel
toevallig een of andere vriende
lijke geest, die de mensen via
de wc en een raampje aan de
buitenkant van het gasthuis
wist te krijgen."
„Als ik 's avonds thuis kwam
had ik natuurlijk weer andere
besognes. De briefjes, die ik uit
de cellen meenam, waren
geschreven op toiletpapier: iets
anders was er natuurlijk niet.
En die moesten verzonden wor
den.
Maar omdat ik wist dat ik
werd geschaduwd door een
SD-er, kon ik 's avonds na
spertijd de straat niet op. Ik ver
tikte het. om 40 of 50 envelop
pen in de brievenbus te gooien.
Dat zou teveel opvallen."
„Mijn vrouw ging dus in
spertijd nog eventjes de straat
op en wist zich soms in een
luchtaanval als de stukken gra
naat op straat kletterden van
de ene naar de andere brieven
bus te begeven."
,.U begrijpt wel dat ik ook
door Huib Goudriaan
Foto's Herbert Behrens
was dan een extraatje voor de
reinigers."
„Maar niet alleen voor hen;
er waren ook mensen die gehol
pen moesten worden. Zo herin
ner ik me dat ik iemand uit
Vught in het huis kreeg, die
door de Duitsers was afgeschre
ven: hij zou wel sterven van
hongeroedeem. Door hem stie
kem wat toe te stoppen een
extra pannetje eten, een extra
boterham, door z'n correspon
dentie te verzorgen en hem ex
tra te laten luchten heb ik
hem zover gekregen, dat hij na
het verstrijken van z'n Duitse
straftijd de poort lopende kon
verlaten."
„Later werd het werken
moeilijker. De Duitsers ver
trouwden me niet meer en ik
werd op de Nederlandse afde
ling geplaatst, waar deze dingen
natuurlijk niet gebeurden. Het
werk op de Duitse afdeling
moest nu hoofdzakelijk 's
nachts gebeuren. Door er heen
te kruipen en de mensen te
vertellen wat er aan de hand
was, en eventuele antwoorden
mee terug te nemen."
„Soms bracht ik vergif, opdat
ze een of andere besmettelijke
ziekte zouden krijgen. Ze wer
den in dat geval uit de cel
gesleurd en naar het ziekenhuis
antwoorden ontving. Daarvoor
had ik een systeem gemaakt.
De meeste mensen wisten niet
hoe ik heette gelukkig en
daarom had ik de schuilnaam
Tomasson aangenomen. Ik haal
de dit woord in lettergrepen uit
elkaar en gaf opdracht een van
deze lettergrepen achterop de
envelop te schrijven. De dich
ter Jan H. de Groot die een
soort postkantoor had gevormd
zag zo. als Jiij brieven voor
mij ontving, dat het brieven
voor de bajes waren."
Later heeft Jan H. de Groot
met behulp van Van Randwijk
(ze zaten beiden in de ver
zetsgroep Vrij Nederland) een
comiteetje gevormd om ifae
postzegels en enveloppen te
verstrekken. Want het werd te
veel voor mijn zakgeld: ik kon
tenslotte geen pakje shag meer
kopen".
„Naast het versturen van
brieven heb ik wel tips gege
ven, opdat getuigenissen klop
pend werden of dat getuigen
tijdig verdwenen, zodat de man
die voorkwam bij het Son der-
gericht in een gunstiger dag
licht kwam te staan".
„Misschien heb ik zo meer
mensen uit de gevangenis ge
kregen, dan ik zelf vermoedde.
Ik heb natuurlijk veel angst ge
had. Ik heb het wel eens niet
kunnen houden: een keer heb
ik, op van de zenuwen, een dag
of zeventien in bed gelegen".
„Ik herinner me nog dat, toen
ik toevallig in de kamer zat
omdat mijn vrouw het bed
moest opmaken, de vrouw van
Bert Bakker, de uitgever die
kort geleden overleden is
kwam vertellen dat Bert ook
was gepikt. Ze wist niet waar
hij zat. hoogstwaarschijnlijk in
het Huis van Bewaring. Ik ben
toen maar beter geworden en
heb me de volgende dag weer
gemeld".
