geweldig Geen bedrog »I have a dream» WEER LEREN ZOEKEN NAAR UITLEG DIE VAN GOD IS Door dr. F. de Graaft IfORIG jaar om deze tijd las ik in een interview (het doet er niet toe met wie; het gaat me om de zaak, hoewel de per- soon die het zei me ook niet „loslaat"„Met Kerstmis wil ik in India zijn. Een van de weinige landen waar Kerstmis niet bestaat. Een van de weinige landen waar het er gewoon niet is. No Christmas! No, no Christmas! Geweldig." Ik heb het geknipt uit het tijdschrift waarin ik het las, en het bewaard. Waarom eigenlijk? Misschien omdat het nog eens „van pas kon komen". De vlucht voor het Kerstfeest. Desnoods helemaal naar India. En dan dat „geweldig"; „het einde", zouden we tegenwoordig misschien ook zeggen. Er wordt overigens tegenwoordig heel wat afgevlucht. We vluchten „in" en we vluchten „uit". Er zijn mensen die uit de publiciteit proberen te vluchten en ook mensen die in de publi citeit proberen te vluchten. Er is ook een vluchten uit de harde werkelijkheid in de wee moed van het heimwee. We komen er iets van tegen in het protest van wie alleen maar „dwarsliggers" lijken, maar die in feite geen vrede kunnen hebben met zoveel dat ze tegenkomen en waarvoor ze komen te staan. Ze lijken wereldvreemd, zij die dat doen. En misschien zijn ze het ook wel. We zouden onjuist handelen door hun al dan niet geuite motieven alle voor onze rekening te nemen. Maar „er gens" zijn ze toch soms op zoek naar een andere „werkelijk heid", achter de werkelijkheid zoals die zich dan aan ons allen voordoet. Heel de geschiedenis der mensheid door heeft men een tegen stelling willen zien tussen werkelijkheid en droom. De werke- lijkheid- het werkelijke, en de droom: de vlucht daaruit. Maar zou het niet zó kunnen zijn dat het „werkelijke" toch niet altijd het werkelijke is, en dat de droom het tasten is naar een wérke lijke werkelijkheid? De werkelijke werkelijkheid heeft de droom zelfs nodig om tot werkelijkheid te worden. Dat lijkt vreemd, want bij werkelijk heid denken we aan werken, en dromen is toch wat anders dan werken. Is het echter wat anders? Is dromen toch niet nog iets anders dan loslaten van de werkelijkheid? Is het niet juist een vasthouden van de werkelijkheid zoals ze zou moeten zijn? En wie aan iets vasthoudt, wérkt aan de verwezenlijking ervan. In het oude Israël hebben alle eeuwen door hier en daar mensen gedroomd van die werkelijke werkelijkheid die komen zou. Ze hebben de lijn vastgehouden en de draad verder afgewikkeld. Ze sponnen toe naar de voltooiing. Het leek alleen maar dro men wat ze deden, maar hun bidden was werken. Ze keken vooruit. Zoals wij nu mogen terugzien. Maar zoals wij op onze beurt dan toch ook weer vooruit mogen kijken. Want in het Kerstfeest is de werkelijke werkelijkheid tot wer kelijkheid geworden en mogen wij - dromend én werkend vasthouden aan de verdere verwezenlijking ervan. Die man die zo beslist naar India moest had er blijkbaar geen behoefte aan. Misschien was het onze schuld dat gedachten aan Kerstfeest hem alleen maar irriteerden. Ik vermoed overigens, dat, wan neer we hem in het hart konden zien, zijn behoefte toch niet zoveel geringer was dan die van ons allen. En zo ook van al die miljoenen daar in India en overal op de wereld, wellicht tot in onze naaste omgeviog. Van dromen zonder meer valt niét te leven. Wél van het dromen dat een vasthouden is aan de „wer kelijkheid achter de werkelijkheid". En we weten hoe dat dromen ons maken kan tot beweeglijke mensen die op hun beurt een wereld in beweging kunnen bren gen. Als het geloof en de volhardendheid maar groot genoeg is. Zoals bij King die, door de herinnering welke hij bij ons blijft oproepen, tot ons spreken blijft, ook nu hij zelf is opgeroepen tot de werkelijkheid die geen mensenoog hier heeft gezien en in geen mensenhart hier is opgeklommen. Wellicht komen we dan tot een eerbiedig