ÏOU HET DAN TOCH WAAR ZIJN? de sproke van CAPRICCIO door Klaas van der Veen II' MEN zegt, hij was een zwerver slechts, een doler zonder vader land, die om zijn wonderlijk ha bijt, zijn gaan op sleff'rende sandalen, zijn lange grijze baard en zijn flambard, een indrukwekkende verschijning was. Hij droeg de naam Capriccio, mis schien hem toebedeeld door d'een of and're grappenmaker, omdat toch nie mand wist vanwaar en hoe zijn ware naam wel was. Zomaar een mens, dacht men waarschijnlijk bij zijn leven en toen men op een dag in 't bos de man gestorven vond, bond men een kruis van levend ro- zenhout en schreef daarop: „Hier rust een onbekende, die we allen kennen en die zich noemen liet Capriccio." Doch 't wonder was, dat men zijn enige bagage eerbiedig aan de voet van 't levend kruis had neergelegd: de zwarte kist met zijn viool, naast een van riet gevlochten korf, waarin, zo wil het oud verhaal, een witte duif hem immer vergezel de, en die steeds trouw op zijn ene schouder zat wanneer Capriccio zijn wond're melodieën speel de. Elk jaar werd deze plek door niemand ooit geschonden omvlochten door een val van witte rozen in stralende uitbundigheid en wie daar langs kwam werd getroffen en spelde de ver weerde naam Capriccio. Natuurlijk ging er een verhaal rond deze doler, reeds generaties doorverteld. Allicht verdicht en wat er waar in was, is licht verloren, doch hoe het zij: dit is dan 't oud verhaal, zoals het rond de zwerver leven bleef. Misschien is de typering ..zwerver-' voor die Capriccio te laag, al trok hij al de dag door dorpen en door steden, en was zijn dak bij nacht de hemel, zijn bed het mos of veld. Hem deerde 't niet: hij voelde zich geroepen en droeg een opdracht met zich mee en daarvan was zijn witte duif en zijn viool, zo zei hij steeds, het heilig teken. Die opdracht was hem in een droom geworden en had hem tot de zonderling gemaakt, die waar hij ging, hem dikwijls spot bezorgde. Maar ach, dat is tot op vandaag nog steeds het lot van hem, die niet gelijk is aan de ander. De eerbied voor elkaar is net als toen bedroevend zoek. Maar goed. die droom: Weer was een dag van veel rumoer om hem vergaan en moede legde hij zich in het bos, op 't mos te ruste, de handen achter 't hoofd gevouwen en boven hem het sterversierde hemeldak. De slaap besloop zijn ogen wel. doch of hij sliep of waakte, hij wist het niet, want zie zijn ogen zagen klare beelden, die zich als onuitwisbaar kristalleerden in zijn geest Hij zag de aarde in een licht doorschoten ruimte. Zij zweefde niet, maar werd gedragen. Twee handen uit de grensloosheid, een van om laag, de andere van boven, hielden de aardbol beveiligend omsloten. Er was een vreemd geluid, dat hem herinnerde aan mensenstemmen, maar van heel ver, verward en wild dooreen, een dui velse cacofonie. Toen zei een stem: „Zie, hoe de mens de aarde heeft verwoest. De liefde is verdaan aan zinneloos krakelen en hoeveel bloed roept uit haar bodem om gerechtigheid. Macht tegen macht, zwaard tegen zwaard; wie telt de doden! Wie doodt, voedt weer een nieuwe haat. Doch deze aarde zal tot vrede wederkeren. Wie haat zal dan zichzelf verslaan Ik zal het aardrijk straks vernieuwen, gezegend wie die dag ver wacht en daar naar handelt Ik geef u mee een stem. die iedereen zal horen en met u gaat een witte duif als mijn symbool en wie haar doden zal. is aan de dag verloren Het beeld verdween de hemel raakte hel ver licht en stak zijn ogen open. Capriccio schoot overeind. Het was al dag; een dag vol zon. Toen zag hij aan zijn voeten een glanzende viool. Hij nam haar diep verwonderd op en tegelijk daalde een klein wit duifje op zijn schouder neer. Hij onderging een heerlijk wonder: want hij, die nooit zo n instrument had aangeraakt, streek plots de schoonste melodieën als opgevangen van de he mel zelf. Van toen af trok Capriccio, bezield tot vre deswil bewogen, de wereld door. vertelde van zijn droom en van zijn missie... maar ach, hoe weinig mensen werden in 't eerst door hem be