„Bert Bakker had ik een keer
ontmoet in Apeldoorn toen de
illegaliteit me enige dagen op
hun kosten in een hotel te loge
ren had gevraagd om op toeren
te komen. Nu zag ik hem dus in
een cel zitten. Hij zei me direct:
„Denk erom, dat wat in de lin-
kerbovenla van mijn bureau
ligt, ogenblikkelijk moet ver
dwijnen; dat is bezwarend voor
me".
„Ik heb de vrouw van Bakker
gebeld: oké, linker bovenla bu
reau, papieren eruit. Dat is al
lemaal gelukt en het gevolg
was dat Bert Bakker na enige
tijd de bajes uit wandelde".
„Maar er was ook eens een
man, die binnenkwam, en niet
begreep wat ik met hem voor
had. Hij zei: Sla me maar, sla
me maar, ik beken toch niet.
Toen ik zei: maar man, daar
ben ik niet voor, ik wil je hel
pen - vertrouwde hij me niet".
„Later, toen deze man na het
eerste verhoor, terugkwam, was
die grote flinke kerel, het was
een flinke vent, zo murw gesla
gen dat hij niet naar de derde
etage kon lopen. Ik heb hem
moeten helpen. Eenmaal in de
cel. heeft hij met z'n hoofd te
gen mijn borst uitgehuild. Hij
vertelde me: Ik ben verh
meneer Van Welsum. Ik
zie het, dat was de Duitse
hoor-methode".
„De illegaliteit heeft me
gevraagd of ik kon onaera n
welke mensen in het HuisDicl
Bewaring verbleven, welk nd
ze hadden en waarheen ze tuu
gen als ze werden „afgevo le
Ik moest in die tijd één ke j in
de zes dagen op nachtd is.
Als het dan 's morgens eer.pe
of vier was, mijn collega's jtst«
melden en de Duitsers lag< nje,
slapen, lichtte ik de kaarte 1(j
in het Duitse bureau. Vooiff„,(
tijd had ik de cellen al op °30
pier geschetst, zodat ik het ..j<
tableau snel in kon vullen".
„Jan H. de Groot haalde "1£
keer in de zes dagen als me?
nachts op pad was gewee sti
de buit op. Mijn vrouw hai
naaidoos met een laadje ödij
der, en daaronder was een n c
bele bodem: daar gingen be
papiertjes in. Hij kwam 's ikei
gens binnen en zei alleen srel
tegen mijn vrouw: Dag trk»
Hij pakte de papieren uit Du;
zijkamertje en verdween b«
weer." ïtie
Hebt u na de bevrijding onci
ken van waardering voor g-hc
werk gehad? aan
„Ach nee, niet zozeer -
op een of andere manierJ
iemand buiten mijn direktf
geving ds. Buskes geschT
Die heeft me toen een posl
sel gestuurd. En een buurv|
heeft eens een pakje aan)
men, waarin een grote I
bonbons en een kistje
zat. Er was een briefje
„Van een bewonderaarster
ben nooit teweten gekomei nd
dat was, en mijn vrouw
woest jaloers!"
„Op 30 december wordt i |eoi,
en 1 januari mag ik va'Qa
minister van justitie met I ,ter
tioneel leeftijdsontslag. Ik aat
nu huismeester in het Huis oliti
Bewaring in de Casuaristra
Dfcn Haag. Maar gevang!
waarders mogen eerder 11
pensioen: het leven in de nd<
vangenis is zeer zwaar".
„Ik ben blij met alle gi
herinneringen. Nee, een
heb ik nooit gekregen,
misschien is dat mijn fout
wel. Dat in de bezettingsti
een episode in mijn lev<
weest, waar ik een streep o
heb gezet. Er waren van
dingetjes die je in die
kon doen. En ik heb het
daan. Ik ben nog altijd blij
ik het gedaan heb. Mijn g(
ten is altijd gerust geweest
ik ben ook blij dit gebouw
eens te-hebben gezien: dal
ik nooit gedacht."