dromend en biddend „geweldig!" DIEMER Zijn dromen bedrog? Vanouds heeft de mens geweten van de diepe beteke nis van dromen. De primitieve en de antieke mens hadden een geheel ander weten van de slaap dan de moderne mens. Voor de moderne mens is de slaap een biologisch proces. Voor de mens van de oudheid teas de slaap een toestand, waarin de ziel zijn intrede deed in hogere werelden. Daarom meende men dat de slaap verwant was aan de dood! IVanneer de ziel in hogere werel- Bij Jeroen Bosch vinden we verscheidene va rianten op deze gedroomde verleiding in de vorm van een huis-met-een-gezicht. den verkeert heeft zij ook daar haar belevenissen. Allerlei dingen worden haar ingefluisterd. De ziel kan komen in duistere gebiedenwaar demonen haar bedreigen. Zij kan ook opgetrok ken worden in de hemel en goddelijke openbaringen ontvangen. Daarom is het zo belangrijk bij het inslapen de ziel te richten in het gebed op God. Wat de ziel in deze hogere gebieden ervaart, is voor het gewone dagbetvust- zijn, onbedekt niet te verdragen. Daar om kleedt de herinnering die nachte- Ontdaan van alle droom was elke dag een marteling Toen onverwacht heeft de daagraad van uw lach mijn leegheid ondermijnd Uw lichaam is van gouden zon gehouwen Uw tred is die van zondoordroomde herten God riep mij bij mijn nieuwe naarr In de spelonken loeren vertegenwoordigers in beton, uitgerust met het modernste materiaal Met hun niets ontziende methoden hebben zij de steenhouwers tot de laatste man uitgeroeid. In het holst van de nacht trek ik er met een petroleumlamp opuit om de naam van Jezus Christus in de rotsen te slaan. Uw ogen zijn als zondoordroomde sterren Open mij de voorhang van het leven opdat mijn leeg en inhoudloos bestaan de wegen van Uw rijkdom weet De morgen is een andere route ingeslagen. Langs de rijksweg verscheen een nieuwe wegwijzc-r: Gethsemane. DIDIEK ROMAWAN lijke tochten van de ziel in de sluier van de symboliek. Dromen zijn oorspronkelijk openba ringen van hogere gebieden, maar deze openbaring is verborgen. Daarom kun nen dromen niet zomaar begrepen wor den. Dromen hebben een uitleg nodig. De antieke mens wist dat. De schenker en de bakker van de Pilarao van Egypte zeggen tot Jozef, dal zij geen uitlegger hebben. Dat is een ramp. Grote dromen hebben iets belang rijks te zeggen. Er zijn ook kleinere dromen, die slechts verdrongen erva ringen zijn van de daginhouden. De gro te dromen echter spreken van de ziel in hogere gebieden. De droomuitlegger kent de betekenis der symbolen. Hij verklaart met behulp van deze kennis de droom. In de mo derne tijd heeft de psychoanalyse op de grote betekenis van de droom gewezen. De moderne droomuitlegger maakt ook gebruik van de kennis omtrent de bete kenis der symbolen. Jung heeft gezegd, dat de droom een -#■ De droom- en fantasiewereld van Jeroen Bosch (1450 - 1516) behoort tot de wonderbaarich, sferen die ooit in beeld zijn gebracht. Hier is het aan hem toegeschreven (en ook betwiste) derij „De bekoring van Antonius". venheden van ons leven. God kan de keiharde feiten van ons lot omduiden. De bijbel noemt dat vertoenen. Op het Kerstfeest vieren wij hel feest van de Goddelijke duiding van onze dromen, dat is van ons leven. In het Kerstkind verandert God de onher- de voorouders nog wisten van de komst van het koninkrijk Gods. dij- Be be\ Zui kw. ie cZ'ot fall Deze flarden komen dikwijls i chi geseculariseerde vorm in de ut van een toekomend aards heil. Zimme nen ontstaan uit een wanhoop ovi lieden. De droom kan zo ook een pi lie zijn van een verlangen, dat mmk het heden niet verwerkelijken. D< houd van die projectie is echter mA? niet origineel, maar is vaak, zij ongewijzigde vorm, ontleend aai weten van het Rijk Gods dat de ouders hebben gekend. regeneratieve functie heeft. In de droom wordt voor ieder mens de oplossing van zijn levensproblemen gegeven. De moei