roerd. Veel lieden zagen hem als dwaas en zei den: „Och wie zich niets verbeeldt, is dan ook niets!" Doch die Capriccio ging door en mocht ervaren dat van zijn spel en woord een grote kracht uitging. Reeds bij zijn eerste gang ontmoette hij een koppel houthakkers in felle twist gewikkeld, die opgewonden hun scherpe bijlen zwaaiden naar elkaar, doch zie de zwerver liet zijn duif de korf uitvliegen en kwam dan spelend op hen toe. De bijlen stonden aan de grond en stom verbaasd keerden de kerels zich naar die Capriccio. De twist scheen plots verdwenen en na de eerste spot kwam toen een goed gesprek. „Wie voor zijn recht of onrecht doodt, zal nimmer vrede vinden. Hij is een moordenaar. Wie ook je pad zal kruisen, hij is je broeder, zo reik hem dan de hand", aldus de muzikant En zie het wonder voltrok zich voor zijn ogen. Zo kwam hij In de stad en vond een neger die op zijn fluit melancholieke wijsjes speelde. Toen nam Capric cio zijn glanzende viool en streek en streek en zonder afspraak stond de neger op en ving de klare melodieën schoon spelend op, alsof hij ze reeds van vroeger kende. Al spoedig was de straat gevuld met luistrend volk. Toen sprak Capriccio als een waar profeet van vrede over alle mensen. „Gij zijt elkanders broeders, dus helpt en steunt elkaar Zo werd de zwaar gebaarde zwerver in stad en land befaamd, doch er gebeurde meer, want waar hij kwam en and're muzikanten zijn wegen kruisten, vloog de begeestering hen aan en onbe- grijp'lijk vond een ieder steeds zijn eigen melodie in reine harmonie, de ene met de ander. ..God lof", zei toen Capriccio, „mijn droom wordt schone werk'lijkheid, want langzaam trok ken velen met hem mede, bezield en sterk gedre ven door zijn vredeswil. Maar ach, de triomfale tocht kwam aan een bitter einde, de wereld bleek nog lang niet rijp voor deze vredestocht. want op een slechte dag toen die Capriccio met al zijn muzikanten mannen en vrouwen van elk stand en ras weer van zijn droom en opdracht in volle over gaaf getuigde, klonk er van ergens plotseling een schot, 't Was goed en scherp gericht: de witte duif viel bloedend aan Capriccio's voeten, een zwakke fladd'ring nog en het voor hem zo heilige symbool was dood! Er viel een diepe stilte. Capriccio boog zich, zeer diep geschokt, en legde teer de witte vogel, nu heilloos rood gekleurd, in 't korfje neer. Toen richtte hij zich op en tilde de korf hoog boven zijn vergrijsde hoofd en riep de zin die hij eens in zijn dromen hoorde: „Hij die dit deed, hij zal geen dag meer zien. Wie schoot, hij schoot een vrucht'loos schot op God!" Hij nam daarna zijn korf en zijn viool weer op en baande zich een weg door het te hoop gelo pen volk en liep... en liep, terwijl de tranen gleden langs zijn rimpelig gelaat En hier begint dit oud verhaal weer bij 't begin. Men vond hem op een dag in 't bos, gestorven. Men bond een kruis van levend rozenhout en schreef: „Hier rust een onbekende, die we allen kenden en die zich noemen liet Capriccio." Men legde zijn viool en ook de korf aan de voet van 't levend kruis. Elk jaar opnieuw werd deze plek omvlochten door een val van witte rozen en wie daar langs kwam spelde zijn verweerde naam: Capriccio. En wie dit leest vindt altijd weer wat waar is in dit oud verhaal. dat is. geloof ik. mijn grote kracht. Dat is de grote kracht van élke christen. Het is gebeurd, dat een predikant van de Gereformeerde Bond huilde, toen ik hem bij zijn afscheid toezong"... Zwartharige Marion bedelt om een koekje. Zeurt niet als moeder „nee" zegt. „Ik begrijp niet. hoe ze me van overal weten te vinden, niet alleen in het noorden en het oosten, maar nu ook al in het westen van het land: Amsterdam, Haarlem. Den Haag. Een tijdje geleden een tele foontje uit Duisburg: of ik wilde zin gen voor r.k. jongeren. Prompt daar op nog meer verzoeken uit Duitsland, Oberhausen bijvoorbeeld. Ik maak geen onderscheid in „rich ting": ik ga naar alle soorten diensten, Leger des Heils. rooms-ka- tholiek. gereformeerd. hervormd, vrij