Weet u nog die neger, die
links van Martin Luther King
stond bij diens beroemde
droomrede (,,l have a dream
en die daar maar stil
met zijn hoofd stond te schud
den? Dat schudden kon be
tekenen: ,,Wat zegt hij daar
weer dingen die wij niet on
der woorden kunnen brengen"
en misschien ook wel: „Het is
te mooi om waar te zijn." Was
deze droom van een vreed
zaam samenleven op voet van
gelijke rechten tussen blank
en zwart een utopie of een
profetie?
Zulke dromen zijn niet zomaai
wensdromen. Ze bevatten
maatschappijkritiek en bovendien
vormen ze programma's. Utopieën
tekenen ideale maatschappljvor-
men om de nadelen van de
bestaande sociale vormen aan te
tonen.
Dat begon al -net het belangri|ke
werk ven Plato. Politeia (De
Staat) Boek I bevat een discussie
over de rechtvaardigheid (geknipt
voor de televisie); de boeken II.
tot en met V stellen een ideale
staatsregeling voor en de boeken
VIII en IX kritiseren de bestaande
staatsregelingen U ziet het: ook
Plato, had een droom die er uitziet
als een utopie, maar die In wezen
kritiek en programma Is.
Natuurlijk is het woord utopie
van veel feter datum. Het Is Inge
voerd door Thomas Moore en het
betekent Nergensland. Het boek
Utopia verschsen te Leuven In
1516, aan de vooravond van de
reformatie Moore schreef zi)n uto
pie in het Lati)n. waaruit her pas in
1551 In het Engels is vertaald.
Onder Invloed van Plato's Staat
gaf Moore een opzettelijk eenzij
dig gehouden, speelse uitbeelding
van mogelijkheden, met het doel
onrust te wekken ten aanzien van
de bestaande samenleving.
„Wat verbonden betreft, die
door andere volken zo vaak geslo
ten. verbroken en weer vernieuwd
worden de Utoplërs sluiten ze
nimmer. Waartoe immers dient een
verbond, zeggen zij, alsof niet de
natuur zelf voldoende de mensen
met elkaar verenigt? En zo iemand
haar minacht, meent ge dat deze
op zijn woord te vertrouwen is?
Tot dit oordeel zi|n zij gekomen
vooral doordat in de andere
landstreken verbonden en afspra
ken der vorsten gewoonlijk zonder
enige qoede trouw in acht worden
genomen." U voelt de spits van de
kritiek onder het fluweel van* de
utopie.
Het genus utopie begint zichzelf
uit te zaaien. Rousseau geeft in
zl|n Emile (1762) een opvoedkundi
ge utopie en in zijn Contrat social
van hetzelfde jaar een staatkundi
ge. Zijn manier van denken is wel
individualistisch anarohistlsch qe-
noemd Voltaire's Candide (1759)
en Swift's Gulliver's travels (1726)
combineren speelse fantasie met
vinnige kritiek.
Merkwaardig Is de gang van za
ken In de negentiende eeuw. Etien-
ne Cabet, Frans communist,
schrijft een utopistische roman
Voyage en learie (Reis naar Ika-
rië), in 1840 of 1842. maar zi|n
communistische gemeenschap in
Noord-Amertka l|dt schipbreuk, al
thans wat hem persoonlijk betreft
Hii wordt er uitgegooid
Sinds het midden van de negen
tiende eeuw worden de toekomet-
Albrecht DQrers visie op de vier ruiters in Openbaringen
grond anoniem nog na In allerlei
maatschappelijke dromen. En dit
brengt ons tot de verhouding van
utopie tot profetie.