lijkheid ligt echter hierin, dat de droom uitleg te kort schiet. Jozef heeft tot de hovelingen van Pharao gezegd: Is de uitleg niet van God? Dit woord wijst een weg uit de impasse waarin wij als moderne men sen zijn geraakt. De uitleg van God is meer dan een constateren van de gege- roepelijkheid van ons lot, dat bepaald werd door de zonde. In de moderne tijd heeft de mens zich steeds meer afgesloten van hogere gebiedenDat heeft ook invloed op de dromen. Die dromen hebben als inhoud vaak ervaringen uit lagere demonische gebieden. Er zijn echter ook schone dromen, die spreken van schone toekomsten. Deze laat sten zijn vaak flarden, die overgebleven zijn uit een tijd, waarin Wat moeten wij {net de droom antwoord luidtW/ij moeten de weer leren duiden met een uitle[ van God is. Daartoe is een spi zielszorg nodig. Die zielszorg vraa\ de zielszorger een inwijding, die weer moet- plaatsvinden. Het studie, meditatie, gebed, maar b> is de Geest nodig, die God en mei de mensen onderling verbindt. Dan de Goddelijke uitleg van het gel Kind in de kribbe geschonken ivo ms aan ons leven. C in, RIS' bu Hiernaast vindt U een vertaling van de befaamde rede, die ds. Martin Luther King in juni 1963 heeft uitgesproken in Detroit. Zijn „I have a dream" hebben wij, omgezet in „Wij hebben een droom", tot motto gekozen van onze kerstbijlage. Hierin vinden dromen op velerlei terrein hun weerspiegeling. Vandaag droom ik. Het is een droom die diep geworteld is in de Amerikaanse droom. Ik droom van de dag dat daar in Georgia, in Mis sissippi en in Alabama de zonen van vroegere slaven en de zonen van hun heren samen zullen kunnen leven als broeders. Ik droom van een dag dat kleine blanke kinderen en kleine negerkin deren hand in hand kunnen gaan als broers en zusters. Ik droom van de dag dat mensen niet langer huizen en kerken zullen plat branden, alleen maar omdat andere mensen vrij willen zijn. Ik droom dat er een dag zal zijn waarop we niet langer oog in oog zullen staan met de gruweldaden die Serina Taylor en Medgar Evers moes ten ondergaan; dat alle mensen waardig zullen kunnen leven. Ik droom dat mijn vier kinderen niet zullen opgroeien onder dezelfde om standigheden waaronder ik moest opgroeien, maar dat zij geoordeeld zullen worden naar keur van hun ka rakter in plaats van naar de kleur van hun huid. Ik droom van de dag dat hier in Detroit de negers in staat zullen zijn om het huis te huren of te kopen dat zij zich financieel kunnen veroorlo ven, dat hun geld hen overal heen kan voeren en dat ze allemaal een baan zullen krijgen. iter K i ogs Ja, ik droom van de dag dat in di land de woorden van Amos werkt jnt lijkheid zullen worden, dat het red) 'oe! als water zal golven en gerechtigheii als een immer vloeiende beek. Ik droom van de dag dat we woof den van Jefferson zullen erkenne»^ dat alle mensen gelijk geschapen zij en dat de Schepper hen allen be ster kleed heeft met bepaalde onv*.|[®c vreemdbare rechten zoals vrijhei^ en het jagen naar geluk. Ik droom van de dag dat iedert r vernederde zal worden verhoogd dat elke berg en elke heuvel zal wof den geslecht, dat het oneffene een vlakte wordt en de rotsbodei -en tot een vallei en dat de heerlijkhei jj* des Heren zich zal openbaren en het levende tezamen dit zal zien. Ik droom van de dag dat de me» men werkelijk elkanders broedefi zullen zijn. Met dit geloof wil ik eei tunnel van hoop boren door de bef Pje van wanhoop. Met dit geloof wil met u op weg gaan om de donke dagen van weleer om te zetten de lichte dagen van morgen. Met geloof zullen we de nieuwe dag zie' aanbreken dat al Gods kinderen bruinen en blanken, joden en heide nen, protestanten en katholieken se en men het negerlied zullen aanheffe' h „Eindelijk vrij, eindelijk vrij". Dad de almachtige God, we zijn eindel? vrij! da

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1969 | | pagina 14