evangelisch, noem maar op". „Soms heeft men een verkeerde indruk van mij. Zo werd ik ook eens gevraagd om te zingen in een Zwolse bar, maar de eigenaar had zich een heel ander repertoire voorgesteld. In bars zitten vaak mensen, die een zaam zijn of moeilijkheden in hun werk of gezin „verdrinken". Ik praat graag met die mensen, om ze te hel pen." „De bar-eigenaar heeft me nu als zodanig helemaal geaccepteerd, even als een zuster van het Leger des Heils en een kapelaan, die zegt: „Vanaf de kansels kan je de mensen nooit goed bereiken, hier wel". Jam mer, dat dominees nog zo huiverig voor dat werkterrein zijn. Misschien wel uit angst voor wat „de mensen" zullen zeggen: heb je het al gehoord? Onze dominee zit de laatste tijd re gelmatig in de kroeg! Weer die merkwaardige, achterdochtige men taliteit." „Toch kan ik heel goed met ze opschieten, hoor. Eén van m'n beste vrienden is een dominee. Toen ik vorig jaar voor een nier-operatie in het roomse ziekenhuis lag. speelde en zong ik zo hard voor en met de mensen op m'n zaaltje, dat het za len-ver te horen was. Op een gege ven moment had ik vijf predikanten van verschillende richtingen èn een kapelaan bij m'n bed" Zou het dan toch waar zijn? kwam het ander, ook kerkdiensten, omdat ze" vooral negro-spirituals en gospels op haar repertoire heeft. „In december treed ik 21 keer op en maakte ik ook een radio-opname voor de Vara, die in januari wordt uitgezonden. Nee, nog nooit voor de NCRV. Eigenlijk wel vreemd, want wat ik doe is toch typisch iets voor deze omroep. Ik heb me eens aange meld voor Rodeo, maar de NCRV vond m'n repertoire daarvoor niet ■geschikt. Waarom? Wat is er tegen negro-spirituals en gospelsongs? Waarom zou de NCRV niet ook eens een kerkdienst kunnen uitzenden, waarin ik optreed? Ik breng toch het evangelie op een manier, die de mensen wat „doet"? „Ik krijg veel brieven van mensen, die door mijn optreden getroffen zijn. omdat ze hebben gevoeld dat het écht was. En dat is het ook. Ik sta helemaal achter wat ik zing en Door Herm. Sleggerda Als kind in een gezin van tien broertjes en zusjes zong ze al het hardst op de lagere school, werd christelijk opgevoed, „niet in het ka der van een bepaalde confessie, maar gewoon praktisch. Mijn moeder leer de me. dat je christen-zijn primair tot uiting komt in je levenshouding. Als er ruzie was, zei ze altijd: Een zacht antwoord keert de grimmig heid af, maar een scherp antwoord wekt de toorn op. Iets uit Spreuken, geloof ik". Later zong Truus reclame boodschappen voor de Surinaamse Avros. Leerde gitaar spelen in Ne derland en trad voor het voetlicht op allerlei ..avondjes". Van het een Zou het waar zijn? Zou het waar zijn, dat wérkelijke ver nieuwing van het westers christendom waarvan zovelen dromen geïnspireerd zal (moeten) worden door mensen, die van God een donkere huidskleur hebben gekregen? Sommige „kerkelijke waarnemers" zijn daarvan tot in het diepst van hun ziel overtuigd. Zij wijzen op de massale bekeringen in Indonesië en op de aangrijpende missie van wijlen ds. Martin Luther King, wiens eenvoudige boodschap van de naastenliefde miljoenen op heel de wereld in vervoering bracht. Zou het waar zijn, dat wij blanken door onze gekleurde mede-christenen zullen (moeten) worden bevrijd uit de strikken van het redeneergeloof, waarin wij nu al zovéél jaren verward zijn? Zouden wij langs die won derbaarlijke weg weer de eenvoud van het evangelie leren zien en ervaren? dam, Sellingen. Amsterdam. Alphen aan de Rijn. en tenslotte jeugd leidster in Zwolle. Ve zitten in de Pepergasthuis- in Groningen. Een historisch lehiiis, waar een devote roman- alle verstandelijke geloofs- jd uit het verleden overwoe- tl heeft. Onbelangrijk, zinloos, zelfs lachwekkend maakt. Er mensen bijeen uit allerlei soor- kerken of „van buiten de ker- Zij knikken elkaar vriende toe. Een teken van herkenning bok van wéten: het is weer zo- ,we gaan weer een hoogtepunt ons geestelijk leven beklimmen, i ontmoeting met God en el- f, waarop