Ook de profetie is kritisch. Maar
ze heeft niets te maken met
wensdromen en met blauwdrukken
voor een Ideale menselijke samen
leving. Ze .beweegt zich In dal
wonderli|ke spanningsveld tussen
wat God doet en wat de mens
doet. Ook wanneer zij het over de
toekomst heeft Is zl| conditioneel
De profetie is praktischer dan
de utopie, want ze stelt voorwaar
den. Aan de andere kant gaat zij
verder dan alle dromen, omdat zli
een vast einde aankondigt. Wat
God bereid heeft voor hen die
Hem liefhebben, heeft geen oog
qezlen, geen oor gehoord en In
qeen mensenhart is het ooit kun
nen opkomen. Tegen zulk een
uitspraak verbleken de stoutste
wensdromen. Het nieuwe Jeruza
lem heeft eeuwige fundamenten.
Zolang het gaat om wat de mens
moet doen (totaal anders worden,
gerechtigheid oefenen) laat de
profetie aan duidelijkheid iets te
wensen over. Maar om alle vrijblij
vendheid uit te sluiten, wordt dé
profetie moeilijk verstaanbaar,
voor meer dan één uitleg vatbaar,
dichterlijk-symbolisch. zodra ze
apokalyptisch wordt. Dat moet ook
wel, want In de bijbelse visioenen
qaat het over diezelfde dingen
waarvan Paulus zei dat ze voor de
mens ondenkbaar zi|n. Wat Paulus
daar negatief formuleerde, tekent
het visioen positief.
Het profetisch-dlchterlijke open
baringsvisioen is de enige moge
lijkheid er voor mensen in mense
lijke taal over te spreken. Wi|
staan hier aan onze uiterste gren
zen. Daarom valt een boek els
de Openbaring van Johannes niet
uit te leggen op de manier waarop
de exegese de andere schriften
hanteert. Ook tiet door specia
listen op het qebied van de apoka-
lyptlsche literatuur in het alge
meen. Het laatste bijbelboek kan
niet worden uitgelegd, alleen maar
'Wi
Lod
feei
iebl
E'
geëxploreerd. De
bestaat in het aangeven va?
grens van haar eigen mogelil Lod
den.
De utopie wordt politiek:
loopt een duidelijke lijn van i
via Moore en de utopistische
allsten, via Marx naar Lenin.
de profetie wordt politiek:
loopt een lijn van de bijbel ui
Augustlnus naar Bossuet
rooms geschledenlsfilosoof e?
naar de rooms-kathoi Waai
staatsleer, of via Calvijn
Groen van Prinsterer. Lohman
Kuyper
De hele idee van een chris'i ^j.
politiek is in de crisis, die 1
negatief kan ultleonen als
loslaten van veel traditionele t
tuigingen en praktiiken, en die
positief kan duiden als een
ringscrisi8. een bekering tot
echte evangelische beginselen
afstoting van historische verff
ingen.
Voor dit radicale evangels
dat met zijn scherpe spil
tweeduize-nd jaar dikke histc
ijs openbreekt onder luid
jammer van alles wat zich op aai
schotsen bevindt, hebben nodi *°e
qustlnus, noch Calvijn, Boss P°l<
Groen, Stahl, Kuyper het r ..I
voor het zeggen en Is aanslu'
bij de hlstorie-zonder-meer
zonde geworden.
Het hele traditionele chrtë1
dom, gebaseerd op de constant!)
kerkidee. staat op springen. (r*
de heilige schriften wringen
los uit eeuwenoude Insnoering Wf
We beleven adembenemende d
gen en wie ze duidelijk ziet «n
ren, vermoedt verwantschap kou
sen wat hl| waarneemt en de *or
begrl|peli|ke schilderingen Jfl iuffi
laatste bijbelboek.
Als hij bukt bij het luikje in de deur van de cel, waar eens ds. Buskes ge
vangen zat, wordt het hem te machtig. Gerrit van Welsum zegt, bijna veront
schuldigend: „Ik word al oud, geloof ik." Hij vertelt hoe terdoodveroordeel-
den, met handen en voeten in de ijzers, op hun brits werden gelegd. „Bij ver
schillende van deze mensen heb ik de laatste brief van hun vrouw, een onge
censureerde brief dus, voor de ogen gehouden, zodat ze hem konden lezen."
Geirit van Welsum aarzelt:
„En ft een buitenkerkelijke
man lk heb met verschillen
den van hen gebeden ik heb
het geprobeerd, tot het laatste
toe. Het vonnis kon ik niet te
genhouden. Maar als ze 's mor
gens weggevoerd werden in
andere kettingen dan stond
ik stiekem in een hoek en salu
eerde".
„En als tegen me werd ge
zegd: Waarom salueer je voor
die lui? (want we hadden ook
nog kader, dat niet helemaal
safe was) deed ik dat af met:
Voor een begrafenis salueer ik
ook deze mensen zijn voor
mij al dood".
In 1969 lopen weldoorvoede
en goedgeklede mensen langs
de Weteringschans. Anders dan
vijfentwintig jaar geleden. Ger
rit van Welsum: „Kijk, door de
spanning waarin we leefden, de
grote nervositeit die we alle
maal hadden, daarbij kwam na
tuurlijk gebrek aan behoorlijk
voedsel, was het in die dagen
wel wat anders dan nu".
„En 's nachts kon je ook niet
slapen, omdat er teveel lucht
alarm was: en je bleef niet lig
gen, je ging er toch uit. We
hielden er wel een soort gal
genhumor op na. Ik herinner
me een jochie, dat bij me kwam
en zei dat hij een nieuw versje
kende: „Nieuwe orde, lege bor
den, weinig vet, vroeg naar bed,
gatje warm, luchtalarm!"
„Dat ben ik nooit vergeten.
Het zijn van die leuke dingen.
De beroerde dingen vergeet je
vlugger. Ik ben ook legio na
men en gezichten kwijtgeraakt.
Maar vergeet niet: naar
mijn schatting zijn er in de be
zettingstijd ruim 10.000 mensen
binnen de muren van de Wete
ringschans geweest. Wat kun je
daarvan onthouden? Dat is een
onmogelijkheid, en per slot van
rekening ben ik geen compu
ter!"
Als Gerrit van Welsum, zijn
echtgenote en de heer J. A.
Kaats voormalig luchtmacht
officier en ex-gevangene in de
Weteringschans op grond van
illegale activiteiten het Huis
van Bewaring binnentreden,
komen we door dezelfde deu
ren, die de heer Van Welsum in
de nacht van 30 april op 1 mei
1944 open zette voor de knok
ploeg van Gerrit van der Veen.
Van Welsum: „Ik was in con
tact gekomen met Gerrit van
der Veen en Dick Folmer, die
beiden gevallen zijn. Ik kreeg
het verzoek een belangrijke
brief uit de cel van de gevange
ne Dienske (een vriend van Jo
hannes Post) te halen. Direct
daarop kwam het plan ter spra-
De deur die Gerrit van Welsum opende voor de knokploegen.
ke een overval te plegen op het
Huis van Bewaring. Mij werd
gevraagd er moesten onge
veer 60 man onopgemerkt bin
nen komen de deuren open
te zetten".
„Na besprekingen, waarbij ik
ook onderdak voor mijn Joodse
onderduiker vroeg (na de over
val moest het echtpaar Van
Welsum immers verdwijnen)
stemde ik toe".
Toen Van Welsum merkte dat
een Nederlandse SS-man zijn
hond mee op wacht nam, vroeg
hij de overval een week uit te
stellen. Ondanks de hond ging
deze overval toch door, en in
derdaad sloeg het dier aan. De
overval mislukte en Gerrit van
der Veen werd in het vuur ge
vecht tussen de zich terugtrek
kende knokploeg en de Duitsers
zwaargewond, en later door de
bezetters gedood.
In juli hielp Van Welsum
weer mee aan de voorbereidin
gen van een nieuwe poging. „Ik
vroeg wie de deuren van de an
dere zijde zou openen, waarop
mij gezegd werd dat dit door
een SS-man zou worden ge
daan. Ik voelde me ongerust en
wilde de naam van de man we
ten."
Het werd Van Welsüm niet
verteld: was hem de naam ge
noemd de Nederlandse SS-er
Boogaard dan was het ver
raad dat deze pleegde
waarschijnlijk tijdig ontdekt.