we vier volle weken inen teren Groningse predikant ds. G. v.d. 1 (zijn „richting" is op dit mo lt volmaakt onbelangrijk) ver- ffept geen „redeneergeloof", geeft dogmatische uitleg van één der nden teksten, waarmee een pre- snt een hele ambtsperiode stude- d kan vullen. Nee, hij (én de Ch nsen. die hem graag beluisteren) iben genoeg aan de essenties van evangelie, dat immers toch altijd aai rkomt op het heil van de ïsen? en jonge, fragiele vrouw treedt drj r voren. Diepglanzende, donker- line huid. Gitzwart haar, gewoon "terover gekamd, een vlecht met elastiekje. Zeer eenvoudig zo- rjurkje, 's winters ook, zodat ze „paars" ziet van de kou. Geen iden. In de handen haar gitaar, dan klinkt haar stem, haar lied. '■jjivoudig, zoals zijzelf. ,ra: Iruus Simons zingt van haar Hei- d en van de heel gewone dingen. Hij van de mensen blank, n of zwart verwacht. Doe het nsen. „Give us that old-time reli- gemeente wordt gegrepen door eenvoudige, indringende lidschap. Enkelen beginnen mee te n I |8en. Spontaan. Blijde gezichten. Heer, wij willen, „the Lord is my \erd." En daarom kunnen wij. aaiden klappen op de maat en ook anderen en het koor kunnen zich t langer bedwingen. En boven het wol loofslied van deze kleine gemeente schalt de stem van Truus Simons. 1 volle geluid ervan speelt langs oude pilaren, symbolen van de tfoofsvastigheden-van-weleer, klimt hoog in de gewelven, doordringt daken, op zoek naar ruimte... ^us Simons sluit haar zwarte ')Tr «i en geeft zich over. Haar gelaat en al expressie. Haar hele Wn is betrokken bij de woorden, 'zij zingend uit. Soms heel voor- iiHg. soms onstuimig beroeren hr vingers het instrument. .He's the whole world in His hands" terwijl in de kerken-rondom de vertrouwde psalmen worden ^f^eheven. raakt hier een kleine «ente in geestdrift en vervoe- Dat is zingen. Dat is getuigen van je geloof in het Grote Perspectief. „Whispering hope".... Dat is je voor nemen en de Heer beloven te doen wat Hij van je vraagt. In het gewo ne. dagelijkse, soms zo moeilijke le ven. Ontspannen dankt de gemeente voor deze ongekende momenten. Waarden, die vroeger van het hoogste belang werden geacht, ver dwijnen in een wazige verte. Nieuwe waarden doemen op. En de overtui ging, dat christen-zijn veel gemakke lijker is dan onder de doem vaak van een scala van geboden en verbo den altijd gedacht was. „Mijn juk is zacht en mijn last is licht".... Won derlijk, dat zo'n eenvoudige vrouw uit Suriname .ie dat duidelijk heeft moeten maken! Zou het dan toch waar zijn? Als de dienst ten einde spoedt, gaat Truus staan. „Ik wil nu graag het Onze Vader zingen. Zonder gi taar, omdat ik anders m'n handen niet vouwen kan". Ademloos kijkt en luistert de kleine gemeente. Zo te kunnen bidden! Zomaar een aanvul ling op het Onze Vader te „durven" bidden: „O God, hoor mij toch!" Het klinkt als een langgerekte stoot. Dat móet uit het hart komen, een over gegeven hart. Heeft een predikant ooit iets „toegevoegd" aan het Onze Vader? Mag dat eigenlijk wel van de synode? Of van de kerkeraad? In de regentenkamer is iets te drinken. Truus is er opnieuw. Met haar man en hun kleine, mollige Marion van bijna twee. Om te pra ten, en te zingen met de kinderen. Allen, die in de kerk waren, zijn er. Opnieuw. Maar als Truus eindelijk onderweg is naar Zwolle, laat zij ge lukkige mensen achter. Mensen, die ook weten waaróm zij gelukkig zijn... We zijn in een eenvoudige, smaak vol ingerichte woning in Zwolle. Hel flatje, waar mevrouw Truus van Coevorden-Simons uit Paramaribo woont met haar Nederlandse man, tekenaar bij een architectenbureau en bewonderd kunstenaar in houtsnijden. Bijna elk weekend rijdt hij met zijn vrouw door Nederland, soms duizend kilometer. Want Truus wordt steeds meer gevraagd om haar bijdrage te verlenen aan godsdienstoefeningen en andere bij eenkomsten, merkwaardigerwijze praktisch altijd interkerkelijke diensten.... „Voor mensen, die werkelijk ernst maken met het evangelie, vallen de kerkmuren weg", zegt de vrouw, die Luthers gedoopt werd. hervormd be lijdenis deed, maar die zich formeel bij geen enkele kerk zou aansluiten als zij nog eens moest kiezen. „Het is zo erg, al dat geruzie om dingen, die met de wezenlijke inten tie van het evangelie niets te maken hebben. Er zijn veel christenen, die hun hele religieuze leven vullen met geredeneer en getwist over kleinig heden, daarnaast getrouw de forma liteiten vervullen, maar aan het e 1- g e n 1 ij k e christen-zijn niet toeko men. En dat in déze wereld met zo veel nood. Ze zitten altijd met ge loofskwesties en ervaren hoewel ze dat niet gemakkelijk erkennen zelden de bevrijdende werking van de eenvoudige overgave." „Primair in het christen zijn is niet het kennen en uiteenrafelen van verschillen met andere christenen, maar je eigen inzet voor God én de medemens. En die inzet blijkt niet uit formaliteiten, maar uit je leef- en gedragspatroon. Ik begrijp niet, dat het in „christelijk" Nederland mogelijk is dat iemand zomaar veer tien dagen dood thuis kan liggen zonder dat iemand het merkt. Dat zou hier in de straat beslist niet kunnen gebeuren, daar heb ik wel voor gezorgd". „Gelooft u. dat de christenen met donkere huidskleur vanuit hun een voud iets te betekenen kunnen heb ben voor het doorbreken van het statische, moeilijke' christendom van de westerse, blanke mens?" „Ja, dat geloof ik. Kijk maar in de kerken rond: de mensen zitten er allemaal met diepvries-gezichten, el ke zondag dezelfde. Ik geloof dat ik in staat ben die gezichten te ontdooi en en dat is nodig als je Jezus waar wilt maken in je leven. Aan diep vries-gezichten kan je nooit zien of iemand meent wat hij zegt en dat geldt ook voor de dominees." „Ik geloof dat gekleurde mensen over het algemeen emotioneler zijn, de wezenlijke dingen veel intenser beleven en bovendien ik zeg het bescheiden eenvoudiger, eerlijker en spontaner zijn, minder schijnhei lig en achterdochtig. Je kunt aan hen merken dat ze ménen wal ze zeggen of zingen of bidden, omdat zij er hun hele wezen in leggeh". „Eens zong ik Mary's Boychild en na de dienst kwam een blinde man naar me toe, die vroeg: mevrouw, bent u in verwachting? Ik was ver baasd, want alleen m'n man en ik wisten dat we een kindje zouden krijgen. Ik vroeg: hoe weet u dat? Wel, zei de man, als u niet in ver wachting was. zou u dat lied nooit met zoveel gevoel en overgave heb ben kunnen zingen. Dat was het mooiste compliment dat ik ooit gekregen heb. Kijk, en dat is nou een wezenlijk verschil met de westerse blanke mens. Die leeft vaak niet écht. niet natuurlijk. Velen zingen en bidden statisch, for meel, zoals „het hoort". Bovendien iiebben veel westerlingen weinig re ligieus gevoel: zij geloven alleen met het verstand, terwijl geloof toch nooit verstandelijk te verklaren is, evenmin als de liefde. In dat opzicht kunnen de blanken heel veel van gekleurde mensen leren". „De westerse blanke mens heeft ir. het algemeen ook een verkeerde mentaliteit. Hij is egoïstisch, jaagt op geld en goed (dat is z'n god!), heeft onvoldoende aandacht voor de probleempjes van z'n kinderen, scha-, kelt zichzelf moeilijk uit. Als in het voorjaar de zon gaat schijnen, moe ten de Nederlandse huisvrouwen zo nodig ineens hun hele huis op de kop zetten. Onbegrijpelijk." De kinderen zijn in tegenstel ling tot bijvoorbeeld de Surinaamse brutaal, ondankbaar, onbeschei den. hebben geen eerbied voor de ouders en zijn haast altijd ontevre den. Dat verraadt het leefpatroon, waarin zij worden grootgebracht. Ik erger mij er altijd ook zo aan, dat buschauffeurs nooit wachten tot de mensen zitten. Alsof ze denken: wat kan ons dat ouwe mens schelen. Werkelijk, een heel andere mentali teit".... Truus Simons weet waarover ze praat. Kwam in 1958. toen ze negen tien jaar en kleuter-onderwijzeres was, naar Nederland en heeft hier de westerse manier van samenleven goed leren kennen. Verscheidene ba nen, vooral in het jeugdwerk: Zaan-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1969 | | pagina 17