Maar Boogaard kon zijn gang
gaan en door deze mislukking
werden KP-topmensen Hilbert
en Johannes Post gearresteerd
en 16 juli in de duinen gefusil
leerd.
„De volgende morgen zes uur
kreeg ik bericht dat de zaak
eerste wereldoorlog diep teleur
gesteld werd en het na de tweede
wereldoorlog helemaal niet meer
wist (Mind at the end of its tether,
1945).
Sedert de jaren dertig van onze
eeuw komen contra-utopieën op.
Het optimisme van honderd laar
tevoren Is verdwenen. Bl| ons ge
tuigt de dichter Marsman van het
gevoel van een naderende ca
tastrofe. De Engelse schrijver Al-
dous Huxley „schrijft enkele toe
komstromans, waarvan de aspec
ten des te afgrijselijker zi|n. omdat
ze wetenschappelijk niet zijn te
weerleggen" (Winkler Prins 5,330).
In het ene jaar 1949 komen de
volgende boeken in het licht: E
Jünger, Heliopolis, St. Andres. Das
Tier aus der Tiefe. V. Gheorgiu
Het 25e uur en G. Orwell. 1984.
Niet dat ik al de hier opgesomde
boeken gelezen heb! Het is ml| te
doen om de curve van hoop en
wanhoop, zoals die beïnvloed
wordt door de wereldgebeurtenis
sen. Al deze toekomstverwachtin
gen zl|n anoniem beïnvloed door
de |oods christelijke Idee van een
tijdsverloop dat zich naar een
einddoel toebeweegt, maar ze blij
ven steken In de utopie of con
tra-utopie omdat ze zich gronden
op de menseli|ke conditie en niet
werken met de geopenbaarde, bij
belse profetie.
Het is ouderwets, het fantaseren
over de toekomst als onwe
tenschappelijk te verwerpen. Dr.
W. Bannina schreef al twintig laar
geleden: „De geringschatting der
utopie moet als een vergissing der
pure verstandelijke wetenschappe
lijkheid worden afgewezen."
Dromen worden daden. Het chi
liasme van de Wederdopers, dat
zich Inspireerde op de Openbaring
van Johannes, werkt op de achter-
verwachtingen optimistisch. Dit
komt vooral uit In de romans van
Jules Verne waarin de verbeel
dingskracht technisch wordt. De
kritiek op het bestaande verbleekt
tegenover de onbegrensde moge
lijkheden van een nabije toekomst
In 1888 publiceert Edward Bella
my zijn utopistische roman Loo
king Backward 2000-1887 (Ned.: In
het iaar 2000). Hil predikt daarin
een soort staatskapltalisme en
geeft de stoot tot een hele Bella-
mybeweglng. Ook hier verdwijnt
de kritiek In het programma.
Maar Bertha von Suttner'. meer
tot handelen dan tot dromen ge
neigd, onder de indruk van de
industriële revolutie (Das Maschi-
nenzeitalter, 1889) en bevreesd
voor geïndustrialiseerde oorlogen,
schrijft haar tweedellae roman Die
Waffen niederl (1889), die haar
Internationale roem brengt. In 1905
krijgt zij de Nobelprijs voor de
vrede. „Zij was de enige vrouw,
die vanaf de perstribune de eerste
Haagse Vredesconferentie in 1899
bijwoonde", schrijft prof. dr. Gesi-
na H. J. van der Molen.
Camllle Flammarlon, meesterlijk
popularisator van de sterrenkunde,
man van zelfontwikkeling, laat In
zijn boek La fin du monde (Het
einde van de wereld), verschenen
In 1895, onze planeet in Ijs verstij
ven. Een natuurkundig pessimisme,
waarbij idealisme en kritiek bevrie
zen.
Anders gaat het met H. G
Wells, die in zijn A modern Utopia
(1905) een ideale wereldstaat
schildert. Wells was een niet-revo-
lutionaire socialist, die door de
Gullivers reizen: een combinatie van speelse fantasie en vinnige kritiek